Regeling externe veiligheid buisleidingen

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-11-2014 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 01-07-2014 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 30 december 2010, nr. BJZ2010032478, houdende regels over de toepassing van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Regeling externe veiligheid buisleidingen)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Handelende na overleg met de Ministers van Economische Zaken en van Defensie,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 3, tweede lid, 6, derde lid, 7, eerste lid, 12, derde lid, onderdeel b, en 13 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;

Besluit:

§ 1. Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aardgas:

    • a. drooggas dat bij een temperatuur van –200C onder atmosferische druk geen vloeistoffractie meer afscheidt van het gas en met een dichtheid van 0,82 kg/m3en een calorische waarde van ten hoogste 36,4 MJ/m3,

    • b. natgas dat naast aardgas ook condensaat bevat met een Condensaat-Gas Ratio kleiner dan of gelijk aan 80 m3/1.000.000 m3, en zuurgas dat naast aardgas minder dan 4,3% zwavelwaterstof bevat,

    • c. hoogcalorisch aardgas,

    • d. voor zover dit aardgas niet vloeibaar wordt getransporteerd en geen componenten bevat met toxische of explosieve effecten;

  • aardolieproducten:

    • a. aardolie,

    • b. aardgasolie,

    • c. vloeibare aardolieproducten, en

    • d. derivaten,

    voor zover deze geen componenten bevatten met toxische of explosieve effecten;

  • besluit: Besluit externe veiligheid buisleidingen;

  • brandbare stoffen: stoffen die zijn geclassificeerd als ontvlambaar, licht ontvlambaar of zeer licht ontvlambaar, niet zijnde aardgas of aardolieproducten;

  • Carola: softwareprogramma voor het berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van ondergrondse buisleidingen met aardgas, versie nr. 1.0.0;

  • Rekenmethodiek Bevb: rekenmethodiek behorend bij het Besluit externe veiligheid buisleidingen, bestaande uit de Handleiding Risicoberekeningen Bevb, versie nr. 2, uitgave 2014 en, indien het betreft ondergrondse buisleidingen:

    • 1. voor aardgas: Carola, en

    • 2. voor andere stoffen dan aardgas: Safeti-NL;

  • Safeti-NL: softwareprogramma voor het berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen en ondergrondse buisleidingen voor het transport van andere stoffen dan aardgas, versie nr. 6.54, uitgave 2010;

  • specifieke stoffen: kooldioxide, zuurstof en stikstof;

  • vergiftige stoffen: stoffen die zijn geclassificeerd als acuut toxisch.

§ 2. Buisleidingen waarop het besluit van toepassing is

Artikel 2

Als categorieën buisleidingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen:

  • a. buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPA of meer;

  • b. buisleidingen voor aardolieproducten met een uitwendige diameter van 70 mm of meer en een druk van 1.600 kPA of meer;

  • c. buisleidingen voor brandbare stoffen met een uitwendige diameter van 70 mm of meer of een binnendiameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer;

  • d. buisleidingen voor vergiftige stoffen, en

  • e. buisleidingen voor specifieke stoffen met een uitwendige diameter van 70 mm of meer of een binnendiameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer.

§ 3. Uitzonderingen als bedoeld in artikel 3 van het besluit

Artikel 3

De artikelen 6, eerste en tweede lid, en 17, eerste en tweede lid, van het besluit zijn niet van toepassing op pijpleidingen als bedoeld in artikel 92, onderdeel a, van het Mijnbouwbesluit waarvan het plaatsgebonden risico in de loop der tijd kleiner wordt voor zover de overschrijding van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico maximaal 3 jaar voortduurt en het plaatsgebonden risico niet groter is dan 10-5 per jaar.

Artikel 4

Artikel 10 van het besluit is niet van toepassing voor zover de exploitant reeds aan de daarin opgenomen meldplichten heeft voldaan op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 100 van het Mijnbouwbesluit.

Artikel 5

Voor buisleidingen voor aardgas met een druk van 1.600 tot en met 4.000 kPa:

Artikel 5a

  • 1 Artikel 6, tweede lid, van het besluit is niet van toepassing voor zover de overschrijding van de waarde, genoemd in dat lid, het gevolg is van het op grond van een bestemmingsplan toelaten van de aanleg, bouw of vestiging van een risicoverhogend object in de directe omgeving van de buisleiding.

  • 2 De uitzondering, bedoeld in het eerste lid, is alleen van toepassing op bedrijventerreinen die als zodanig in een bestemmingsplan zijn bestemd en waar de vestiging van kwetsbare objecten is uitgesloten.

§ 4. Berekeningen

Artikel 6

  • 2 In afwijking van het eerste lid, wordt het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van buisleidingen met specifieke kenmerken of omstandigheden, waarin de rekenmethodiek Bevb niet voorziet, berekend volgens de naar het oordeel van het bevoegd gezag beste wetenschappelijke inzichten inzake risicoberekeningen.

  • 3 Het bevoegd gezag meldt de toepassing van het tweede lid zo spoedig mogelijk aan de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 7

Maatregelen ter beperking van het risico, waarvan de exploitant niet kan aantonen dat de maatregel voldoet aan de omschrijving in de Rekenmethodiek Bevb, hebben geen risicoverlagend effect in de risicoberekening.

§ 5. Groepsrisico

Artikel 8

De waarde, bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel b, van het besluit is voor:

Artikel 9

  • 1 Met de Rekenmethodiek Bevb worden gelijkgesteld rekenmethodieken die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een tot een douane-unie strekkend verdrag, dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat die partij is bij een tot een vrijhandelszone strekkend Verdrag dat Nederland bindt, waarvan de resultaten gelijkwaardig zijn aan de resultaten van de Rekenmethodiek Bevb.

  • 2 De Minister van Infrastructuur en Milieu besluit, gehoord het RIVM, op verzoek van het bevoegd gezag, of die rekenmethodiek gelijkwaardig is aan de Rekenmethodiek Bevb. Daarbij betrekt hij in elk geval de transparantie, reproduceerbaarheid, het toepassingsgebied en de ruimtelijke consequenties van die rekenmethodiek.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling externe veiligheid buisleidingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 december 2010

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma