Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES

Geraadpleegd op 30-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-10-2011 en zichtdatum 01-08-2012.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES

Titel I. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 Ambtenaar in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen is degene die door het bevoegde gezag is aangesteld om in openbare dienst op Bonaire, Sint Eustatius of Saba werkzaam te zijn.

  • 2 Tot de openbare dienst behoren alle diensten en bedrijven door de staat en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba beheerd, met inbegrip van het van overheidswege gegeven openbare onderwijs.

  • 3 Niet zijn ambtenaren in de zin dezer wet:

    • a. de bedienaren van de godsdienst en de godsdienstleraren;

    • b. zij, met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.

  • 4 Tenzij het tegendeel blijkt, zijn in deze wet onder ambtenaren gewezen ambtenaren begrepen.

  • 5 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. hof van justitie: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • b. openbaar lichaam: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • c. woonplaats: woonplaats als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek BES.

Artikel 2

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt niet onder ambtenaren verstaan:

  • a. de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • b. krachtens de Grondwet of de wet voor het leven benoemde ambtenaren;

  • c. de gezaghebber en de gedeputeerden.

Artikel 2a

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. de staat, indien de ambtenaar in dienst van deze rechtspersoon is aangesteld:

    • b. het openbaar lichaam, indien de ambtenaar in dienst van deze rechtspersoon is aangesteld.

    • a. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover het de ambtenaren in dienst van de staat betreft;

    • b. het bestuurscollege, voor zover het de ambtenaren in dienst van het openbare lichaam betreft, met inachtneming van sub c;

    • c. de eilandsraad, voor zover de eilandgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren betreft.

Artikel 3

  • 1 Over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, oordeelt bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken.

  • 2 Onder «gerecht» verstaan deze wet en de daarop berustende algemene maatregelen van bestuur en beschikkingen, het gerecht in ambtenarenzaken; onder "raad" de raad van beroep in ambtenarenzaken.

Artikel 4

  • 1 Alle voorgeschreven kennisgevingen en oproepingen geschieden schriftelijk.

  • 2 Ambtshalve toezending van stukken alsmede toezending van stukken vanwege partijen vinden plaats bij aangetekende brief.

  • 3 Door de griffier van het gerecht onderscheidenlijk de raad wordt zo spoedig mogelijk na de ontvangst van een aangetekend stuk daarvan kennis gegeven aan de inzender.

  • 4 Toezending bij aangetekende brief kan vervangen worden door terhandstelling tegen gedagtekend ontvangstbewijs:

    • a. aan de griffier van het gerecht onderscheidenlijk de raad indien het geldt een stuk bestemd voor het gerecht onderscheidenlijk de raad;

    • b. indien het betreft een stuk voor een natuurlijk persoon aan de geadresseerde in persoon of te zijnen woonhuize aan een van zijn huisgenoten, tenzij voor een bepaalde zaak een andere woonplaats gekozen is;

    • c. indien het betreft een stuk voor een rechtspersoon of een administratief orgaan aan een van de leden van het bestuur in het gebouw waar het bestuur of het orgaan zitting of kantoor houdt, tenzij voor een bepaalde zaak een andere woonplaats gekozen is.

  • 5 Bij twijfel, of enig door middel van de post verzonden geschrift tijdig is ingediend, wordt de dag van bezorgen ten postkantore en voor wat betreft de eilanden Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten (N.G.) de tiende dag na de bezorging ten postkantore beschouwd als de dag, waarop het geschrift is ontvangen.

  • 6 Op aanvrage van de rechter in ambtenarenzaken onderscheidenlijk de raad geeft de administratie der posterijen schriftelijk inlichtingen omtrent het tijdstip in het vorig lid bedoeld.

Artikel 6

  • 1 Indien een administratief orgaan dat een college is, als partij optreedt, wordt het door zijn voorzitter vertegenwoordigd.

  • 2 Een college is evenwel bevoegd aan een zijner leden de vertegenwoordiging in bepaalde gedingen of bepaalde soorten van gedingen op te dragen.

Titel II. Het gerecht en de raad van beroep in ambtenarenzaken

Eerste Hoofdstuk. Het gerecht in ambtenarenzaken

§ 1. Samenstelling

Artikel 7

  • 1 Het rechtsgebied van het gerecht in ambtenarenzaken strekt zich uit over het gehele gebied van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 Het gerecht is gevestigd in de zittingsplaats van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 3 Het gerecht kan ook elders zitting houden.

Artikel 8

  • 1 Het gerecht bestaat uit een lid van het Hof van justitie als rechter in ambtenarenzaken en een ander lid van dat hof als rechter-plaatsvervanger.

  • 2 Als griffier van het gerecht in ambtenarenzaken treedt op de ambtenaar die als griffier van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba dienst doet, of, voor zoveel nodig, de ambtenaren die deze vervangen.

Artikel 9

  • 1 De rechter in ambtenarenzaken en de rechter-plaatsvervanger worden bij koninklijk besluit op gezamenlijke voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie benoemd voor een tijdvak van zes jaren en zijn bij hun aftreden terstond herbenoembaar.

  • 2 Op hun verzoek wordt hun vóór het verstrijken van evengenoemd tijdvak bij koninklijk besluit op gezamenlijke voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie ontslag verleend.

Artikel 10

  • 1 Een algemene maatregel van bestuur stelt voor het gerecht voorschriften vast omtrent:

    • a. het geven van waarschuwingen wegens handelingen strijdig met de eer of de waardigheid van het ambt;

    • b. het dienen van bericht en advies.

  • 2 Wanneer de zaak, waaromtrent bericht en advies zijn gevraagd, aan de beslissing van het gerecht is onderworpen, of het te voorzien is, dat zulks zal geschieden, is het geven van eenvoudig bericht voldoende.

§ 2. Werkzaamheden

Artikel 11

Indien om enige reden de rechter of de plaatsvervanger die het onderzoek op de zitting verricht heeft, niet in staat is te beslissen, wordt de zaak opnieuw op de zitting behandeld.

Artikel 12

  • 1 Het is de rechter en de plaatsvervanger verboden:

    • a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefeningen van hun functie gevorderd wordt;

    • b. over een voor hen aanhangig geding of een geding, dat, naar zij weten of vermoeden, voor hen aanhangig zal worden, zich in te laten in enig onderhoud of gesprek met partijen of hun raadslieden of van deze enige bijzondere onderrichting, memorie of schriftuur aan te nemen.

  • 2 De in het vorige lid onder a. omschreven verbodsbepaling geldt ook voor de dienstdoende griffier.

Artikel 13

De rechter, de griffier of enig ander ambtenaar, die zich voor plaatselijk onderzoek of andere ingevolge deze wet te verrichten werkzaamheid begeeft buiten zijn woonplaats of buiten de plaats waar het gerecht is gevestigd, heeft aanspraak op vergoeding overeenkomstig de bepalingen van het tarief van gerechtskosten en salarissen in burgerlijke zaken.

§ 3. Wraking, verschoning en uitsluiting

Artikel 14

  • 1 Vóór de aanvang van de behandeling ener zaak ter zitting kan door elke partij elke rechter die over de zaak zit, bij ondertekende akte worden gewraakt:

    • a. indien hij partij in de zaak is of deel uitmaakt van het administratief orgaan dat partij in de zaak is;

    • b. indien hij een rechtstreeks persoonlijk belang bij het geschil heeft;

    • c. indien hij aan een der partijen in bloedverwantschap of in zwagerschap bestaat tot in de vierde graad ingesloten;

    • d. indien, op zijn beklag of door zijn toedoen, binnen het jaar vóór de wraking, tegen een der partijen of derzelver echtgenoot of nabestaanden en aangehuwden in de rechte linie een vervolging wegens misdrijf heeft plaats gehad;

    • e. indien hij een schriftelijk advies in de zaak gegeven heeft;

    • f. indien hij, hangende het geding, van iemand, die bij de zaak belang heeft, geschenken heeft ontvangen of geschenken hem zijn beloofd en hij deze belofte heeft aangenomen;

    • g. indien hij, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie, een verschil over een gelijksoortig onderwerp hebben als hetwelk tussen partijen in geschil is;

    • h. indien een burgerlijk rechtsgeding tussen hem, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie, en een der partijen hangende is;

    • i. indien hij voogd, toeziende voogd, curator of toeziende curator, vermoedelijk erfgenaam of begiftigde is van een der partijen, of indien een der partijen zijn vermoedelijk erfgenaam is;

    • k. indien een hoge graad van vijandschap bestaat tussen hem en een der partijen;

    • l. indien tussen hem en een der partijen sedert de aanleg van het geding of binnen zes maanden vóór de behandeling der zaak ter zitting, beledigingen of bedreigingen hebben plaats gehad.

  • 2 In de gevallen in lid 1 genoemd kan elke rechter zich verschonen.

Artikel 15

  • 1 Indien de gewraakte rechter de reden van wraking als juist erkent, moet hij zich van de zaak onthouden.

  • 2 Indien hij in de wraking niet berust, vraagt hij zo spoedig mogelijk de beslissing van de raad van beroep, onder overlegging van de desbetreffende akte van wraking, alsmede van zijn schriftelijk antwoord daarop.

Artikel 16

  • 1 De redenen waarom een rechter gewraakt kan worden gelden ook voor de dienstdoende griffier.

  • 2 Bij wraking of vermeende reden van verschoning van de griffier beslist de rechter in hoogste ressort.

Tweede Hoofdstuk. De raad van beroep

§ 1. Samenstelling

Artikel 17

  • 1 Het rechtsgebied van de Raad van beroep strekt zich uit over het gehele gebied van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 De raad is gevestigd in de zittingsplaats van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 3 Het gerecht kan ook elders zitting houden.

Artikel 18

  • 1 De raad is samengesteld uit de voorzitter van het hof van justitie of het lid van het hof, hetwelk hem als zodanig vervangt, als ambtshalve lid tevens voorzitter en twee leden, benevens drie leden-plaatsvervangers.

  • 2 Tenzij het tegendeel blijkt, zijn in deze wet onder leden van de raad leden-plaatsvervangers begrepen.

  • 3 Als griffier van de raad treedt op de griffier of substituut-griffier van het hof van justitie of voor zoveel nodig de ambtenaren die deze vervangen.

Artikel 19

  • 1 De leden en de leden-plaatsvervangers van de raad worden bij koninklijk besluit op gezamenlijke voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie benoemd voor een tijdvak van zes jaren en zijn bij hun aftreden terstond herbenoembaar.

  • 2 Op hun verzoek wordt hun voor het verstrijken van evengenoemd tijdvak bij koninklijk besluit op gezamenlijke voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie ontslag verleend.

Artikel 20

  • 1 Benoembaar tot lid is iedere Nederlander, die woonplaats heeft in het Caribische deel van het Koninkrijk.

  • 2 Niet benoembaar zijn echter:

    • a. de rechter en de rechter-plaatsvervanger in ambtenarenzaken;

    • b. de actief dienende of op nonactiviteit gestelde ambtenaren, alsmede hun echtgenoten, met uitzondering evenwel van de voor het leven benoemde ambtenaren;

    • c. zij, die deel uitmaken van het bestuur of in dienst zijn van een vereniging van ambtenaren. Onder vereniging van ambtenaren is voor de toepassing van deze bepaling een verband van verenigingen en een onderdeel van een vereniging begrepen.

  • 3 Indien ten aanzien van een lid of plaatsvervangend lid zich na zijn benoeming een van de gevallen genoemd in lid 2 van dit artikel voordoet, houdt hij op lid of plaatsvervangend lid te zijn.

Artikel 21

Ingeval van gelijktijdige benoeming geldt als oudst benoemde het lid, wiens naam in de benoemingsbeschikking het eerst is vermeld en zo vervolgens. Heeft de benoeming plaats gehad bij verschillende beschikkingen van gelijke datum, dan wordt de laagst genummerde beschikking geacht het eerst te zijn genomen en zo vervolgens.

Artikel 22

  • 1 Een algemene maatregel van bestuur, stelt voor de raad voorschriften vast omtrent:

    • a. de wijze van beëdiging van de benoemde leden;

    • b. de verboden bloed- en aanverwantschap tussen hen die voor de behandeling van een geding zitting nemen onderling en tussen deze en de dienstdoende griffier;

    • c. het geven van waarschuwingen aan de leden wegens handelingen strijdig met de eer of de waardigheid van hun ambt;

    • d. het dienen van bericht en advies.

  • 2 Wanneer de zaak, waaromtrent bericht en advies zijn gevraagd, aan de beslissing van de raad is onderworpen, of het te voorzien is, dat zulks zal geschieden, is het geven van eenvoudig bericht voldoende.

Artikel 23

  • 1 De benoemde leden van de raad kunnen door het hof van justitie bij met redenen omklede beschikking, worden ontslagen:

    • a. wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf tot gevangenisstraf of hechtenis zijn veroordeeld;

    • b. wegens wangedrag of onzedelijkheid of bij herhaaldelijk gebleken achteloosheid in de uitoefening hunner functie;

    • c. wegens het plegen van in artikel 29 verboden handelingen.

  • 2 Zij worden door het hof van justitie bij met redenen omklede beschikken ontslagen:

    • a. bij gebleken ongeschiktheid door ouderdom, door aanhoudende lichaamsziekte of tengevolge van zielsziekte, of bij het verlies van de hoedanigheid van Nederlands onderdaan;

    • b. indien zij hun woonplaats overbrengen buiten het rechtsgebied van de raad;

    • c. indien zij een functie aanvaarden als bedoeld in het tweede lid van artikel 20.

Artikel 24

Alvorens een lid van de raad te ontslaan, stelt het hof van justitie dit lid in de gelegenheid daaromtrent zijn gevoelen kenbaar te maken.

Artikel 25

  • 1 De benoemde leden van de raad worden door het hof van justitie bij met redenen omklede beschikking in de uitoefening van hun functie geschorst, ingeval zij:

    • a. krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over hun goederen hebben verloren;

    • b. onder curatele zijn gesteld;

    • c. zich in voorlopige hechtenis bevinden;

    • d. in een krankzinnigengesticht zijn opgenomen.

  • 2 Het hof van justitie heft, op dezelfde wijze, de schorsing op, nadat de reden is vervallen die daartoe aanleiding gaf.

Artikel 26

Van elk ontslag, elke schorsing of opheffing van schorsing doet het hof van justitie onverwijld mededeling aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan Onze Minister van Justitie en aan de raad.

§ 2. Werkzaamheden

Artikel 28

  • 1 De raad houdt zitting, beraadslaagt en beslist steeds met drie leden.

  • 2 In het zelfde geding blijft bij de behandeling en beslissing zoveel mogelijk de samenstelling van de raad onveranderd.

  • 3 Indien om enige reden wijziging van de samenstelling wenselijk of noodzakelijk is, wordt de zaak opnieuw ter zitting behandeld.

  • 4 De voorzitter van de raad is bevoegd om, indien hij het voor de behandeling ener zaak nodig acht, een of meer leden boven het bepaalde getal als bijzittende leden aan te wijzen.

  • 5 Deze bijzittende leden zij bij de behandeling der zaak tegenwoordig, doch werken niet mede tot het nemen van de beslissing dan ter vervanging van de leden, het gewone aantal uitmakende, die verhinderd worden daaraan deel te nemen.

  • 6 Van dit alles wordt in het proces-verbaal der zitting melding gemaakt.

Artikel 29

  • 1 Het is de voorzitter en leden van de raad verboden:

    • a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie gevorderd wordt;

    • b. de gevoelens te openbaren, welke in raadkamer over aanhangige gedingen zijn geuit;

    • c. over een voor hen aanhangig geding of een geding, dat, naar zij weten of vermoeden, voor hen aanhangig zal worden, zich in te laten in enig onderhoud of gesprek met partijen of hun raadslieden of van deze enige bijzondere onderrichting, memorie of schriftuur aan te nemen.

  • 2 De onder a en b, van lid 1 omschreven verbodsbepalingen gelden ook voor de dienstdoende griffier.

Artikel 30

Op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voet kan aan de benoemde leden van de raad voor het bijwonen van bijeenkomsten van de raad een presentiegeld alsmede een vergoeding voor reis- en verblijfskosten worden toegekend.

§ 3. Wraking, verschoning en uitsluiting

Artikel 33

  • 1 Indien de betrokkene de reden van wraking als juist erkent moet hij zich van de zaak onthouden.

  • 2 Indien hij in de wraking berust, wordt zo spoedig mogelijk door drie leden daarover beslist, na verhoor doch buiten tegenwoordigheid en zonder medewerking van de betrokkene.

  • 3 Het onderzoek der zaak wordt geschorst, totdat over de voorgestelde wraking is beslist, en, ingeval deze is toegestaan, totdat degene, te wiens aanzien zulks geschiedde, is vervangen.

Titel III. Procedure op bezwaarschriften

Eerste Hoofdstuk. Gewoon geding in eerste aanleg

Inleidende bepalingen

Artikel 35

  • 1 Een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgende door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden, waarvoor die bevoegdheid is gegeven.

  • 2 Indien het bezwaar een disciplinaire strafoplegging betreft, kan het in elk geval ook worden ingediend ter zake dat er tussen de opgelegde straf en de gepleegde overtreding onevenredigheid bestaat.

  • 3 Voor de toepassing van de beide voorafgaande leden worden de beschikkingen, handelingen of weigeringen, namens of in opdracht van een administratief orgaan bevoegdelijk genomen, verricht of uitgesproken, geacht genomen, verricht of uitgesproken te zijn door het orgaan, in welks opdracht of namens hetwelk gehandeld is.

  • 4 Niet ontvankelijk is het bezwaar, in zover het gericht is tegen algemeen verbindende voorschriften.

  • 5 Indien tegen beschikkingen, handelingen of weigeringen administratief beroep bestaat kan het in het eerste lid bedoelde bezwaarschrift alleen worden gericht tegen de in beroep genomen beslissingen.

Artikel 36

  • 1 Bevoegd tot het indienen van een bezwaarschrift is de ambtenaar, nagelaten betrekking of rechtverkrijgende, die door de aangevallen beschikkingen of de aangevallen handeling of weigering rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen.

  • 2 In het geding, ontstaan door het indienen van een bezwaarschrift, is:

    klager, degene, die het bezwaarschrift heeft ingediend;

    verweerder, het orgaan, tegen welks beschikking, handeling of weigering het bezwaar is gericht.

Artikel 38

  • 1 Natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan, worden vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers naar burgerlijk recht.

  • 2 Voor partijen, die niet zelf in rechte kunnen staan en zonder wettelijke vertegenwoordiger zijn, kan ambtshalve of op haar verzoek door de rechter in ambtenarenzaken een voorlopige vertegenwoordiger worden benoemd, die voor haar in rechte zal optreden totdat de wettelijke vertegenwoordiger opkomt. Hetzelfde kan geschieden, indien de verblijfplaats van de wettelijke vertegenwoordiger onbekend of van de zetel van het gerecht verwijderd is.

Artikel 39

  • 1 Partijen of haar vertegenwoordiger procederen in persoon of bij gemachtigde.

  • 2 Partijen of haar vertegenwoordigers kunnen zich bij het voeren van het geding bedienen van de bijstand van een raadsman.

Artikel 40

  • 1 Als gemachtigden of raadslieden kunnen alleen optreden in het Caribische deel van het Koninkrijk woonplaats hebbende personen.

  • 2 Vertegenwoordigers, gemachtigde en raadslieden moeten, op vordering van de rechter hun bevoegdheid schriftelijk aantonen.

  • 3 Ingeschreven advocaten als gemachtigden of raadslieden optredende, zijn tot deze overlegging niet gehouden.

  • 4 De rechter kan weigeren personen die niet als advocaat zijn ingeschreven als gemachtigden of raadslieden toe te laten. De weigering geldt alleen voor de zaak waarin zij is uitgesproken.

    Tegen de weigering staat geen voorziening open.

Artikel 41

  • 1 Het bezwaarschrift wordt ingediend binnen dertig dagen na de dag, waarop de aangevallen beschikkingen of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.

  • 2 Een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.

  • 3 Hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, wordt niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont, het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag, waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling of weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.

  • 4 Voor zover een handeling strekt ter uitvoering van een beschikking, is het tegen de handeling gerichte bezwaar niet ontvankelijk, indien niet tijdig tegen de beschikking bezwaar is ingebracht.

Artikel 42

  • 1 Een tegen een deel van de beschikking, handeling of weigering ingebracht bezwaar wordt geacht tegen de gehele beschikking, de gehele handeling of weigering gericht te zijn.

  • 2 Het bezwaar heeft op zichzelf geen schorsende kracht.

Artikel 43

  • 1 Het bezwaar wordt ingebracht door het inzenden van een bezwaarschrift aan het gerecht.

  • 2 Bij het bezwaarschrift wordt ten minste een afschrift daarvan overgelegd, alsmede, indien het bezwaar gericht is tegen een beschikking of schriftelijke weigering, een gewaarmerkt afschrift daarvan.

§ 1. Aanvang van het geding

Artikel 44

  • 1 Het bezwaarschrift houdt in:

    • a. de naam en de woonplaats van degene die bezwaar inbrengt, en, indien hij een vertegenwoordiger of gemachtigde heeft, ook van deze;

    • b. een duidelijke omschrijving van de beschikking, de handeling of weigering waartegen het bezwaar is gericht;

    • c. de gronden waarop het bezwaar berust;

    • d. een bepaalde vordering; in zover ter zake van de aangevallen handeling schadevergoeding gevorderd wordt, het bedrag.

  • 2 In het bezwaarschrift moet door de klager tevens woonplaats gekozen worden in het Caribische deel van het Koninkrijk.

  • 4 De in te dienen bezwaarschriften worden opgemaakt overeenkomstig het model vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 45

De rechter wijst de inzender van een bezwaarschrift, die de voorschriften van de artikelen 43, tweede lid, of 44 niet in acht genomen heeft, op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit, dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.

Artikel 46

  • 1 Degene, die niet binnen de door de rechter ingevolge het voorgaande artikel bepaalde termijn het door hem gepleegde verzuim heeft hersteld, kan, zonder dat een nader onderzoek vereist is, in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard worden.

  • 2 De beschikking wordt in het openbaar uitgesproken.

Artikel 47

Indien het gepleegde verzuim is hersteld of de niet-ontvankelijkheid niet wordt uitgesproken, doet de rechter een afschrift van het bezwaarschrift aan de verweerder verzenden.

Artikel 48

Indien meer partijen binnen de daarvoor bepaalde termijn bezwaar ingebracht hebben, worden haar bezwaren tegelijk behandeld en beslist.

Artikel 49

Wordt van een bezwaarschrift niet een genoegzaam aantal afschriften ingezonden ter voldoening aan het voorschrift van artikel 47, dan worden de ontbrekende afschriften kosteloos door de griffier van het gerecht vervaardigd.

Artikel 50

  • 1 De rechter doet alle op het geding betrekking hebbende stukken of gewaarmerkte afschriften daarvan nederleggen ter kosteloze inzage van partijen, haar vertegenwoordigers, gemachtigden en raadslieden.

  • 2 Van de nederlegging en de daarvoor door de rechter aangewezen plaats geeft de griffier van het gerecht zo spoedig mogelijk aan partijen kennis. Zodanige kennisgeving behoeft tijdens het geding niet meer te geschieden, ook al worden andere stukken of bijlagen ter inzage nedergelegd.

  • 3 Partijen, haar vertegenwoordigers, gemachtigden en raadslieden kunnen op hun kosten van de processtukken afschrift nemen.

  • 4 Voor zover nodig neemt de rechter maatregelen ter verzekering van de geheimhouding.

Artikel 51

  • 1 Verweerders kunnen naar aanleiding van ieder haar toegezonden bezwaarschrift binnen drie weken na de dagtekening van het bewijs van verzending bij de rechter een contramemorie indienen.

  • 2 De rechter kan deze termijn op verzoek van de betrokken partij verlengen.

  • 3 Bij die contra-memorie worden een of meer afschriften overgelegd.

  • 4 De griffier van het gerecht vergelijkt de contra-memorie met de overgelegde afschriften en tekent deze, desnoods na verbetering, voor copie conform.

  • 5 Van de contra-memoriën doet de griffier van het gerecht zo spoedig mogelijk afschrift aan de andere partijen toekomen.

  • 6 Is niet een voldoend aantal afschriften ontvangen, dan worden de ontbrekende afschriften kosteloos door de griffier van het gerecht vervaardigd.

Artikel 52

  • 1 Het administratief orgaan dat als verweerder optreedt, zendt tegelijk met de contra-memorie in artikel 51 bedoeld, althans uiterlijk binnen de termijn gesteld in het eerste lid van het vorige artikel, alle zich onder zijn berusting bevindende tot de zaak betrekkelijke stukken in ter griffie van het gerecht, met uitzondering alleen van de zodanige, tegen welker inzending het openbaar belang zich bepaaldelijk verzet. Ingezonden worden hetzij de oorspronkelijke stukken, hetzij gewaarmerkt afschriften. Op verzoek van de verweerder kan de rechter de in de eerste volzin vermelde termijn verlengen.

  • 2 Voor zover nodig neemt de rechter maatregelen ter verzekering van de geheimhouding.

  • 3 Ambtenaren als partij in een geding of in welke hoedanigheid ook ter zitting verschijnende of optredende alsmede het administratief orgaan of diens vertegenwoordiger, mogen mondeling noch schriftelijk mededeling doen uit of omtrent stukken, die ingevolge het bepaalde in het eerste lid niet mogen worden overgelegd.

Artikel 53

  • 1 De rechter is bevoegd aan het administratief orgaan hetwelk partij in het geding is en aan andere administratieve organen te vragen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk inlichtingen te verschaffen en onder hen berustende of te hunner beschikking staande stukken, voorzover deze laatste niet reeds onder artikel 52 vallen, en voorwerpen in te zenden. De stukken kunnen in gewaarmerkt afschrift worden ingezonden.

  • 2 Indien het openbaar belang zulks bepaaldelijk vordert, kunnen de administratieve organen het verschaffen van bepaalde inlichtingen of de inzending van bepaalde stukken en voorwerpen weigeren.

  • 3 Het tweede en het derde lid van artikel 52 vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel 54

  • 1 De rechter is bevoegd, voordat de behandeling ter openbare zitting aangevangen is, aan een of meer deskundigen op te dragen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk van advies en verslag te dienen. Benoeming en beëdiging geschieden in raadkamer in tegenwoordigheid van de griffier. Van een en ander geeft de griffier aan partijen kennis.

  • 2 Met het deskundig advies en verslag wordt gehandeld als ten aanzien van andere stukken is voorgeschreven.

Artikel 55

  • 1 Door de rechter worden dag, uur en plaats voor de behandeling ter openbare zitting vastgesteld en door de griffier bij aangetekende dienstbrief ter kennis van partijen gebracht.

  • 2 Deze dag wordt zodanig bepaald, dat de zitting niet wordt gehouden dan nadat de contra-memoriën zijn ingediend of de termijnen voor de indiening daarvan zijn verlopen en nadat gedurende ten minste zes dagen alle op het bezwaar betrekking hebbende stukken op de door de rechter aangewezen plaats zijn nedergelegd ter kosteloze inzage van partijen.

§ 2. Getuigen en deskundigen

Artikel 56

  • 1 De rechter doet ambtshalve de personen wier verhoor wenselijk wordt geacht, als ook de personen die voor een der partijen zijn opgegeven, bij aangetekende dienstbrief als getuigen of deskundigen oproepen om te verschijnen ten dage, ter ure, ter plaatse en tot het einde daarbij vermeld.

  • 2 De namen der krachtens het voorgaande lid opgeroepen getuigen en deskundigen worden door de griffier zo spoedig mogelijk aan partijen medegedeeld.

  • 3 Indien een getuige buitenlands woonachtig is of verblijf houdt, is de rechter bevoegd om aan een door hem aangewezen autoriteit van het land zijner woon- of verblijfplaats of aan de Nederlandse consulaire ambtenaar, tot wiens ressort de woon- of verblijfplaats van die getuige behoort te verzoeken het verhoor te houden. Het proces-verbaal van dit getuigenverhoor heeft gelijke kracht als dat van de rechter in een openbaar lichaam. Bij een verzoek als in de vorige volzin bedoeld, zal de rechter voorts de buitenlandse autoriteit, dan wel de Nederlandse consulaire ambtenaar verzoeken om aan partijen tijdig bij aangetekende brief kennis te geven van de dag, uur en plaats, waarop het verhoor zal worden gehouden, en tevens het tijdstip vaststellen, waarop de zaak weder ter zitting zal worden behandeld. Een verzoek als in dit lid bedoeld mag ook dadelijk worden uitgelokt zonder voorafgaande oproeping van de getuige.

Artikel 57

  • 1 Partijen kunnen getuigen en deskundigen medebrengen ter zitting of bij deurwaarders-exploit oproepen om aldaar te verschijnen.

  • 2 De namen der getuigen en deskundigen die krachtens het voorgaande lid opgeroepen zijn of ter zitting zullen worden medegebracht, worden door de betrokken partij ten minste drie dagen vóór de zitting schriftelijk aan de rechter en aan de tegenpartij medegedeeld.

  • 3 Deurwaarders hebben voor de werkzaamheden, ingevolge de bepalingen van het eerste lid door hen verrichte, aanspraak op beloning ten laste van de partij welke hen in het werk heeft gesteld, overeenkomstig de bepalingen van het tarief van gerechtskosten en salarissen in burgerlijke zaken.

Artikel 58

  • 1 Ieder die in de loop van het geding, ingevolge de voorschriften van deze wet, ambtshalve of door een partij schriftelijk als getuige of deskundige is opgeroepen, is verplicht aan die oproeping gevolg te geven.

  • 2 Getuigen en deskundigen zijn verplicht in de gevallen bij deze wet bepaald, de eed of belofte te doen en getuigenis af te leggen of hun diensten als deskundigen te verlenen, een en ander behoudens geldige redenen van verschoning, overeenkomstig de bepalingen van het.Wetboek van strafvordering BES.

Artikel 59

  • 1 Getuigen en deskundigen die ingevolge de voorschriften van deze wet ambtshalve zijn opgeroepen of ambtshalve met een opdracht zijn belast, ontvangen van rijkswege vergoeding overeenkomstig de bepalingen van het tarief van gerechtskosten en salarissen in burgerlijke zaken.

  • 2 Getuigen en deskundigen die door de betrokken partij ter zitting zijn opgeroepen of aldaar zijn medegebracht, of in verband met een aanhangig geding met een opdracht zijn belast, ontvangen van de betrokken partij vergoeding overeenkomstig gemeld tarief. Afwijkende afspraken zijn niet verbindend.

  • 3 Indien de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde personen tengevolge van ziekte of lichaamsgebreken in de noodzaak verkeren zich door een geleider te doen vergezellen of indien die personen de leeftijd van vijftien jaren nog niet hebben bereikt, is het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde op hun geleiders van overeenkomstige toepassing. Degene die met de begroting is belast, beoordeelt of het geleide noodzakelijk was.

Artikel 60

  • 1 De rechter begroot de ingevolge artikel 59 verschuldigde vergoeding volgens de bepalingen van het tarief van gerechtskosten en salarissen in burgerlijke zaken.

Artikel 61

  • 1 Bij de uitspraak beveelt de rechter, dat aan de partij, daarbij geheel of gedeeltelijk in het gelijk gesteld, de kosten gemaakt tot dagvaarding en schadeloosstelling van getuigen of deskundigen of tot het bijbrengen van enig schriftelijk advies van deskundigen, van rijkswege geheel of gedeeltelijk zullen worden vergoed.

  • 2 Met nodeloos gemaakte kosten wordt geen rekening gehouden.

  • 3 Het bedrag der te vergoeden kosten wordt bij de uitspraak vastgesteld. Door de rechter wordt daarvoor, zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een bevelschrift van tenuitvoerlegging afgegeven.

  • 4 De voorgaande leden vinden overeenkomstige toepassing, indien een bezwaar wordt ingetrokken, omdat de administratie op de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering is teruggekomen. De rechter bepaalt in dit geval op verzoek van degene die het bezwaar intrekt, bij afzonderlijke uitspraak het bedrag der vergoeding. Artikel 53 is van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Openbare behandeling

Artikel 62

  • 1 De zittingen zijn openbaar.

  • 2 Niet verschijnen van partijen ter zitting heeft op de loop van het geding geen invloed. Tegen niet verschenen partijen wordt geen verstek verleend.

  • 3 Om redenen, aan het openbaar belang, de openbare orde of de zedelijkheid ontleend, kan van de regel der openbaarheid worden afgeweken. Steeds wordt van deze regel afgeweken, indien een der partijen dit verzoekt, tenzij en voor de rechter de openbaarheid mocht wenselijk oordelen om redenen aan het algemeen belang ontleend.

  • 4 Zodra een verzoek als in het vorig lid bedoeld wordt gedaan, wordt het publiek verwijderd en worden de deuren gesloten totdat de verzoeker zijn verlangen mondeling heeft toelicht en aan de andere verschenen partijen de gelegenheid is gegeven van haar gevoelen te doen blijken.

    Op het verzoek wordt onmiddellijk beslist.

Artikel 63

  • 1 De zitting wordt door de rechter geopend, geleid en gesloten.

  • 2 De rechter handhaaft de orde op de zitting. Hij is bevoegd daarbij de hulp der openbare burgerlijke of gewapende macht in te roepen.

  • 3 Wordt op een zitting de stilte of orde verstoord of worden tekenen van goed- of afkeuring gegeven, dan kan de schuldige op last van de rechter worden verwijderd en, zo nodig, op diens last tot na afloop in bewaring worden gehouden.

Artikel 64

Alle ter zitting voorkomende geschillen, betreffende de wijze van behandeling der zaak aldaar, worden door de rechter beslist.

Artikel 65

  • 1 Alle in de loop van het onderzoek op de zitting genomen beslissingen worden in het openbaar door de rechter uitgesproken.

  • 2 Beslissingen, genomen na de beëindiging van het onderzoek op de zitting, worden door de rechter in het openbaar uitgesproken.

  • 3 Een uitgesproken beslissing kan niet meer gewijzigd worden.

Artikel 66

  • 1 De griffier is steeds op de zitting aanwezig.

  • 2 Van het verhandelde op de zitting wordt door hem een proces-verbaal opgemaakt, dat door hem met de rechter wordt ondertekend. De namen der verschenen partijen, vertegenwoordigers, gemachtigden en raadslieden worden in het proces-verbaal vermeld.

  • 3 Verklaringen en vergoedingen van een partij worden in het proces-verbaal vermeld.

Artikel 67

Partijen en vertegenwoordigers kunnen zich, behoudens in het geval voorzien in artikel 76, door een raadsman doen vergezellen, waar zij in het geding optreden.

Artikel 68

  • 1 De rechter doet het onderzoek een aanvang nemen door de partijen, haar vertegenwoordigers, gemachtigden en raadslieden af te vragen hun namen, voornamen, beroepen en woonplaatsen. De verschenen partijen, vertegenwoordigers en gemachtigden worden door hem ondervraagd.

  • 2 Het onderzoek wordt onafgebroken voortgezet behoudens de gevallen waarin de wet onderbreking toelaat.

Artikel 69

  • 1 De getuigen en deskundigen zullen zich zonder verlof van de rechter niet van een schriftelijk opstel mogen bedienden.

  • 2 Zij geven vóór de aanvang van hun verhoor hun namen, voornamen, beroepen en woonplaatsen op, alsmede of zij echtgenoot, bloed- of aanverwant zijn van een der partijen en zo ja, in welke graad en doen, alvorens hun verklaringen af te leggen, in handen van de rechter de eed of de belofte: de getuigen, dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid; de deskundigen dat zij verslag zullen doen naar hun geweten.

  • 3 De rechter kan bevelen, dat bepaalde personen zullen worden gehoord zonder het afleggen van eed of belofte.

  • 4 Zullen niet anders dan buiten ede kunnen worden gehoord:

    • a. zij die de volle ouderdom van vijftien jaren niet hebben bereikt;

    • b. zij, die wegens ziekelijke storing der verstandelijke vermogens onder curatele of op rechterlijke machtiging in bewaring zijn gesteld, al hebben zij bij tussenpozen het gebruik dier vermogens.

Artikel 70

Ambtshalve of op verzoek van een der partijen kan de rechter bevelen, dat de verklaring van een getuige, deskundige of partij in haar geheel in schrift zal worden gesteld en aan het proces-verbaal der zitting zal worden gehecht. Aan zodanig bevel wordt terstond gevolg gegeven, waarna het in schrift gestelde, met de aangebrachte wijzigingen en aanvullingen, aan de getuige, deskundige of partij wordt voorgelezen en door deze met de rechter en de griffier wordt ondertekend. Heeft de ondertekening niet plaats, dan wordt de reden daarvan vermeld.

Artikel 71

  • 1 Getuigen en deskundigen kunnen door de rechter en, door tussenkomst van de rechter, door partijen worden ondervraagd.

  • 2 Vragen, door de rechter op verzoek van een der partijen of ambtshalve gewraakt, hetzij als niet ter zake diende, hetzij om andere te vermelden redenen, worden niet gedaan.

  • 3 De volgorde waarin getuigen en deskundigen zullen worden gehoord, alsmede de met het oog op hun onbevangenheid op de zitting te nemen maatregelen, worden door de rechter bepaald.

  • 4 De rechter kan bevelen, dat geen verder verhoor van getuigen of deskundigen zal plaats hebben, wanneer naar zijn oordeel door de reeds gehoorde getuigen en deskundigen de feiten voldoende tot klaarheid zijn gebracht.

  • 5 Getuigen en deskundigen mogen zich niet verwijderen, dan nadat zij van de rechter daartoe verlof hebben bekomen.

  • 6 De rechter kan bevelen, dat getuigen en deskundigen, die, hoewel wettelijk opgeroepen, niet zijn verschenen, door de openbare macht ter zitting worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen.

Artikel 72

  • 1 De partijen kunnen elkander door tussenkomst van de rechter vragen stellen. Zij kunnen door de rechter worden ondervraagd.

  • 2 Vragen, door de rechter op verzoek van een der partijen of ambtshalve gewraakt, hetzij als niet terzake dienende, hetzij om andere te vermelden redenen, worden niet gedaan.

Artikel 73

Aan ieder der partijen wordt op haar verzoek door de rechter het woord verleend voor het uitoefenen der haar toegekende bevoegdheden.

Artikel 74

  • 1 De rechter kan bevelen dat een partij, een vertegenwoordiger of, voor wat een college betreft, een of meer met name te noemen leden daarvan, zal of zullen worden opgeroepen om op een bepaalde zitting in persoon te verschijnen tot het geven van inlichtingen. Geldt dit bevel een natuurlijk persoon, onbekwaam om in rechte te staan, dan houdt het tevens in, hetzij dat deze onbekwame in persoon of bij zijn vertegenwoordiger, hetzij dat beiden zullen verschijnen.

  • 2 De oproeping geschiedt door de griffier.

  • 3 De opgeroepenen kunnen ook te zamen worden gehoord.

Artikel 75

  • 1 Indien zonder wettige verhindering een ingevolge het vorig artikel opgeroepen persoon niet verschijnt of, verschenen zijnde, weigert te antwoorden, staat het de rechter vrij de gevolgtrekking te maken welke hem geraden voorkomt.

  • 2 Het tweede en het derde lid van artikel 52 vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel 76

De rechter kan, onder opgave van redenen, bij de ondervraging of het verhoor van een bepaalde persoon de tegenwoordigheid verbieden van gemachtigden, raadslieden of anderen, wier aanwezigheid hem ongewenst voorkomt.

Artikel 77

De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen deskundigen met een werkzaamheid belasten.

Artikel 78

  • 1 De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen het onderzoek schorsen tot het bij besluit tot schorsing vermelde of tot een nader door hem vast te stellen tijdstip, in het een of andere geval voor een termijn drie maanden niet te boven gaande.

  • 2 Indien het onderzoek is geschorst tot een nader door de rechter vast stellen tijdstip, doet de griffier zodra mogelijk mededeling van dat tijdstip aan de partijen.

Artikel 79

  • 1 Voordat de behandeling der zaak op de zitting wordt gesloten heeft ieder der partijen het recht het woord te voeren. De rechter kan evenwel de pleidooien doen eindigen, wanneer naar zijn oordeel de zaak voldoende is toegelicht.

  • 2 Zodra het onderzoek op de zitting voltooid is, wordt dit door de rechter gesloten. Deze deelt vervolgens mede, wanneer uitspraak zal worden gedaan.

§ 4. Afstand van bezwaar; schorsing van het geding; voeging van zaken en splitsing

Artikel 80

  • 1 De partij die bezwaar inbracht, kan bij schriftelijk ondertekende kennisgeving aan de rechter mededelen, dat het bezwaar wordt ingetrokken. Het derde lid van artikel 44 is op de ondertekening van de kennisgeving van overeenkomstige toepassing; niet ondertekening maakt de kennisgeving nietig.

  • 2 Door de intrekking vervalt het bezwaar, tenzij zij geschiedde na aanvang van het onderzoek ter zitting en de rechter de voortzetting van het geding om redenen, aan het algemeen belang ontleend, wenselijk oordeelt.

  • 3 Door overlijden of verandering van staat van een der partijen wordt het geding niet geschorst.

  • 4 Bij het overlijden van de klager kunnen de gezamenlijke erfgenamen een gemachtigde aanwijzen.

§ 5. Raadkamer

Artikel 82

De rechter beslist in raadkamer en grondt de beslissing uitsluitend op hetgeen op de zitting heeft plaats gehad en op die stukken, ten aanzien waarvan de voorschriften van de artikelen 50, eerste en tweede lid en 55, tweede lid, zijn toegepast.

Artikel 83

  • 1 Blijkt in raadkamer, dat het onderzoek niet volledig is geweest, dan kan de rechter bij met redenen omkleed bevel gelasten, dat op een daarbij aangewezen of nader door hem vast te stellen zitting het onderzoek wordt hervat.

  • 2 Het bevel wijst aan de getuigen of deskundigen, van wie het verhoor en omschrijft de bescheiden, waarvan de behandeling op de zitting nodig wordt geacht.

  • 3 De getuigen of deskundigen, wier verhoor is gelast, worden door de griffier opgeroepen.

  • 4 Dag en uur waarop en plaats alwaar de zitting zal worden gehouden, worden door de griffier aan partijen medegedeeld. Deze dag wordt zodanig bepaald, dat de zitting niet wordt gehouden dan nadat gedurende tenminste zes dagen alle op het bezwaar betrekking hebbende stukken op de door de rechter aangewezen plaats zijn nedergelegd ter kosteloze inzage van partijen.

§ 6. Uitspraak

Artikel 84

  • 1 De uitspraak van de rechter betreft de beschikkingen, handelingen of weigeringen(om te beschikken of te handelen), door de vorderingen der partijen aan zijn oordeel onderworpen.

  • 2 De uitspraak geschiedt in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

  • 3 Indien de rechter of de plaatsvervanger, die over de zaak geoordeeld heeft, tot de uitspraak op de zitting buiten staat is, geschiedt zij in het eerste geval door de plaatsvervanger en in het tweede geval door de rechter. Hiervan wordt in de uitspraak melding gemaakt.

Artikel 85

Bij de uitspraak kan de aangevallen beschikking gewijzigd worden, ook ten nadelen van degene die daartegen bezwaar inbracht.

Artikel 86

  • 1 De rechter kan enkel de aangevallen beschikkingen, handelingen en weigeringen nietig verklaren en, voor zoveel nodig, bepalen, dat het administratief orgaan zal doen of beschikken hetgeen het ingevolge wettelijke regeling doen of beschikken moet.

  • 2 Betreft de te nemen beschikking een geldelijke aanspraak, dan kan de rechter de beschikking zelf in zijn uitspraak vaststellen.

  • 3 De rechter kan bovendien het orgaan welks handeling vernietigd wordt, tot vergoeding aan de ambtenaar veroordelen, indien er daartoe termen zijn en het bezwaarschrift een daartoe strekkende vordering inhoudt.

Artikel 87

Op redenen van algemeen belang kan de rechter in zijn uitspraak hetzij bepalen, dat de nietigverklaring en de veroordeling eerst zullen werken van een bij de uitspraak bepaalde dag, hetzij de nietigheid voor gedekt verklaren. In die gevallen kan de rechter het lichaam, welks beschikking, handeling of weigering nietig worden geacht, eveneens tot vergoeding aan de ambtenaar veroordelen.

Artikel 88

  • 1 De rechter stelt het bedrag der schadevergoeding, in de voorgaande artikelen bedoeld, bij de uitspraak vast.

  • 2 De rechter geeft daarvoor, zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een bevelschrift van tenuitvoerlegging af.

  • 3 Hij geeft ook, zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een bevelschrift van tenuitvoerlegging af voor het bedrag, overeenkomstig artikel 86, tweede lid, vastgesteld.

Artikel 89

De uitspraken zijn gedagtekend en behelzen:

  • a. de namen en woonplaatsen der partijen en van haar vertegenwoordigers en gemachtigden;

  • b. de gronden der uitspraak, zo wat de daadzaken als wat het rechtspunt aangaat;

  • c. een stellige beslissing;

  • d. de naam van de rechter die over de zaak heeft gezeten.

Artikel 90

De uitspraak wordt door de rechter die over de zaak geoordeeld heeft en de griffier ondertekend. Bij verhindering van een van hen wordt de reden daarvan in de uitspraak vermeld.

Artikel 91

  • 1 In geen geval mag de uitspraak later dan drie weken na het sluiten van het onderzoek plaats hebben.

  • 2 De uitspraak moet plaats hebben binnen drie maanden na het indienen van het bezwaarschrift bedoeld in artikel 43. De rechter kan ingeval van schorsing en hervatting van het onderzoek, alsmede wegens andere gewichtige redenen bij een met redenen omklede beschikking die termijn met ten hoogste drie maanden verlengen.

  • 3 Indien binnen de in de vorige leden gestelde termijnen de einduitspraak niet heeft plaats gehad, vervalt de instantie.

§ 7. Afschrift en teruggave van stukken

Artikel 92

  • 1 De griffier zendt aan partijen binnen drie dagen na de uitspraak een afschrift daarvan.

  • 2 Partijen kunnen op haar kosten verdere afschriften van de uitspraak bekomen.

Artikel 93

Zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, geeft de griffier de bescheiden van het geding, die zich onder zijn berusting bevinden, terug aan de rechthebbenden.

Tweede Hoofdstuk. Enige bijzondere gedingen in eerste aanleg

§ 1. Beslissing bij voorraad

Artikel 94

  • 1 In alle gevallen, waarin een bezwaarschrift op grond van deze wet kan worden ingediend, doch waarin, ter voorkoming van nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is, kan deze bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen. Met inachtneming van de eisen van het openbaar belang doet de rechter zo spoedig mogelijk uitspraak.

  • 2 Het verzoek mist schorsende kracht.

  • 3 De rechter deelt zijn beslissing zo spoedig mogelijk mede aan de verzoeker en aan het orgaan welks beschikking, handeling of weigering is aangevallen. Hij kan beslissen, dat geen termen bestaan voor een uitspraak bij voorraad.

  • 4 Tegen de uitspraak staat geen voorziening open. Zij heeft geen betekenis voor de beslissing in de hoofdzaak. Zij vervalt, indien niet binnen acht dagen na de uitspraak een bezwaarschrift betreffende de hoofdzaak bij het gerecht is ingediend.

  • 5 De behandeling van het verzoekschrift en de uitspraak geschieden in raadkamer. De rechter is bevoegd partijen, getuigen en deskundigen te horen. De bepalingen omtrent het oproepen, medebrengen, ondervragen en horen van deze personen ter zitting van het gewoon geding vinden overeenkomstige toepassing.

§ 2. Bezwaar vóór disciplinaire strafoplegging

Artikel 95

  • 1 Het bevoegd gezag dat tot strafoplegging wenst over te gaan, kan van zijn voornemen aan betrokkene kennis geven. De kennisgeving vermeldt de disciplinaire straf die het bevoegd gezag voornemens is op te leggen, benevens de gronden die het daarvoor meent te hebben.

  • 2 De betrokkene kan gedurende veertien dagen na ontvangst der kennisgeving een bezwaarschrift inzenden bij het gerecht in ambtenarenzaken.

  • 3 Het gerecht geeft van de inzending van het bezwaarschrift binnen drie dagen na ontvangst aan het bevoegd gezag kennis. De zaak wordt verder als een gewoon bezwaar behandeld en het gerecht neemt in de plaats van het bevoegd gezag de beslissing, die naar zijn oordeel genomen behoort te worden.

  • 4 Indien de betrokkene niet tijdig een bezwaarschrift inzendt, legt het bevoegd gezag de in de kennisgeving vermelde straf op. Bezwaar en beroep ingevolge deze wet zijn dan uitgesloten.

§ 3. Bezwaar bij niet of niet volledig gevolg geven aan een veroordeling

Artikel 96

  • 1 Indien aan een veroordeling, in zover zij niet op geld luidt, hetzij in eerste aanleg bij een onherroepelijk geworden beslissing, hetzij in hoger beroep uitgesproken, niet of niet volledig gevolg gegeven wordt, is de ambtenaar bevoegd deswege een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen.

  • 2 Het bezwaar wordt voor wat de beslissing in eerste aanleg betreft, binnen zes maanden nadat zij onherroepelijk geworden en, voor wat de beslissing in hoger beroep betreft, binnen zes maanden na de uitspraak ingediend.

  • 3 Indien het bezwaar gegrond bevonden wordt, veroordeelt het gerecht het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt, met inachtneming van alle omstandigheden, het bedrag der schadevergoeding bij de beslissing vast. De rechter geeft daarvoor, zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een bevelschrift van tenuitvoerlegging af.

Titel IV

Eerste Hoofdstuk. Gewoon geding in hoger beroep

Inleidende bepalingen

Artikel 97

  • 1 Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89 hoger beroep in te stellen.

  • 2 Tegen uitspraken, die niet zijn eindbeslissingen, kan slechts tegelijk met het beroep tegen laatstbedoelde hoger beroep worden in gesteld.

  • 3 Het hoger beroep schorst de beslissing waartegen het gericht is.

Artikel 98

  • 1 Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest; en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangbewijs wordt vermeld.

  • 2 Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad in de zittingsplaats van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 3 Het tegen een deel ener beslissing ingesteld beroep wordt geacht tegen de gehele beslissing gericht te zijn.

Artikel 99

  • 1 Indien zich het geval bedoeld in het derde lid van artikel 91 voordoet, is de klager in eerste instantie bevoegd de oorspronkelijke klacht aan de raad voor te leggen binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn gesteld in het tweede lid van dat artikel.

  • 2 De zaak wordt op de gewone wijze behandeld.

  • 3 Tegen de uitspraak van de raad staat generlei voorziening open.

Artikel 100

  • 1 Bij het beroepschrift wordt tenminste een afschrift daarvan overgelegd.

  • 2 De griffier tekent onverwijld de dag der ontvangst op het beroepschrift en de daarbij overgelegde afschriften aan.

  • 3 Hij vergelijkt het beroepschrift met de daarbij overgelegde afschriften en tekent deze, desnoods na verbetering, voor copie conform.

Artikel 101

  • 1 Zij die in het geding in eerste aanleg partij geweest zijn, treden ook bij de behandeling in hoger beroep als zodanig op.

  • 2 Bij overlijden van de klager in eerste aanleg treden de gezamenlijke erfgenamen als partij op.

Artikel 102

In het geding in hoger beroep is appellant degene, die beroep heeft ingesteld en geïntimeerde de tegenpartij.

§ 1. Aanvang van het geding en schriftelijke behandeling

Artikel 104

  • 1 Het beroepschrift houdt in:

    • a. de naam en de woonplaats van degene die hoger beroep instelt en, indien hij een vertegenwoordiger of gemachtigde heeft, ook van deze;

    • b. een duidelijke omschrijving van de door het gerecht genomen, met redenen omklede beslissing, bedoeld in artikel 89;

    • c. de gronden waarop het hoger beroep berust;

    • d. een bepaalde vordering; in zover terzake van de aangevallen handeling schadevergoeding gevorderd wordt, het bedrag.

  • 2 In het beroepschrift moet door de appellant tevens woonplaats gekozen worden in het Caribische deel van het Koninkrijk.

  • 4 De in te dienen beroepschriften worden opgemaakt overeenkomstig het model vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

  • 5 In het geval bedoeld in het derde lid van artikel 91 is het in het eerste lid onder b. van dit artikel bepaalde niet van toepassing.

Artikel 105

De voorzitter van de raad wijst de inzender van een beroepschrift, die de voorschriften van de artikelen 100, eerste lid, of 104 niet in acht genomen heeft, op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit, dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.

Artikel 106

  • 1 Degene, die niet binnen de door de voorzitter ingevolge het voorgaande artikel bepaalde termijn het door hem gepleegde verzuim heeft hersteld, kan, zonder dat een nader onderzoek vereist is, door de raad in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard worden.

  • 2 De beschikking wordt in het openbaar uitgesproken.

Artikel 107

  • 1 Is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond, dan kan, zonder dat een nader onderzoek door de raad vereist is, de voorzitter bij met redenen omklede beschikking het beroep niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren.

  • 2 De beschikking wordt door de voorzitter in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

  • 3 De griffier zendt een afschrift van deze beschikking aan de inzender van het beroepschrift.

Artikel 108

  • 1 Tegen de beschikking in het vorige artikel vermeld kan de inzender van het beroepschrift, met inachtneming van de onderscheidingen in artikel 98, eerste lid, gemaakt binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak dan wel van de toezending of van de terhandstelling, schriftelijk verzet doen bij de raad.

  • 2 De inzending van het verzet vindt plaats bij aangetekende brief. Artikel 4 vindt overeenkomstige toepassing.

  • 3 De griffier tekent onverwijld de dag van ontvangst aan op het geschrift waarbij verzet wordt gedaan.

  • 4 Tengevolge van dat verzet vervalt de beschikking, tenzij het verzet nietig of ongegrond wordt verklaard.

  • 5 Het voorschrift van artikel 104 omtrent de ondertekening van het beroepschrift wordt daarbij in acht genomen. Niet nakoming daarvan maakt het verzet nietig.

  • 6 Alvorens een verzet nietig te verklaren, stelt de raad degene die verzet heeft gedaan, in de gelegenheid binnen een bepaalde termijn het begane verzuim te herstellen.

  • 7 Is de raad van oordeel, dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, dan kan hij zonder nader onderzoek het verzet ongegrond verklaren, echter niet dan na degene die verzet heeft gedaan, in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord. Van tijd en plaats van het verhoor wordt de opposant ten minste veertien dagen tevoren kennisgegeven. Hij is niet verplicht te verschijnen.

  • 8 De beschikking tot nietigverklaring of ongegrondverklaring van een verzet is met redenen omkleed. Zij wordt in het openbaar uitgesproken. Het bepaalde in artikel 107, derde lid, is op die beschikking van toepassing. Een hogere voorziening staat daartegen niet open.

Artikel 109

Indien gedurende de loop van het geding mocht blijken, dat de voorzitter verzuimd heeft artikel 105 toe te passen, herstelt de raad alsnog dat verzuim. Het geding wordt alsdan, zo nodig, teruggebracht in de staat, waarin het zich bevond op het ogenblik, dat de voorzitter artikel 105 had behoren toe te passen. De artikelen 105, 106, 107 en 108 vinden in dat geval overeenkomstige toepassing.

Artikel 110

  • 1 Wordt een ingesteld hoger beroep niet bij beschikking afgedaan, of is een beschikking ten gevolge van verzet vervallen, dan zendt de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van ieder beroepschrift aan de andere partijen.

  • 2 In het in het eerste lid bedoelde geval doet de raad bovendien van het ingesteld beroep zo spoedig mogelijk mededeling aan het gerecht.

  • 3 De griffier van het gerecht zendt binnen drie dagen na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde mededeling afschriften van de stukken betreffende de aangevallen beschikking in ter griffier van de raad.

Artikel 112

  • 1 De raad doet alle op het geding betrekking hebbende stukken of gewaarmerkte afschriften daarvan ter griffie in de zittingsplaats van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba nederleggen ter kosteloze inzage van partijen, haar vertegenwoordigers, gemachtigden en raadslieden.

  • 2 Van de nederlegging geeft de griffier zo spoedig mogelijk aan partijen kennis. Zodanige kennisgeving behoeft tijdens het geding niet meer te geschieden, ook al worden andere stukken of bijlagen ter inzage nedergelegd.

  • 3 Partijen, haar vertegenwoordigers, gemachtigden en raadslieden kunnen op hun kosten van de processtukken afschrift nemen.

Artikel 113

  • 1 Geïntimeerden kunnen naar aanleiding van ieder haar toegezonden beroepschrift binnen drie weken na de dagtekening van het bewijs van verzending bij de raad een contra-memorie indienen.

Artikel 114

  • 1 Het administratief orgaan dat als geïntimeerde optreedt zendt tegelijk met de contra-memorie in artikel 113 bedoeld, althans uiterlijk binnen de termijn gesteld in het eerste lid van het vorige artikel alle zich onder zijn berusting bevindende tot de zaak betrekkelijke stukken, met uitzondering alleen van de zodanige tegen welker inzending het openbaar belang zich bepaaldelijk verzet, in ter griffie van de raad. Ingezonden worden hetzij de oorspronkelijke stukken, hetzij gewaarmerkte afschriften. Op verzoek van de betrokken geïntimeerde kan de voorzitter van de raad de in de eerste volzin vermelde termijn verlengen.

  • 2 Voor zover nodig neemt de voorzitter maatregelen ter verzekering van de geheimhouding.

  • 3 Ambtenaren als partij in een geding of in welke hoedanigheid ook ter zitting verschijnende of optredende, mogen mondeling noch schriftelijk mededeling doen uit of omtrent stukken, die ingevolge het bepaalde in het eerste lid niet mogen worden overgelegd.

Artikel 115

  • 1 De voorzitter is bevoegd aan het administratief orgaan hetwelk partij in het geding is, en aan andere administratieve organen te vragen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk inlichtingen te verschaffen en onder hen berustende of te hunner beschikking staande stukken, voor zover deze laatste niet reeds onder artikel 114 vallen, en voorwerpen in te zenden.

    De stukken kunnen in gewaarmerkt afschrift worden ingezonden.

  • 2 Indien het openbaar belang zulks bepaaldelijk vordert, kunnen de administratieve organen het verschaffen van bepaalde inlichtingen of de inzending van bepaalde stukken en voorwerpen weigeren.

  • 3 Het tweede en het derde lid van artikel 114 vinden overeenkomstige toepassing.

§ 2. Getuigen en deskundigen

Artikel 118

De artikelen 56, 57, 58, 59, 60 en 61 vinden overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat door de voorzitter worden uitgeoefend de bevoegdheden omschreven in artikel 60 en de tweede zin van het derde lid van artikel 61.

§ 3. Openbare behandeling

Artikel 119

In hoger beroep vinden de artikelen 62 tot en met 79 overeenkomstige toepassing met inachtneming van het bepaalde bij het volgend artikel.

Artikel 120

  • 1 De zitting wordt door de voorzitter geopend, geleid en gesloten. Hij handhaaft de orde op de zitting.

  • 2 Het ondervragen en het horen van partijen, getuigen en deskundigen, alsmede de beëdiging geschieden door de voorzitter. Hij stelt de overige leden van de raad in de gelegenheid bedoelde personen vragen te stellen.

  • 3 Het stellen van vragen door de partij aan de tegenpartij, of aan getuigen en deskundigen geschiedt door tussenkomst van de voorzitter. Hij verleent partijen op haar verzoek het woord.

  • 4 Alle beslissingen van de raad in de loop of na de beëindiging van het onderzoek worden door de voorzitter uitgesproken of ter zitting aan partijen medegedeeld.

  • 5 Het proces-verbaal van het behandelde ter zitting wordt door de voorzitter en de griffier die op de zitting dienst gedaan heeft, ondertekend. Bij verhindering van een hunner wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld en wordt, voor zoveel de voorzitter betreft, het proces-verbaal ondertekend door een der leden die over de zaak gezeten hebben, naar rang van benoeming.

§ 5. Raadkamer

Artikel 122

  • 1 De raad beraadslaagt en beslist in raadkamer en grondt de beslissing zowel op het onderzoek op de zitting in hoger beroep als op het onderzoek in eerste aanleg, zoals dit volgens het proces-verbaal dier zitting heeft plaats gehad en op die stukken, ten aanzien waarvan de voorschriften van de artikelen 112 en 124, vierde lid, zijn toegepast.

  • 2 De raad beslist zo spoedig mogelijk na het sluiten van het onderzoek.

Artikel 123

  • 1 In alle zaken zal de voorzitter hoofdelijk omvraag doen, beginnende bij het jongste lid.

  • 2 Zelf brengt hij het laatst zijn advies uit.

  • 3 Ieder lid is verplicht aan de stemming deel te nemen.

  • 4 Een afwezig lid kan zijn advies niet door een der aanwezigen doen voordragen of het schriftelijk uitbrengen.

  • 5 Alle beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.

  • 6 Wanneer meer dan twee verschillende gevoelens zijn geuit, wordt beslist in de zin, die het meest overeenkomt met het gevoelen der meerderheid.

Artikel 124

  • 1 Blijkt tijdens de behandeling in raadkamer, dat het onderzoek niet volledig is geweest, dan kan de raad bij met redenen omkleed bevel gelasten, dat op een daarbij aangewezen of nader door de voorzitter vast te stellen zitting het onderzoek wordt hervat.

  • 2 Het bevel wijst aan de getuigen of deskundigen, van wie het verhoor en omschrijft de bescheiden, waarvan de behandeling op de zitting door de raad nodig wordt geacht.

  • 4 Van de dag, uur en plaats waarop de zitting zal worden gehouden geeft de griffier aan partijen kennis. Deze dag wordt zodanig bepaald, dat de zitting niet wordt gehouden dan nadat gedurende tenminste zes dagen alle op het beroep betrekking hebbende stukken op de door de raad aangewezen plaats zijn nedergelegd ter kosteloze inzage van partijen.

§ 6. Uitspraak

Artikel 125

  • 1 De uitspraak van de raad betreft de beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), door de vorderingen der partijen aan zijn oordeel onderworpen.

  • 2 De uitspraak geschiedt in het openbaar door de voorzitter of, bij diens verhindering, door een der leden die over de zaak hebben geoordeeld, naar rang van benoeming. Hiervan wordt in de uitspraak melding gemaakt.

Artikel 126

  • 1 De raad bevestigd de uitspraak, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging daarvan, hetgeen het gerecht had behoren te doen.

  • 2 Bij de uitspraak kan de aangevallen beslissing gewijzigd worden, ook ten nadele van degene, die daartegen in beroep kwam.

  • 3 In het geval bedoeld in het eerste lid van artikel 99 beslist de raad over de oorspronkelijke klacht.

Artikel 127

  • 1 Wanneer het gerecht de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar heeft uitgesproken en de raad deze uitspraak vernietigd met ontvankelijkverklaring van het bezwaar, wordt de zaak naar het gerecht teruggewezen om te worden hervat in de stand, waarin zij zich bevond.

  • 2 De griffier van de raad zendt de processtukken, onder bijvoeging van een afschrift der beslissing, zo spoedig mogelijk in ter griffie van het gerecht.

  • 3 De rechter bepaalt de dag, uur en plaats voor de behandeling.

  • 4 De griffier geeft hiervan kennis aan de partijen.

Artikel 128

  • 1 De voorzitter geeft voor het bij de uitspraak vastgestelde bedrag der schadevergoeding een bevelschrift van tenuitvoerlegging af.

  • 2 Hij geeft ook voor het bedrag der bij de uitspraak vastgestelde geldelijke aanspraak een bevelschrift van tenuitvoerlegging af.

Artikel 129

De uitspraken zijn gedagtekend en behelzen:

  • a. de namen en woonplaatsen der partijen en van haar vertegenwoordigers en gemachtigden;

  • b. de gronden der uitspraak, zo wat de daadzaken als wat het rechtspunt aangaat;

  • c. een stellige beslissing;

  • d. de namen van hen die als voorzitter en als leden over de zaak hebben geoordeeld.

Artikel 130

De uitspraak wordt door de voorzitter en de griffier die in raadkamer tegenwoordig is geweest, ondertekend. Bij verhindering van een hunner wordt de reden daarvan in de uitspraak vermeld en wordt, voor zoveel de voorzitter betreft, de uitspraak ondertekend door een der leden die over de zaak hebben geoordeeld, naar rang van benoeming.

Artikel 131

In geen geval mag de uitspraak later dan drie weken na het sluiten van het onderzoek plaats hebben.

Tweede Hoofdstuk. Enige bijzondere gedingen in hoger beroep

§ 1. Beroep vóór disciplinaire strafoplegging

Artikel 133

  • 1 Indien, in het geval bij artikel 95 bedoeld, de betrokkene tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, is beroep van de beslissing van het gerecht toegelaten.

  • 2 Het wordt als een gewoon beroep behandeld en de raad is bevoegd in plaats van het bevoegd gezag de beslissing te nemen, die naar zijn oordeel genomen behoort te worden.

§ 2. Beroep bij niet of niet volledig gevolg geven aan een veroordeling

Artikel 134

  • 1 Indien, in het geval bij artikel 96 bedoeld, de betrokkene tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, is beroep van de beslissing van het gerecht toegelaten.

Titel V. Herziening

Artikel 135

  • 1 Ieder die partij was in een geding, is bevoegd, binnen drie maanden nadat van enige omstandigheid als in het tweede lid bedoeld is gebleken, de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak te verzoeken.

  • 2 Zij wordt verzocht op grond, dat gebleken is van enige omstandigheid, die bij de behandeling van het bezwaar en/of beroep aan het gerecht en/of de raad niet bekend was en die op zich zelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van het gerecht en/of de raad.

  • 3 Van uitspraken, die niet zijn einduitspraken, kan de herziening slechts tegelijk met die van de einduitspraak worden verzocht.

Artikel 136

  • 1 De herziening wordt verzocht aan het gerecht of de raad naar gelang het betreft een beslissing door het gerecht of door de raad genomen.

  • 2 Het verzoek om herziening mits schorsende kracht.

Artikel 137

Op de behandeling van een verzoek om herziening vinden de voorschriften omtrent de behandeling in eerste aanleg of in hoger beroep overeenkomstige toepassing. Tegen de uitspraak in herziening staat geen voorziening open.

Titel VI. Straf- en slotbepalingen

Artikel 138

  • 1 Hij die als getuige of deskundige ingevolge de voorschriften van deze wet opgeroepen of door een partij ter zitting medegebracht een der in deze wet omschreven verplichtingen niet nakomt, wordt voor zover het Wetboek van Strafrecht BES er niet in voorziet, gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de eerste categorie.

  • 2 De feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 141

Stukken opgemaakt ter voldoening aan bepalingen van deze wet zijn vrij van zegel en worden, voor zover zulks vereist wordt, kosteloos geregistreerd.

Artikel 142

  • 1 Met afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, treedt de voor de eerste maal benoemde rechter-plaatsvervanger in ambtenarenzaken na drie jaren af.

  • 2 Met afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 18, eerste lid treden een van de voor de eerste maal benoemde leden en een van de voor de eerste maal benoemde leden-plaatsvervangers van de raad van beroep, telkens door het lot aan te wijzen, na drie jaren af.