Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting

[Regeling vervallen per 01-07-2015.]
Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 17-06-2014 en zichtdatum 20-12-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 november 2010, nr. BJZ2010028548 houdende het bepalen van de taken die toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet als diensten van algemeen economisch belang met compensatie kunnen uitvoeren, en daarmee verband houdende bepalingen (Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Besluit beheer sociale-huursector;

Besluit:

§ 1. Begripsomschrijvingen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. compensatie:

      • 1°. het door toegelaten instellingen kunnen aantrekken van leningen met gebruikmaking van een daartoe in het bijzonder in het leven geroepen voorziening die door de Staat der Nederlanden gefaciliteerd wordt, of van borgstelling daarvan door overheden;

      • 2°. subsidie als bedoeld in artikel 71a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet en

      • 3°. verlaging van grondprijzen door gemeenten ten behoeve van de uitvoering door toegelaten instellingen van taken als bedoeld in artikel 2;

    • b. diensten van algemeen economisch belang: diensten van algemeen economisch belang als bedoeld in:

      • 1°. artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en

      • 2°. het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van dat lid op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen;

    • c. woongelegenheid:

      • 1°. woning met de daarbij behorende grond of het daarbij behorende deel van de grond;

      • 2°. woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

      • 3°. standplaats, zijnde een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

    • d. huurprijs: huurprijs, bedoeld in artikel 237 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    • e. voorziening: wat daaronder in het Besluit beheer sociale-huursector wordt verstaan;

    • f. minister: Minister voor Wonen en Rijksdienst;

    • g. huishoudinkomen: gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de degenen die een woongelegenheid wensen te betrekken, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen: huurder.

  • 2 In deze regeling wordt onder woning mede verstaan afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd, met het daarbij behorende deel van de grond.

§ 2. Diensten van algemeen economisch belang

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Als diensten van algemeen economisch belang zijn aan de toegelaten instellingen opgedragen:

  • a. het huisvesten of doen huisvesten van personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting;

  • b. het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde te verhuren woongelegenheden met een huurprijs die bij aanvang van de bewoning niet hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag, en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;

  • c. het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde, anders dan in verband met verhuren toe te wijzen, woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, toewijzen, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;

  • d. het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar in de onderdelen b en c bedoelde woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving;

  • e. het aan bewoners van haar in de onderdelen b en c bedoelde woongelegenheden verlenen van diensten die rechtstreeks verband houden met de bewoning, en, aan personen die haar te kennen geven een zodanige woongelegenheid te willen betrekken, verlenen van diensten die rechtstreeks verband houden met hun huisvesting;

  • f. het, in of in de directe nabijheid van wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b of c gelegen zijn, doen bouwen en verwerven van gebouwen die behoren tot de in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen categorieën, die een op die wijk, buurt of buurtschap gerichte functie hebben, en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige gebouwen en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;

  • g. het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar gebouwen als bedoeld in onderdeel f en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving;

  • h. het bijdragen aan de leefbaarheid in wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b of c gelegen zijn, waartoe niet worden gerekend het investeren in onroerende zaken met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming en het uitvoeren van de in de onderdelen b tot en met e genoemde taken met betrekking tot door de eigenaren daarvan te bewonen woongelegenheden, en woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b van welke de huurprijs bij aanvang van de bewoning hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;

  • i. het verrichten van de werkzaamheden die voortvloeien uit tussen gemeenten en toegelaten instellingen overeengekomen beleidsplannen die zijn gericht op het oplossen van problemen en het wegwerken van achterstanden in wijken, buurten en buurtschappen, waartoe kan behoren het mede financieren of faciliteren van diensten in het kader van de vervulling van een openbare dienstverplichting, en waartoe niet worden gerekend het investeren in onroerende zaken met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming en het uitvoeren van de in de onderdelen b tot en met e genoemde taken met betrekking tot door de eigenaren daarvan te bewonen woongelegenheden, en woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b van welke de huurprijs bij aanvang van de bewoning hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;

  • j. het uitvoeren van de taken die noodzakelijkerwijs voortvloeien uit het uitvoeren van de taken, genoemd in de onderdelen a tot en met i.

§ 3. Bepalingen in verband met het recht op compensatie

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 De toegelaten instelling komt uitsluitend compensatie toe voor de taken, genoemd in artikel 2.

  • 2 De minister kan op verzoek van een toegelaten instelling besluiten dat haar voorts compensatie toekomt voor het doen bouwen of verwerven van een gebouw met een maatschappelijke gebruiksbestemming, dat niet behoort tot een in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen categorie, indien:

    • a. dat gebouw behoort tot een daaraan nauw verwante categorie;

    • b. dat doen bouwen of verwerven geschiedt in of in de directe nabijheid van wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden als bedoeld in artikel 2, onderdeel b of c, gelegen zijn en

    • c. dat gebouw een op die wijk, die buurt of dat buurtschap gerichte functie heeft.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 2 Indien de toegelaten instelling woongelegenheden waarop het eerste lid en artikel 4bis, eerste lid, van toepassing is verhuurt aan een rechtspersoon of vennootschap welke overeenkomsten van huur en verhuur aangaat met natuurlijke personen, draagt zij er zorg voor dat die rechtspersoon of vennootschap met betrekking tot die woongelegenheden het eerste lid en artikel 4bis, eerste lid, naleeft. Daartoe voert de toegelaten instelling overleg met die rechtspersoon of vennootschap, met het oogmerk te bewerkstelligen dat die rechtspersoon of vennootschap alle handelingen verricht en aan de toegelaten instelling alle inlichtingen verschaft die voor haar noodzakelijk zijn om aan de eerste volzin en aan artikel 6 te voldoen. Indien een overeenkomst tussen een toegelaten instelling en een zodanige rechtspersoon of vennootschap ter zake van de huur en verhuur van woongelegenheden waarop artikel 4, eerste lid, van toepassing is, die is gesloten voordat de tweede volzin van dit lid van toepassing was, ertoe leidt dat die toegelaten instelling niet over alle gegevens beschikt die noodzakelijk zijn voor een beoordeling als bedoeld in artikel 7, eerste volzin, wordt dat die toegelaten instelling bij die beoordeling niet aangerekend.

  • 3 De toegelaten instelling geeft bij het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur met betrekking tot woongelegenheden als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, in de gevallen dat het huishoudinkomen hoger is dan het in de aanhef van het eerste lid genoemde bedrag, voorrang aan huishoudens voor welke de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is uit het oogpunt van gezondheid, veiligheid, sociale factoren, overmacht of calamiteiten, aan huishoudens die personeel zijn als bedoeld in artikel 6, onderdeel b, van het Huisvestingsbesluit en aan andere huishoudens in de gevallen, genoemd in artikel 9, onderdelen a en b, van dat besluit. Vervolgens houdt de toegelaten instelling bij het aangaan van zodanige overeenkomsten de volgorde aan die voortvloeit uit het daarover door haar vast te stellen beleid, tenzij uit een huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingswet een andere volgorde voortvloeit. De tweede zin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4bis

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 De toegelaten instelling of een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, gaat slechts overeenkomsten van huur en verhuur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aan, nadat degene die als huurder een woongelegenheid waarop dat lid van toepassing is wenst te betrekken aan haar heeft overgelegd:

    • a. een door hem opgestelde en ondertekende verklaring over de samenstelling van zijn huishouden, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, en

    • b. gegevens waaruit het huishoudinkomen blijkt, of op grond waarvan dat inkomen zo nauwkeurig als redelijkerwijs mogelijk kan worden geschat.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing:

    • a. indien degenen die de woongelegenheid wensen te betrekken uitsluitend vreemdelingen zijn die in Nederland rechtmatig verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d, van de Vreemdelingenwet 2000 en behoren tot de groep verblijfsgerechtigden die in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de taakstelling overeenkomstig artikel 60b, tweede lid, van de Huisvestingswet;

    • b. indien degenen die de woongelegenheid wensen te betrekken uitsluitend, en ten hoogste twee, personen zijn die studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 ontvangen, en degene die als huurder de woongelegenheid wenst te betrekken bewijzen daarvan aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, heeft overgelegd;

    • c. indien degenen die de woongelegenheid wensen te betrekken van buiten Nederland afkomstige personen zijn, die zich hebben ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en bewijzen daarvan of verklaringen ter zake aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, zijn overgelegd, en

    • d. in geval van huisvesting op grond van een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, indien degene die als huurder de woongelegenheid wenst te betrekken dat besluit aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, heeft overgelegd.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, zijn, behoudens het vierde en vijfde lid:

    • a. in geval van vreemdelingen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: een inkomstenverklaring, welke niet langer dan zes maanden voordat de overeenkomst van huur en verhuur zou moeten ingaan is afgegeven door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, bedoeld in artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, of

    • b. in geval van andere personen dan zodanige vreemdelingen: de aanslag of voorlopige aanslag inkomstenbelasting of de inkomensgegevens, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van ieder van die personen, over een van de twee kalenderjaren die direct voorafgaan aan het kalenderjaar waarin de overeenkomst van huur van verhuur zou moeten ingaan.

  • 4 Voor zover gegevens als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, niet beschikbaar zijn blijkens een schriftelijke verklaring van een functionaris van de rijksbelastingdienst die bij regeling van de Minister van Financiën als inspecteur is aangewezen, zijn de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voorts:

    • a. die verklaring en

    • b. indien een van degenen die de betrokken woongelegenheid wensen te betrekken dusdanig kort een inkomen in Nederland geniet of dusdanig recent een inkomen in Nederland genoten heeft, dat dat inkomen nog niet bekend is bij de rijksbelastingdienst:

      • 1°. een door degene die als huurder die woongelegenheid wenst te betrekken opgestelde en ondertekende inkomensverklaring waarin ten minste het door hem geschatte huishoudinkomen is opgenomen en. indien die verklaring melding maakt van het benutten van fiscale aftrekposten of van winst uit onderneming, stukken die aantonen dat die verklaring met betrekking tot die aspecten juist en volledig is, en

      • 2°. hetzij een jaaropgave van de werkgever of werkgevers van degenen, bedoeld in de aanhef, over het kalenderjaar dat direct voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de overeenkomst van huur en verhuur zou moeten ingaan, dan wel een jaaropgave over eerstbedoeld kalenderjaar van de instantie of instanties die aan diegenen een uitkering verstrekken, hetzij loonstroken of uitkeringsspecificaties van die werkgever of werkgevers respectievelijk die instantie of instanties met betrekking tot één kalendermaand, welke maand geen eerdere is dan de zesde kalendermaand voorafgaand aan de dagtekening van de verklaring, bedoeld onder 1°.

  • 5 Indien uit de gegevens, bedoeld in het derde lid, een huishoudinkomen blijkt dat hoger is dan het in artikel 4, eerste lid, genoemde bedrag, terwijl naar het oordeel van degene die als huurder de betrokken woongelegenheid wenst te betrekken het huishoudinkomen niet hoger is dan dat bedrag, kan hij dat oordeel met een onderbouwing daarvan aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, overleggen, in welk geval de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voorts zijn de gegevens overeenkomstig het vierde lid, onderdeel b, onder 1° en 2°.

  • 6 Aan het eerste lid, onderdeel b, wordt toepassing gegeven overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De toegelaten instelling gaat gedurende 25 jaar met betrekking tot gebouwen als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, slechts overeenkomsten van huur en verhuur aan met verenigingen of stichtingen die zich blijkens hun statuten uitsluitend ten doel stellen diensten te leveren of werkzaamheden te verrichten die zijn gericht op het maatschappelijk belang, of met overheidsinstellingen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De toegelaten instelling besteedt aan:

  • a. de taken, genoemd in artikel 2, onderdeel f, voor zover zij bestaan uit het doen bouwen, en

  • b. de taken, genoemd in artikel 2, onderdeel g, voor zover zij bestaan uit het treffen van voorzieningen aan haar gebouwen en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden.

§ 4. Administratie en bescherming van persoonsgegevens

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 2 De toegelaten instelling voert ten behoeve van een getrouwe weergave van de uitvoering en een effectief uitvoeringsproces ter zake een zodanige administratie dat de juiste, volledige en tijdige vastlegging is gewaarborgd van de gegevens met betrekking tot het huishoudinkomen die verband houden met de toepassing van artikel 4, eerste lid.

  • 3 De toegelaten instelling voegt in haar administratie, onverwijld na de totstandkoming van een overeenkomst van huur en verhuur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, bij de in verband daarmee afgegeven verklaring, bedoeld in artikel 4bis, eerste lid, onderdeel a, een door haar ondertekende verklaring dat zij geen redenen heeft om aan de juistheid van de eerstbedoelde verklaring te twijfelen.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 De toegelaten instelling gebruikt de gegevens die overeenkomstig artikel 4bis worden verstrekt, uitsluitend voor het toepassing geven aan artikel 4, eerste lid. Zij bewaart die gegevens niet langer dan totdat de gevolgen van het door de minister ten aanzien van het kalenderjaar waarin de overeenkomst van huur en verhuur is aangegaan toepassing geven aan artikel 7, eerste volzin, onherroepelijk zijn geworden.

  • 2 Een ieder die kennis neemt van de gegevens die overeenkomstig artikel 4bis worden verstrekt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

§ 5. Beoordeling door de minister

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De minister beoordeelt jaarlijks voor 1 december, voor het eerst in 2012, of in het aan die datum voorafgaande kalenderjaar artikel 4, vierde lid, op de toegelaten instelling van toepassing was, en verstrekt dat oordeel aan de toegelaten instelling. De minister kan besluiten dat de toegelaten instelling in het kalenderjaar dat direct volgt op de in de eerste volzin bedoelde datum geen compensatie toekomt, en wijst bij een zodanig besluit woongelegenheden aan waarop het van toepassing is. Dat besluit is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

[Red: Wijzigt het Besluit beheer sociale-huursector.]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 3, eerste lid, is niet van toepassing op rentevoordelen die voortvloeien uit leningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt met betrekking tot andere taken dan die, genoemd in artikel 2.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De toegelaten instellingen op welke artikel 25b van de Mededingingswet van toepassing is, en die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling als zodanig bestaan, brengen voor 1 januari 2016 hun werkwijze en hun administratie, en zo nodig hun statuten, in overeenstemming met de in dat artikel opgenomen vereisten.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 november 2010

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.P.H. Donner

Bijlage 1. bij artikel 2, onderdeel f, van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Categorieën van gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming als bedoeld in artikel 2, onderdeel f

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • buurthuizen

  • gemeenschapscentra

  • jongerencentra (zonder horecavoorziening)

  • basisscholen, vmbo-mbo scholen, vwo-scholen, schoolgebouwen voor speciaal onderwijs

  • brede scholen met bijv. peuterzaal, kinderopvang, voor- tussen en naschoolse opvang, buurtsporthal, en -complex (zogeheten multifunctionele accommodaties)

  • wijksportvoorzieningen

  • ruimten voor maatschappelijk werk

  • ruimten voor welzijnswerk

  • opvangcentra (blijf van mijn lijf-huizen, dag- en nachtopvang voor dak- en thuislozen en verslaafden)

  • zorgsteunpunten

  • steunpunten voor schuldsanering en budgetbeheeradvies voor huishoudens in financiële problemen

  • centra voor jeugd en gezin

  • ruimten voor dagbesteding gehandicapten/ouderen incl. enige zorginfrastructuur

  • hospices

  • multifunctionele centra voor maatschappelijke dienstverlening

  • dorps- of wijkbibliotheken

  • eigen kantoorruimten

  • veiligheidshuizen

  • centra voor werk(gelegenheid) en/of bevordering van bedrijvigheid in de wijk;

  • kleinschalige culturele activiteiten.

Bijlage 2. Toetsing huishoudinkomen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Toelichting:

  • Aan de hand van de volgende twee stroomschema’s kan de toegelaten instelling het huishoudinkomen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de regeling bepalen.

  • De eisen die gesteld worden aan de over te leggen documentatie zijn neergelegd in artikel 4bis van de regeling. Het vaststellen van het huishoudinkomen aan de hand van een IB60-formulier of een aanslag of voorlopige aanslag IB is verplicht, tenzij de uitzonderingsgevallen zoals omschreven in de regeling zich voordoen.

  • Ter bepaling van het huishoudinkomen worden de verzamelinkomens uit het jaar 2013 resp. 2012 geïndexeerd met index I1 (=1,0131) resp. index I2 (=1,0174). Deze indices hebben betrekking op de gemiddelde inkomensstijging in 2013, resp. in 2013 en 2012. De hoogten van I1 en I2 worden jaarlijks door het Rijk gepubliceerd.

A. Toetsing huishoudinkomen op basis van IB60-formulier/(voorlopige) aanslag IB

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Bijlage 252665.png

B. Toetsing huishoudinkomen op basis van een inkomensverklaring en bijbehorende bewijsstukken

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Bijlage 252666.png