Besluit griffierechten burgerlijke zaken

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 17-12-2015.
Geldend van 01-11-2010 t/m heden

Besluit van 26 oktober 2010, houdende vaststelling van de griffierechten en de bedragen, bedoeld in de artikelen 21, tweede lid, respectievelijk 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken, alsmede het tarief en de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 597 respectievelijk 838 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en tot intrekking van het Besluit tarieven in burgerlijke zaken (Besluit griffierechten burgerlijke zaken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 30 juni 2010, nr. 5658605/10/6;

Gelet op de artikelen 21, tweede lid, en 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken en 597, eerste lid, en 838, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 14 juli 2010, nr. W03.10.0271/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 20 oktober 2010, nr. 5672492/10/6;

Hebben goed gevonden en verstaan:

Artikel 1

Met betrekking tot de griffierechten, verschuldigd voor de verstrekking van afschriften van en uittreksels uit vonnissen, arresten en beschikkingen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken en van afschriften van en uittreksels uit registers of andere stukken als bedoeld in artikel 838 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onder welke benaming ook en al of niet voor afschrift of uittreksel getekend, is artikel 12, derde tot en met vijfde lid, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

  • 2 Van de in het eerste lid van toepassing verklaarde artikelen kan worden afgeweken bij de berekening van de in dat lid bedoelde bedragen die toekomen aan de in dat lid bedoelde personen voor zover dit in verband met hun verblijf in het buitenland noodzakelijk is.

Artikel 3

  • 3 Het tweede lid, laat onverlet de bevoegdheid van Onze Minister van Justitie om in bijzondere gevallen gehele of gedeeltelijke vrijstelling te verlenen van de vergoeding van de kosten van onderhoud van de schuldenaar door de schuldeiser.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 oktober 2010

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de achtentwintigste oktober 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten