Stb. 2012, 280, datum inwerkingtreding 01-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2012.
5 Ingeval de vrijstelling van dienst wegens ziekte langer duurt dan dertig dagen, worden
voor de toepassing van het vierde lid, in afwijking van artikel 4, de bijzondere individuele
vergoedingen welke strekken tot vergoeding van onkosten na die eerste dertig dagen
niet langer tot het inkomen gerekend.
6 Gedurende een vrijstelling van dienst wegens ziekte heeft de ambtenaar gedurende de
eerste dertig dagen voorts aanspraak op de vergoeding die hij ingevolge artikel 25a
of 25b van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES genoten zou hebben, indien hij
niet door ziekte verhinderd zou zijn geweest zijn dienst te verrichten. Na die eerste
dertig dagen heeft hij aanspraak op een vergoeding ter grootte van de gemiddeld over
de voorgaande twaalf maanden genoten vergoeding ingevolge artikel 25a of 25b van het
Rechtspositiebesluit ambtenaren BES.
7 Een opnieuw ingetreden verhindering tot dienstverrichting wegens ziekte wordt voor
het bepalen van de in het tweede en vierde lid genoemde termijnen als een voortzetting
van de vorige verhindering beschouwd, tenzij die verhindering zich voordoet, nadat
tenminste dertig kalenderdagen zijn verstreken sedert de ambtenaar zijn dienst volledig
heeft hervat.
8 Het inkomen bedoeld onder lid 4, letters b en c, wordt naar boven afgerond tot het
naaste bedrag in gehele dollars dat een veelvoud is van twaalf.
9 Tijdens de vrijstelling van dienst wegens ziekte ondergaat het inkomen van de ambtenaar
dezelfde wijzigingen, welke het zou hebben ondergaan indien de ambtenaar niet verhinderd
zou zijn geweest zijn dienst uit te oefenen.