Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 18 december 2009, nr. 2009-0000735948;
Gelet op de artikelen 38, zevende lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba, de artikelen 56, 78, 120, 121, 142, 143, 158, achtste lid, en 180, derde lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de artikelen G 6, eerste lid, H 8, I 18, derde lid, R 6 en Y 13, tweede lid, van de Kieswet, de artikelen 4, 5, derde lid, en 7, tweede lid, van de Wet rechtspositie Kustwacht BES en de artikelen 7, 11, tweede en derde lid, 66, tweede lid, 68, eerste lid, en 117 van de Dienstplichtwet BES, artikelen 2 van de IJkwet BES, de artikelen 3, 10, tweede lid, 13 tot en met 16, 18, 18a, 18b, 18c, 19, 22, 23, 31 en 33, 44, derde lid, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES, de artikelen 2, tweede lid, onder a, 7, vierde lid, en 12, tweede lid, onder a, 1°, van de Wet post BES, artikel 14 van de Winkelsluitingswet BES, de artikel 20 van de Handelsregisterwet 2009 BES , artikel 1, vierde lid, van de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES, artikel 1a, zesde lid, van de Mijnwet BES, de artikelen 10, eerste, derde, vierde en achtste lid, 11, derde lid, 17, eerste lid, 18, 20, derde en vierde lid, 21, vierde lid, 29, eerste en tweede lid, en 43 van de Wet merken BES, de artikelen 16, 17, 18, derde lid, 18c, 19j, eerste lid, 20d, 21, derde lid, 23b, eerste, tweede en vierde lid, 24b, tweede lid, 44, vierde lid, 116, 238, vierde lid, 336, vierde lid, 358 en 391, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek BES, artikel 120, Boek 6, van het Burgerlijk Wetboek BES, de artikelen 48b, eerste lid, 501, eerste lid en 502, tweede lid, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek BES, artikel 111, eerste lid, onderdeel b, en 113, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 7, derde lid, van de Wet overeenkomsten langs elektronische weg BES, de artikelen 448, eerste lid, 475, tweede lid, 476b, eerste lid, 597, eerste lid, 862, eerste lid, 878, tweede lid, en 993, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, artikel 16, tweede lid, van de Faillissementswet BES, de artikelen 50, negende lid, en 58, vierde lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES, de artikelen 61, 62, 63, 68, 69, 79, 79a, 79b, 79c, 79d, 141, tweede lid, 143, 155, tweede lid, 419, 420, vierde lid, en 599 van het Wetboek van Strafvordering BES, de artikelen 12, 16, vierde lid, 18, tweede lid, 28, 32a, 37g, 42 en 44, zesde lid van de Wet beginselen gevangeniswezen BES, de artikelen 17d, 20, 79e, 79v, 146, tweede lid, 457 en 459 van het Wetboek van Strafrecht BES, artikel 15 van de Gratiewet BES, artikel 8, tweede lid, van het Besluit toevoeging in strafzaken BES, artikel 56a van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de artikelen 21, tweede lid, en 27 van de Arbeidswet 2000 BES, artikel 2, eerste lid, van de Arbeidsveiligheidswet BES, artikel 3b van de Arbeidsgeschillenwet 1946 BES, artikel 8, tweede lid, van de Wet minimumlonen BES, artikel 8 van de Wet op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES, artikel 2, eerste lid, van de Stuwadoorswet 1946 BES, de artikelen 6, vierde lid, 13, vierde lid en 42 van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES, de artikelen 1, onderdelen c, onder 4°, en f, 12, vierde lid en 13 van de Wetongevallenverzekering BES, de artikelen 5, derde en vierde lid, 12, derde en vijfde lid, en 43 van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES, artikel 13 Wet ziekteverzekering BES, artikel 2, derde lid, Wet voorkoming verontreiniging door schepen, artikel 7, eerste en vierde lid, van de Wet voorkoming van verontreiniging door schepen
BES, de artikelen 1.2, tweede en derde lid, 3.3, tweede lid, 3.7, 3.13, eerste en derde lid, 3.15, eerste lid, 3.19a, derde lid, 3.22, eerste lid, onder b, 3.23, 3.25, eerste tot en met derde lid, 3.26, eerste en derde lid, 3.29, 3.30 en 3.31 van de Wet luchtvaart, de artikelen 8, vierde lid, 22, eerste lid, 37, tweede lid, 50, vierde lid, 66, eerste en tweede lid, 68 van de Luchtvaartwet BES, artikel 3, eerste, tweede en zesde lid, van de Warenwet BES, de artikelen 1, onderdeel e, 5, vierde lid, onderdeel b, en 6 van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES, de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Wet beperking tabakgebruik BES, artikel 5, 10, eerste lid, 19 en 21 van de Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES, artikel 16 en 19 van de Wet medisch tuchtrecht BES, artikel 1, onder a tot en met d, van de Wet medisch tuchtrecht BES, artikel 1, onderdeel e, van de Mediawet BES, de artikelen 6, tweede lid, en 7, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES, artikel 12, vierde lid, van de Wet Drinkwater BES en artikel 3, eerste en tweede lid, van de Warenwet BES, artikel 18.4 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,
artikel 37 van de Comptabiliteitswet 2001, artikel 23, tweede lid, van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES, artikel 47 van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES, artikel 35, tweede lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs
BES, de artikelen 14a en 22, tweede lid, van de Wet toezicht trustwezen BES, de artikelen 7, 22, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 36, derde lid, en 124, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES, de artikelen 1, onderdeel a, onder 9°, 7, eerste lid, artikel 10, eerste lid, 11, tweede lid, onderdeel f, 13 en 24, tweede lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES, artikel 6, zesde lid, Wet politiegegevens, artikel 1, onderdeel b, onder 9°, en 8b, tweede lid, van de Wet identificatie bij dienstverlening BES en artikel 16 van de Wet zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen BES;
De Raad van State gehoord (advies van 25 februari 2010 en 28 april 2010);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 21 september 2010, nr. 0000611982;
Hebben goedgevonden en verstaan: