Besluit overlegstelsel BES

Geraadpleegd op 12-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 24-03-2016 en zichtdatum 30-04-2016.
Geldend van 09-10-2011 t/m heden

Besluit van 10 september 2010, houdende regels inzake de structuur van het overleg betreffende de rechtstoestand van ambtenaren (Besluit overlegstelsel BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 februari 2010, 2010-0000109033, CZW

Gelet op artikel 101 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES;

De Raad van State gehoord, advies van 10 maart 2010, nummer WO4.10.0061/I;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 september 2010, nummer 2010-0000580940;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1.1

In dit besluit wordt verstaan onder

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. ambtenaar: de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet BES;

  • c. Sectorale Overlegcommissie BES: de Commissie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid;

  • d. Decentrale Overlegcommissie: de Decentrale Overlegcommissie Bonaire, Sint Eustatius respectievelijk Saba, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid;

  • e. bestuurscollege: het bestuurscollege, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • f. openbaar lichaam: het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • g. dienstonderdeel op rijksniveau: het Regionaal Service Centrum, dan wel een door Onze Minister aan te wijzen onderdeel van het Regionaal Service Centrum of de politieorganisatie dan wel enig ander onderdeel door de Minister te bepalen,

  • h. dienstonderdeel op decentraal niveau: een door het bestuurscollege aangewezen onderdeel van de ambtelijke organisatie.

Hoofdstuk 2. Het overleg met de Sectorale Overlegcommissie BES

Artikel 2.1. De Sectorale Overlegcommissie BES

  • 1 Er is een Sectorale Overlegcommissie Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die bestaat uit vertegenwoordigers van door Onze Minister tot het overleg toegelaten vakorganisaties met rechtspersoonlijkheid, welke onder meer gelet op het aantal ambtenaren dat zij vertegenwoordigen, als representatief kunnen worden aangemerkt en tegen wier toelating het algemeen belang zich niet verzet.

  • 2 Elke in het eerste lid bedoelde vakorganisatie is bevoegd tot aanwijzing van twee leden en twee plaatsvervangend leden van de Sectorale Overlegcommissie BES.

  • 3 Bij besluit op voordracht van Onze Minister kan de toelating van een vakorganisatie tot de Sectorale Overlegcommissie BES worden geschorst, en ingetrokken, indien de vakorganisatie naar het oordeel van Onze Minister na raadpleging van de Sectorale Overlegcommissie BES niet meer representatief is dan wel het algemene belang zich tegen haar verdere toelating verzet.

Artikel 2.2. Overlegverplichting

  • 1 Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid wordt gevoerd, wordt niet beslist dan nadat daarover door of namens Onze Minister overleg is gepleegd met de Sectorale Overlegcommissie BES.

  • 3 Indien een voorstel waarover overleg dient plaats te vinden, strekt tot invoering of wijziging van een regeling met rechten of verplichtingen van individuele ambtenaren, wordt dit voorstel slechts ten uitvoer gebracht, indien daarover overeenstemming bestaat met de Sectorale Overlegcommissie BES.

  • 4 Er vindt in de Sectorale Overlegcommissie BES overleg plaats over de gevolgen voor ambtenaren van een voorstel tot het van toepassing verklaren van wetgeving die in het Europese deel van Nederland van toepassing is.

  • 5 Op het overleg over voorstellen als bedoeld in het vierde lid is het derde lid niet van toepassing.

Artikel 2.3. Het overleg

  • 1 Het overleg staat onder leiding van Onze Minister. Hij is bevoegd een ambtenaar als voorzitter aan te wijzen.

  • 2 Partijen kunnen zich tijdens het overleg laten bijstaan door deskundigen.

  • 3 Het secretariaat van het overleg wordt gevoerd door een door Onze Minister te benoemen of aan te wijzen secretaris.

  • 4 De voorzitter bepaalt jaarlijks na overleg met de leden van de Sectorale Overlegcommissie BES de plaats, de frequentie van overleg, de dag en de aanvangstijd van het overleg.

  • 5 Indien de voorzitter dan wel ten minste twee tot de Sectorale Overlegcommissie BES toegelaten vakorganisaties schriftelijk verzoeken om een tussentijds overleg onder vermelding van het onderwerp, vindt dit binnen 2 weken plaats.

  • 6 Onze Minister verleent zijn medewerking aan een verzoek van de Sectorale Overlegcommissie BES om een vergaderruimte in een rijksgebouw ter beschikking te stellen.

Artikel 2.4. Agenda

  • 1 De in artikel 2.2, eerste lid, bedoelde aangelegenheden worden door Onze Minister aan de Sectorale Overlegcommissie BES voorgelegd.

  • 2 Iedere tot de Sectorale Overlegcommissie BES toegelaten vakorganisatie is bevoegd aan de voorzitter van het overleg bepaalde, in artikel 2.2, eerste lid bedoelde onderwerpen ter plaatsing op de agenda op te geven.

Artikel 2.5. Informatieverplichting

  • 1 De vakorganisaties die zijn toegelaten tot de Sectorale Overlegcommissie BES, doen aan Onze Minister mededeling van hun statuten en huishoudelijke reglementen en van de daarin aangebrachte wijzigingen.

  • 2 Deze vakorganisaties stellen jaarlijks voor 1 februari Onze Minister in kennis van het totale ledental in het algemeen en per dienstonderdeel op rijksniveau op 1 januari van elk jaar.

Artikel 2.6. Standpuntbepaling van de Sectorale Overlegcommissie BES

  • 1 Het standpunt van de Sectorale Overlegcommissie BES wordt bepaald bij eenvoudige meerderheid van stemmen van tot het overleg toegelaten vakorganisaties.

  • 2 Elke vakorganisatie brengt een stem uit.

  • 3 Indien de stemmen staken, beslist Onze Minister of het voorstel ten uitvoer kan worden gebracht, daarbij rekening houdend met het gewogen gemiddelde belang van de vakorganisatie.

Hoofdstuk 3. Het overleg met de Decentrale Overlegcommissie Bonaire, Sint Eustatius of Saba

Artikel 3.1. De Decentrale Overlegcommissie Bonaire, Sint Eustatius of Saba

  • 1 In ieder openbaar lichaam is er een Decentrale Overlegcommissie Bonaire, Sint Eustatius respectievelijk Saba die bestaat uit vertegenwoordigers van door het bestuurscollege tot het overleg toegelaten vakorganisaties met rechtspersoonlijkheid, welke onder meer gelet op het aantal ambtenaren in dienst van het openbaar lichaam dat zij vertegenwoordigen, als representatief kunnen worden aangemerkt en tegen wier toelating het algemeen belang zich niet verzet.

  • 2 Elke in het eerste lid genoemde vakorganisatie is bevoegd tot aanwijzing van een lid en een plaatsvervangend lid van de Decentrale Overlegcommissie.

  • 3 Bij besluit van Onze minister kan de toelating van een vakorganisatie tot de Decentrale Overlegcommissie op voordracht van een bestuurscollege en gehoord de Sectorale Overlegcommissie BES worden geschorst en ingetrokken, indien de vakorganisatie niet meer representatief is dan wel het algemene belang zich tegen haar verdere toelating verzet.

Artikel 3.2. Overlegverplichting

  • 1 Over aangelegenheden van algemeen belang waarvoor op grond van een wettelijk voorschrift het openbaar lichaam verantwoordelijk is en die betrekking hebben op de rechtstoestand van ambtenaren in dienst van het openbaar lichaam, wordt niet beslist dan nadat daarover door of namens het bestuurscollege overleg is gepleegd met de Decentrale Overlegcommissie.

  • 3 Indien een voorstel waarover overleg dient plaats te vinden, strekt tot invoering of wijziging van een regeling met rechten of verplichtingen van individuele ambtenaren, wordt dit voorstel slechts ten uitvoer gebracht, indien daarover overeenstemming bestaat met de Decentrale Overlegcommissie.

Artikel 3.3. Overleg

  • 1 Het overleg staat onder leiding van een door het bestuurscollege aan te wijzen eilandgedeputeerde. Hij is bevoegd een ambtenaar als voorzitter aan te wijzen.

  • 2 De leden kunnen zich tijdens het overleg laten bijstaan door deskundigen.

  • 3 Het secretariaat van het overleg wordt gevoerd door het bestuurscollege te benoemen of aan te wijzen secretaris.

  • 4 Het overleg wordt gehouden op het eiland waar het bestuurscollege resideert.

  • 5 De voorzitter bepaalt jaarlijks na overleg met de leden van de Decentrale Overlegcommissie de plaats, de frequentie van overleg, de dag en de aanvangstijd van het overleg.

  • 6 Indien de voorzitter dan wel ten minste twee tot de Decentrale Overlegcommissie toegelaten vakorganisaties schriftelijk verzoeken om een tussentijds overleg onder vermelding van het onderwerp, vindt dit binnen 2 weken plaats.

  • 7 Het bestuurscollege verleent zijn medewerking aan een verzoek van de Decentrale Overlegcommissie om een vergaderruimte in een gebouw van het openbaar lichaam ter beschikking te stellen.

Artikel 3.4. Agenda

  • 1 De in artikel 3.2, eerste lid, bedoelde aangelegenheden worden door het bestuurscollege aan de Decentrale Overlegcommissie voorgelegd.

  • 2 Iedere tot de Decentrale Overlegcommissie toegelaten vakorganisatie is bevoegd aan de voorzitter van het overleg bepaalde, in artikel 3.2, eerste lid, bedoelde onderwerpen ter plaatsing op de agenda op te geven.

Artikel 3.5. Informatieverplichting

  • 1 De vakorganisaties die zijn toegelaten tot de Decentrale Overlegcommissie, doen aan het bestuurscollege mededeling van hun statuten en huishoudelijke reglementen en van de daarin aangebrachte wijzigingen.

  • 2 Deze vakorganisaties stellen jaarlijks voor 1 februari het bestuurscollege in kennis van het totale ledental in het algemeen en per dienstonderdeel op decentraal niveau op 1 januari van elk jaar.

Artikel 3.6. Standpuntbepaling van de Decentrale Overlegcommissie

  • 1 Het standpunt van de Decentrale Overlegcommissie wordt bepaald bij eenvoudige meerderheid van stemmen van tot het overleg toegelaten vakorganisaties.

  • 2 Elke vakorganisatie brengt een stem uit.

  • 3 Indien de stemmen staken, beslist het bestuurscollege of het voorstel ten uitvoer kan worden gebracht.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 4.1. Geschillen

  • 2 Een regeling wordt vastgesteld, indien daarover overeenstemming bestaat met de Sectorale Overlegcommissie BES.

Artikel 4.2. Overeenstemmingsvereiste en belangrijke organisatiewijzigingen

  • 1 In afwijking van de artikelen 2.2, derde lid, kunnen bij regeling van Onze Minister groepen ambtenaren worden aangewezen waarvoor een belangrijke wijziging van de organisatiestructuur van het dienstonderdeel op rijksniveau ten uitvoer kan worden gebracht indien overeenstemming wordt bereikt met bij een of meer, bij ministeriële regeling aan te wijzen vakorganisaties met rechtspersoonlijkheid, die gelet op het totaal aantal ambtenaren, werkzaam binnen deze organisatiestructuur, als representatief kunnen worden aangemerkt.

  • 2 In afwijking van artikel 3.2, derde lid, kunnen bij regeling van het bestuurscollege groepen ambtenaren worden aangewezen waarvoor een belangrijke wijziging van de organisatiestructuur van het dienstonderdeel op decentraal niveau ten uitvoer kan worden gebracht indien overeenstemming wordt bereikt met bij een of meer, bij regeling van het bestuurscollege aan te wijzen vakorganisaties met rechtspersoonlijkheid, die gelet op het totaal aantal ambtenaren, werkzaam binnen deze organisatiestructuur, als representatief kunnen worden aangemerkt.

Artikel 4.3. Uitsluiting van het overleg

  • 1 Onze Minister is bevoegd een lid of een plaatsvervangend lid van de Sectorale Overlegcommissie BES of de Decentrale Overlegcommissie van deelneming aan het overleg uit te sluiten, indien naar zijn oordeel het dienstbelang dit in verband met zijn werkzaamheden als ambtenaar vordert. De uitsluiting geschiedt niet dan nadat het bestuur van de daarbij betrokken zijnde vakorganisatie over het voornemen daartoe is gehoord, en het advies van de overige leden van de Sectorale Overlegcommissie BES, respectievelijk de Decentrale Overlegcommissie, daarover is ingewonnen. In afwachting van de beslissing neemt het betrokken lid niet of niet meer deel aan het overleg. Na de uitsluiting wijst de desbetreffende vakorganisatie een andere vertegenwoordiger aan als lid of plaatsvervangend lid van de Sectorale Overlegcommissie BES, respectievelijk de Decentrale Overlegcommissie, in de plaats van het uitgesloten lid.

  • 2 De bevoegdheid op grond van het eerste lid wordt niet gemandateerd of gedelegeerd aan een functionaris, die direct betrokken is bij het overleg met de Sectorale Overlegcommissie of de Decentrale Overlegcommissie.

Artikel 4.4. Vergoeding van kosten

Met betrekking tot vergoeding van de kosten die leden van de Sectorale Overlegcommissie BES, respectievelijk de Decentrale Overlegcommissie maken in het kader van het overleg, kunnen nadere regels door Onze Minister, respectievelijk het bestuurscollege worden gesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 september 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de zevende oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin