Wet identificatieplicht BES

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2011 en zichtdatum 27-08-2015.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Wet identificatieplicht BES

Artikel 1

  • 1 Iedere persoon vanaf 12 jaar is verplicht te allen tijde een op hem betrekking hebbend identiteitsdocument, als bedoeld in artikel 2, bij zich te hebben.

  • 2 Iedere persoon, bedoeld in het eerste lid, is verplicht bij openbare vermakelijkheden, in instellingen voor onderwijs, in horeca-gelegenheden en binnen een afstand van 500 meter gerekend vanaf de grens van de locatie waar de vermakelijkheid plaats vindt, dan wel waarop de opstal van de instelling of de gelegenheid zich bevindt, desgevraagd terstond een identiteitsdocument, bedoeld in het eerste lid, ter inzage te verstrekken aan de opsporingsambtenaren, bedoeld in de artikelen 184 en 185 van het Wetboek van Strafvordering BES, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de uitoefening van hen in het kader van de handhaving van de openbare orde of de opsporing van strafbare feiten toegekende wettelijke bevoegdheden.

  • 3 Iedere persoon, bedoeld in het eerste lid, is verplicht desgevraagd terstond een identiteits-document, bedoeld in het eerste lid, ter inzage te verstrekken aan de opsporingsambtenaren, bedoeld in de artikelen 184 en 185 van het Wetboek van Strafvordering BES, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de toepassing en handhaving van:

    • a. de Wet toelating en uitzetting BES;

    • b. de regelgeving met betrekking tot de leerplicht.

  • 4 De opsporingsambtenaar, bedoeld in het tweede en derde lid, is bevoegd van het ter inzage verstrekte document, bedoeld in het tweede en derde lid, afschrift te nemen of dit daartoe tijdelijk mee te nemen. Is sprake van een tijdelijk meenemen dan verstrekt de opsporingsambtenaar een met redenen omkleed bewijs van inname.

Artikel 2

  • 1 Onder identiteitsdocument, als bedoeld in artikel 1, wordt verstaan:

    • a. een geldige identiteitskaart als bedoeld in de Wet identiteitskaarten BES; of

    • b. een geldig reisdocument, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Paspoortwet (Stb. 1991, 498); of

    • c. een geldig rijbewijs, als bedoeld in de wegenverkeerswetgeving van Bonaire, Sint Eustatius en Saba; of

    • d. de documenten, waarover een vreemdeling ingevolge de Wet toelating en uitzetting BES moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie; of

    • e. het door de Minister van Justitie vastgestelde identiteitsdocument, dat betrekking heeft op de minderjarige, die ingevolge de Wet identiteitskaarten BES niet verplicht is om in het bezit te zijn van een identiteitskaart.

  • 2 Onze Minister van Justitie kan, al dan niet voor een bepaald tijdvak, andere dan de in het eerste lid bedoelde documenten aanwijzen ter vaststelling van de identiteit van personen.

Artikel 3

  • 1 Handelen in strijd met de in artikel 1 gestelde voorschriften is een overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie.

  • 2 Indien tijdens het plegen van een strafbaar feit, bedoeld in het eerste lid, nog geen jaar is verlopen sedert een eerdere veroordeling van de schuldige wegens het plegen van een strafbaar feit, bedoeld in dat lid, onherroepelijk is geworden dan wel vrijwillig is voldaan aan een voorwaarde door het openbaar ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht BES gesteld, kan hechtenis of een geldboete tot het dubbele van het in het eerste lid voor elk gestelde maximum worden opgelegd.