Beleidsregels voorlopige emissiefactoren Regeling ammoniak en veehouderij

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014.
Geldend van 12-02-2011 t/m heden

Besluit van 31 januari 2011, nr. DP/2011037216, houdende vaststelling van beleidsregels voor het opnemen van huisvestingssystemen met een voorlopige emissiefactor in de Regeling ammoniak en veehouderij

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Overwegende dat:

  • het wenselijk is de toepassing van innovatieve huisvestingssystemen in de veehouderij te versnellen door de mogelijkheid te scheppen deze systemen met een voorlopige emissiefactor in de bijlage van de Regeling ammoniak en veehouderij op te nemen;

  • in het Actieplan Ammoniak Veehouderij van 20 november 2009 een voorstel is uitgewerkt voor het opnemen van nieuwe, nog niet bemeten huisvestingssystemen in de bijlage van de Regeling ammoniak en veehouderij;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij juncto artikel 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Artikel 2

De minister kan voor een nieuw huisvestingssysteem een voorlopige emissiefactor vaststellen, indien:

  • a. voor het huisvestingssysteem een bijzondere emissiefactor is vastgesteld;

  • b. de voorlopige emissiefactor niet hoger is dan de maximale emissiewaarde. Wanneer voor de betreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld, wordt in plaats van die maximale emissiewaarde de emissiewaarde gehanteerd die overeenkomt met 80% van de waarde van de emissiefactor voor overige huisvesting; en

  • c. voor het huisvestingssysteem vier beschikkingen als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Regeling ammoniak en veehouderij zijn verleend dan wel naar het oordeel van de minister op andere wijze is gewaarborgd dat er voldoende meetresultaten beschikbaar zullen komen aan de hand waarvan een definitieve emissiefactor voor het huisvestingssysteem kan worden vastgesteld.

Artikel 3

  • 1 De waarde van een voorlopige emissiefactor van een huisvestingssysteem wordt berekend door bij de waarde van de bijzondere emissiefactor 15% van de maximale emissiewaarde, of – wanneer voor de betreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld – van de emissiewaarde die daarvoor op grond van artikel 2, tweede lid, in de plaats treedt, op te tellen.

  • 3 In de bijlage wordt vermeld dat het een voorlopig vastgestelde emissiefactor betreft.

Artikel 4

  • 2 In bijzondere situaties kan de minister de termijn, bedoeld in het eerste lid, eenmaal met een periode van ten hoogste twee jaar verlengen, mits:

    • a. vaststelling van een definitieve emissiefactor op basis van meetresultaten naar zijn oordeel binnen een redelijke termijn alsnog mogelijk is; en

    • b. op basis van reeds beschikbare meetresultaten naar zijn oordeel kan worden verwacht, dat de definitieve emissiefactor niet hoger zal zijn dan de maximale emissiewaarde of – wanneer voor de betreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld – dan de emissiewaarde die daarvoor op grond van artikel 2, tweede lid, in de plaats treedt.

  • 3 De minister kan de termijn bedoeld in het eerste lid inkorten indien:

    • a. vaststelling van een definitieve emissiefactor op basis van meetresultaten naar zijn oordeel niet meer binnen een redelijke termijn mogelijk is; of

    • b. op basis van reeds beschikbare meetresultaten naar zijn oordeel kan worden verwacht dat de definitieve emissiefactor hoger zal zijn dan de maximale emissiewaarde of – wanneer voor de betreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld – dan de emissiewaarde die daarvoor op grond van artikel 2, tweede lid, in de plaats treedt.

Artikel 5

  • 1 Indien de definitieve emissiefactor lager is dan of gelijk is aan de voorlopig vastgestelde emissiefactor, wordt de voorlopig vastgestelde emissiefactor bij de eerstvolgende wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij vervangen door de definitieve emissiefactor en wordt de vermelding dat het een voorlopig vastgestelde emissiefactor betreft verwijderd.

  • 2 Indien de definitieve emissiefactor hoger is dan de voorlopig vastgestelde emissiefactor, wordt de voorlopig vastgestelde emissiefactor eveneens bij de eerstvolgende wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij vervangen door de definitieve emissiefactor maar wordt de vermelding dat het een voorlopig vastgestelde emissiefactor betreft vervangen door de aanduiding dat de voorlopige emissiefactor blijft gelden voor huisvestingssystemen waarvoor vergunning is verleend voordat de wijziging van de regeling in werking is getreden.

  • 3 Indien binnen de in artikel 4 bedoelde termijn voor het betreffende huisvestingssysteem geen definitieve emissiefactor kan worden vastgesteld, blijft de voorlopig vastgestelde emissiefactor gehandhaafd en wordt daarbij vermeld dat deze slechts geldt voor huisvestingssystemen waarvoor vergunning is verleend voordat de wijziging van de regeling in werking is getreden.

Artikel 6

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin ze worden geplaatst.

Artikel 7

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels voorlopige emissiefactoren Regeling ammoniak en veehouderij.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 31 januari 2011

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma