Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten

Geraadpleegd op 19-11-2024.
Geldend van 01-11-2014 t/m heden

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Besluit: Besluit personenvervoer 2000;

  • erkenninghouder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die beschikt over een erkenning als bedoeld in artikel 79, achtste lid, van het Besluit;

  • lwt-kaart: chauffeurskaart, verstrekt in het kader van een leer-werktraject;

  • Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • pincode: persoonlijk identificatie nummer aan de hand waarvan de boordcomputer de houder van een boordcomputerkaart authenticeert;

  • pukcode: pin unlock key aan de hand waarvan de boordcomputer de houder van een boordcomputer authenticeert en in staat stelt om de pincode te wijzigen.

Artikel 3

Op een aanvraag om een boordcomputerkaart wordt binnen drie weken na ontvangst van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier beslist.

Artikel 4

Het is de houder van een boordcomputerkaart verboden om:

  • a. de boordcomputerkaart, dan wel de daarbij behorende pincode en pukcode, aan een daartoe niet bevoegde derde over te dragen;

  • b. de buitenkant van de boordcomputerkaart, dan wel de elektronische gegevens die ten tijde van de afgifte van de kaart door de Minister reeds op de kaart zijn opgeslagen aan te passen of te wijzigen;

  • c. de elektronische gegevens op de kaart te voorzien van een onjuiste aantekening.

Hoofdstuk 2. Chauffeurskaart

Artikel 5

  • 1 De aanvrager geeft aan of de aanvraag betrekking heeft op een chauffeurskaart dan wel een chauffeurskaart onder beperkingen.

  • 2 Degene die in het bezit is van een chauffeurskaart onder beperkingen, kan een chauffeurskaart met dezelfde einddatum van geldigheid aanvragen onder overlegging van een ingevolge de Regeling taxibestuurders 2005 erkend getuigschrift.

Artikel 6

De chauffeurskaart en de chauffeurskaart onder beperkingen bevatten de volgende gegevens van de houder:

  • a. geslachtsnaam;

  • b. eerste voornaam;

  • c. overige voorletters;

  • d. pasfoto;

  • e. burgerservicenummer, dan wel indien de houder een niet-ingezetene is, een door de Minister vastgesteld uniek nummer voorafgegaan door de aanduiding NI.

Artikel 7

Afgifte van een chauffeurskaart of een chauffeurskaart onder beperkingen geschiedt op vertoon door de aanvrager van:

Artikel 8

  • 1 De bestuurder handelt overeenkomstig de bij de afgifte van de chauffeurskaart verstrekte schriftelijke instructies.

  • 2 De bestuurder meldt onmiddellijk aan de Minister indien:

    • a. een chauffeurskaart of een chauffeurskaart onder beperkingen defect of beschadigd is;

    • b. de op de buitenkant van de chauffeurskaart vermelde gegevens, of de in de chauffeurskaart opgeslagen elektronische gegevens die ten tijde van de afgifte van de kaart door de Minister reeds op de kaart zijn opgeslagen niet meer juist zijn;

    • c. de bij de kaart behorende pukcode bij derden bekend is geworden;

    • d. zich verlies of diefstal van de chauffeurskaart heeft voorgedaan, als bedoeld in artikel 83, vijfde lid, van het Besluit.

  • 3 Na de melding, bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk de melding, bedoeld in artikel 83, vijfde lid, van het Besluit, mag de bestuurder, zo lang nog niet is beslist omtrent zijn aanvraag om een vervangende kaart, taxivervoer verrichten, mits hij:

    • a. die aanvraag binnen vier werkdagen na de melding indient;

    • b. het nummer, bedoeld in artikel 6 onder e, in de boordcomputer invoert;

    • c. een handmatig ondertekende registratie bijhoudt van zijn arbeids- en rusttijden onder vermelding van de gegevens, bedoeld in artikel 79, vijfde lid, onder a en b van het Besluit; en

    • d. uiterlijk op de derde werkdag na de dag van ontvangst van het bericht, bedoeld in artikel 7, onderdeel b, de vervangende kaart afhaalt.

  • 4 Bij de in het derde lid bedoelde aanvraag wordt in geval van een melding als bedoeld in artikel 83, vijfde lid, van het Besluit, een door de aanvrager ondertekende verklaring overgelegd dat de kaart verloren is geraakt of gestolen is, met een omschrijving van de omstandigheden waaronder dit is gebeurd.

  • 5 Indien de te vervangen kaart op het moment van de melding als bedoeld in het eerste lid nog een geldigheidsduur heeft van drie maanden of minder, kan de bestuurder in plaats van een vervangende kaart een aanvraag indienen voor een nieuwe kaart, mits hij binnen de in het derde lid bedoelde termijn een geldige verklaring omtrent het gedrag en een geldige geneeskundige verklaring overlegt.

Artikel 9

  • 1 In geval van een melding als bedoeld in artikel 8, tweede lid, levert de aanvrager zijn te vervangen kaart in bij de afgifte van de vervangende kaart.

  • 2 Indien de aanvrager na een melding als bedoeld in artikel 83, vijfde lid, van het Besluit, zijn kaart na de melding weer in zijn bezit krijgt, zendt hij deze onmiddellijk terug aan de Minister.

Artikel 10

  • 1 De chauffeurskaart en de chauffeurskaart onder beperkingen worden ingetrokken:

  • 2 De chauffeurskaart onder beperkingen wordt ingetrokken indien aan de houder een chauffeurskaart is verstrekt.

  • 3 Een chauffeurskaart kan voor een termijn van ten hoogste 12 weken worden geschorst in het belang van veilig taxivervoer danwel bij vermoeden van een geval als bedoeld in het eerste lid, onder b, d, e of f.

  • 4 Ingeval van intrekking of schorsing levert de houder van de chauffeurskaart deze onmiddellijk in bij de minister.

Artikel 10a

  • 1 Een lwt-kaart wordt eenmalig verstrekt en heeft een geldigheidsduur van vier maanden.

  • 2 Bij de aanvraag voor een lwt-kaart worden naast de documenten, bedoeld in artikel 82, eerste lid, onder a, b, c, en e van het Besluit de volgende documenten overgelegd:

    • a. een bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager zich bij de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen heeft ingeschreven voor het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi, als bedoeld in artikel 3 van de Regeling taxibestuurders 2005;

    • b. een gezamenlijke verklaring van de aanvrager en een vervoerder waaruit blijkt dat de aanvrager gedurende het leer-werk-traject in dienst van die vervoerder uitsluitend vervoer zal verrichten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit, dan wel vervoer dat wordt verricht volgens een schriftelijke overeenkomst, die een vervoerplicht inhoudt voor het vervoeren van meerdere passagiers die afzonderlijk of tezamen worden vervoerd, niet zijnde de opdrachtgever, tegen in die overeenkomst vastgelegde tarieven.

  • 3 De aanvraag voor een lwt-kaart wordt aangemerkt als een gelijktijdige aanvraag voor een chauffeurskaart, met dien verstande dat de beslissing omtrent de verlening van de chauffeurskaart wordt aangehouden totdat de indiener van de aanvraag een document als bedoeld in artikel 82, eerste lid, onder d, van het Besluit heeft overgelegd.

Hoofdstuk 3. Ondernemerskaart

Artikel 11

Een ondernemerskaart wordt op aanvraag verleend indien de aanvrager:

Artikel 12

  • 1 De vervoerder meldt defect, beschadiging, verlies of diefstal van een ondernemerskaart onmiddellijk aan de Minister onder vermelding van het op die kaart vermelde unieke nummer.

  • 2 Indien de op de buitenkant van de ondernemerskaart vermelde gegevens, dan wel de in de ondernemerskaart opgeslagen elektronische gegevens niet meer juist zijn, meldt de vervoerder dit onmiddellijk aan de Minister.

  • 3 Een ondernemerskaart wordt ingetrokken:

    • a. in de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid;

    • b. bij intrekking van de vergunning van de vervoerder.

  • 4 Na intrekking van de ondernemerskaart zendt de vervoerder deze kaart onmiddellijk terug naar de Minister, tenzij de ondernemerskaart als gevolg van verlies of diefstal niet meer in het bezit van de vervoerder is. Indien de vervoerder deze ondernemerskaart na verlies of diefstal opnieuw in zijn bezit krijgt, zendt hij deze ondernemerskaart alsnog onmiddellijk aan de Minister.

Hoofdstuk 4. Keuringskaart

Artikel 13

Een keuringskaart wordt op aanvraag verleend aan een erkenninghouder die is ingeschreven in het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007.

Artikel 14

De erkenninghouder ontvangt voor iedere door hem ten behoeve van het activeren, onderzoeken of herstellen van de boordcomputer geëxploiteerde werkplaats, ten hoogste twee keuringskaarten.

Artikel 15

  • 1 Een keuringskaart wordt ingetrokken indien:

    • a. de erkenning van de erkenninghouder is ingetrokken;

    • b. de kaart defect, beschadigd, verloren of gestolen is;

    • c. de op de buitenkant van de kaart vermelde gegevens dan wel de in de kaart opgeslagen elektronische gegevens niet meer juist zijn;

    • d. de bij de kaart behorende pukcode bij derden bekend is geworden.

  • 2 De erkenninghouder meldt een geval als bedoeld in het eerste lid onder b, c of d onmiddellijk aan de Minister onder opgave van het op de kaart vermelde unieke nummer.

  • 3 Een keuringskaart wordt geschorst indien de erkenning van de erkenninghouder is geschorst.

  • 4 De houder van een keuringskaart zendt deze onmiddellijk na intrekking aan de Minister.

Hoofdstuk 5. Gebruik van de boordcomputer

Artikel 16

  • 1 Bij aanvang van de werkzaamheden aan boord van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht voert de bestuurder zijn kaart en pincode in de boordcomputer in.

  • 2 Indien de bestuurder voorafgaand aan het rijden een pauze heeft genoten dan wel andere werkzaamheden dan rijden heeft verricht, voert hij deze direct na de in het eerste lid bedoelde handelingen in de boordcomputer in.

  • 3 Bij de aanvang van taxivervoer schakelt de bestuurder het werkingsniveau taxivervoer in en voert de aanvang en het einde van iedere rit in.

  • 4 De bestuurder voert de gegevens in die niet automatisch met behulp van sensoren worden gegenereerd, dan wel accepteert deze handmatig indien zij via een externe inrichting worden ingevoerd.

  • 5 Ingeval de boordcomputer niet gekoppeld is aan de taxameter, voert de bestuurder handmatig de door de taxameter aangegeven ritprijs, toeslagen en totaalprijs in, dan wel, indien voor het vervoer geen taxameter verplicht is en de ritprijs direct na de rit wordt voldaan, de door de reiziger verschuldigde vergoeding.

  • 7 Bij beëindiging van de werkzaamheden beëindigt de bestuurder de kaartsessie en bevestigt dit door het invoeren van zijn pincode alvorens zijn chauffeurskaart uit de boordcomputer te nemen.

  • 8 Indien de chauffeurskaart onvoldoende dataopslag heeft, stelt de bestuurder de op de chauffeurskaart opgeslagen gegevens onmiddellijk veilig door deze over te brengen op de boordcomputer dan wel op een andere daartoe geschikte en veilige wijze.

Artikel 17

De vervoerder draagt er zorg voor dat te allen tijde:

  • a. de boordcomputers in de door hem gebruikte voertuigen door middel van zijn ondernemerskaart aan zijn onderneming zijn gekoppeld;

  • b. de bedrijfsvergrendeling is ingeschakeld, en

  • c. het telefoonnummer van het Landelijk Klachtenmeldpunt Taxivervoer is ingevoerd, alsmede zijn eigen telefoonnummer dan wel het telefoonnummer van de instantie waarmee hij is overeengekomen dat deze de klachten over het taxivervoer in behandeling neemt.

Artikel 18

  • 5 Indien er een waarschuwing wordt gegeven van het ontstaan van onvoldoende opslagcapaciteit in het geheugen van de boordcomputer, draagt de vervoerder onmiddellijk zorg voor een overbrenging van de gegevens uit de boordcomputer naar zijn vestiging.

Artikel 19

  • 1 De vervoerder brengt de in de boordcomputer geregistreerde gegevens met behulp van de ondernemerskaart over naar de vestiging:

    • a. tenminste elke drie maanden en

    • b. onmiddellijk voorafgaand aan het ogenblik dat de vervoerder niet langer beschikt over de boordcomputer, dan wel deze wordt gedeactiveerd.

  • 2 De vervoerder draagt er zorg voor dat de gegevens op een chauffeurskaart waarmee ten behoeve van zijn onderneming in de relevante periode taxivervoer is verricht, tenminste elke vijf weken worden overgebracht naar een boordcomputer die aan zijn onderneming is gekoppeld.

  • 3 De bestuurder brengt de gegevens op zijn chauffeurskaart ten minste elke vijf weken over naar de boordcomputer van elke vervoerder ten behoeve van wie hij in die periode taxivervoer heeft verricht.

  • 4 Indien de vervoerder vanwege een storing niet aan zijn verplichtingen op grond van het eerste lid kan voldoen, verzoekt hij aan een erkenninghouder om de gegevens over te brengen naar een computer of ander opslagmedium.

  • 5 Indien de in het vierde lid bedoelde gegevensoverdracht door de erkenninghouder niet mogelijk is, verstrekt de erkenninghouder aan de vervoerder een certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht.

  • 6 De vervoerder bewaart een certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht ten minste 104 weken vanaf de datum van afgifte.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus