Wet loonbelasting BES

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2011 en zichtdatum 01-01-2013.
Geldend van 01-10-2011 t/m 31-12-2011

Wet loonbelasting BES

Hoofdstuk I. Belastingplicht

Artikel 1

Onder de naam «loonbelasting» wordt een belasting van de werknemers geheven.

Artikel 2

  • 1 Werknemer is de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in dienstbetrekking staat of van een inhoudingsplichtige loon geniet uit een vroegere dienstbetrekking van hemzelf of van een ander.

  • 2 Wie niet op de BES eilanden woont, wordt slechts als werknemer beschouwd voor zover hij:

    • a. zijn dienstbetrekking op de BES eilanden vervult, dan wel loon geniet uit een vroeger op de BES eilanden vervulde dienstbetrekking;

    • b. in dienstbetrekking staat tot een publiekrechtelijk rechtspersoon naar het op de BES eilanden geldende recht, dan wel uit andere hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon;

    • c. loon geniet uit een bestaande of vroegere functie door hemzelf of door een ander vervuld als bestuurder of commissaris van een op de BES eilanden gevestigd lichaam als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel c, van de Belastingwet BES, ook in geval van beperking van de bevoegdheid tot niet op de BES eilanden gelegen gedeelten van de onderneming van dat lichaam.

  • 3 Krachtens wettelijk vruchtgenot aan een kind ontleent loon wordt geacht door het kind te zijn genoten.

  • 4 Indien de dienstbetrekking als bedoeld in letter a van het tweede lid slechts tijdelijk geschiedt en korter dan drie maanden achtereen duurt, kan bij algemene maatregel van bestuur gehele of gedeeltelijke ontheffing van loonbelasting worden verleend.

  • 5 [vervallen]

Artikel 3

  • 1 Als dienstbetrekking wordt beschouwd elke arbeidsverhouding, waarbij een gezagsverhouding bestaat tussen degene die werk opdraagt en degene die het uitvoert.

  • 2 Onder dienstbetrekking wordt tevens verstaan de arbeidsverhouding van:

    • a. de bestuurder of commissaris van een op de BES eilanden gevestigd lichaam als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel c, van de Belastingwet BES;

    • b. het kind van 14 jaar of ouder dat werkzaam is in de onderneming van zijn ouder, tenzij die onderneming mede voor zijn rekening wordt gedreven;

    • c. personen die niet anders dan op provisiebasis werken;

    • d. degene, die als artiest of beroepssportbeoefenaar optreedt en zijn woonplaats niet op de BES eilanden heeft;

    • e. degene, wiens functie op een benoeming berust;

    • f. degene die, anders dan in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, zich verbindt om persoonlijk een werk van stoffelijke aard uit te voeren tegen een te betalen prijs;

    • g. degene die de in onderdeel f bedoelde persoon bij het tot stand brengen van dat werk bijstaat.

  • 3 Het tweede lid, onderdelen f en g, vindt geen toepassing indien de in onderdeel f bedoelde verbintenis rechtstreeks is aangegaan met een natuurlijk persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden dan wel met het Rijk, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen bedrijfssectoren en -takken worden aangewezen ten aanzien waarvan het tweede lid, onderdelen f en g, niet van toepassing is.

  • 5 Als loon van de in het tweede lid, onder f, bedoelde uitvoerder wordt aangemerkt het gehele door de aanbesteder verstrekte loon, verminderd met het loon van de hulpen. Deze vermindering is slechts van toepassing voor zover de uitvoerder aan de aanbesteder een door hem en zijn hulpen ondertekende verklaring doet toekomen waaruit het loon van ieder van de hulpen blijkt.

Artikel 4

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Inhoudingsplichtige is:

    • a. degene, tot wie één of meer personen in dienstbetrekking staan;

    • b. degene, die aan één of meer personen loon uit vroegere dienstbetrekking tot hemzelf of tot een ander verstrekt.

  • 2 Als degene, tot wie de dienstbetrekking bestaat, wordt beschouwd in de gevallen bedoeld in artikel 3, tweede lid. onder

    • a. het lichaam;

    • b. de ouder;

    • c. degene, van wie provisie genoten wordt;

    • d. degene, met wie het optreden is overeengekomen;

    • e. degene, te wiens laste de betaling komt;

    • f. de aanbesteder;

    • g. de aanbesteder.

  • 3 Degene tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat wordt geacht aan de werknemer het loon te verstrekken dat deze uit hoofde van zijn dienstbetrekking geniet van een niet-inhoudingsplichtige;

  • 4 Wie niet op de BES eilanden woont of gevestigd is, wordt slechts als inhoudingsplichtige beschouwd indien hij op de BES eilanden een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft, dan wel op de BES eilanden één of meer personen in dienst heeft en door de Inspecteur als inhoudingsplichtige is aangewezen. Onverminderd het bepaalde in de vorige volzin worden ten aanzien van een niet op de BES eilanden wonende of gevestigde aannemer of onderaannemer als bedoeld in artikel 21a, eerste lid, de werkzaamheden ten behoeve van het werk geacht te zijn verricht met behulp van een vaste inrichting op de BES eilanden indien de uitvoering van het werk langer duurt dan 30 dagen.

  • 5 Diplomatieke, consulaire en andere vertegenwoordigers van vreemde mogendheden en hun toegevoegde ambtenaren, alsmede door Onze Minister aan te wijzen internationale organisaties en vertegenwoordigers en functionarissen daarvan, worden niet als inhoudingsplichtigen beschouwd. De consulaire vertegenwoordiger is evenwel inhoudingsplichtig, indien en voor zover hij naast het consulaire ambt een bedrijf of beroep uitoefent.

  • 6 Ter vergemakkelijking van de heffing van de inkomstenbelasting kunnen bij algemene maatregel van bestuur, regels worden gegeven ingevolge welke loonbelasting mede wordt geheven van natuurlijke personen die:

    • a. termijnen van lijfrente of andere periodieke uitkeringen of verstrekkingen genieten;

    • b. uitkeringen genieten ter vervanging van gederfde of te derven periodieke uitkeringen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2012, 544, datum inwerkingtreding 01-01-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.

4 Wie niet op de BES eilanden woont of gevestigd is, wordt slechts als inhoudingsplichtige beschouwd indien hij op de BES eilanden een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft, dan wel op de BES eilanden één of meer personen in dienst heeft en door de Inspecteur als inhoudingsplichtige is aangewezen. Onverminderd het bepaalde in de vorige volzin worden ten aanzien van een niet op de BES eilanden wonende of gevestigde aannemer of onderaannemer als bedoeld in artikel 8.68 van de Belastingwet BES de werkzaamheden ten behoeve van het werk geacht te zijn verricht met behulp van een vaste inrichting op de BES eilanden indien de uitvoering van het werk langer duurt dan 30 dagen. Voor de toepassing van de eerste volzin worden organen of organisatieonderdelen van de Staat der Nederlanden geacht op de BES eilanden inhoudingsplichtig te zijn ten aanzien van personen die deze organen of organisatieonderdelen op de BES eilanden in dienst hebben en ter zake van het loon uit vroegere dienstbetrekking dat deze organen of organisatieonderdelen verstrekken.

Hoofdstuk II. Voorwerp van belasting

Artikel 6

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Loon is al hetgeen onder welke naam of vorm ook uit een bestaande of vroegere dienstbetrekking wordt verkregen.

  • 2 Degene, tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat, wordt geacht de uitkeringen van ongevallengelden en ziekengelden ingevolge de Wet ongevallenverzekering BES en de Wet ziekteverzekering BES, welke door zijn tussenkomst worden uitbetaald, als loon uit de dienstbetrekking te verstrekken.

  • 3 Tot het loon worden niet gerekend:

    • a. de premies door de werkgevers betaald ingevolge de Wet ongevallenverzekering BES en de Wet ziekteverzekering BES;

    • b. eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer voor zover deze uitkeringen en verstrekkingen driemaal het loon over een maand niet overtreffen.

    • c. [vervallen]

    • d. de verplichte bijdragen van de werkgever voor pensioenen en aan pensioenfondsen;

    • e. de door de werkgever ten behoeve van de werknemer gemaakte kosten in verband met geneeskundige behandeling en verpleging, alsmede de aanspraken van de werknemer op vrije geneeskundige behandeling en verpleging en op tegemoetkoming in ziektekosten;

    • f. vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten tot verwerving van het loon, behoudens ter zake van:

    • g. uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke goederen;

    • h. uitkeringen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten van zijn opleiding of studie voor een beroep, alsmede verstrekkingen met betrekking tot zodanige opleiding of studie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2011, 640, datum inwerkingtreding 01-01-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2011.

3 Tot het loon worden niet gerekend:

  • a. de premies door de werkgevers betaald ingevolge de Wet ongevallenverzekering BES en de Wet ziekteverzekering BES;

  • b. eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer voor zover deze uitkeringen en verstrekkingen driemaal het loon over een maand niet overtreffen;

  • c. de verplichte bijdragen voor pensioenen en aan pensioenfondsen die worden verrekend met de aan de werknemer, gewezen werknemer, zijn echtgenoot, zijn gewezen echtgenoot, zijn kinderen of pleegkinderen als bedoeld in artikel 6a, eerste lid, onderdeel a, toekomende pensioenuitkeringen;

  • d. de verplichte bijdragen van de werkgever voor pensioenen en aan pensioenfondsen;

  • e. de door de werkgever ten behoeve van de werknemer gemaakte kosten in verband met geneeskundige behandeling en verpleging, alsmede de aanspraken van de werknemer op vrije geneeskundige behandeling en verpleging en op tegemoetkoming in ziektekosten;

  • f. vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten tot verwerving van het loon, behoudens ter zake van:

    • 1°. posten als bedoeld in artikel 9C, eerste lid, met uitzondering van onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting BES;

    • 2°. vervoerskosten als bedoeld in artikel 9C, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES voor zover meer wordt vergoed dan de aldaar genoemde prijs per kilometer;

    • 3°. vaste vergoedingen voor zover niet is voldaan aan door Onze Minister nader te stellen regels;

  • g. uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van door de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking geleden schade aan of verlies van persoonlijke goederen;

  • h. uitkeringen tot dekking van op de werknemer drukkende kosten van zijn opleiding of studie voor een beroep, alsmede verstrekkingen met betrekking tot zodanige opleiding of studie.

Artikel 6a

  • 1 Onder pensioenregeling wordt verstaan een regeling die uitsluitend:

    • a. ten doel heeft de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij invaliditeit of ouderdom en de verzorging van hun echtgenoten en gewezen echtgenoten en van hun kinderen en pleegkinderen die de leeftijd van 27 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest; en

    • b. een pensioen inhoudt dat niet uitgaat boven hetgeen naar maatschappelijke opvattingen, mede in verband met diensttijd en genoten beloningen redelijk moet worden geacht en waarvan het lichaam dat als verzekeraar van een pensioen optreedt de pensioenverplichting rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen.

  • 2 Onze Minister is bevoegd om:

    • a. nadere regels te geven ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b;

    • b. onder door hem te stellen voorwaarden, bepaalde regelingen of groepen van regelingen die afwijken van het in het eerste lid bepaalde, als pensioenregeling in de zin van dit artikel aan te wijzen.

Artikel 6b

  • 1 Ingeval van een gebeurtenis als hierna bedoeld, wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer of de gewezen werknemer dan wel, indien deze is overleden, van de gerechtigde tot de aanspraak:

    • a. een aanspraak ingevolge een pensioenregeling is niet langer als zodanig aan te merken;

    • b. een aanspraak ingevolge een pensioenregeling wordt afgekocht of vervreemd dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid;

    • c. een op de BES eilanden gevestigd lichaam dat als verzekeraar van een pensioen optreedt, houdt op op de BES eilanden te zijn gevestigd dan wel rekent de pensioenverplichting niet langer geheel tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;

    • d. een aanspraak ingevolge een pensioenregeling wordt prijsgegeven, behoudens voor zover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is.

  • 2 Ingeval een verplichting ingevolge een pensioenregeling geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere verzekeraar wordt de aanspraak ingevolge die regeling geacht te worden afgekocht. De eerste volzin is niet van toepassing voor zover deze verplichting geheel of gedeeltelijk overgaat naar een op de BES eilanden gevestigde verzekeraar die de pensioenverplichting rekent tot zijn binnenlands ondernemingsvermogen.

  • 3 Onze Minister is bevoegd om, onder daarvoor te stellen voorwaarden, het tweede lid, laatste volzin, ook van toepassing te verklaren op een pensioenverplichting welke geheel of gedeeltelijk overgaat op een in Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten dan wel een verdragsland gevestigde verzekeraar.

Artikel 6c

  • 1 Niet in geld genoten loon wordt in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend met dien verstande dat voor zover de verwerving van het loon het gebruik of verbruik daarvan meebrengt, de waarde wordt gesteld op ten hoogste het bedrag van de besparing.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt, ingeval aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid een personenauto ter beschikking is gesteld, tot de inkomsten uit arbeid gerekend ten minste het bedrag waarmee 15% van de nieuwwaarde, met inbegrip van de algemene bestedingsbelasting en invoerrechten, van de auto de vergoeding welke de werknemer ter zake van het gebruik, anders dan ten behoeve van het verrichten van arbeid, verschuldigd is, te boven gaat.

  • 3 Een door de werknemer aan de inhoudingsplichtige betaalde vergoeding ter zake van het gebruik van de personenauto komt in mindering op de in de vorige volzin bedoelde bijtelling tot ten hoogste het bedrag van die bijtelling. Andere vergoedingen of gemaakte onkosten kunnen niet in mindering worden gebracht.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt met betrekking tot personenauto’s die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Belastingwet BES in het kentekenregister zijn geregistreerd onder algemene bestedingsbelasting mede verstaan: omzetbelasting en invoerheffingen.

  • 5 Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot de waardering van aanspraken en van ander niet in geld genoten loon.

  • 6 Onze Minister kan in bepaalde gevallen of groepen van gevallen regels geven met betrekking tot het bedrag aan fooien en dergelijke prestaties van derden dat geacht wordt te zijn genoten. Hij kan ook bepalen dat een bedrag ter zake niet tot het loon behoort.

Hoofdstuk III. Wijze van berekening en inhouding

Artikel 7

  • 1 Het loon genoten over een ander loontijdvak dan een jaar wordt tot een voljaarsloon herleid.

    Loontijdvak is het tijdvak waarover het loon wordt verkregen. Bij die herleiding wordt voor:

    • a. halve-dagloners een jaar op 520 halve dagen gesteld;

    • b. dagloners een jaar op 260 dagen gesteld;

    • c. weekloners een jaar op 52 weken gesteld;

    • d. twee weken (quincena)-loners een jaar op 26 quincena’s gesteld;

    • e. maandloners een jaar op 12 maanden gesteld;

    • f. kwartaalloners een jaar op 4 kwartalen gesteld;

  • 2 Een loontijdvak van niet meer dan 4 uren wordt op een halve dag gesteld.

  • 3 Als voljaarsloon geldt voor de toepassing van deze wet het in het kalenderjaar te verkrijgen loon, indien over het gehele jaar van de inhoudingsplichtige loon zou worden verkregen.

    Hierbij wordt uitgegaan van het loon over het tijdvak, hetwelk bij de aanvang van het kalenderjaar wordt verkregen of zo de dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar is ontstaan, het loon over het tijdvak, bij de aanvang van de dienstbetrekking.

  • 4 Het zuiver voljaarsloon wordt verkregen door het voljaarsloon te verminderen, indien het een dienstbetrekking betreft van:

    • a. een op de BES eilanden wonende werknemer:

      • met USD 280 ingeval van een bestaande dienstbetrekking, met dien verstande dat de aftrek niet meer bedraagt dan dat voljaarsloon;

      • met aan het loon verbonden verplichte bijdragen van de werknemer voor pensioen en pensioenfondsen;

      • met 5% tot een maximum bedrag van USD 470 voor de aan het loon verbonden verplichte bijdragen in spaar- en voorzieningsfondsen.

    • b. een niet op de BES eilanden wonende werknemer:

      met USD 280 ingeval van een bestaande dienstbetrekking, met dien verstande dat de aftrek niet meer bedraagt dan dat voljaarsloon.

Artikel 8

  • 2 Indien de werknemer over loontijdvakken die geheel of gedeeltelijk samenvallen loon geniet uit meer dan één dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking dan wel van meer dan één inhoudingsplichtige en dit loon voor de berekening van de belasting niet wordt samengevoegd, kan de werknemer de belastingvrije som, de kindertoeslag en de ouderentoeslag slechts in één dienstbetrekking dan wel tegenover één inhoudingsplichtige geldend maken.

  • 3 Onze Minister is bevoegd met het oog op de uitvoering van deze wet ter nadere uitwerking van de tabel, bedoeld in artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES, loonbelastingtabellen, waaronder begrepen de tabel voor bijzondere beloningen, bedoeld in het vierde lid, vast te stellen voor loontijdvakken waarvoor bij deze nodig acht. Bij het opstellen van deze tabellen kunnen loonklassen en afrondingen worden aangebracht.

  • 4 Tantièmes, gratificaties, overwerkloon en andere beloningen welke gewoonlijk slechts éénmaal of éénmaal per jaar worden genoten worden belast volgens de tabel voor bijzondere beloningen. In deze tabel worden jaarlonen en belastingpercentages opgenomen. Bij elk jaarloon komt het belastingpercentage overeen met het percentage dat verschuldigd is van de laatste duizend dollar van 90% van het zuiver voljaarsloon, bedoeld in artikel 7, vierde lid.

  • 5 Indien dit niet tot een hoger belastingbedrag leidt mogen de in het vierde lid bedoelde beloningen worden beschouwd als een toevoeging aan het loon over het loontijdvak waarin zij worden uitbetaald.

  • 6 In afwijking van het bepaalde in het derde lid wordt als jaarloon in aanmerking genomen:

    • a. het in dat jaar genoten loon ingeval de werknemer over het gehele voorafgaande kalenderjaar van de inhoudingsplichtige loon heeft genoten; of

    • b. het tot een jaarloon herleide bedrag van het in dat jaar genoten loon ingeval de werknemer over een gedeelte van het voorafgaande jaar van de inhoudingsplichtige loon heeft genoten.

Artikel 9

  • 1 In afwijking van het in artikel 8 bepaalde bedraagt de belasting 35,4% van het loon ingeval de werknemer zijn naam, adres of woonplaats niet aan de inhoudingsplichtige heeft verstrekt alsmede ingeval de werknemer ter zake onjuiste gegevens heeft verstrekt en de inhoudingsplichtige dit wist of redelijkerwijs had moeten weten.

  • 2 In afwijking van het in artikel 8 bepaalde bedraagt de belasting ten aanzien van de niet op de BES eilanden wonende artiest die een overeenkomst van korte duur om als musicus of anderszins als artiest op te treden is aangegaan, 10% van de som van het loon verminderd met de in artikel 6, derde lid, onderdeel f, bedoelde bedragen.

Artikel 9a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES, wordt het in een kalenderjaar genoten loon ten minste gesteld op USD 20 000 dan wel, indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, gesteld op dat lagere loon. Indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een hoger loon gebruikelijk is, wordt het loon gesteld op een zodanig bedrag dat het niet meer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, met dien verstande dat – indien bij het lichaam of daarmee verbonden lichamen ook andere werknemers in dienst zijn – het niet lager wordt gesteld dan het hoogste loon van de overige werknemers. Ingeval aannemelijk is dat het loon, gelet op wat gebruikelijk is in het economische verkeer waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, op een lager bedrag behoort te worden gesteld dan het hoogste loon van de overige werknemers wordt het, in afwijking in zoverre van de vorige volzin, op een zodanig bedrag gesteld dat het niet meer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is. Het loon wordt nimmer op een lager bedrag gesteld dan het bedrag ingevolge de eerste volzin.

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt het in een kalenderjaar genoten loon in het jaar van oprichting van het lichaam en de drie daaropvolgende kalenderjaren op verzoek van de werknemer gesteld op het bedrag van de commerciële winst van het lichaam, doch niet op een lager bedrag dan nihil.

Terugwerkende kracht

Stb. 2011, 640, datum inwerkingtreding 01-01-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.

1 Ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting BES, wordt het in een kalenderjaar genoten loon ten minste gesteld op USD 14 000 dan wel, indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, gesteld op dat lagere loon. Indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een hoger loon gebruikelijk is, wordt het loon gesteld op een zodanig bedrag dat het niet meer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, met dien verstande dat – indien bij het lichaam of daarmee verbonden lichamen ook andere werknemers in dienst zijn – het niet lager wordt gesteld dan het hoogste loon van de overige werknemers. Ingeval aannemelijk is dat het loon, gelet op wat gebruikelijk is in het economische verkeer waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, op een lager bedrag behoort te worden gesteld dan het hoogste loon van de overige werknemers wordt het, in afwijking in zoverre van de vorige volzin, op een zodanig bedrag gesteld dat het niet meer in belangrijke mate afwijkt van hetgeen gebruikelijk is. Het loon wordt nimmer op een lager bedrag gesteld dan het bedrag ingevolge de eerste volzin.

Artikel 10

  • 1 De belasting wordt geheven door inhouding op het loon.

  • 2 De inhoudingsplichtige is verplicht de belasting in te houden op het tijdstip waarop het loon:

    • a. betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt; dan wel

    • b. vorderbaar en tevens inbaar wordt.

  • 3 Ingeval op grond van een verdrag of andere regeling ter voorkoming van dubbele belasting geen loonbelasting behoort te worden ingehouden, mag de inhoudingsplichtige de inhouding slechts achterwege laten, indien de werknemer hem een daartoe strekkende verklaring van de Inspecteur heeft doen toekomen.

  • 4 Indien is overeengekomen dat het loon op een ongebruikelijk tijdstip zal worden genoten, wordt daarmee voor de toepassing van het tweede lid geen rekening gehouden.

  • 5 Voor zover ingevolge artikel 9A het loon hoger is dan het werkelijk genoten loon, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.

Artikel 12

Overtreft de belasting het van de inhoudingsplichtige genoten loon in geld, dan wordt het ontbrekende geacht te zijn ingehouden op het tijdstip omschreven in artikel 10, met dien verstande dat de inhoudingsplichtige bevoegd is dat ontbrekende te verhalen op de werknemer.

Artikel 12a

  • 1 Indien de werknemer ook premieplichtig is voor de algemene ouderdomsverzekering BES en de algemene weduwen- en wezenverzekering BES, geschiedt de heffing van de belasting en de premies voor deze volksverzekeringen in één bedrag dan wel in één percentage, met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de heffing en de invordering van de loonbelasting.

  • 2 Voor gevallen waarin het eerste lid toepassing vindt, worden, met overeenkomstige toepassing van artikel 8, derde lid, bij ministeriële regeling tabellen vastgesteld waarin telkens de belasting en de premies voor de algemene ouderdomsverzekering BES en de algemene weduwen- en wezenverzekering BES in één bedrag dan wel in één percentage worden opgenomen.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden voor daarbij aan te wijzen gevallen berekeningsvoorschriften vastgesteld aan de hand waarvan uit de in het tweede lid bedoelde tabellen het bedrag van de belasting wordt afgeleid.

Artikel 12b

  • 1 Indien ten aanzien van de werknemer ook premieplicht voor de werknemersverzekeringen bestaat, geschiedt de heffing van de premies voor de werknemersverzekeringen gelijktijdig met die van de belasting en geschiedt de afdracht van die premies en de belasting op één aangifte, een en ander met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de heffing en de invordering van de loonbelasting.

  • 2 Toerekening van een betaling op de aangifte, bedoeld in het eerste lid, geschiedt naar evenredigheid aan de belasting en aan de premies voor de werknemersverzekeringen.

Artikel 12c

  • 1 Indien de werknemer ook verzekeringsplichtig is in de zin van het Besluit zorgverzekering BES, geschiedt de heffing van de premie die verschuldigd is ingevolge het Besluit zorgverzekering BES gelijktijdig met die van de belasting en geschiedt de afdracht van die premie en de belasting op één aangifte, een en ander met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de heffing en de invordering van de loonbelasting.

  • 2 Toerekening van een betaling op de aangifte, bedoeld in het eerste lid, geschiedt naar evenredigheid aan de belasting en aan de ingevolge het Besluit Zorgverzekering BES verschuldigde premie.

Artikel 12d

Voor zover de belasting en de premies voor de volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen of de ingevolge het Besluit zorgverzekering BES verschuldigde premie gelijktijdig worden geheven en artikel 8.22, 8.23 of 8.26 van de Belastingwet BES toepassing vindt, wordt dat artikel slechts eenmaal toegepast, met dien verstande dat alsdan voor de toepassing van artikel 8.26, tweede lid, van Belastingwet BES wordt uitgegaan van het gezamenlijk gelijktijdig geheven bedrag.

Hoofdstuk VI. Bijzondere bepalingen

Artikel 19

  • 1 De inhoudingsplichtige is gehouden:

    • a. een loonboekhouding te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de belasting werd berekend en ingehouden;

    • b. van de werknemer opgave te vragen van gegevens waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn;

    • c. aan de Inspecteur opgave te verstrekken van het in een kalenderjaar door de werknemer genoten loon, van de ingehouden belasting en van andere gegevens welke van belang kunnen zijn voor de heffing van de inkomstenbelasting;

    • d. aan de werknemer opgave te verstrekken van het in een kalenderjaar genoten loon, van de ingehouden belasting en van andere gegevens welke van belang kunnen zijn voor de heffing van de inkomstenbelasting. Bij beëindiging van de dienstbetrekking in de loop van een kalenderjaar moet de verklaring desgevraagd worden gegeven over de tijd, waarin de werknemer in dat kalenderjaar bij hem in dienstbetrekking was. De verklaring wordt binnen tien dagen na het verzoek van de werknemer afgegeven.

  • 2 Om de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, te verkrijgen, reikt de inhoudingsplichtige aan de werknemer een loonbelastingverklaring uit:

    • a. zodra hij ten aanzien van de werknemer inhoudingsplichtige wordt;

    • b. op verzoek van de werknemer;

    • c. zodra hij weet dat zich een wijziging heeft voorgedaan in de gegevens die de werknemer in de laatst ingeleverde loonbelastingverklaring heeft verstrekt en die wijziging tot gevolg heeft dat de werknemer een hoger bedrag aan belasting wordt verschuldigd.

  • 3 [vervallen]

Artikel 19a

  • 1 De werknemer is verplicht aan de inhoudingsplichtige opgave te verstrekken van gegevens waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn.

  • 2 De werknemer verzoekt de inhoudingsplichtige om uitreiking van een loonbelasting-verklaring indien zich een wijziging voordoet met betrekking tot de omstandigheden die voor de heffing van belang zijn.

  • 3 De werknemer aan wie een loonbelastingverklaring is uitgereikt, is verplicht de daarbij gevraagde gegevens te verstrekken door de loonbelastingverklaring duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend in te leveren bij de inhoudingsplichtige vóór de eerste loonverstrekking waarbij de te verstrekken gegevens van belang zijn voor de inhouding van belasting.

Artikel 22

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ter uitvoering van deze wet worden vastgesteld.