Onderlinge regeling in de zin van artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het
Koninkrijk inzake de verdeling over de landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland van
de economische waarde van de rechten en verplichtingen die van het land de Nederlandse
Antillen overgaan op Curaçao, Sint Maarten of Nederland
De Nederlandse Antillen, Nederland, Curaçao en Sint Maarten;
Overwegende, dat artikel I van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse
Antillen er in voorziet dat het land de Nederlandse Antillen wordt opgeheven, dat Curaçao
en Sint Maarten de hoedanigheid krijgen van land binnen het Koninkrijk en dat Bonaire,
Sint Eustatius en Saba onderdeel worden van het staatsbestel van Nederland;
dat de Gouverneur van de Nederlandse Antillen bij besluit van 26 juni 2006, nr. 1,
een commissie inventarisatie en waardering boedel Nederlandse Antillen heeft ingesteld
die tot taak kreeg de boedel van de Nederlandse Antillen in kaart te brengen en te
laten taxeren, en een voorstel te doen met betrekking tot de verdeling van de boedel
over de eilandgebieden die samen het grondgebied van de Nederlandse Antillen vormen;
dat deze commissie heeft voorgesteld voor de vaststelling van een verdeelsleutel uit
te gaan van een gemiddelde van het aandeel in het Bruto Binnenlands Product en het
aandeel in het bevolkingsaantal van de Nederlandse Antillen en dat de politieke Stuurgroep
Staatkundige Veranderingen Nederlandse Antillen op 1 juli 2010 heeft ingestemd met
die verdeelsleutel;
dat de rechtsopvolging in de burgerlijke rechten en verplichtingen van het land Nederlandse
Antillen wordt geregeld in het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen en, voor zover het betreft de door het land Nederlandse Antillen aangegane geldleningen,
het Rijksbesluit overname geldleningen Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten;
dat de toepassing van de in het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen opgenomen regels voor rechtsopvolging kunnen leiden tot een feitelijke toedeling
van activa en passiva die op onderdelen niet overeenkomt met de beoogde verdeling
van de totale waarde van de boedel zoals tot uitdrukking komt in de overeengekomen
verdeelsleutels, en dat het met het oog daarop wenselijk is afspraken te maken over
onderlinge verrekening tussen de landen ter compensatie van eventuele over- of onderbedelingen
ten opzichte van de overeengekomen verdeelsleutels;
dat het voorts wenselijk is afspraken te maken over de feitelijke afwikkeling van
de scheiding van de boedel;
Gelet op de artikelen 38, eerste lid, 38a en 60c van het Statuut voor het Koninkrijk;
Komen het volgende overeen: