Eerste Afdeling. Algemene bepalingen
De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de arbeider, zich
verbindt, in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon, gedurende zekere
tijd arbeid te verrichten.
De aanneming van werk van stoffelijke aard is de overeenkomst, waarbij de ene partij,
de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde
prijs een bepaald werk tot stand te brengen.
-
1 Indien een overeenkomst de kenmerken bevat van een arbeidsovereenkomst, en van enige
andere soort van overeenkomst, zullen zowel de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst
als die betreffende de andere soort van overeenkomst, welker kenmerken zij mede bevat,
van toepassing zijn; in geval van strijd tussen deze bepalingen zullen die der arbeidsovereenkomst
van toepassing zijn.
-
2 Indien een aanneming van werk door meerdere soortgelijke overeenkomsten, zij het ook
telkens met enige tussentijd, is gevolgd, of indien het, bij het aangaan ener aanneming
van werk, blijkbaar in de bedoeling van partijen ligt meerdere dergelijke overeenkomsten
aan te gaan, in dier voege, dat de verschillende aannemingen tezamen als een arbeidsovereenkomst
kunnen worden beschouwd, zullen de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst op
deze overeenkomsten gezamenlijk en op elk harer afzonderlijk, met uitsluiting van
de bepalingen der zesde afdeling van deze titel, van toepassing zijn. Is evenwel in
een dergelijk geval de eerste overeenkomst bij wijze van proef aangegaan, dan zal
deze geacht worden haar aard van aanneming van werk te hebben behouden en zullen de
bepalingen der zesde afdeling van deze titel op haar van toepassing zijn.
Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende
maanden wekelijks tenminste acht uren dan wel gedurende tenminste vijfendertig uren
per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst.
Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen
arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang
van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.
Tweede Afdeling. Van de arbeidsovereenkomsten in het algemeen
Wanneer een arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt aangegaan, zijn de kosten der akte
en andere bijkomende onkosten ten laste van de werkgever.
-
1 Een minderjarige is bekwaam als arbeider arbeidsovereenkomsten aan te gaan, indien
hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk,
is gemachtigd.
-
3 Indien de machtiging schriftelijk is verleend, is de minderjarige verplicht haar ter
hand te stellen aan de werkgever, die de minderjarige afschrift daarvan geeft en de
machtiging bij het einde der dienstbetrekking aan de minderjarige of diens rechtverkrijgenden
teruggeeft.
-
4 Voor zover zulks niet door het stellen van bepaalde voorwaarden in de machtiging uitdrukkelijk
is uitgesloten, staat de minderjarige in alles, wat betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst,
door hem ingevolge de verleende machtiging aangegaan, met een meerderjarige gelijk,
behoudens het bepaalde bij het derde lid van artikel 1614f. Echter kan hij niet in rechte verschijnen zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger,
behalve wanneer de rechter gebleken is, dat de wettelijke vertegenwoordiger niet bij
machte is zich te verklaren.
Indien een daartoe niet bekwame minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan
en dientengevolge gedurende vier weken, zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger,
in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door die vertegenwoordiger
mondeling tot het aangaan dier arbeidsovereenkomst gemachtigd te zijn geweest.
Een tussen echtgenoten aangegane arbeidsovereenkomst is nietig.
-
1 Indien gedurende de dienstbetrekking een reglement wordt vastgesteld of het bestaande
wordt gewijzigd, is dit nieuwe of gewijzigde reglement voor de arbeider slechts verbindend,
indien een volledig exemplaar van het ontwerp daarvan of van de ontworpen wijzigingen
algemeen is bekend gemaakt zodanige tijd tevoren, dat hij zich over de inhoud behoorlijk
heeft kunnen beraden.
-
2 Indien de arbeider na vaststelling van het nieuwe of het gewijzigde reglement mededeelt,
dat hij zich daarmede niet verenigt, wordt deze mededeling aangemerkt als een opzegging
van de dienstbetrekking tegen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement
in werking zal treden. Is de tijd tussen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde
reglement door of vanwege de werkgever aan de arbeider is verstrekt, en die, waarop
het in werking zal treden, korter dan die gedurende welke de dienstbetrekking bij
regelmatige beëindiging had behoren voort te duren, dan is de werkgever schadeplichtig.
Een verklaring van de arbeider, waarbij hij zich verbindt zich met elk in de toekomst
vastgesteld reglement of met elke toekomstige wijziging van een bestaand reglement
te verenigen, is nietig.
Van de bepalingen van het reglement kan alleen dan bij bijzondere overeenkomst worden
afgeweken, indien deze schriftelijk is aangegaan.
Ter berekening van het in geld vastgestelde loon per dag wordt, voor de toepassing
van deze titel, de dag gesteld op tien uren, de week op zes dagen, de maand op vijfentwintig
dagen en het jaar op driehonderd dagen. Is het loon, hetzij voor het geheel, hetzij
gedeeltelijk, op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan wordt als het in
geld vastgestelde loon per dag aangenomen het gemiddelde loon des arbeiders, berekend
over de laatste voorafgegane dertig werkdagen: bij gebreke van die maatstaf wordt
als loon aangenomen het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft,
meest nabij komende arbeid.
Het loon van arbeiders, welke niet bij de werkgever inwonen, mag niet anders worden
vastgesteld dan in:
-
1°. geld;
-
2°. voedsel te nuttigen, alsmede verlichtingsmiddelen te gebruiken ter plaatse waar ze
worden verstrekt;
-
3°. kleding, door de arbeider bij de waarneming der dienstbetrekking te dragen;
-
4°. een bepaalde hoeveelheid der voortbrengselen van het bedrijf, waarin het loon verdiend
wordt, of der grond- of hulpstoffen, in dat bedrijf gebruikt, een en ander voor zover
die voortbrengselen of grond- of hulpstoffen, wat aard en hoeveelheid betreft, behoren
tot de eerste levensbehoeften van de arbeider en zijn gezin, of als grond- of hulpstoffen,
werktuigen of gereedschappen in het bedrijf des arbeiders worden gebezigd, en in ieder
geval met uitsluiting van alcoholhoudende drank;
-
5°. het gebruik van een aangewezen woning of lokaal, van een bepaald stuk grond of stalling
voor een bepaald aantal naar de soort aangeduide dieren, toebehorende aan de arbeider
of aan een der leden van zijn gezin; het gebruik van werktuigen of gereedschappen,
alsmede onderhoud daarvan;
-
6°. bepaalde werkzaamheden of diensten door of voor rekening van de werkgever voor de
arbeider te verrichten;
-
7°. onderricht door of vanwege de werkgever aan de arbeider te verstrekken.
-
1 Indien bij overeenkomst of bij reglement geen bepaald loon is vastgesteld, heeft de
arbeider aanspraak op zodanig loon als ten tijde van het sluiten der overeenkomst
voor arbeid als de bedongene, ter plaatse waar deze moest worden verricht, gebruikelijk
was.
-
1 Ongeoorloofd en nietig is elk beding tussen de werkgever of diens vertegenwoordiger
en een arbeider, waarbij deze zich verbindt, het loon of zijn overige inkomsten of
een gedeelte daarvan op een bepaalde wijze te besteden, of zich zijn benodigdheden
op een bepaalde plaats of bij een bepaalde persoon aan te schaffen.
-
1 Indien de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als bedoeld bij het
voorgaande artikel, met de werkgever enige overeenkomst heeft aangegaan, ontstaat daaruit generlei verbintenis.
De arbeider is gerechtigd het reeds te dier zake op zijn loon in rekening geledene
of door hem betaalde van de werkgever terug te vorderen, zonder gehouden te zijn tot
teruggave van hetgeen hem ter voldoening aan de overeenkomst is verstrekt.
-
2 Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders, de
veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden
van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som waarop de door de arbeider
geleden schade door hem wordt gewaardeerd.
-
3 Heeft de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als voormeld, met een
ander dan de werkgever enige overeenkomst aangegaan, dan heeft hij het recht dat bedrag
van hetgeen hij uit dien hoofde betaald heeft of nog verschuldigd is, van de werkgever
te vorderen. De bepaling van het tweede lid is ook ten deze van toepassing.
-
3 De overeenkomst of het reglement, waarbij boete is bedongen, moet nauwkeurig de bestemming
der boeten vermelden. Zij mogen noch onmiddellijk, noch middellijk strekken tot persoonlijk
voordeel van de werkgever zelf of van degene, wie deze de bevoegdheid heeft verleend
de arbeiders boete op te leggen.
-
4 Iedere boete, in een reglement of in een overeenkomst bedongen, moet op een bepaald
bedrag gesteld zijn, uitgedrukt in de munt, waarin het loon is vastgesteld.
Ieder beding waarbij de arbeider al dan niet gedurende bepaalde tijd beperkt wordt
om na het einde van de dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn is nietig.
Alle akten en geschriften betreffende het aangaan, wijzigen of eindigen van arbeidsovereenkomsten,
benevens alle stukken, die door de werkgever en de arbeider of hun wettelijke vertegenwoordigers
tezamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onderhandse vorm, hetzij ten overstaan van
een openbare ambtenaar, zonder medewerking van derden, ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst
worden opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden,
indien deze formaliteit wordt gewenst, kosteloos geregistreerd.
-
2 Zij zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van personen in dienst van de overheid,
tenware zij, hetzij vóór of bij de aanvang der dienstbetrekking door of namens partijen
hetzij bij algemeen verbindend voorschrift van toepassing zijn verklaard.
Indien zij wel van toepassing zijn verklaard wordt de overheid ten aanzien dier bepalingen
als werkgever beschouwd.
Derde Afdeling. Van de verplichtingen des werkgevers
De werkgever is verplicht de arbeider zijn loon op de bepaalde tijd te voldoen.
Het loon, naar tijdruimte vastgesteld, is verschuldigd van het tijdstip, waarop de
arbeider in dienst is getreden, tot dat van het einde der dienstbetrekking.
Geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid
niet heeft verricht.
-
1 Evenwel behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon
voor een betrekkelijk korte tijd, wanneer hij tengevolge van ziekte of ongeval verhinderd
is geweest zijn arbeid te verrichten, tenzij de ziekte of het ongeval door zijn opzet
of onzedelijkheid veroorzaakt of het gevolg is van een lichaamsgebrek, waaromtrent
hij bij het aangaan der overeenkomst de werkgever opzettelijk valse inlichtingen heeft
gegeven.
-
2 Komt hem in zodanige geval krachtens de ziekte- of ongevallenregeling of krachtens
enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is bedongen bij of voorvloeit
uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke vergoeding of uitkering toe, dan wordt
het loon verminderd met het bedrag dier vergoeding of uitkering.
-
3 Eveneens behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon
voor een korte tijd, naar billijkheid te berekenen, wanneer hij, hetzij tengevolge
van de vervulling ener door algemeen verbindend voorschrift of overheid, zonder geldelijke
vergoeding, opgelegde verplichting, die niet in zijn vrije tijd kon geschieden, hetzij
tengevolge van zeer bijzondere, buiten zijn schuld ontstane, omstandigheden, verhinderd
is geweest zijn arbeid te verrichten.
-
4 Onder zeer bijzondere omstandigheden worden, voor de toepassing van dit artikel, begrepen:
de bevalling van de echtgenote van de arbeider zomede het overlijden en de begrafenis
van een zijner huisgenoten of van een zijner bloed- of aanverwanten in de rechte linie
onbepaald en in de tweede graad der zijlinie. Evenzo wordt onder de vervulling ener
door een algemeen verbindend voorschrift of overheid opgelegde verplichting begrepen
de uitoefening der kiesbevoegdheid.
-
5 Is het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan zijn de bepalingen
van dit artikel eveneens van toepassing met dien verstande, dat als loon wordt aangenomen
het gemiddelde loon, hetwelk de arbeider, wanneer hij niet verhinderd ware geweest,
gedurende die tijd had kunnen verdienen.
-
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 1614c heeft de vrouwelijke arbeider ingeval van het niet verrichten van arbeid wegens zwangerschap
en bevalling, recht op doorbetaling van het volledige salaris gedurende tenminste
vier weken voor en ten hoogste zes weken voor de vermoedelijke bevaldatum als zijnde
zwangerschapsverlof en gedurende tenminste zes weken na of ten hoogste acht weken
na de werkelijke bevaldatum als zijnde bevallingsverlof.
-
2 De vrouwelijke arbeider bepaalt op grond van de door een huisarts, verloskundige of
medisch specialist vastgestelde vermoedelijke bevaldatum en met inachtneming van het
bepaalde in het eerste lid, de ingangsdatum van het bevallingsverlof.
-
3 Het zwangerschapsverlof en het bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid, duren
samen maximaal twaalf weken, met dien verstande dat het bevallingsverlof, niettegenstaande
de achteraf gebleken werkelijke duur van het zwangerschapsverlof, tenminste zes weken
duurt.
Ook verliest de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon niet,
indien hij bereid was de bedongen arbeid te verrichten, doch de werkgever daarvan
geen gebruik heeft gemaakt, hetzij door eigen schuld of zelfs tengevolge van, hem
persoonlijk betreffende, toevallige verhindering. De bepalingen van het tweede, vijfde,
zesde en zevende lid van het voorgaande artikel zijn van toepassing.
-
1 Indien een arbeidsduur van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen
waarop de arbeid moet worden verricht, niet zijn vastgelegd, dan wel indien de duur
van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de arbeider voor iedere
periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon
waarop hij aanspraak zou hennen indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht.
-
1 Bestaat het loon voor het geheel of voor een gedeelte in een bedrag, dat afhankelijk
is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen
blijken, dan heeft de arbeider het recht van de werkgever mededeling te verlangen
van zodanige bewijsstukken, als voor hem nodig zijn om tot kennis van dat gegeven
te geraken.
-
2 Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement kan worden bepaald, dat mededeling
van de genoemde bewijsstukken, in plaats van aan iedere arbeider afzonderlijk, zal
geschieden aan een bepaald aantal arbeiders in dienst van de werkgever of aan een
of meer deskundigen inzake boekhouding, allen door de arbeiders bij schriftelijke
keuze aan te wijzen.
-
3 De mededeling van de bewijsstukken door of vanwege de werkgever geschiedt desverlangd
onder uitdrukkelijke verplichting van geheimhouding door de arbeider en degene, die
hem overeenkomstig het voorgaande lid vervangt; deze kan echter nimmer tot geheimhouding
tegenover de arbeider worden verplicht.
-
5 Voor zover het gegeven, in het eerste lid bedoeld, betreft de winst, in des werkgevers
onderneming of een deel daarvan behaald, kan van de bepalingen van het eerste lid
bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement, ook op andere wijze dan
in het tweede lid omschreven, worden afgeweken.
-
2 Indien in de in artikel 1613f genoemde schriftelijke machtiging de voorwaarde is opgenomen, dat het in geld vastgestelde
loon, geheel of gedeeltelijk, in stede van aan de minderjarige, aan de wettelijke
vertegenwoordiger zelf moet worden voldaan, wordt deze ten opzichte van de voldoening
van het loon, of van het gedeelte hetwelk hem moet worden voldaan, als de arbeider
aangemerkt.
-
3 Ook indien geen zodanige voorwaarde in de machtiging is opgenomen, wordt het aan de
minderjarige verschuldigde in geld vastgestelde loon aan de wettelijke vertegenwoordiger
voldaan, wanneer deze zich tegen de voldoening aan de minderjarige schriftelijk verzet.
-
1 Beslag onder de werkgever op het door deze aan de arbeider verschuldigde loon is niet
verder geldig dan tot een derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon. Generlei
beperking geldt, indien het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarop hij, te
wiens behoeve het beslag gelegd wordt, volgens de wet aanspraak heeft.
-
2 Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de arbeider enig recht
op zijn loon aan een derde toekent, is slechts in zoverre geldig als een beslag op
zijn loon geldig zoude zijn.
-
1 De voldoening van het in geld vastgestelde loon geschiedt in wettig betaalmiddel van
het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius en Saba of met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 met dien verstande dat in buitenlands geld vastgesteld loon zal worden berekend naar
de koers van de dag en plaats der betaling, of, indien aldaar geen koers bestaat,
naar die der naastbijgelegen handelsplaats, waar een koers bestaat.
De voldoening van het loon, voor zover het in andere bestanddelen dan in geld is vastgesteld,
geschiedt volgens hetgeen bij overeenkomst of reglement is bedongen, of in het geval,
bedoeld in artikel 1613p, naar de daar gestelde regelen.
-
1 Voldoening van het loon, voor zover zij anders heeft plaatsgehad dan bij de voorafgaande
twee artikelen is bepaald, is nietig. De arbeider behoudt het recht van de werkgever
het verschuldigde loon te vorderen, zonder gehouden te zijn hem het bij de nietige
voldoening ontvangene terug te geven.
-
2 Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders, de
veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden
van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som, waarop de door de
arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd.
Indien de plaats der voldoening van het loon niet bij overeenkomst of reglement, of
door het gebruik is bepaald, of het loon met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 betaald wordt geschiedt de voldoening hetzij ter plaatse waar de arbeid in de regel
wordt verricht, hetzij ten kantore des werkgevers indien dit gelegen is op hetzelfde
eiland waar de arbeider woont, hetzij aan de woning des arbeiders, ter keuze van de
werkgever.
-
2 De uitbetalingstermijnen, bij dit artikel vastgesteld, zullen door partijen, met onderling
goedvinden, steeds mogen worden ingekort.
De uitbetaling van het in geld doch niet naar tijdruimte vastgestelde loon, zal geschieden
met inachtneming van de bepalingen van het voorgaande artikel, met dien verstande,
dat dit loon geacht zal worden te zijn vastgesteld bij de tijdruimte, waarbij het
loon gewoonlijk wordt vastgesteld voor de arbeid, welke ten aanzien van aard, plaats
en tijd het meest nabijkomt aan de arbeid, waarvoor het loon verschuldigd is.
-
1 Voor zover het in geld vastgestelde loon bestaat in een bedrag, dat afhankelijk is
gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen blijken,
zal de uitbetaling geschieden telkens wanneer het bedrag van dat loon kan worden bepaald,
met dien verstande, dat de uitbetaling ten minste eenmaal per jaar zal geschieden.
-
2 Voor zover het gegeven in het eerste lid bedoeld betreft de winst, in des werkgevers
onderneming of een deel daarvan behaald en de aard van het bedrijf of het gebruik
medebrengt, dat deze winst eerst na langer tijdsverloop dan één jaar wordt bepaald,
kan bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat
de uitbetaling telkens na die bepaling zal geschieden.
Indien het loon in geld voor een gedeelte naar tijdruimte en voor een ander gedeelte
op andere wijze, ofwel indien het loon in gedeelten naar meerdere verschillende tijdruimten
is vastgesteld, zullen voor ieder dier gedeelten de voorschriften der artikelen 1614l tot en met 1614n van toepassing zijn.
-
2 Echter kan ten aanzien van het in geld, doch afhankelijk van de uikomsten van de te
verrichten arbeid, vastgestelde loon bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij
reglement worden bedongen, dat telkens, behoudens definitieve afrekening op de eerste
betaaldag waarop daartoe de mogelijkheid zal bestaan, zal worden uitbetaald een zeker
gedeelte van het loon, bedragende ten minste drie vierden van het gebruikelijk loon
voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabijkomende arbeid.
-
1 De werkgever is verplicht bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon de
arbeider een schriftelijke opgave te verstrekken van het loonbedrag, van de bedragen
waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag, van de bedragen
waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden,
alsmede van het bedrag van het loon waarop een persoon van de leeftijd van de werknemer
over de termijn waarop het loon is berekend ingevolge het bepaalde bij of krachtens
de Wet minimumlonen BES aanspraak heeft.
-
2 De opgave vermeldt voorts de naam van de werkgever en van de werknemer, de datum van
indiensttreding, de termijn waarover het loon is berekend, alsmede de overeengekomen
arbeidsduur.
Voor zover het in geld vastgestelde loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijft
na aftrek van hetgeen door de werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en na aftrek
van hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van deze titel rechten doen
gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk de achtste werkdag na die, waarop ingevolge
de artikelen 1614l, 1614m en 1614o, de betaling had moeten geschieden, heeft de arbeider, indien deze niet-betaling
aan de werkgever is toe te schrijven, aanspraak op een verhoging wegens de vertraging,
welke voor de negende tot en met de twaalfde werkdag bedraagt vijf ten honderd per
dag en voor elke volgende werkdag een ten honderd, met dien verstande, dat de verhoging
wegens vertraging in geen geval de helft van het verschuldigde bedrag zal te boven
gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhoging te beperken tot zodanig bedrag
als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen.
-
2 Ter zake van hetgeen de werkgever krachtens de nummers 2°, 3° en 5° zoude kunnen vorderen,
mag behoudens schriftelijke toestemming van Onze Minister wie het aangaat door hem
bij elke uitbetaling van het loon niet meer worden verrekend, dan een vijfde gedeelte
van het in geld vastgestelde loon, hetwelk alsdan zoude moeten worden uitbetaald;
ter zake van hetgeen hij krachtens de bepalingen van dit artikel in het geheel zoude
kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van Onze Minister wie het
aangaat verrekening niet verder gaan dan tot twee vijfde gedeelten van hetzelfde bedrag.
-
1 Bedingen, welke de strekking hebben om een zeker bedrag van het loon op de betaaldag
niet uit te betalen, zijn alleen geldig, indien zij bij schriftelijk aangegane overeenkomst
of bij reglement zijn gemaakt met het doel om op dit bedrag te kunnen verhalen hetgeen
de arbeider bij het einde der dienstbetrekking krachtens artikel 1615o, derde lid, verschuldigd mocht zijn, en indien zij voorts voldoen aan de verdere bepalingen
van dit artikel.
-
3 Dit bedrag mag behoudens schriftelijke toestemming van de Gouverneur bij elke loonuitbetaling
niet meer zijn dan een tiende gedeelte van het in geld vastgestelde, alsdan betaalbare,
loon.
In het geheel mag het ten hoogste het bedrag der schadeloosstelling bedoeld bij artikel 1615r evenaren.
-
4 Zodra de dienstbetrekking is geëindigd op een wijze, waardoor de arbeider niet tot
het betalen ener schadevergoeding gelijk bij het eerste lid bedoeld, gehouden is,
erlangt hij, of zijn rechtverkrijgenden, de vrije beschikking over het aldus te zijnen
name ingelegde bedrag en over de daarvan gekweekte renten.
-
1 Indien het loon des arbeiders geheel of gedeeltelijk in inwoning, kost, of andere
levensbenodigdheden is vastgesteld, is de werkgever verplicht dit, mits overeenkomstig
de vereisten van gezondheid en goede zeden, volgens plaatselijk gebruik te voldoen.
De werkgever, die tijdelijk verhinderd is het loon, voor zover dit in inwoning, kost
of andere levensbenodigdheden is vastgesteld, te voldoen, zonder dat deze verhindering
het gevolg is van eigen toedoen van de arbeider, is deze een vergoeding schuldig,
waarvan het bedrag bij overeenkomst of, bij gebreke van dien, door het plaatselijk
gebruik wordt bepaald.
De werkgever is gehouden inwonende arbeiders, zonder korting van het loon, in de gelegenheid
te stellen hun godsdienstplichten te vervullen, alsmede ontspanning van de arbeid
te genieten, in beide gevallen op de wijze bij overeenkomst of, bij gebreke van dien,
door het plaatselijk gebruik bepaald.
De werkgever is gehouden de arbeid dusdanig te regelen, dat de arbeider geen arbeid
heeft te verrichten op zondagen en die dagen, die volgens algemeen verbindend voorschrift
ten aanzien van de bedongen arbeid met zondagen worden gelijkgesteld, behalve voor
zover het tegendeel is bedongen of uit de aard van de arbeid voortvloeit.
-
1 De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen, waarin of waarmede
hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden,
alsmede omtrent het verrichten van de arbeid zodanige regelingen te treffen en aanwijzingen
te verstrekken, dat de arbeider tegen gevaar van lijf, eerbaarheid en goed zover beschermd
is, als redelijkerwijze in verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden.
-
2 Zijn die verplichtingen niet nagekomen, dan is de werkgever gehouden tot vergoeding
der schade aan de arbeider dientengevolge in de uitoefening zijner dienstbetrekking
overkomen, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht,
of die schade in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten.
-
3 Indien de arbeider, tengevolge het niet nakomen dier verplichtingen door de werkgever,
in de uitoefening zijner dienstbetrekking zodanig letsel heeft bekomen, dat daarvan
de dood het gevolg is, is de werkgever overeenkomstig artikel 108 van Boek 6 jegens de daar bedoelde personen aansprakelijk, tenzij door hem het bewijs wordt
geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht, of de dood in belangrijke mate mede
aan grove schuld van de arbeider is te wijten. Het voorbehoud bij het voorgaande lid
gemaakt, is ook ten deze van toepassing.
De werkgever is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een
goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
-
2 Het getuigschrift bevat een juiste opgave omtrent de aard van de verrichte arbeid
en de duur der dienstbetrekking, alsmede, doch alleen op bijzonder verzoek van degene
aan wie het getuigschrift moet worden uitgereikt, omtrent de wijze, waarop de arbeider
aan zijn verplichtingen heeft voldaan en de wijze, waarop de dienstbetrekking geëindigd
is; heeft de werkgever de dienstbetrekking echter zonder het aanvoeren van redenen
doen eindigen, dan is hij slechts gehouden zulks te vermelden, zonder verplicht te
zijn de redenen zelf mede te delen. Heeft de arbeider de dienstbetrekking doen eindigen
en is hij deswege schadeplichtig geworden, dan is de werkgever gerechtigd zulks in
het getuigschrift te vermelden.
-
3 De werkgever, die weigert het gevraagde getuigschrift af te geven, die in het getuigschrift
tegen beter weten onjuiste mededelingen opneemt, of die het getuigschrift van een
kenmerk voorziet, bestemd om aangaande de arbeider enige mededeling te doen, welke
niet in de bewoordingen van het getuigschrift is vervat, is zowel jegens de arbeider
als jegens derden aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.
Vierde Afdeling. Van de verplichtingen des arbeiders
De arbeider is verplicht de bedongen arbeid naar zijn best vermogen te verrichten.
Voor zover aard en omvang van de te verrichten arbeid niet bij overeenkomst of reglement
zijn omschreven, beslist daaromtrent het gebruikt.
De arbeider is verplicht de arbeid zelf te verrichten; hij kan zich daarin niet dan
met toestemming des werkgevers door een derde doen vervangen.
De arbeider is verplicht zich te houden aan de voorschriften omtrent het verrichten
van de arbeid alsmede aan die, welke strekken ter bevordering van de goede orde in
de onderneming des werkgevers, hem door of namens de werkgever binnen de perken van
de bestaande wettelijke regelingen, van overeenkomst of reglement gegeven.
De arbeider, die bij de werkgever inwoont, is verplicht zich te gedragen naar de orde
des huizes.
De arbeider is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een
goed arbeider in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
-
1 De arbeider die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever
of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden,
is te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg
is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan,
mede gelet op de aard van de betreffende overeenkomst, anders voortvloeien dan in
de vorige volzin is bepaald.
Vijfde Afdeling. Van de verschillende wijzen waarop de dienstbetrekking, door arbeidsovereenkomst
ontstaan, eindigt
-
1 De dienstbetrekking eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken, bij overeenkomst
of reglement, bij wet of door het gebruik aangegeven.
-
7 Indien een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking, die anders dan door rechtsgeldige
opzegging of ontbinding door de rechter is beëindigd, éénmaal of meermalen is voorgezet
door een dienstbetrekking voor bepaalde tijd met tussenpozen van niet meer dan drie
maanden, is in afwijking van het eerste lid, voor de beëindiging van de laatste dienstbetrekking
voorafgaande opzegging nodig. De termijn voor opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip
van totstandkoming van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd.
-
1 Indien de dienstbetrekking na het verstrijken van de tijd, in het eerste lid van het
voorgaande artikel omschreven, door partijen zonder tegenspraak wordt voorgezet, wordt
zij geacht voor dezelfde tijd, doch telkens ten hoogste voor een jaar, op de vroegere
voorwaarden wederom te zijn aangegaan.
-
2 Hetzelfde geldt, wanneer in de gevallen, waarin opzegging nodig is, tijdige opzegging
achterwege blijft en de gevolgen van de voortzetting der dienstbetrekking niet opzettelijk
zijn geregeld.
-
3 Het eerste lid, onderdeel a en laatste zinssnede, is niet van toepassing op een dienstbetrekking
aangegaan voor niet meer dan drie maanden, die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde
partijen aangegane dienstbetrekking voor 36 maanden of langer.
-
2 De werkgever mag, op straffe van nietigheid, niet opzeggen gedurende de tijd, dat
de arbeider ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid tengevolge van ziekte
of ongeval, tenzij de ongeschiktheid ten minste een jaar heeft geduurd. Evenmin mag
de werkgever, op straffe van nietigheid, opzeggen gedurende het zwangerschaps- en
bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca.
-
3 De werkgever mag, op straffe van nietigheid, niet opzeggen gedurende de tijd dat een
meerderjarige arbeider verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, omdat hij,
anders dan met het oogmerk om de krijgsdienst of andere overheidsdienst bij wijze
van beroep te verrichten, een verplichting naleeft, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende
uit een verbintenis door hem jegens de overheid aangegaan, ten aanzien van ’s Lands
verdediging of ter bescherming van de openbare orde. Hetzelfde geldt ten aanzien van
de minderjarige arbeider, indien de dienstbetrekking op het ogenblik, waarop de verhindering
aanvangt, ten minste zes maanden heeft geduurd.
-
6 De werkgever kan, op straffe van nietigheid, de dienstbetrekking niet opzeggen wegens
het lidmaatschap van de werknemer van een vereniging van werknemers die krachtens
haar statuten ten doel heeft de belangen van die vereniging, tenzij die activiteiten
in de arbeidstijd van de werknemer worden verricht en de werkgever daaraan op redelijke
gronden zijn toestemming heeft onthouden.
-
3 Indien de toestemming als bedoeld in artikel 4 van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES, respectievelijk de beoordeling als bedoeld in artikel 5 van evengenoemde wet, is gegeven, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort
met de in artikel 4 respectievelijk 5 van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten
BES genoemde termijn, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten
minste één maand bedraagt. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen
dat de resterende termijn van opzegging als bedoeld in de eerste volzin, korter dan
één maand bedraagt.
-
5 Van de termijn, bedoeld in het tweede lid, kan bij schriftelijke overeenkomst worden
afgeweken. De termijn van opzegging door de arbeider mag bij verlenging niet langer
zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die van
de arbeider. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de
termijn van opzegging voor de werkgever als bedoeld in de tweede volzin, wordt verkort,
mits die termijn niet korter is dan die voor de arbeider.
De dienstbetrekking eindigt door de dood van de arbeider.
De dienstbetrekking eindigt niet door de dood van de werkgever tenzij uit de overeenkomst
het tegendeel voortvloeit. Echter zijn zowel de erfgenamen van de werkgever als de
arbeider bevoegd de dienstbetrekking, voor een bepaalde tijd aangegaan, door opzegging
met inachtneming van de bepalingen der artikelen 1615h en 1615i te doen eindigen, als ware zij aangegaan voor onbepaalde tijd.
-
1 Een proeftijd, gedurende welke ieder der partijen bevoegd is de dienstbetrekking zonder
opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen
eindigen, kan, op straffe van nietigheid, uitsluitend bij schriftelijke overeenkomst
worden overeengekomen. Elk beding waarbij de proeftijd niet voor beide partijen gelijk,
of op langer dan twee maanden gesteld wordt, alsmede elk beding, waarbij door het
aangaan van een nieuwe proeftijd de gezamenlijke proeftijden langer dan twee maanden
worden, is nietig.
-
1 Ieder der partijen kan de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming
van de voor opzegging geldende bepalingen doen eindigen, doch de partij, die dit doet
zonder dat de wederpartij daarin toestemt, is schadeplichtig, tenzij zij de dienstbetrekking
aldus doet eindigen om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden.
-
2 Eveneens is schadeplichtig de partij, die door opzet of schuld aan de wederpartij
een dringende reden heeft gegeven om de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder
inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, indien de
wederpartij van die bevoegdheid heeft gebruik gemaakt of de rechter op die grond krachtens
artikel 1615w de arbeidsovereenkomst ontbonden heeft verklaard.
-
1 Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van het eerste lid van het
voorgaande artikel beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider,
die ten gevolge hebben, dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden
de dienstbetrekking te laten voortduren.
-
3 Bedingen, waardoor aan de werkgever de beslissing wordt overgelaten of er een dringende
reden in de zin van artikel 1615o, eerste lid, aanwezig is, zijn nietig.
-
1 Voor de arbeider worden als dringende redenen in de zin van artikel 1615o, eerste lid, beschouwd zodanige omstandigheden, die ten gevolge hebben, dat van de arbeider redelijkerwijze
niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren.
-
3 Bedingen, waardoor aan de arbeider de beslissing wordt overgelaten, of er een dringende
reden in de zin van artikel 1615o, eerste lid, aanwezig is, zijn nietig.
-
1 De schadeloosstelling, bedoeld in artikel 1615o, derde lid, is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon voor de tijd, dat de
dienstbetrekking bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren.
-
2 Is het loon van de arbeider, hetzij voor het geheel, hetzij gedeeltelijk, niet naar
tijdruimte vastgesteld, dan geldt de maatstaf van artikel 1613m, tweede zin.
-
3 Elk beding, waarbij ten behoeve van de arbeider een schadeloosstelling tot een lager
bedrag wordt bedongen, is nietig. Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement
mag een schadeloosstelling tot een hoger bedrag worden vastgesteld. De rechter is
bevoegd de schadeloosstelling, zo deze hem met het oog op de omstandigheden van het
geval bovenmatig voorkomt, op een kleinere som te bepalen, doch niet op minder dan
het in geld vastgestelde loon voor de duur van de opzeggingstermijn ingevolge de artikelen 1615h, 1615i en 1615j, noch op minder dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden.
-
4 Indien de door de arbeider verschuldigde schadeloosstelling meer bedraagt dan het
in geld vastgestelde loon voor een maand of de door de werkgever verschuldigde schadeloosstelling
meer bedraagt dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden, kan de rechter
toestaan, dat de schadeloosstelling op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt
betaald.
-
1 Indien een der partijen de dienstbetrekking al of niet met inachtneming van de voor
de beëindiging geldende bepalingen, kennelijk onredelijk doet eindigen, kan de rechter
steeds aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding toekennen.
-
3 De rechter kan in het vonnis, houdende veroordeling tot herstel der dienstbetrekking,
bepalen dat de verplichting tot herstel vervalt door betaling van een in het vonnis
vastgestelde afkoopsom. Is in het vonnis geen afkoopsom vastgesteld, dan zal de rechter
deze alsnog vaststellen, indien een der patijen daartoe een verzoek indient.
-
4 Een zodanig verzoek, door de tot herstel veroordeelde partij ingediend, schorst de
tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover betreft de veroordeling tot herstel der
dienstbetrekking, totdat op het verzoek is beslist, met dien verstande dat , wanneer
het verzoek is ingediend door de werkgever, deze in ieder geval verplicht blijft gedurende
de schorsing het loon te betalen.
-
1 Indien de dienstbetrekking is aangegaan voor langer dan vijf jaren of voor de duur
van het leven van een bepaalde persoon, is niettemin de arbeider bevoegd, van het
ogenblik, waarop vijf jaren sedert haar aanvang zijn verlopen, haar op te zeggen met
inachtneming van een termijn van zes maanden.
-
1 Ieder der partijen is te allen tijde bevoegd zich wegens gewichtige redenen tot de
rechter te wenden met het schriftelijk verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te
verklaren. Elk beding, waardoor deze bevoegdheid wordt uitgesloten of beperkt, is
nietig.
-
2 Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden, welke een dringende reden,
als bedoeld in artikel 1615o, eerste lid, zouden hebben opgeleverd, indien de dienstbetrekking deswege onverwijld beëindigd
ware, alsook veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de
dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
-
5 Indien de rechter het verzoek inwilligt wegens veranderingen in de omstandigheden,
kan hij, zo hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt,
aan een der partijen ten laste van de wederpartij een vergoeding toekennen; hij kan
toestaan dat de vergoeding op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald.
-
6 Alvorens een ontbinding,waaraan een vergoeding verbonden wordt, uit te spreken, stelt
de rechter de partijen van zijn voornemen in kennis en stelt hij een termijn, binnen
welke de verzoeker de bevoegdheid heeft zijn eis in te trekken.
De bepalingen van deze afdeling sluiten voor geen van beide partijen de mogelijkheid
uit van ontbinding wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en van
schadevergoeding. De ontbinding kan slechts door de rechter worden uitgesproken.
Zesde Afdeling. Van aanneming van werk
Bij aanneming van werk kan men overeenkomen, dat de aannemer alleen arbeid verrichten,
ofwel dat hij ook de stof leveren zal.
Ingeval de aannemer de stof moet leveren, en het werk, op welke wijze ook vergaat,
alvorens het geleverd is, komt het verlies voor zijn rekening, tenware de aanbesteder
nalatig zij geweest om het werk te ontvangen.
Indien de aannemer alleen arbeid moet verrichten, en het werk vergaat, is hij slechts
voor zijn schuld aansprakelijk.
Indien het werk, in het geval bij het voorgaande artikel vermeld, buiten enig plichtverzuim
van de aannemer is verloren gegaan, voordat de levering geschied is, en zonder dat
de aanbesteder nalatig is geweest om het werk op te nemen en goed te keuren, heeft
de aannemer geen aanspraak op de bedongen prijs, tenware de zaak door een gebrek in
de stof zelf verloren ware gegaan.
Indien een werk bij het stuk of bij de maat bearbeid wordt, kan hetzelve bij gedeelten
worden opgenomen; die opneming wordt geacht geschied te zijn voor al de betaalde gedeelten,
wanneer de aanbesteder de aannemer telkens betaalt naar evenredigheid van hetgeen
afgewerkt is.
Indien een gebouw, voor een bepaalde prijs aangenomen en afgemaakt, geheel of gedeeltelijk
vergaat door een gebrek in de samenstelling, of zelfs uit hoofde van de ongeschiktheid
van de grond, zijn de bouwmeesters en aannemers daarvoor, gedurende tien jaren, aansprakelijk.
Indien een bouwmeester of aannemer op zich genomen heeft om een gebouw bij aanneming
te maken, volgens een bestek, met de eigenaar van de grond beraamd en vastgesteld,
kan hij geen vermeerdering van de prijs vorderen, noch onder voorwendsel van vermeerdering
der arbeidslonen of bouwstoffen, noch onder dat van gemaakte veranderingen of bijvoegselen,
die niet in het bestek begrepen zijn, indien die veranderingen of vergrotingen niet
schriftelijk zijn ingewilligd, en over derzelver prijs met de eigenaar geen overeenkomst
is getroffen.
De aanbesteder kan, des goedvindende, de aanneming opzeggen, ofschoon het werk reeds
begonnen zij, mits hij de aannemer, wegens al deszelfs gemaakte kosten, arbeid en
winstderving, volkomen schadeloosstelle.
-
2 Maar de aanbesteder is gehouden aan de erfgenamen, naar evenredigheid van de bij de
overeenkomst bedongen prijs, te betalen de waarde van het gedane werk en die der in
gereedheid gebrachte bouwstoffen, mits dat werk of die bouwstoffen hem tot enig nut
kunnen verstrekken.
Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslieden, welke tot het zetten van
een gebouw of het maken van enig ander aangenomen werk gebezigd zijn, hebben geen
rechtsvordering tegen degene, te wiens behoeve de werken gemaakt zijn, dan ten belope
van hetgeen deze aan de aannemer schuldig is, op het ogenblik waarop zij hun rechtsvordering
aanleggen.
-
1 Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslieden, die zelf onmiddellijk en
voor een bepaalde prijs een werk op zich nemen, zijn gehouden aan de regelen in deze
afdeling voorgeschreven.