§ 1. Bezoldiging, persoonlijke toelage en beloning voor overwerk
Voor zover niet bij of krachtens de wet afwijkende regels zijn gesteld, geschiedt
de bezoldiging met in achtneming van de bepalingen in deze paragraaf en overeenkomstig
regels, vastgesteld
-
a. bij of krachtens het Bezoldigingsbesluit 1998 BES voor ambtenaren in dienst van de staat, en
-
b. bij eilandbelsuit, houdende algemene maatregelen, voor ambtenaren in dienst van een
openbaar lichaam.
Indien de bezoldiging geschiedt overeenkomstig een schaal die verschillende, naar
de hoogte van de bedragen opstijgende bezoldigingstreden vertoont, kan de toekenning
van verhogingen van de bezoldiging mede of uitsluitend afhankelijk worden gemaakt
van de inhoud van een beoordeling als bedoeld in artikel 12. Hieromtrent kunnen nadere voorschriften worden gegeven bij ministeriële regeling
voor zover het de ambtenaren in dienst van de staat betreft en bij eilandbesluit,
houdende algemene maatregelen, voor zover het de ambtenaren in dienst van een openbaar
lichaam betreft.
Aan de gewone bezoldiging welke voor een ambtenaar geldt kunnen behalve de toelagen
en vergoedingen, bedoeld in de artikelen 24, tweede en derde lid, en 25, vijfde lid, ook bijzondere individuele vergoedingen en verhogingen of persoonlijke toelagen
met een periodiek karakter worden verbonden. De gronden waarop een zodanige verhoging
of toelage kunnen worden toegekend worden bij ministeriële regeling vastgesteld voor
zover het ambtenaren in dienst van de staat betreft en bij eilandbesluit, houdende
algemene maatregelen, voor zover het ambtenaren in dienst van een openbaar lichaam
betreft. Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.
De laagste bezoldiging die ingevolge enige voor ambtenaren in dienst van de staat
geldende regeling kan worden vastgesteld, is niet lager dan het in overeenkomstige
gevallen en voor een overeenkomstig tijdvak van in loondienst verrichte arbeid krachtens
de Wet minimumlonen BES voor enig openbaar lichaam vastgesteld bedrag van het minimumloon.
De bezoldiging van een ambtenaar voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor
zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd, is gelijk aan de bezoldiging
die hij in die functie zou hebben genoten, indien de voor hem geldende werktijd gelijk
zou zijn aan de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd, vermenigvuldigd
met een breuk waarvan de teller bestaat uit de voor die ambtenaar geldende werktijd
en de noemer uit de voor zijn functie geldende gebruikelijke volledige werktijd.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In het geval, bedoeld in artikel 20, geldt voor de toepassing van de artikelen 16, 17, 18 en 24, tweede en vierde lid, als bezoldiging voor die ambtenaar de bezoldiging die hij in die functie zou hebben
genoten, indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie
gebruikelijke volledige werktijd.
Terugwerkende kracht
Stb. 2015, 124, datum inwerkingtreding 01-04-2015, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 09-10-2011.
In het geval, bedoeld in artikel 19, geldt voor de toepassing van de artikelen 16, 17, 18 en 24, tweede en vierde lid, als bezoldiging voor die ambtenaar de bezoldiging die hij in die functie zou hebben
genoten, indien de voor hem geldende werktijd gelijk zou zijn aan de voor zijn functie
gebruikelijke volledige werktijd.
De ambtenaar ontvangt over de tijd gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen
en opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten geen bezoldiging en aan de bezoldiging
eventueel verbonden toelagen en vergoedingen, tenzij hij, na daartoe door het hoofd
van dienst in de gelegenheid te zijn gesteld, redenen kan aandragen die zijn verzuim
rechtvaardigen.
-
1 Aanstelling tot een betrekking, aan welke periodieke verhogingen zijn verbonden, geschiedt
als regel op de voor die betrekking vastgestelde laagste bezoldiging, doch in ieder
geval op een bedrag, hetwelk in de desbetreffende schaal voorkomt.
-
4 Bij overgang naar een andere betrekking op een gelijke bezoldiging als in de tevoren
beklede betrekking genoten, telt de tijd, gedurende welke in laatstbedoelde functie
gelijke bezoldiging werd genoten, mede voor de toekenning van de eerstvolgende periodieke
verhoging in de nieuwe betrekking.
-
5 Bij overgang naar een betrekking, aan welke een gelijke eindbezoldiging is verbonden,
worden, indien in de vorige betrekking laatstelijk een hogere bezoldiging werd genoten
dan de aanvangsbezoldiging van de nieuwe betrekking, al dadelijk zoveel verhogingen
toegekend, dat betrokkene niet in bezoldiging achteruitgaat. Eventueel is het vierde
lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing. Indien een bezoldigingsvooruitgang
wordt verkregen, kleiner dan het bedrag der eerstvolgende periodieke verhoging in
de oude betrekking, dan telt de voor die verhoging vervulde diensttijd mede voor de
toekenning van de eerstvolgende verhoging in de nieuwe betrekking.
-
6 Ingeval overgang geschiedt naar een betrekking, aan welke een hogere eindbezoldiging
is verbonden, wordt de bezoldiging toegekend, welke onmiddellijk gelegen is boven
het bedrag, laatstelijk in de lagere rang aan bezoldiging genoten. Indien een bezoldigingsvooruitgang
wordt verkregen, gelijk aan het bedrag der eerstvolgende periodieke verhoging in de
oude betrekking of minder, dan telt de voor die verhoging vervulde diensttijd mede
voor de toekenning van de eerstvolgende verhoging in de nieuwe betrekking.
-
7 De krachtens het derde, vierde, vijfde of zesde lid toegekende bezoldiging wordt voor
de toekenning van verdere periodieke verhogingen beschouwd als te zijn verkregen door
gewone periodieke verhogingen, na de daarvoor gevorderde diensttijd.
-
1 Indien een wettelijke regeling continuïteit in de vervulling van een ambt veronderstelt
en tot dat ambt niet meer ambtenaren zijn aangesteld, die het geheel of gedeeltelijk
kunnen waarnemen, dan wel indien het belang van de dienst dit vordert wordt de daartoe
in aanmerking komende ambtenaar door het bevoegde gezag met de tijdelijke waarneming
van dat ambt belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking.
-
2 De ambtenaar die overeenkomstig het eerste lid is belast met de tijdelijke waarneming
van een ambt, dat in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven
het eigenlijke ambt van de ambtenaar, heeft over de tijd der waarneming aanspraak
op toekenning door het bevoegd gezag van een toelage boven zijn eigen bezoldiging
ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij
definitief benoemd in het ambt dat hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging, met inachtneming
van de bepalingen betreffende persoonlijke toelage(n) indien de waarneming:
-
a. 30 dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
-
b. in een tijdvak van zes maanden in totaal gedurende 30 dagen of langer heeft geduurd;
-
c. in een tijdvak van twaalf maanden in totaal 60 dagen of langer heeft geduurd.
-
3 Bij tijdelijke waarneming krachtens benoeming van een ander ambt dan in het eerste
lid bedoeld, zonder ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking kan in bijzondere gevallen
ter beoordeling van het bevoegd gezag, boven de toelage in het derde lid bedoeld een
tijdelijke toelage worden toegekend.
-
4 Indien de ambtenaar tijdens de waarneming voor een verhoging van de bezoldiging in
aanmerking komt, wordt hem deze toegekend in zijn schaal. De toelage, bedoeld in het
tweede lid, wordt alsdan bepaald op het verschil tussen de bezoldigingstrede die hij
door deze verhoging bereikt en de bezoldigingstrede die hij in de bij het door hem
waargenomen ambt behorende schaal bereikt zou hebben, indien hem de verhoging daarin
zou zijn toegekend. De beoordeling van de betrokken ambtenaar tijdens de waarneming
geschiedt naar de wijze van zijn functioneren in het door hem waargenomen ambt.
-
1 Indien het dienstbelang het onvermijdelijk maakt dat aan een ambtenaar werk wordt
opgedragen buiten de vastgestelde werktijden, wordt hem op de in dit artikel bepaalde
voet door het bevoegd gezag een beloning toegekend, met dien verstande, dat arbeid,
welke gedurende korter dan vijftien minuten aansluitend op de normale werktijd wordt
verricht, niet als overwerk wordt aangemerkt.
-
4 Het verlof wordt zo spoedig mogelijk toegekend, doch in de regel niet later dan in
de kalendermaand volgende op die, waarin de overschrijding plaats had, waarbij zoveel
mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de ambtenaar.
-
7 Een vergoeding geheel in geld bestaat uit een bedrag in geld, dat voor elk uur overschrijding
van de per werkperiode vastgestelde arbeidsduur van een voltijdswerkende een percentage
van de voor de ambtenaar geldende inkomsten per uur bedraagt, te weten:
-
1. 200%: voor overwerk, verricht op een dienstvrije dag, op een feestdag als bedoeld
in artikel 37, onderdeel j, en tussen zondagmorgen zes uur en maandagmorgen zes uur;
-
2. 150%: voor overwerk, verricht op andere tijdstippen.
-
8 Geen beloning voor overwerk, berekend per uur wordt genoten door ambtenaren:
-
a. die een betrekking bekleden, welke hoger wordt bezoldigd dan volgens schaal 9 van
de krachtens artikel 15 vastgestelde bezoldigingsschalen, bedoeld in artikel 15, onder a, of volgens daarmede
in andere organieke regelingen der bezoldigingen voorkomende overeenkomstige bezoldigingsschalen
danwel volgens de schalen, welke daarvoor eventueel in de plaats zullen treden;
-
b. die met de leiding van een dienstvak of een onderdeel daarvan zijn belast of die zelfstandig
overwerk verrichten;
-
c. die zijn belast met de uitoefening van een functie c.q. taak, welke met zich meebrengt,
dat zij regelmatig overwerk moeten verrichten.
Aan de onder a. en b. bedoelde ambtenaren kan voor overwerk een eenmalige vergoeding
of een gratificatie en aan de onder c. bedoelde ambtenaren een vaste maandelijkse
vergoeding in vrije tijd of, in zeer bijzondere gevallen, in geld worden toegekend,
vast te stellen door het bevoegd gezag, voor wat betreft de maximale hoogte van het
bedrag van een zodanige vergoeding in vrije tijd of, in zeer bijzondere gevallen,
in geld of gratificatie met inachtneming van het bij of krachtens artikel 70 bepaalde.
-
9 Als inkomsten als bedoeld in het zesde en zevende lid worden aangemerkt de bezoldiging,
vermeerderd met een eventuele kindertoelage, de bijzondere individuele vergoedingen
en de verhogingen en persoonlijke toelagen met een periodiek karakter welke op grond
van een organieke regeling van de bezoldiging en ingevolge de artikelen 17 en 24 worden genoten, de continue-toelage en vergoedingen van onkosten daaronder niet begrepen.
-
1 Aan de ambtenaar die door het bevoegd gezag de verplichting is opgelegd buiten het
voor hem vastgestelde dienstrooster beschikbaar te zijn om op afroep dienst te gaan
verrichten zonder de verplichting op de werkplek aanwezig te zijn, wordt, voor zover
hij tijdens de beschikbaarheid geen werkzaamheden heeft verricht, een vergoeding toegekend
voor elk uur dat hij volgens het beschikbaarheidschema, bedoeld in artikel 37c, tweede lid, beschikbaar is geweest.
-
1 Aan de ambtenaar wordt een toelage toegekend, voor zover hij, anders dan bij wijze
van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid heeft verricht op:
-
a. maandag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur of tussen 20 en 24 uur;
-
b. zaterdag of zondag tussen 0 en 24 uur; of
-
c. een feestdag als bedoeld in artikel 37, onderdeel j, tussen 0 en 24 uur.
-
1 Aan de ambtenaar wiens bezoldiging een blijvende verlaging van ten minste USD 100
per maand ondergaat als gevolg van het beëindigen of verminderen van een toelage als
bedoeld in artikel 25a of 25b anders dan door ziekte, wordt gedurende drie jaren vanaf de datum waarop die verlaging
van zijn bezoldiging intreedt een aflopende toelage toegekend, mits hij die toelage
ten minste twee jaren zonder onderbreking heeft genoten.
-
2 De berekeningsbasis voor de aflopende toelage, bedoeld in het eerste lid, is het bedrag
dat de ambtenaar over de 24 kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de eerste
verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld per maand aan toelagen als bedoeld
in artikel 25a en 25b heeft genoten, verminderd met hetgeen de ambtenaar daadwerkelijk aan die toelagen
geniet na de bedoelde verlaging.
-
3 De aflopende toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt gedurende het eerste jaar
75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25% van de berekeningsbasis.
Nadere voorschriften kunnen worden vastgesteld betreffende de uitvoering van de bepalingen
van deze paragraaf:
-
a. bij ministeriële regeling voor ambtenaren in dienst van de staat, en
-
b. bij eilandbesluit, houdende algemene maatregelen voor ambtenaren in dienst van een
openbaar lichaam.
§ 2. Kinder-, standplaats- en kostwinnerstoelage
-
1 Boven en behalve de vastgestelde bezoldiging geniet de ambtenaar voor de ongehuwde
kinderen tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat beneden de leeftijd van
achttien jaar en/of zijn ongehuwde stiefkinderen beneden de leeftijd van achttien
jaar, laatstgenoemden voor zover zij geheel ten laste van de ambtenaar komen, een
kindertoelage, welke wordt toegekend door of namens het bevoegde gezag.
-
2 Het eerste lid is eveneens van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van achttien
jaar, die deel uitmaken van het gezin van de ambtenaar, die hij geheel als eigen kinderen
onderhoudt en opvoedt en die niet door de eigen ouders kunnen worden onderhouden en
opgevoed, elk afzonderlijk geval door het bevoegde gezag te beoordelen.
Aan de ambtenaar kan volgens vastgestelde regelen een standplaats- en een detacheringstoelage
worden toegekend.
Nadere regels ter uitvoering van de artikelen 27 en 28 worden vastgesteld:
-
a. bij ministeriële regeling, voor ambtenaren in dienst van de staat;
-
b. bij eilandbesluit houdende algemene maatregelen, voor ambtenaren in dienst van een
openbaar lichaam.
Ten aanzien van de ambtenaar voor wie de geldende werktijd korter is dan de voor zijn
functie geldende gebruikelijke volledige werktijd wordt in de regels, bedoeld in artikel 29, indien en voor zover daarbij ter vaststelling van de kinder-, standplaats-, kostwinners-
en detacheringstoelagen de bezoldiging het uitgangspunt vormt, de overeenkomstig artikel 19 berekende bezoldiging in aanmerking genomen.
§ 3. Bezoldiging in militaire dienst
De ambtenaar, die als militair in werkelijke dienst is, wordt geacht in zijn burgerlijke
betrekking van dienst vrijgesteld te zijn.
De ambtenaar, die ter vervulling van zijn dienstplicht voor eerste oefening onder
de wapenen verblijft, geniet gedurende de daarvoor vastgestelde tijd de aan zijn ambt
verbonden inkomsten, verminderd met zijn militaire beloning.
De ambtenaar die voor herhalingsoefeningen in werkelijke dienst is, behoudt over de
tijd van deze dienst het volle genot van de aan zijn ambt verbonden inkomsten.
-
1 De ambtenaar, die in verband met oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden
verplichte werkelijke dienst verricht, geniet gedurende dertig dagen de volle aan
zijn ambt verbonden inkomsten en daarna hetgeen deze meer bedragen dan zijn militaire
beloning.
-
3 Het tweede lid geldt niet ten aanzien van de buitengewone dienstplichten, die eerst
in werkelijke dienst behoeven te komen na het jaar der lichting, waartoe zij behoren
of naar hun leeftijd gerekend kunnen worden te behoren.
-
1 Op de ambtenaar, die in tijdelijke dienst is aangesteld, zijn de bepalingen, vervat
in de artikelen 31 tot en met 34, slechts van toepassing tot en met de dag, waarop de burgerlijke betrekking zou zijn
geëindigd indien hij daaraan niet door de militaire dienst zou zijn onttrokken.