Wet ziekteverzekering BES

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2017.
Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Wet ziekteverzekering BES

Inleidende bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • b. werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die binnen het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba één of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, gevestigd binnen het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, één of meer werknemers, die eveneens gevestigd zijn binnen het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, arbeid doet verrichten in het buitenland;

    • c. werknemer: een natuurlijke persoon, die met toepassing van artikel 2 van de Wet loonbelasting BES als werknemer wordt beschouwd omdat hij tot een inhoudingsplichtige in dienstbetrekking staat met uitzondering van:

      • 1°. een werknemer, die als regel geen twaalf achtereenvolgende dagen, niet meegerekend zondagen, en daarmee op grond van de Arbeidswet 2000 BES gelijkgestelde dagen, in dienst van de werkgever is,

      • 2°. de kapitein en schepelingen op zeeschepen van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba,

      • 3°. degene, die in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam en aan de voor hem geldende rechtspositieregelingen aanspraak op een uitkering bij ziekte kan ontlenen, en

      • 4°. de bestuurder of commissaris, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Wet loonbelasting BES;

    • d. behandelend geneeskundige: de geneeskundige die op aanwijzing of met goedvinden van Onze Minster de werknemer onderzoekt of behandelt;

    • e. controlerend geneeskundige: de geneeskundige die als zodanig door Onze Minister is aangewezen;

    • f. arbeidsongeschiktheid: de toestand waarin de werknemer verkeert, die als gevolg van ziekte gedurende een etmaal of langer niet in staat is om zijn normale arbeid te verrichten of deze arbeid zo lang niet mag verrichten hetzij om een medisch noodzakelijk onderzoek mogelijk te maken hetzij om te voorkomen dat zijn genezing wordt belemmerd, dan wel om besmetting van anderen te voorkomen;

    • g. loon: het loon, bedoeld in de artikelen 6 en 9a van de Wet loonbelasting BES;

    • h. loon per dag van de werknemer voor wie een zesdaagse werkweek geldt:

      • 1°. bij een uurloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen produkt gedeeld door zes,

      • 2°. bij een weekloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per week gedeeld door zes,

      • 3°. bij een maandloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per maand vermenigvuldigd met drie en gedeeld door 78;

    • i. loon per dag van de werknemer voor wie een vijfdaagse werkweek geldt:

      • 1°. bij een uurloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen produkt gedeeld door vijf,

      • 2°. bij een weekloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per week gedeeld door vijf,

      • 3°. bij een maandloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per maand vermenigvuldigd met drie en gedeeld door 65;

    • j. loon per dag van een werknemer met een werkweek van minder dan vijf dagen:

      • 1°. bij een uurloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen produkt gedeeld door het aantal dagen waarop de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst werkt,

      • 2°. bij een weekloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per week gedeeld door het aantal dagen waarop de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst werkt,

      • 3°. bij een maandloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per maand gedeeld door het aantal dagen per maand dat op grond van de arbeidsovereenkomst zou zijn gewerkt;

    • k. inkomen: de belastbare som als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting BES;

    • l. inspecteur: de bij regeling van Onze Minister van Financiën als zodanig aangewezen functionaris;

    • m. ontvanger: de bij regeling van Onze Minister van Financiën als zodanig aangewezen functionaris.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen personen, die op grond van het eerste lid niet de hoedanigheid van werknemer hebben, als werknemer worden aangemerkt en kunnen hiervoor nadere regels worden gesteld.

Artikel 1a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een uitbreiding dan wel een beperking worden gegeven ten aanzien van degene die als werknemer wordt beschouwd:

  • a. ten aanzien van vreemdelingen;

  • b. ter voorkoming van samenloop op grond van deze wet met een overeenkomstige regeling buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • c. in de gevallen van tijdelijk verblijf of tijdelijke werkzaamheden binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • d. ten aanzien van echtgenoten en overige gezinsleden van de werknemer en van de in de onderdelen b en c bedoelde personen.

Vaststelling van het loon per dag

Artikel 2

  • 1 Indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat uit huisvesting, verstrekkingen in natura, onderricht of geldelijke uitkeringen waarvan de grootte niet bij voorbaat vaststaat zoals provisie, commissie, tantième, fooien of vergoedingen voor aangenomen werk, bepalen werkgever en werknemer ter vaststelling van het loon per dag de gemiddelde waarde in het economisch verkeer daarvan met overeenkomstige toepassing van artikel 6C van de Wet loonbelasting BES.

  • 2 Indien sprake is van een uurloon en het aantal werkuren per week niet bij voorbaat vaststaat wordt het loon per dag vastgesteld aan de hand van het gemiddelde aantal werkuren per week in de periode van dertien weken voorafgaand aan de eerste dag waarop de werknemer ziek is geworden.

Uitkeringen

Artikel 3

  • 1 De werknemer heeft in geval van ziekte op grond van deze wet tegenover Onze Minister recht op een uitkering.

  • 2 Met ziekte worden gelijkgesteld zwangerschap en bevalling van de vrouwelijke verzekerde.

  • 3 Met ziekte wordt tevens gelijkgesteld lichamelijk letsel als gevolg van een ongeval, tenzij de werknemer op grond daarvan recht heeft op ongevallengeld op grond van de Wet ongevallenverzekering BES.

Geneeskundige behandeling en verpleging

Artikel 5

  • 1 De werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering in geld, ziekengeld genaamd, met ingang van de derde dag na die van de ziekmelding. Niettemin wordt over de dag van de ziekmelding en de twee daarop volgende dagen ziekengeld uitgekeerd, indien naar het oordeel van de behandelende geneeskundige de ziekte opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk maakt. Het ziekengeld wordt over de bedoelde drie dagen eveneens uitgekeerd, indien de duur van de ziekte als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak langer dan drie dagen bedraagt, ook wanneer geen opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk is geweest. Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt dit recht bij onafgebroken arbeidsongeschiktheid twee jaar nadien, indien het betreft een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst. Voor een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd vervalt dit recht na verloop van de periode waarvoor zij is aangegaan maar uiterlijk twee jaren na de dag van de ziektemelding wegens eenzelfde ziekteoorzaak en onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende deze periode. Indien een overeenkomst voor bepaalde tijd verlengd wordt, is het bepaalde met betrekking tot arbeidsovereenkomsten aangegaan voor onbepaalde tijd van toepassing. In geval van zwangerschap wordt de vrouwelijke arbeider geacht gedurende de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca van het Burgerlijk Wetboek BES Boek 7a, arbeidsongeschikt te zijn. Voor het bepalen van de onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende een periode worden tijdvakken van ongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 2 Het ziekengeld bedraagt per dag 80% van het loon per dag van de werknemer. Voor zover het loon per dag meer heeft bedragen dan een door Onze Minister vastgesteld bedrag blijft het bij de toepassing van de eerste zin buiten aanmerking.

  • 3 Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt ter bepaling van het ziekengeld met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.

  • 4 De werknemer heeft geen recht op ziekengeld:

    • a. over de zondagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen, terwijl de werknemer voor wie een werkweek van vijf dagen of minder geldt bovendien geen recht heeft op ziekengeld over de vrije zaterdagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen;

    • b. over de periode dat hem ziekengeld ter zake van een andere ziekte wordt uitgekeerd.

  • 5 Wanneer de werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid van zijn werkgever loon ontvangt, wordt het ziekengeld per dag verminderd met het bedrag, waarmede het ziekengeld en het loon per dag gezamenlijk het loon per dag, waarnaar het ziekengeld is berekend, overtreft.

  • 6 Tijdens het dienstverband of de werkzaamheden is de werkgever in geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer verplicht een uitkering gelijk aan het ziekengeld waarop de werknemer over de desbetreffende loontermijn tegenover Onze Minister recht heeft, aan de werknemer uit te betalen op de dag waarop het loon moet worden uitbetaald of zou moeten worden uitbetaald indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn. De werkgever die een uitkering op grond van de vorige zin heeft uitbetaald heeft, in plaats van de werknemer, tegenover Onze Minister recht op het desbetreffende ziekengeld en op uitbetaling daarvan uiterlijk zeven dagen na schriftelijke aanvraag bij Onze Minister, in te dienen na afloop van de maand waarin de uitkering wordt uitbetaald. Indien de werkgever de uitkering niet tijdig uitbetaalt, keert Onze Minister het ziekengeld aan de werknemer uit.

  • 7 Onze Minister is bevoegd om op grond van verdragen, convenanten en andersoortige overeenkomsten met uitvoerders van instellingen van sociale voorzieningen, het ziekengeld van een werknemer te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van sociale voorzieningen.

  • 8 Onze Minister is eveneens bevoegd om het ziekengeld van een werknemer te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van de door Onze Minister uitbetaalde socialeverzekeringsuitkeringen.

  • 9 De in het zevende en achtste lid bedoelde vermindering kan ineens geschieden indien het ten onrechte genoten voordeel niet groter is dan een derde deel van het door Onze Minister verstrekte ziekengeld. In alle andere gevallen kan de vermindering niet meer bedragen dan een derde deel van het ziekengeld.

Vaststelling van de uitkering

Artikel 6

  • 1 Zo spoedig mogelijk deelt Onze Minister, mede aan de hand van de bevindingen en voorschriften van de behandelende geneeskundige, aan de werknemer schriftelijk mede welke uitkering hem zal worden verstrekt en eventueel dat en op welke gronden Onze Minister zich niet of niet langer tot uitkering gehouden acht. De werknemer stelt de werkgever onverwijld van deze mededeling in kennis.

  • 2 Zodra de behandelende geneeskundige vaststelt dat de werknemer:

    • a. zich onder geneeskundige behandeling moet stellen;

    • b. zich niet of niet langer onder geneeskundige behandeling behoeft te stellen;

    • c. als bedlegerig patiënt behandeld moet worden;

    • d. niet of niet langer als bedlegerig patiënt behandeld behoeft te worden;

    • e. arbeidsongeschikt is;

    • f. niet of niet langer arbeidsongeschikt is; of

    geeft hij van deze bevindingen en zijn daaruit volgende voorschriften schriftelijk kennis aan Onze Minister.

Artikel 7

De werknemer heeft geen recht op uitkering of verliest dit recht:

  • a. indien de ziekte te wijten is aan zijn opzet of grove schuld dan wel aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen;

  • b. indien en zolang hij zich niet onder behandeling van de behandelende geneeskundige heeft gesteld;

  • c. indien hij zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd;

  • d. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door Onze Minister aangewezen, de behandelende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken of te behandelen dan wel diens voorschriften niet opvolgt of zich daarnaast aan andere geneeskundige behandeling onderwerpt;

  • e. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door Onze Minister aangewezen, de controlerende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken;

  • f. indien hij de aanwijzingen van de controlerende geneeskundige, ook wanneer deze afwijken van de voorschriften van de behandelende geneeskundige, niet opvolgt;

  • g. indien hij zonder de toestemming van Onze Minister het eiland verlaat waar hem de uitkering wordt verstrekt;

  • h. indien en voor zoveel hij, met betrekking tot de ziekte, recht heeft op uitkering op grond van de Wet ongevallenverzekering BES.

Artikel 7a

In de gevallen dat de beëindiging of het verlies van het recht op uitkering van de verzekerde als gevolg van de toepassing van de bepalingen van deze wet tot kennelijke hardheid leidt, is Onze Minister bevoegd, hetzij op verzoek, hetzij ambtshalve deze kennelijke hardheid geheel of gedeeltelijk op te heffen.

Premie

Artikel 8

  • 1 Ter zake van de kosten verbonden aan deze wet is een premie verschuldigd, die gezamenlijk wordt geheven met de zorgverzekeringspremie.

  • 2 De premie, bedoeld in het eerste lid, wordt geheven met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk III van de Wet loonbelasting BES, met dien verstande dat in plaats van «inhoudingsplichtige» telkens gelezen wordt «werkgever».

  • 3 De premie wordt geheven naar een percentage van het loon van de werknemer.

  • 4 Het premiepercentage, bedoeld in het derde lid, wordt met ingang van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling in overeenstemming met Onze Minister van Financiën voor de periode van één jaar vastgesteld.

  • 5 Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt voor de berekening van de premie met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.

  • 6 De premie is verschuldigd door de werkgever.

  • 7 De premie wordt door de inspecteur geheven van de werkgever door middel van afdracht op aangifte.

  • 8 De premie komt ten gunste van het Rijk.

  • 9 Ten laste van het Rijk komen de door Onze Minister verstrekte uitkeringen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 5, eerste lid, en alle kosten verbonden aan de uitvoering van deze wet.

Artikel 8a

Voor zover op grond van deze wet niet anders is bepaald is ten aanzien van de premieheffing en invordering op grond van artikel 8 en de invordering daarvan hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8h

  • 1 De werkgever, diens vaste vertegenwoordiger, de leider van de vaste inrichting van de werkgever of degene die de leiding heeft van binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba verrichte werkzaamheden is desgevraagd gehouden aan Onze Minister of aan de door deze aangewezen personen en deskundigen inzage te verlenen of afschrift te verstrekken van de boeken, bescheiden en geschriften, welke voor de vaststelling van de premie redelijkerwijs van belang zijn.

  • 2 Degene die inzage van de boeken, bescheiden en geschriften, bedoeld in het eerste lid, is gevraagd, wordt geacht die in zijn bezit te hebben, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt.

  • 3 Bij een weigering om te voldoen aan een verplichting als bedoeld in het eerste lid, kan een werkgever, diens vaste vertegenwoordiger, de leider van de vaste inrichting van de werkgever of degene die de leiding heeft van binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba verrichte werkzaamheden, niet met vrucht een beroep doen op de omstandigheid dat hij uit hoofde van zijn stand, zijn beroep of zijn ambt tot geheimhouding verplicht is, zelfs al mocht deze hem bij enig wettelijk voorschrift zijn opgelegd.

Artikel 8i

Het is een ieder verboden hetgeen hem, bij de uitvoering van deze wet of in verband daarmee, over inkomen, opbrengst, uitdelingen, medische gegevens en in het algemeen over de zaken of werkzaamheden van een ander, blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Vorderingen en aansprakelijkheid

Artikel 11

  • 1 De termijnen van het ziekengeld, die niet zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag, waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald.

  • 2 Ieder beding, dat de aansprakelijkheid van de werkgever op grond van deze wet uitsluit of vermindert, is nietig.

  • 3 Het is de werkgever verboden de voor hem uit de bepalingen van deze wet voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk te verhalen op het loon van de werknemer.

  • 4 De arbeidsgeschikte zieke werknemer, die ten behoeve van geneeskundig onderzoek of behandeling noodzakelijk het verrichten van zijn arbeid onderbreekt, behoudt gedurende die tijd tegenover zijn werkgever recht op loon.

  • 5 De verzekerde, die de uitkering in ontvangst neemt, wordt daardoor niet geacht van het recht op het hem eventueel meer toekomende afstand te hebben gedaan.

  • 6 Indien de werknemer in verband met zijn ziekte, op grond waarvan een uitkering als bedoeld in deze wet is toegekend, tegen de werkgever een rechtsvordering tot schadevergoeding heeft naar burgerlijk recht, wordt die vordering op grond van deze wet niet verloren, doch de rechter houdt bij de vaststelling der schadevergoeding rekening met hetgeen op grond van deze wet aan de werknemer is toegekend.

  • 7 De persoon, die gehouden is tot vergoeding van schade die door de verzekerde is geleden door ziekte, is voor de uitkering aan de verzekerde op grond van deze wet aansprakelijk jegens degene te wiens laste die uitkering komt.

  • 8 De uitkering is onvervreemdbaar, niet vatbaar voor verpanding of belening, evenmin voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag, behalve tot verhaal van het verschuldigde wegens levering van levensbehoeften, verstrekt aan degene tegen wie het beslag gedaan wordt en tot verhaal van onderhoud waartoe degene, die de uitkering geniet, op grond van enig wettelijk voorschrift is gehouden.

Uitvoering, inlichtingen en toezicht

Artikel 12

  • 1 Onze Minister is belast met de uitvoering van deze wet, met dien verstande, dat de heffing van de premie geschiedt door de inspecteur en de invordering daarvan door de ontvanger.

  • 2 Een ieder is verplicht ten behoeve van de uitvoering op verzoek aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk. De door Onze Minister verlangde inlichtingen moeten binnen een door Onze Minister te stellen termijn worden verstrekt. De verzekerde is verplicht uit eigen beweging aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken waarvan de verzekerde redelijkerwijs kan vermoeden dat deze aanleiding kunnen geven tot verlies of beëindiging van het recht op uitkering op grond van artikel 3, eerste lid. Ook is een ieder verplicht de door Onze Minister gegeven aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van deze wet op te volgen.

  • 3 Bij niet naleving van de in tweede lid opgelegde verplichtingen door de verzekerde is Onze Minister bevoegd de te verstrekken tegemoetkomingen en vergoedingen op te schorten.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12a

  • 1 Onze Minister kan bij ministeriële regeling functionarissen aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op deze wet.

  • 2 De op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen:

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoners te betreden, vergezeld van door hen aangewezen functionarissen;

    • e. woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3 Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de taakuitoefening van de op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen.

  • 6 Een ieder is verplicht aan de op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen alle medewerking te verlenen die in het kader van de toezichtsuitoefening op grond van het tweede en derde lid wordt gevorderd.

Artikel 13

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van deze wet.

Artikel 14

Alle op grond van deze wet opgemaakte of overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.

Administratieve sancties

Artikel 14a

  • 2 Onder het niet voldoen aan de verplichtingen, genoemd in artikel 12, tweede lid, wordt mede verstaan het verstrekken van onjuiste inlichtingen.

  • 3 Indien er sprake is van herhaling van eenzelfde overtreding binnen twee jaar wordt het maximum van de boetes, genoemd in het eerste lid, verdubbeld.

  • 4 De boete wordt geheven door middel van een beschikking van Onze Minister.

Strafbepalingen

Artikel 15

  • 2 Het opzettelijk, mondeling of schriftelijk verstrekken of doen verstrekken van inlichtingen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, die onjuist zijn alsmede het afleggen van een valse verklaring aan Onze Minister, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.

  • 3 Het opzettelijk door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding bewegen van een werknemer om geen gebruik te maken van een hem op grond van deze wet toekomend recht wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie

  • 4 De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen en de in het tweede en derde lid strafbaar gestelde feiten misdrijven.

Artikel 15a

Een administratieve boete vervalt, indien degene aan wie de administratieve boete is opgelegd, wegens het feit op grond waarvan boete is verschuldigd, onherroepelijk is veroordeeld, is vrijgesproken of is ontslagen van rechtsvervolging.

Artikel 15b

  • 1 Met de opsporing van bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de door Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister, aangewezen ambtenaren.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de functievervulling van de op grond van het eerste lid aangestelde functionarissen.