Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010

[Regeling materieel uitgewerkt per 18-02-2013.]
Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2011 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 18-02-2011 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 januari 2011, nr. H2999540, houdende vaststelling van het onderwijscontroleprotocol voor de sectoren PO, VO, BVE en HO (Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010)

Artikel 1. Vaststelling onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I

Het protocol voor de controle door de accountant over het jaar 2010 wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

Artikel 2. Intrekking Regeling controleprotocol OCW 2006

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Deze regeling zal met de toelichting en bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Bijlage Onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010, versie 22-12-2010

Welkom 1 december 2010

Dit is het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. De opzet en de structuur zijn gewijzigd ten opzichte van eerdere jaren.

De belangrijkste wijzigingen betreffen:

  • 1. Verhoging van de controletolerantie. De controletolerantie voor het oordeel over de financiële rechtmatigheid (waaronder de specifieke tolerantie voor de geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting) is verhoogd naar 3%. De controletolerantie voor het onderzoek naar de verkrijging van de bekostiging is verhoogd naar 2%.

  • 2. De indeling van hoofdstuk 2 is ingrijpend veranderd. In de hoofdindeling is een onderscheid gemaakt naar getrouwheid, financiële rechtmatigheid en overige rechtmatigheid. Herhalingen zijn zoveel mogelijk voorkomen. Aanwijzingen die voor alle drie de genoemde paragrafen van toepassing zijn worden onder algemeen in hoofdstuk 2 opgenomen.

  • 3. Op aanwijzing van de NBA (Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants) betekent het niet voldoen aan de WOPT in de jaarrekening vanaf 2010 automatisch een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel. De standaard controle verklaringen en paragraaf 2.2.4. Bezoldiging bestuurders en paragraaf 2.4.4. Topinkomens zijn hiervoor aangepast.

In het onderwijscontroleprotocol 2010 is geen wijziging opgenomen ten aanzien van de fiscale en sociale wet- en regelgeving in het kader van rechtmatigheid. Deze wet- en regelgeving valt nu buiten het rechtmatigheidskader.

In het onderwijscontroleprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Gebruiksaanwijzing 1 december 2010

Deze gebruiksaanwijzing heeft uitsluitend betrekking op de webapplicatie van het onderwijscontroleprotocol.

Vanaf 2009 wordt het onderwijscontroleprotocol beschikbaar gesteld op de website van de Inspectie van het Onderwijs en de website van DUO. Om u bij het gebruik van de webapplicatie op weg te helpen staan hieronder een aantal tips. Aangezien begin 2010 steeds meer functionaliteiten van de website beschikbaar worden gesteld, zal deze gebruiksaanwijzing steeds worden bijgesteld.

Internetbrowser

Voor de goede werking van de website is het noodzakelijk dat u gebruik maakt van één van de volgende internetbrowsers:

  • Internetexplorer 7 of een hogere versie

  • Firefox

  • Google chrome

Navigeren

Met ingang van 2009 is de structuur van het controleprotocol gewijzigd en zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de wensen van de gebruikers. Bij het navigeren wordt gebruik gemaakt van een indeling in hoofdstukken en dit is handig bij het verwijzen naar bepaalde passages in het controleprotocol.

Het controleprotocol bestaat uit vier hoofdonderdelen:

  • Algemene uitgangspunten

  • Controle op de jaarstukken

  • Onderzoek naar de bekostigingsgegevens

  • Controle Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)

Door te klikken op het hoofdstuk/onderwerp van uw keuze in de inhoudsopgave aan de linkerzijde van de startpagina krijgt u alle onderliggende hoofdstukken/onderwerpen te zien en kunt vervolgens weer een keuze maken uit een hoofdstuk/onderwerp van uw keuze.

Wijzigingen

Bij elk onderwerp is boven de daarop betrekking hebbende passages de datum vermeld waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd.

Links

In het controleprotocol staan twee pagina’s met links, die u nog meer informatie geven, t.w.

  • Hoofdstuk 1.6 Informatie/documentatie, hier vindt u informatie die van belang is bij het

  • uitvoeren van de controle en het onderzoek door de instellingsaccountant.

  • Hoofdstuk 5 Onderwijslinks, hier vindt u de internetadressen van onderwijsgerelateerde

  • organisaties.

Verder zijn in de tekst geregeld links opgenomen die verwijzen naar documenten of andere websites. Deze links kunt u herkennen aan de blauwe tekst op de website.

1 . Algemene uitgangspunten

1.1 . Algemeen

  • Doelstelling van het controleprotocol

  • Indeling van het controleprotocol

  • Accountantsproducten / Rapportering

1.1.1. Doelstelling van het controleprotocol1 december 2010

Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van een controleverklaring. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant. Hier is invulling aan gegeven met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I, hierna te noemen controleprotocol. Het controleprotocol vormt daarmee de schakel tussen enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de uit te voeren werkzaamheden door instellingsaccountants. Het geeft een toelichting op het te hanteren referentiekader, het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.

Het controleprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA uitgegeven ‘Handreiking Controleprotocollen’. De daarin opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie. Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking in dit controleprotocol overgenomen.

1.1.2. Indeling van het controleprotocol1 juli 2009

Het controleprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:

  • controle op de jaarstukken:

    • de inrichting van de jaarstukken1en de inhoudelijke controle daarop;

    • controle op de rechtmatige besteding van de rijksbijdrage;

  • onderzoek naar de bekostigingsgegevens;

    • onderzoek naar de rechtmatige verkrijging van de rijksbijdrage.

Voor goede orde wordt opgemerkt dat de gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid j van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (resultatenbox) niet vallen onder de reikwijdte van de accountantscontrole.

1.1.3 . Accountantsproducten/Rapportering1 december 2010

De accountantscontrole op de jaarstukken mondt uit in een controleverklaring. Het onderzoek naar de bekostigingsverantwoording, waaronder de leerlingentelling, leidt tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het controleprotocol gehanteerd, hoewel de term ‘accountantsverklaring’ (nog) in de OCW-wet- en regelgeving staat vermeld. De instellingsaccountant maakt voor beide producten gebruik van de in het controleprotocol opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De originele ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de instellingsaccountant moet in het archief van de school/instelling worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van de NBA).

Ten aanzien van de in het controleprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagetolerantie. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het controleprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing is zodra deze afwijkt van het standaardpercentage van 0,1%. Omdat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd, beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt hij een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde fouten vermeldt. Het rapport van bevindingen is vormvrij. Op het aanbiedingsformulier geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een rapport van bevindingen. Het bevoegd gezag/bestuur van de school/instelling stuurt in een dergelijk geval het rapport van bevindingen samen met de controleverklaring en verantwoording naar OCW. Het bevoegd gezag/bestuur kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen naar de in de hoofdstukken jaarstukken (2) en bekostigingscontrole (3) daarover opgenomen toelichting.

Tabel accountantsproducten

Soort controle

Product

Ontvanger

Jaarrekeningcontrole

• Controleverklaring

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Bekostigingsonderzoek

Sector PO

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

 

Sectoren VO en BVE (exclusief kbb)

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Groningen

Afdeling OS/Onderwijsnummer

Postbus 30152

9700 LC Groningen

 

Kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven (kbb)

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

 

Sector HO

• Asssurance-rapport

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Groningen

Afdeling OS/Onderwijsnummer /CRI-HO

Postbus 30152

9700 LC Groningen

FSR

Sector HO

• Controleverklaring

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Per 1 januari 2010 zijn CFI in Zoetermeer en de IB-Groep in Groningen opgegaan in de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De vestigingen in Zoetermeer en Groningen blijven bestaan.

Om het onderscheid in de vestigingen aan te geven wordt in dit controleprotocol waar nodig gesproken over DUO vestiging Zoetermeer en Groningen.

1.2 . Definities

  • Onderwijssectoren

  • Referentiekader

  • Minimale controle werkzaamheden

  • Rechtmatigheid

1.2.1. Onderwijssectoren1 december 2010

Het controleprotocol is van toepassing op de door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) bekostigde rechtspersonen in de onderwijssectoren Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO), Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE) en Hoger Onderwijs (HO).

Het controleprotocol geldt ook voor subsidies die door EL&I aan instellingen worden verstrekt vanuit het vakdepartementaal onderwijsbeleid. Deze subsidies worden eventueel ook verantwoord volgens hiervoor binnen EL&I geldende en met de betreffende scholen en instellingen gecommuniceerde aanvullende voorwaarden.

Sector PO 1 juli 2010

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WPO en WEC is het controleprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, 4e lid, van de WPO en in artikel 157, 4e lid van de WEC.

Sector VO 1 december 2010

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WVO is het controleprotocol een leidraad die ingevolge de artikel 14a, 3e lid, en artikel 18, 6e lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. De WVO vermeldt in de hoofdstukken I, III en IV de bekostigingsvoorwaarden van een school.

Voor de SLOA-instellingen vloeit dit controleprotocol voort uit artikel 5, lid 5 van het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA en is van toepassing op:

  • Stichting voor Leerplanontwikkeling (SLO).

  • Stichting CITO Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO).

  • Stichting Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS).

  • Stichting KPC Onderwijs Innovatie Centrum (KPC Groep).

  • Stichting Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS).

  • Stichting Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP).

De beleidsdirectie VO is belast met de coördinatie van de subsidies van alle SLOA-instellingen. Met uitzondering van het CINOP is de beleidsdirectie VO tevens beleidsverantwoordelijk. De beleidsdirectie BVE is beleidsverantwoordelijk voor het CINOP.

Verder is de directie Kennis en Innovatie van het ministerie van EL&I belast met de coördinatie van SLOA-subsidies voor wat betreft het groene onderwijs. In het controleprotocol zijn de SLOA-instellingen gerangschikt onder de sector VO.

Sector BVE 1 juli 2009

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WEB is het controleprotocol een leidraad, die ingevolge artikel 5.2.5. 1e lid van het Uitvoeringsbesluit WEB in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.

Voor de Technocentra vloeit het controleprotocol voort uit artikel 23, 8e lid van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010.

Sector HO 1 december 2010

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WHW is het controleprotocol een leidraad, die ingevolge van artikel 4.5, 2e lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het controleprotocol voor deze sector (ex art. 2.10a WHW) bevat aanwijzingen voor de controle die ten grondslag liggen aan het afgeven van de controleverklaring, zoals genoemd in artikel 2.9 lid 3 van de WHW.

1.2.2. Referentiekader1 juli 2009

Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het controleprotocol treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.

1.2.3. Minimale controle werkzaamheden1 december 2010

Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:

  • een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);

  • het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;

  • reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:

    • ° betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

    • ° de minimaal uit te voeren controles.

Voor de controle van de jaarstukken en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.

Het controleprotocol bevat:

  • minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen en

  • niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.

De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS).

1.2.4. Rechtmatigheid 1 december 2010

De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen (onderzoek bekostigingsverantwoording) en besteed (controle jaarrekening).

Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording van de school of instelling opgenomen aantallen voldoen aan de eisen van rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze aantallen in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie. De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording af.

Ten aanzien van de in de jaarstukken van de school of instelling verantwoorde baten, lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid in het algemeen houdt in dat een financiële transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie beïnvloeden.

1.3. Procedures 1 december 2010

Het controleprotocol wordt jaarlijks opgesteld en in juli en december beschikbaar gesteld.

De juliversie is uitsluitend bedoeld voor planningsdoeleinden. De decemberversie is de definitieve versie van het controleprotocol, die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Deze publicatie geschiedt niet dan nadat het concept is besproken met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: accountantskantoren, NIVRA en koepelorganisaties. Bespreking van het concept-controleprotocol met sectororganisaties c.q. hun koepelorganisaties is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen die onbedoeld in het nadeel van de scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd. Op de derde woensdag van de maand november vindt het jaarlijkse afstemmingsoverleg plaats met alle betrokkenen over de uiteindelijke tekst, die de op dat moment meest actuele stand van zaken weergeeft.

Nieuwe versies van het definitieve controleprotocol worden bij ministeriële regeling vastgesteld. De regeling wordt met de bijlage, het controleprotocol, in de Staatscourant geplaatst en wordt ook bekend gemaakt op de internetsite van de Inspectie van het Onderwijs en DUO.

De publicatie van het definitieve controleprotocol OCW/EL&I 2010 vindt plaats in december 2010.

1.4. Wijzigingen 1 juli 2010

Als het nodig blijkt en het gaat om taalkundige onvolkomenheden zal OCW gaande het jaar snel aanpassingen aanbrengen in de tekst van het controleprotocol. Voor overige aanpassingen van meer ingrijpende aard wordt rekening gehouden met het feit dat het controleprotocol een stabiel document moet zijn. Deze aanpassingen worden daarom pas verwerkt in de juli- en decemberversie van het controleprotocol van het betreffende jaar.

1.5 . Dossiervorming1 december 2010

Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op de aard en omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle van de bekostigingsgegevens en jaarstukken van scholen en instellingen. In het controledossier van de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het controleprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van items waarop de facturen zijn gecontroleerd.

1.6 . Informatie/documentatie 1 december 2010

Hier vindt u aanvullende informatie die bij de controle door de instellingsaccountant relevant is.

  • Overzicht wet- en regelgeving

  • Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010

  • Regeling jaarverslaggeving onderwijs

  • Regeling jaarverslaggeving onderwijs; toelichtende brochure

  • Notitie ’Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2004’

  • De oorspronkelijk in 2003 uitgebrachte notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het Hoger Onderwijs’

  • De aanvulling in 2004 op de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’

  • Procedure ontoereikende accountantscontrole

  • Handleiding subsidiëringsmodel WSLOA

  • Verrekenformulier met toelichting SLOA-instellingen

  • Brief HO/CBV/05/22162 van 20 juli 2005 over de verantwoording inzet publieke middelen

  • Informatie van Gemeenschappelijk procesmanagement over inschrijving en registratie van deelnemers

  • Convenant lastenreductie doelsubsidies instellingen (SISA FSR)

  • Rapport Univers(ele) vereenvoudiging (SISA FSR)

2. Controle op de jaarstukken

2.1 . Algemeen

  • Doelstelling controle op de jaarstukken

  • Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

  • Tolerantietabel

  • Omgaan met fouten (foutdefinities)

  • Algemeen referentiekader

  • Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren

  • Steunen op de werkzaamheden van een AK

  • Specifieke voorschriften SLOA-instellingen

2.1.1. Doelstelling controle op de jaarstukken1 december 2010

In dit deel van het controleprotocol staan de jaarstukken 2010 centraal. Met ‘jaarstukken’ wordt in dit controleprotocol bedoeld: de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens (artikel 1, lid c, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs).

De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat, evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant stelt verder vast dat het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.

2.1.2. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole 1 juli 2010

Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage goedkeuringstolerantie moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording. De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarstukken zijn afhankelijk van de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging.

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de wet- en regelgeving streeft de instellingsaccountant naar een hoge mate van zekerheid. De instellingsaccountant richt zijn controle daartoe zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening geen onjuistheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties.

Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.

2.1.3 . Tolerantietabel 1 december 2010

Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties:

 

Onjuistheden (in de  verantwoording

Onzekerheden (in de controle)

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

Rechtmatigheid

       

Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen)

>3 en <5

≥5

>5 en <10

≥10

De tolerantie is van toepassing voor het oordeel over de financiële rechtmatigheid en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke controletolerantie.

In het controleprotocol worden geen toleranties meer voorgeschreven voor de getrouwheid. Vanuit OCW is een maximale tolerantie van 2% van het totaal van de baten en 5% van het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in NV COS is opgenomen.

Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de goedkeuringstoleranties op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de tolerantietabel.

Voor alle in het controleprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen posten, geldt een standaard rapportagetolerantie van 0,1%. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden aan OCW in het Rapport van Bevindingen. Zie verder omgaan met fouten.

Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke controletolerantie (CT) en rapportagetolerantie (RT):

  • Treasurybeleid (0% CT, 0% RT)

  • Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% CT, 0% RT)

  • Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3% CT, 0% RT)

  • Verklaring omtrent het gedrag (1% CT, 0% RT)

  • Bezoldiging bestuurders (0% CT, 0% RT)

  • Wachtgelden PO (0% CT, 0% RT)

  • Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB (1% CT, 0% RT)

De fouten die bij deze controlewerkzaamheden worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant ook betrokken in de foutevaluatie bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.

2.1.4. Omgaan met fouten (foutdefinities) 1 december 2010

Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde controle is gebleken dat een (gedeelte van) een post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat, voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten is daarom niet toegestaan.

Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de school/instelling moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft gevonden.

Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole van de jaarstukken:

  • Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeven scholen en instellingen fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het effect op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.

  • Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en niet-materiële fouten. De school/instelling corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde fouten. De school/ instelling kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren. De instellingsaccountant informeert het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële fouten (dwz fouten groter dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële fouten (dwz fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie) stelt de instellingsaccountant een rapport van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten / Rapportering met inachtneming van de geldende rapportagetolerantie.

2.1.5. Algemeen referentiekader 1 juli 2010

In het controleprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen. Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit controleprotocol ook een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.

De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.

2.1.6 . Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren 1 juli 2010

De instellingsaccountant stelt vast dat de school of de instelling de aanwijzingen heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover DUO eerder met de school of de instelling heeft gecorrespondeerd in een jaarlijkse brief. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt en/of de correcties niet zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.

2.1.7 . Steunen op de werkzaamheden van een AK1 juli 2010

Schoolbesturen in het PO hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan een administratiekantoor (AK). In mindere mate geldt dit ook voor VO-scholen. De AK’s verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende scholen veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de jaarrekening van de besturen. De scholen leveren daartoe hun primaire vastleggingen (inkoopfacturen, mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen en andere mutaties in salarissen) aan de AK’s, de AK’s verrichten hierop controle op o.a. deugdelijkheid en autorisatie en verwerken deze. Op onder andere deze controles en op verwerkingscontroles van AK’s steunen instellingsaccountants bij de controle van de bekostigingsgegevens en de jaarstukken.

Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval van een AK-gerichte aanpak op het niveau van een administratiekantoor (en niet per afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst daarom op dit niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing. (Een en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening te houden met verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement’ tussen het AK en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle rechtmatigheidsaspecten van het controleprotocol raakt. Indien dit niet het geval is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten verrichten.

Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de keuze voor hetzij een bestuurgerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting op de jaarrekening van materieel belang.

2.1.8. Specifieke voorschriften SLOA-instellingen 1 juli 2010

Bij de SLOA-instellingen wordt met jaarstukken bedoeld: Het financieel verslag als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA) dat bestaat uit het verrekenformulier voorschotten en een activiteitenverslag. Het financieel verslag is onderdeel van de jaarrekening en gaat vergezeld van een vergelijking tussen de uitgaven en inkomsten die aan de projecten verbonden zijn in de periode waarop het financieel verslag betrekking heeft. Het financieel verslag beoogt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en gaat vergezeld van een afschrift van de jaarrekening van de aanvragende instelling betreffende het kalenderjaar of eventueel kalenderjaren waarop het financieel verslag betrekking heeft.

De ‘Regeling jaarverslaggeving onderwijs’ is niet van toepassing op de SLOA-instellingen.

Ook de ‘Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010’ is niet van toepassing op de SLOA-instellingen. Deze instellingen hebben als referentiekader het gestelde in de Wet SLOA, het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA en de Handleiding subsidiëringmodel Wet SLOA. Naast de Handleiding subsidiëringmodel WSLOA geldt er een aantal algemene bepalingen voor instellingen die omvangrijke gesubsidieerde activiteiten uitvoeren. De instellingsaccountant stelt vast dat deze bepalingen zijn gevolgd.De hiermee verband houdende minimale controlewerkzaamheden zijn hieronder opgesomd.

Volgens artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA is het controle-object het financieel verslag dat onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. Minimale controlewerkzaamheden zijn opgenomen ten aanzien van:

  • Afhandelingscorrespondentie van voorgaande jaren (zie afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren).

  • Besteding van de geoormerkte subsidies 2010 van OCW (zie Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting)

  • Overheidsgelden mogen worden doorbetaald of ter beschikking worden gesteld aan derden, indien daar een schriftelijk vastgelegde economische tegenprestatie tegenover staat, de doorbetaling of de terbeschikkingstelling past binnen de wettelijke taakuitvoering van de instelling en de minister daar vooraf in de beschikking toestemming voor heeft gegeven (zie Overige baten).

  • De Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT). De Wet is gepubliceerd in het Staatsbladnummer 95 d.d. 9 februari 2006. Op grond van deze wet moeten rechtspersonen of organisaties die volledig of in aanzienlijke mate uit publieke middelen worden gefinancierd beloningen openbaar maken voor zover deze het gemiddelde belastbare loon per jaar van ministers te boven gaat. (zie Topinkomens)

De overige in dit controleprotocol opgenomen minimale controlewerkzaamheden zijn voor de instellingsaccountant van de SLOA-instelling niet van toepassing.

2.2. Getrouwheid

  • Verslaggevingscriteria

  • BAPO en SOP

  • Rijksgegarandeerde leningen

  • Bezoldiging bestuurders

  • Jaarverslag

2.2.1. Verslaggevingscriteria 1 juli 2010

De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving bepalingen bevatten over de wijze waarop een school/instelling verslag doet. De rechtspersoon richt de jaarstukken in op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium. De instellingsaccountant stelt vast dat de jaarstukken aan de Regeling jaarverslaggeving onderwijs voldoen.

Technocentra

Bij de technocentra wordt met jaarstukken bedoeld: het jaarverslag, bedoeld in artikel 18, en de jaarrekening, de overige gegevens en de bijlagen, zoals bedoeld in artikel 23 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010.

Op grond van artikel 23, lid 4 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010 is de Regeling Financieel jaarverslag (jaarrekening) voor instellingen/organen in de BVE-sector met ingang van het verslagjaar 2002 ook van toepassing op de technocentra. Deze regeling is met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken, daarom is titel 9 BW2 van toepassing.

2.2.2. BAPO en SOP1 december 2010

De instellingsaccountant stelt vast dat de BAPO en SOP conform de aanwijzingen in de regeling jaarverslaggeving onderwijs zijn opgenomen in de jaarrekening.

2.2.3. Rijksgegarandeerde leningen1 december 2010

Op de balanspost Vreemd Vermogen op lange termijn kunnen in de onderwijssectoren VO, BVE en HO ook Rijksgegarandeerde leningen voorkomen. De scholen/instellingen die ultimo 2010 rijksgegarandeerde leningen hadden, ontvangen begin 2011 een geactualiseerde specificatie van de rijksgegarandeerde leningen ultimo 2010.

Op nieuwe leningen wordt geen rijksgarantie verleend, in verband met de decentralisatie van de huisvestingsverantwoordelijkheid. De instellingsaccountant controleert de juistheid en volledigheid van de specificatie van rijksgegarandeerde leningen ultimo 2010 (die van DUO is ontvangen) en de mutaties gedurende 2010. Eventuele correcties worden aangebracht op de specificatie van DUO. Correcties voor Wageningen Universiteit dienen op de specificatie van EL&I te worden aangebracht. De specificatie wordt gewaarmerkt door de instellingsaccountant en meegezonden met het formulier ‘Aanbieding jaarstukken 2010’. De wijzigingen die de instellingsaccountant heeft aangebracht, brengt DUO tot uitdrukking op het overzicht ultimo 2011. Daarnaast stelt de instellingsaccountant vast of in de jaarrekening 2010 een correcte specificatie is opgenomen van de rijksgegarandeerde geldleningen ultimo 2010.

2.2.4. Bezoldiging bestuurders 1 december 2010

Aanvullende verslaggevingscriteria: RJO art 3d, RJ 660.306 en Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT)

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging voor de bestuurders juist en volledig is. Volgens de regeling jaarverslaggeving onderwijs artikel 3d, zijn de verplichtingen, bedoeld in artikel 383 c van Titel 9 Boek 2 BW van toepassing. Dit betekent voor de betreffende scholen/instellingen in alle sectoren dat zij een opgave op naamsniveau moeten doen van alle bestuurders en gewezen bestuurders.

De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de administratie van de school/instelling integraal vast of de opgave in de toelichting van de jaarrekening van de school/instelling op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is, geeft de instellingsaccountant een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie in zijn verklaring.

2.2.5. Jaarverslag1 december 2010

Aanvullende verslaggevingscriteria: Notities Helderheid, Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 artikel 2, Regeling kwaliteit voortgezet onderwijs artikel 3 lid 3, WPO artikel 17c lid 1 onder e en artikel 171 lid 1 onder a, WEC artikel 28i lid 1 onder e en artikel 157 lid 1 onder a, WVO artikel 24e1 lid 1 onder e en artikel 103 lid 1 onder a, WEB artikel 2.5.4., WHW artikel 9.8 lid 1, 9.51 lid 2, 10.3d en 11.6, Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009 artikel 8 lid 2.

  • Algemeen

  • Specifieke elementen

  • Rapportering

Algemeen 1 december 2010

Met betrekking tot het jaarverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:

  • het jaarverslag aan de wettelijke bepalingen voldoet en

  • het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.

Specifieke elementen 1 december 2010

  • Helderheid BVE en HO

    De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de helderheidsnotitie opgenomen verslaggevingseisen is voldaan. Hij stelt tevens vast dat over niet-gesubsidieerde of niet bekostigde activiteiten verslag wordt gedaan in het jaarverslag.

  • Artikel 2 van de regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 (Treasurybeleid)

  • De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in de jaarverslaggeving ten aanzien van de publieke middelen ten minste verslag doet van:

    • ° het beleid en de uitvoering ten aanzien van het beleggen en belenen;

    • ° de soorten en omvang van de beleggingen en beleningen;

    • ° de looptijden van de beleggingen en beleningen.

  • Artikel 3 lid 3 van de regeling kwaliteit voortgezet onderwijs

    De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school in de jaarverslaggeving op schoolniveau verslag doet over de gepleegde inspanningen ten behoeve van elk van de in artikel 2, tweede lid, genoemde beleidsprioriteiten, en over de voortgang op de geboekte resultaten ten aanzien van de geformuleerde doelen ter zake.

  • Sector PO en VO (WPO artikel 17c lid 1 onder e en artikel 171 lid 1 onder a, WEC artikel 28i lid 1 onder e en artikel 157 lid 1 onder a, WVO artikel 24e1 lid 1 onder e en artikel 103 lid 1 onder a)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:

    • ° een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;

    • ° de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen van die code voor goed bestuur.

  • Branche code Goed bestuur in de bve sector (artikel 2.5.4. WEB)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:

    • ° verantwoording aflegt over het omgaan met de branche code;

    • ° als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor verantwoord in het jaarverslag.

  • Sector HO (WHW artikel 9.8 lid 1, artikel 9.51 lid 2,artikel 10.3d en artikel 11.6)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:

    • ° een verslag van de Raad van Toezicht heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;

    • ° als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor verantwoord in het jaarverslag.

  • Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009 (artikel 8 lid 2, sector PO/VO)

    De instellingsaccountant stelt vast dat het REC de gevraagde informatie in het jaarverslag heeft opgenomen.

Rapportering 1 december 2010

De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de ‘Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties’.

2.3. Financiële rechtmatigheid

  • Referentiekader

  • Treasurybeleid

  • Huisvesting PO

  • Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis

  • Basissubsidie technocentra

  • Leerlinggebonden financiering VO en MBO

  • Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

  • Overige baten

  • Personele lasten

  • Overige instellingslasten sector PO en VO

2.3.1. Referentiekader1 december 2010

De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant over de financiële rechtmatigheid:

De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien van de getrouwbeeld verklaring in het kader van Standaard 250. Het belang van wet- en regelgeving bij de controle van financiële overzichten.

Hoewel de aanbestedingswetgeving onderdeel uitmaakt van het referentiekader zijn hiervoor geen minimale werkzaamheden beschreven en geldt hiervoor de normale rapportagetolerantie.

Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EL&I wet- en regelgeving

Het kader bevat bepalingen (gehele regelingen of individuele (delen van) artikelen) uit de wet- en regelgeving van OCW en EL&I voor onderwijsinstellingen.

Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden. Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.

Het kader vervangt voor de scholen en instellingen niet de gehele wet- en regelgeving. Beoogd is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen van een bepaling betekent niet dat een school of instelling zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent het dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts als de instellingsaccountant kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële, niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.

Het kader bevat dus niet:

  • bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;

  • bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen, termijnen etc.);

  • bepalingen voor derden zoals gemeenten;

  • bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) scholen en instellingen;

  • bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, jaarverslag, specifieke subsidieverantwoordingen);

  • bepalingen voor het inrichten van administraties.

De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:

  • de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;

  • de toegestane kostensoorten;

  • de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;

  • de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;

  • invloed op balansmutaties.

Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten alsnog goedkeuren.

Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel). Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.

Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming van de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid kan komen.

2.3.2. Treasurybeleid1 juli 2010

Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.

De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 2, 3 en 4 van de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is voldaan.

2.3.3. Huisvesting PO1 juli 2010

De instellingsaccountant stelt vast dat er geen rijksmiddelen zijn gebruikt voor huisvestingsvoorzieningen waar de gemeente verantwoordelijk voor is, tenzij de uitgave aan een huisvestingsvoorziening aanvullend is en bekostigd is uit de reserve die vóór invoering van lumpsum (1 augustus 2006) is opgebouwd.

Zie ook brief PO/B&S/121802

2.3.4. Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis 1 juli 2010

Aanvullend controle criterium: academische ziekenhuizen: art. 2.12 WHW

Dit controlepunt geldt alleen voor universiteiten, waaraan een academisch ziekenhuis is verbonden. De universiteit die ondersteund wordt door het academisch ziekenhuis bij het verzorgen van geneeskundig onderwijs en onderzoek, krijgt hiervoor een rijksbijdrage toegekend. De instellingsaccountant controleert of deze bijdrage onverwijld aan het academisch ziekenhuis is doorbetaald.

2.3.5. Basissubsidie Technocentra 1 december 2010

Aanvullend controle criterium: Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010

De accountant van het technocentrum stelt vast of de basissubsidie rechtmatig is besteed, dat wil zeggen is aangewend voor de doelen, welke zijn omschreven in artikel 7, lid 1 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010.

In verband met de beëindiging van de subsidie per 31 december 2010 stelt de instellingsaccountant vast dat artikel 23 lid 6 en 7 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010 zijn nageleefd. Verder is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant kennisneemt van de inhoud van de brief van OCW d.d. 3 november 2010 met referentie 245051.

2.3.6. Leerlinggebonden financiering VO en MBO1 december 2010

Aanvullend controle criterium: Uitvoeringsbesluit WEB artikel 2.7.1 tot en met artikel 2.7.3.

De instellingsaccountant stelt vast dat er overeenstemming bestaat tussen:

  • de door de Commissie voor de Indicatiestelling(CvI) afgegeven beschikking;

  • het door DUO vestiging Zoetermeer verstrekte terugmeldingsformulier enerzijds;

  • de door DUO vestiging Zoetermeer afgegeven LGF-beschikkingen anderzijds;

  • voor het mbo: de onderwijsovereenkomst bij de inschrijving van de deelnemer voor het volgen van de beroepsopleiding;

De instellingsaccountant stelt vast dat de leerlingen/deelnemers waarvoor LGF-subsidie wordt verkregen, ook daadwerkelijk zijn ingeschreven op de school/ instelling en daar het onderwijs daadwerkelijk volgen.

In de praktijk blijkt dat scholen in het administratieve proces niet consequent de toegevoegde letters van de CvI-beschikking verwijderen, waardoor er geen overeenstemming is met de subsidiebeschikking. Dit kan tot gevolg hebben dat de instellingsaccountant ten onrechte leerlingen/deelnemers als niet-LGF leerling aanmerkt. Instellingsaccountants mogen ervan uitgaan dat wanneer de cijfers van de CvI-nummers op genoemde documenten overeenkomen, er sprake is van dezelfde leerling/deelnemer.

2.3.7. Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

  • Algemeen

  • Besteding in 2010 van geoormerkte subsidies met een bestedingsverplichting op basis van de Wet SLOA

  • Technocentra

  • NWO-subsidies

Algemeen 1 december 2010

De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings/subsidievoorwaarden vast dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting rechtmatig is besteed. Voor nog te besteden (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande controleprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving).

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

Het totaalbedrag van de bestedingen van de geoormerkte aanvullende bekostiging/subsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies.

Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.

Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden dan wel bekostigingsvoorwaarden en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging, dan moet de school/instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de school/instelling dit corrigeert.

Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.

Ten aanzien van onderstaande geoormerkte subsidies schrijft het controleprotocol specifieke minimale controlewerkzaamheden voor.

Besteding in 2010 van geoormerkte subsidies met een bestedingsverplichting op basis van de Wet SLOA 1 december 2010

Aanvullend controlecriterium: Uitvoeringsbesluit Wet SLOA.

De instellingsaccountant stelt vast dat de geoormerkte subsidies van OCW en EL&I rechtmatig zijn besteed. Onder geoormerkte subsidies worden subsidies verstaan die het ministerie van OCW en EL&I hebben verstrekt op basis van de wet SLOA. Er zijn derhalve specifieke rechtmatigheideisen die worden gesteld aan de besteding.

Indien uit de toewijzingsbrief blijkt dat de projecten in het verslagjaar moeten worden afgerekend of dat eventuele overschotten moeten worden gerestitueerd aan OCW en EL&I, dan stelt de instellingsaccountant vast of afrekening of restitutie reeds heeft plaatsgevonden en/of de gespecificeerde schulden aan OCW en EL&I in de jaarrekening zijn verantwoord.

Gaat het om subsidies of vergoedingen, die voor meerdere jaren zijn verstrekt, dan is het gebruikelijk de eindverantwoording daarvan op te nemen in het jaar waarin de activiteiten zijn afgerond dan wel moeten zijn afgerond.

De instellingsaccountant controleert de voorschotten op het verrekenformulier en ziet erop toe dat de school/instelling de noodzakelijke correcties aanbrengt, ook als bij deze correcties de tolerantiegrens niet wordt overschreden. Vervolgens waarmerkt de instellingsaccountant het verrekenformulier ter identificatie.

Technocentra 1 december 2010

Aanvullend controlecriterium: Kaderregeling Technocentra 2006 t/m 2010

Speerpuntsubsidie(s)

De speerpuntsubsidie wordt aangewend voor de doelen, welke zijn omschreven in artikel 7, lid 3 van Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010. De instellingsaccountant stelt vast dat alle speerpuntsubsidies die in 2010 aflopen juist in de jaarrekening zijn verantwoord.

Voor nog te besteden subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande protocollen van kracht.

De accountant van het technocentrum richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een materieel belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) speerpuntsubsidies.

Het totaalbedrag van de bestedingen van de (geoormerkte) speerpuntsubsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast.

NWO-subsidies 1 juli 2010

Naast OCW verstrekt ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) subsidies aan de universiteiten. Onder deze subsidies worden ook begrepen de subsidies van Technologiestichting STW (STW) en ZonMw. De financiële verantwoording over deze subsidies vindt plaats via de jaarrekening van de universiteit. Op grond van een akkoord gesloten tussen VSNU, NWO en de vereniging Sectie Gezondheidsfondsen (SGF) kunnen ook de subsidies van de gezondheidsfondsen aangesloten bij deze vereniging op deze wijze worden verantwoord. Bij de controle van deze subsidies gelden dezelfde bepalingen en controletoleranties, zoals vermeld in deze paragraaf voor de besteding van geoormerkte aanvullende subsidies. De controlecriteria vloeien voort uit de afzonderlijke subsidiebeschikkingen.

De instellingsaccountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van deze subsidiegelden. In afwijking van hetgeen is opgenomen in Accountantsproducten / rapportering, stuurt de instelling, indien van toepassing, een rapport van bevindingen naar NWO.

2.3.8 . Overige baten 1 juli 2010

  • Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden

  • Notitie Helderheid BVE

  • Notitie Helderheid HO

Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden 1 juli 2010

Aanvullend controlecriterium: EU verdrag oneerlijke concurrentie.

Uitbesteding

De instellingsaccountant stelt vast dat bij de uitbesteding de kosten en tegenprestatie schriftelijk zijn vastgelegd in een contract/overeenkomst. Tevens stelt de instellingsaccountant vast dat de uitbestede activiteit(en) passen binnen de wettelijke taakuitvoering van de instelling.

Contractactiviteiten voor derden

Overheidsgelden mogen niet zodanig worden aangewend dat er oneerlijke concurrentie ontstaat. Van de instellingsaccountant wordt geen marktonderzoek verlangd. Wel stelt hij vast dat minimaal een kostendekkend tarief is berekend.

Notitie Helderheid BVE (Publieke middelen in private activiteiten) 1 juli 2010

Voor het aanwenden van publieke middelen voor private activiteiten gelden de voorwaarden, zoals die zijn opgenomen in de notitie Helderheid BVE, gepubliceerd in het gele katern 18/19 2004. Voor verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162 die staatssecretaris Rutte op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden en de brief van 24 februari 2009 met kenmerk BVE/stelsel/104878.

De instelling heeft een proces ingericht om vast te stellen of niet-gesubsidieerde of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten in de zin van de door de staatssecretaris van Onderwijs omschreven wijze (Tweede Kamer 28 248, nr. 84). De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de in Notitie Helderheid en de brief aan de Tweede Kamer van 20 juli 2005 opgenomen voorwaarden ten aanzien van de aanwending van publieke middelen in private activiteiten.

Notitie Helderheid HO (Publieke middelen in private activiteiten) 1 juli 2010

Voor het aanwenden van publieke middelen voor private activiteiten gelden de voorwaarden, zoals opgenomen in de notitie Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs d.d. 29 augustus 2003 en in de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’ d.d. 27 augustus 2004. Voor verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162 die de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden.

De instelling heeft een procedure ingericht om vast te stellen of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten in de zin van in de brief van 20 juli 2005 van de de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de tweede kamer omschreven wijze (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 -2005, 28 248, nr. 84). De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de in Notitie Helderheid en de brief aan de Tweede Kamer van 20 juli 2005 opgenomen voorwaarden ten aanzien van de aanwending van publieke middelen in private activiteiten.

2.3.9. Personele lasten

  • Omvang werkzaamheden sector PO en VO

  • Overig sector PO

  • Wachtgelden PO

Omvang werkzaamheden sector PO en VO 1 december 2010

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.

Bij de uitvoering van de risicoanalyse neemt de instellingsaccountant in acht hetgeen is opgenomen in het onderwerp ‘Steunen op de werkzaamheden van een AK.’

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240. In de hierna beschreven controleaanpak wordt uitgegaan van een voor een school of REC normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).

De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:

  • minimaal 25 procedure testen of

  • werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de interne beheersing van het administratiekantoor.

Bovenstaande werkzaamheden sluiten niet uit hetgeen in Standaard 330 (De wijze van inspelen door de accountant op ingeschatte risico’s ) is opgenomen ten aanzien van gebruikmaken van controle-informatie die tijdens vorige controles is verkregen.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Indien de instellingsaccountant tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB verricht hij daarnaast nog de volgende minimale werkzaamheden:

  • De instellingsaccountant analyseert de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat van de scholen ressorterend onder het bestuur. In deze analyse wordt betrokken: salarisschalen, de omvang en samenstelling van eventuele niet norm-functies binnen de formatie, de betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse wordt door de instellingsaccountant uitgevoerd op bestuursniveau.

  • Daarnaast voert de instellingsaccountant een cijferbeoordeling uit op de personele kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.

De instellingsaccountant moet het gestelde in Standaard 520 Cijferanalyses in bovenstaande werkzaamheden betrekken.

Overig sector PO 1 december 2010

Kaderbesluit rechtspositie en CAO

Aanvullende controlecriteria: Kaderbesluit Rechtspositie PO, CAO-PO, Regeling formalisering bijlagen, verschillende berekeningswijzen en percentages in het Kaderbesluit Rechtspositie PO.

De instellingsaccountant controleert of de PO-school het kaderbesluit naleeft. Hierbij neemt de instellingsaccountant als actuele norm mee de wijzigingen van het kaderbesluit, zoals die in de ‘Regeling formalisering bijlagen, verschillende berekeningswijzen en percentages in het Kaderbesluit Rechtspositie PO’. De instellingsaccountant controleert of overeenkomstig de CAO-PO is gehandeld. Van de CAO afwijkende betalingen zijn onrechtmatig als zij in strijd zijn met de wettelijke bepalingen rond aanstelling. Rechtmatig is alles wat binnen de CAO-afspraken valt, zolang deze niet strijdig zijn met de wet.

Wachtgelden PO 1 december 2010

Specifieke controlecriteria: art. 137, 138 en 139 WPO en art. 131, 132 en 133 WEC, Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemers primair onderwijsregeling , Regeling betreffende aftrekposten WBO, ISOVSO en WVO.

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de bepalingen over voorrang bij benoemingen (eigenwachtgelderbepalingen) naleeft.

Als deze bepalingen niet worden nageleefd controleert de instellingsaccountant of op de bekostiging in mindering gebracht is: de salarissen, toelagen, uitkeringen of andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat is benoemd met voorbijgaan aan de eigenwachtgelderbepalingen of aan personeel dat gebruik maakt van een regeling voor onvrijwillige werkloosheid of taakvermindering.

De instellingsaccountant stelt in geval van vacatures waarvoor een (toekomstige) ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer (‘eigen wachtgelder’) beschikbaar is, vast dat:

  • ° geen nieuw personeel is aangesteld;

  • ° van geen enkel personeelslid de betrekkingsomvang is uitgebreid;

  • ° van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is verlengd;

  • ° van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is omgezet in een vast dienstverband.

De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de salarissen, toelagen, uitkeringen of andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat langer dan 1 jaar anders dan wegens vervanging onafgebroken, met een onderbreking van een week of minder, dan wel met een of meer onderbrekingen gedurende een schoolvakantie, in een gelijksoortige functie in tijdelijke dienst verbonden is geweest aan een school van het bevoegd gezag op de bekostiging in mindering heeft gebracht.

De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag rekening houdt met de vermindering op de bekostiging van de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet, die DUO Zoetermeer uitvoert in het kader van de instroom van de werkloosheidsuitkeringen. Deze vermindering op de bekostiging is niet van toepassing, indien het Participatiefonds heeft ingestemd met het ten laste van het Participatiefonds brengen van de kosten van uitkeringen of suppleties als bedoeld in de eerste volzin.

De instellingsaccountant moet de toepassing van bovenstaande procedures jaarlijks integraal controleren. Als blijkt dat een bevoegd gezag zich niet aan de wachtgeldregelgeving heeft gehouden, neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering. De instellingsaccountant vermeldt de financiële gevolgen van het niet-naleven van de wachtgeldbepalingen.

Documenten:

De Uitvoeringsorganisatie Participatiefonds (email helpdesk@vfpf.nl of telefoon: 045 579 3953) kan op verzoek een overzicht verstrekken van voormalig personeel dat een ontslaguitkering geniet. Dit overzicht kan als hulpmiddel dienen de uitkeringsgenietenden te traceren die langer dan een jaar direct voorafgaand aan hun uitkering onafgebroken in dienst waren bij het bestuur.

2.3.10. Overige instellingslasten sector PO en VO 1 december 2010

De instellingsaccountant voert een cijferbeoordeling uit op de materiële kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.

Bij bovenstaande werkzaamheden moet de instellingsaccountant hetgeen in Standaard 520 Cijferanalyses is opgenomen betrekken.

2.4. Overige rechtmatigheid

  • Treasurybeleid

  • Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB

  • Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en BVE

  • Topinkomens

2.4.1. Treasurybeleid1 juli 2010

Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.

Voor het onderwerp ao/ib geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing. In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.

De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, 1e lid van de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is voldaan.

2.4.2 . Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB 1 juli 2010

Aanvullend controle criterium: Regeling visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB 2010-2012.

Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportage tolerantie(zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant controleert of in de administratie van de school/instelling de verklaring van de medisch specialist voor de desbetreffende leerling(en)/deelnemer(s) aanwezig is en dat de leerling/deelnemer op 1 oktober 2009 is ingeschreven en daadwerkelijk onderwijs volgt op de school/instelling.

Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld inAccountantsproducten/rapportering.

2.4.3. Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en BVE 1 december 2010

Aanvullende controlecriteria:

Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportage tolerantie(zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag – met inachtneming van de controletolerantie – is opgenomen in het personeelsdossier voor alle personeelsleden, waarvoor dit wettelijk vereist is. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld inAccountantsproducten/rapportering. Hierin vermeld de instellingsaccountant het aantal ontbrekende verklaringen omtrent het gedrag per categorie personeel (directie, onderwijsgevend personeel en overig personeel) en de reden voor het ontbreken.

2.4.4. Topinkomens1 december 2010

Aanvullend controlecriterium: Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT)

De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de administratie van de school/instelling integraal vast of de opgave aan de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

Documenten:

Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT); Staatsblad nummer 95 d.d. 9-2-2006.

Wet op de Loonbelasting 1964.

Informatiebrief over de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT), brief BZK dd. 8 februari 2006, zonder kenmerk. Inclusief het stroomschema waarmee kan worden bepaald of de rechtspersoon onder de Wet valt.

Informatiebrief over de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT), brief BZK dd. 21 maart 2006, kenmerk 2006-0000086399.

2.5 . Controleverklaringen inzake de jaarrekening

  • Algemeen

  • Sector PO (zelfstandige scholen en REC’s)

  • Sector PO (gemeentelijke scholen voor PO zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid)

  • Sector VO

  • Sector VO (gemeentelijke scholen voor VO zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid)

  • Sector VO (SLOA-instellingen)

  • Sector BVE (m.u.v. technocentra)

  • Sector BVE (Technocentra)

  • Sector HO

Algemeen 1 december 2010

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven moet hij vermelden op het zogenoemde Aanbiedingsformulier, dat bij de indiening van de jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.

Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk rapport van bevindingen is opgesteld.

Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van hoofdstuk 1 van de ‘Controle en Overige Standaarden’ deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.

Sector PO 1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening PO zelfstandige scholen, REC’s en CDen(1a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam entiteit) te .......... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 171, vierde lid van de Wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 157, vierde lid van de Wet op de expertisecentra2. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel3geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ..... (naam entiteit) per ..... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

........... (naam accountant)

Sector PO (scholen zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid) 1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening PO gemeentelijke scholen (1b)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente .......... (naam gemeente) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders van gemeente ..........(naam gemeente) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het College van Burgemeester en Wethouders is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het College van Burgemeester en Wethouders is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 171, vierde lid van de Wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 157, vierde lid van de Wet op de expertisecentra4. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel5geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente .......... (naam gemeente) per .......... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.......... (naam accountant)

Sector VO 1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening VO zelfstandige scholen (2a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam bevoegd gezag) te .......... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag

Het bevoegd gezag van de scho(o)l (en) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bevoegd gezag is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bevoegd gezag is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 18, derde lid van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bevoegd gezag van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel6geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ....... (naam bevoegd gezag) per ..... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk.

........... (naam accountant)

Sector VO (gemeentelijke scholen) 1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening VO gemeentelijke scholen (2b)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente ..... (naam gemeente) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per ..... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag

Het bevoegd gezag van de scho(o)l (en) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Het bevoegd gezag is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bevoegd gezag is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 18, derde lid van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bevoegd gezag van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel7geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente .......... (naam gemeente) per .......... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

........... (naam accountant)

Sector VO (SLOA-instellingen) 1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening SLOA-instellingen (2c)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van ..........(naam bevoegd gezag) te ..........(statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 31 december 2010 en de geconsolideerde en enkelvoudige winst-en-verliesrekening over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen, waaronder het financiële verslag.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle en op grond van artikel 5, lid 2 en 3 van het uitvoeringsbesluit wet SLOA (Stb 1999, 37). Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel8geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .......... (naam bevoegd gezag) per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.......... (naam accountant)

Sector BVE1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening BVE (3a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam entiteit) te .......... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.5.3, vierde lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel9geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .......... (naam entiteit) per .......... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.......... (naam accountant)

Sector BVE (Technocentra) 1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening Technocentrum (3b)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam entiteit) te .......... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 23 lid 3 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel10geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .......... (naam entiteit) per .......... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.......... (naam accountant)

Sector HO 1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening HO (4a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam entiteit) te .......... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.9, derde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel11geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .......... (naam entiteit) per .......... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.......... (naam accountant)

3. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens

3.1. Inleiding1 december 2010

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage en zijn in de sectoren BVE en HO ook van belang bij het verstrekken van studiefinanciering. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport af.

Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant vanaf 2007 echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens maar een assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten dan alleen de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als het andere informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de bekostigingsgegevens het geval is. Voor een assurance-rapport is COS 3000 leidend, waarbij OCW bepaalt dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te verschaffen als voorheen de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden tot een assurance-rapport moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten die leiden tot een controleverklaring.

In dit controleprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving en het onderzoek van de bekostigingsgegevens. Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport opgenomen.

Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt voor het accountantsonderzoek van de bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW/EL&I moeten worden gecorrigeerd door de school/instelling. Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden gecorrigeerd dan informeert de instellingsaccountant het bevoegd gezag/bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften en handelt als volgt:

  • bij materiële fouten (≥ 2% van de rijksbijdrage): materiële fouten hebben invloed op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport toegelicht;

  • bij niet-materiële fouten (< 2% van de rijksbijdrage): niet-materiële fouten worden opgenomen in een rapport van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten / rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling worden gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. Voor de sectoren VO, BVE(exclusief de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven) en HO wordt het rapport van bevindingen door de DUO vestiging Groningen doorgezonden aan de DUO vestiging Zoetermeer. Laatstgenoemde vestiging van DUO ontvangt van de besturen van de PO-scholen en de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven de rapporten rechtstreeks. DUO zal indien nodig op basis van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage van de school/instelling.

Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sectoren VO, BVE (exclusief de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven) en HO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij DUO vestiging Groningen in te dienen. DUO vestiging Groningen accepteert alleen goedkeurende assurance-rapporten. DUO vestiging Groningen kan en zal geen interpretatie doen van de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en/of die niet voldoen aan de eisen van dit controleprotocol, worden door DUO vestiging Groningen teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat voldoet aan de eisen van dit controleprotocol.

De scholen in de sector PO en de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven sturen het assurance-rapport naar DUO vestiging Zoetermeer.

Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft of een eventueel separaat rapport van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden alle fouten, onjuistheden en onzekerheden opgenomen die van invloed (kunnen) zijn op de totale omvang van de door OCW dan wel EL&I verstrekte en/of te verstrekken bijdragen.

Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig ingediend goedkeurend assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen het sanctiebeleid van toepassing is.

3.2 . Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector po

3.2.1. Algemeen 1 december 2010

Het controleprotocol PO is een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, 4e lid van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en in artikel 157, 4e lid van de Wet op de Expertisecentra (WEC).

Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 172 lid 1 van de WPO en artikel 158 lid 1 van de Wet op de Expertisecentra. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WPO en de WEC; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van de WPO):

  • basisscholen;

  • speciale scholen voor basisonderwijs;

  • scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs;

  • Centrale Dienst (CD);

  • Regionaal Expertise Centra (REC).

Hierna worden de eerste drie categorieën ‘de scholen’ genoemd en de laatste twee categorieën ‘de CD’en’ en ‘de REC’s’.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl

In februari 2011 ontvangt het bevoegd gezag van een school of een REC een brief van DUO over de informatie-uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

3.2.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

3.2.2.1. Object van onderzoek 1 december 2010

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in datonjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

De voor de bekostiging relevante soorten gegevens van de scholen betreffen:

  • gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) van de leraren per 1 oktober 2010;

  • jaarlijkse afrekening opgave uitkeringen periode 1 december 2009 tot 1 december 2010.

De voor de bekostiging relevante gegevens van de CD’en betreffen:

  • jaarlijkse afrekening opgave uitkeringen periode 1 december 2009 tot 1 december 2010.

De voor de bekostiging relevante gegevens van de REC’s betreffen:

  • aantal leerlingen dat in de periode 1 oktober 2009 tot 1 oktober 2010 een bevestigende beoordeling heeft ontvangen.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de scholen

  • het formulier ‘Gewogen Gemiddelde Leeftijd per 1 oktober 2010’ en

  • het ‘Overzicht van per school verrekende bedragen over de periode 1 december 2009 tot 1 december 2010’.

Bij de Centrale Diensten

  • Het ‘Overzicht van per school verrekende bedragen over de periode 1 december 2009 tot 1 december 2010’.

Bij de Regionale Expertise Centra

  • Overzichten Geregistreerde Telgegevens(OGT) op peildatum 1 oktober 2009 tot 1 oktober 2010 en de onderliggende administratie.

3.2.2.2. Minimale werkzaamheden 1 december 2010

Gewogen Gemiddelde Leeftijd leraren 1-10-2010

Bij het onderzoek op de juistheid van de geregistreerde leeftijden en betrekkingsomvang van de leraren die voor de GGL van belang zijn, stelt de instellingsaccountant op niveau van het bevoegd gezag vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

GGL

de personeelsleden die zijn uitgezonderd op het begrip leraar buiten de gegevens voor de berekening zijn gelaten;

alle personeelsleden die bij de berekening betrokken moeten worden ook daadwerkelijk in de berekeningen zijn opgenomen;

direct voor de teldatum leraren zijn ontslagen c.q. direct na de teldatum leraren zijn aangesteld. Als de instellingsaccountant hierbij acties constateert die uitsluitend de bedoeling hebben om de GGL positief te beïnvloeden of bij twijfel hierover, dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen;

de leeftijd (rekening houdend met minimum en maximum leeftijd) juist is opgenomen;

de berekeningen rekenkundig juist zijn;

eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.

Overzicht GGL

Het overzicht is ondertekend door het bevoegd gezag van de school.

Naast bovengenoemde werkzaamheden zal de instellingsaccountant ook werkzaamheden moeten verrichten om de juistheid van de betrekkingsomvang en de juistheid van de opgenomen leeftijd vast te stellen. Hiervoor kan de instellingsaccountant steunen op werkzaamheden, die hij al verricht heeft in het kader van de jaarrekeningcontrole, waarbij wel rekening gehouden moet worden met de specifieke onderzoekseisen voor de bekostiging en de afwijkende controletolerantie.

Het bevoegd gezag van de school kan ervoor kiezen om het onderzoek op de juistheid van de berekening van de GGL door de instellingsaccountant te laten ondersteunen door een third party mededeling (TPM) over de juistheid van de berekening door het salarispakket.

Op basis van de bevindingen van de instellingsaccountant brengt het bevoegd bezag op het formulier ‘gewogen gemiddelde leeftijd’ voor de peildatum 1 oktober 2010 correcties aan. De gegevens over de gewogen gemiddelde leeftijd worden begin 2011 op de site van DUO vestiging Zoetermeer onder instellingsinformatie bij bekostigingsinformatie beschikbaar gesteld. Alleen het gecorrigeerde overzicht wordt door de instellingsaccountant gewaarmerkt. Het bevoegd gezag zendt voor elke school het overzicht GGL, de gewaarmerkte en de niet-gewaarmerkte overzichten uiterlijk 1 juli 2011 in.

Ontvangen uitkeringen in mindering gebracht

De instellingsaccountant stelt op niveau van het bevoegd gezag vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Ontvangen uitkeringen in mindering gebracht

de bedragen die via de vangnetapplicatie van Raet onderwijsadministratie zijn opgegeven of zijn vermeld op het DUO overzicht van per school verrekende bedragen over de periode 1 december 2009 tot 1 december 2010 overeenkomen met:

° de ontvangen uitkeringen, zoals geregistreerd in de administratie van de instelling gedurende de overeenkomstige periode;

de in 2009 niet verrekende bedragen (alsnog) in de vangnetapplicatie of op het DUO overzicht zijn geregistreerd.

de bedragen voor WAO uitkeringen zijn afgedragen aan het Vervangingsfonds ingeval:

° Het gaat om WAO uitkeringen van personeelsleden die korter dan 30 maanden arbeidsongeschikt zijn;

° De personeelsleden langer dan 30 maanden arbeidsongeschikt zijn en de kosten van de vervanging ten laste komen van het Vervangingsfonds.

eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.

Indien er afwijkingen zijn in de bedragen dan corrigeert het bevoegd gezag dit in de vangnetapplicatie of met een elektronisch formulier op mijn DUO. De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag de correcties juist en volledig heeft aangepast in de vangnetapplicatie of met het elektronische formulier via mijn DUO.

Overzicht Geregistreerde Telgegevens REC’s

De instellingsaccountant stelt op niveau van het bevoegd gezag vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

aantal leerlingen dat in de periode 1 oktober 2009 tot 1 oktober 2010 een bevestigende beoordeling heeft ontvangen.

het aantal geïndiceerde leerlingen per 1 oktober 2010 zoals opgenomen in het Overzicht financiële beschikkingen overeenkomt met de administratie van de indicaties en het OGT formulier op de peildatum 1 oktober 2010;

eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.

3.2.3 . Assurance-rapporten

  • Algemeen

  • Assurance-rapport PO

  • Assurance-rapport CD

  • Assurance-rapport REC

Algemeen 1 december 2010

De assurance-rapporten voor PO en REC’s worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar zijn tot op schoolniveau.

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Als er bij een Centrale Dienst geen opgave is van de bekostigingsgegevens die gecontroleerd moeten worden door de instellingsaccountant dan verklaart de instellingsaccountant dit op het formulier ‘Aanbieding jaarstukken 2010’.

Goedkeurend assurance rapport PO 1 december 2010

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens voor scholen voor Primair Onderwijs (1c)

Aan: Opdrachtgever

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2011, afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de (bijgevoegde, door ons gewaarmerkte12opgave(n) van de bekostigingsgegevens van ..... (naam bevoegd gezag) ..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011, als bedoeld in artikel 69, lid 1 van de wet op het primair onderwijs juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens betreffen de gegevens van leraren vermeld op het formulier ‘Gewogen Gemiddelde Leeftijd’ per 1 oktober 2010 en de gegevens van de uitkeringen vermeld op het ‘Overzicht van per school verrekende bedragen over de periode 1 december 2009 tot 1 december 2010’. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de scho(o)l(en). Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de bekostigingsgegevens alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de school/instelling.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.

Conclusie

Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

De bekostigingsgegevens en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de school, DUO en het Ministerie van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

Goedkeurend assurance-rapport Centrale Dienst (CD) 1 december 2010

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens voor Centrale diensten (1d)

Aan: Opdrachtgever

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2011, afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de (bijgevoegde, door ons gewaarmerkte13opgave(n) van de bekostigingsgegevens van ..... (naam bevoegd gezag) ..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011, als bedoeld in artikel 69, lid 1 van de wet op het primair onderwijs juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens betreffen de gegevens van de uitkeringen vermeld op het ‘Overzicht van per school verrekende bedragen over de periode 1 december 2009 tot 1 december 2010’. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de Centrale Dienst. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de bekostigingsgegevens alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de school/instelling.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.

Conclusie

Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

De bekostigingsgegevens en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de Centrale Dienst, DUO en het Ministerie van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

Goedkeurend assurance-rapport REC 1 december 2010

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van Regionale expertisecentra (REC) (1e)

Aan: Opdrachtgever

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2011, afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de (bijgevoegde, door ons gewaarmerkte14opgave(n) van de bekostigingsgegevens van ..... (naam) ..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011, als bedoeld in artikel 71a van de wet op de expertisecentra, juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens betreffen voor de bekostiging van het schooljaar 2011–2012 het aantal bevestigende beoordelingen vermeld op het Overzicht Geregistreerde Telgegevens op peildatum 1 oktober 2010. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van het expertisecentrum. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot onderzoek en beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de bekostigingsgegevens alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de school/instelling.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.

Conclusie

Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

De bekostigingsgegevens en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor het expertisecentrum, DUO en het Ministerie van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

3.3 . Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO

3.3.1. Algemeen1 december 2010

Het controleprotocol VO wordt conform artikel 14a, 3e lid en artikel 18, 6e lid van het Bekostigingsbesluit WVO vastgesteld bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 14a, 2e lid van het Bekostigingsbesluit WVO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WVO; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens VO is van toepassing op de in artikel 5 van de WVO vermelde schoolsoorten:

  • een school voor praktijkonderwijs;

  • een school voor vbo;

  • een school voor mavo;

  • een school voor havo;

  • een school voor vwo;

  • andere vormen van voortgezet onderwijs, zoals een afdeling lwoo;

  • een scholengemeenschap waarin twee of meer van deze scholen zijn samengevoegd;

  • een cursus ingevolge artikel 73 van de WVO.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl

De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie met DUO is beschreven in de ‘Handleiding BRON Voortgezet Onderwijs’, deze is te vinden op de website van DUO.

Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s

Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het BVE- onderwijs wordt voor het vbo in een AOC uitgegaan van de teldatum t-1.

Voor het onderzoek van de gegevens van een vbo en mavo binnen een AOC gelden de onderzoeksitems van de sector VO.

In februari 2011 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de informatie-uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

3.3.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

3.3.2.1. Object van onderzoek1 juli 2010

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in datonjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft:

  • ingeschreven aantal leerlingen per 1 oktober 2010.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de scholen

  • (leerlingen)administratie van de te onderzoeken school;

  • de actuele BRON-foto van DUO vestiging Groningen: dit is een afslag van BRON voor de

  • betreffende school inclusief de mutaties die de school heeft aangebracht tot de mutatiestop.

  • Voor de betekenis van de door DUO vestiging Groningen uitgevoerde controles en eventuele signalen wordt verwezen naar de handleiding BRON die op de school aanwezig is (of beschikbaar via de site van DUO);

  • het overzicht geregistreerde leerlingen per 1 oktober 2010 afkomstig van DUO vestiging Zoetermeer;

  • een lijst van accountantsmutaties;

  • de goedkeuringsbrief van OCW voor het gebruik van een nevenvestiging en het onderwijsaanbod op die vestiging.

3.3.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant 1 december 2010

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een school normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).

De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:

  • minimaal 20 procedure testen; of

  • werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de interne beheersing van het administratiekantoor of een interne controle-afdeling.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt, dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

>100 en < 501

10 deelwaarnemingen

>500 en < 1001

15 deelwaarnemingen

>1000 en < 5001

20 deelwaarnemingen

>5000

25 deelwaarnemingen

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.3.2.3. Minimale werkzaamheden 1 december 2010

Algemene werkzaamheden scholen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting actuele foto op leerlingenadministratie

het aantal leerlingen per 1 oktober 2010 volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.

Voldoen leerlingen- administratie. Artikel 3 t/m 6 bekostigingsbesluit WVO

de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven).

Vaststellen ongeoorloofd verzuim. Artikel 7 eerste en tweede lid bekostigingsbesluit WVO

alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag) tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.

Verplichte melding ongeoorloofd verzuim aan DUO vestiging Groningen. Artikel 27a, vijfde lid, van de WVO

het bevoegd gezag een procedure omtrent de, verplichte melding aan DUO vestiging Groningen volgt en indien noodzakelijk meldingen doet over alle leerlingen die zonder opgave van geldige reden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 weken niet aan het onderwijs hebben deelgenomen.

Licenties. Artikel 65 t/m 68 en art 72 WVO.

het bevoegd gezag op de vestigingen van de school alleen onderwijs aanbiedt zoals per vestiging is geregistreerd in de basisregistratie instellingen. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van informatie waaruit de daadwerkelijk aangeboden onderwijssoort per vestiging blijkt; zoals de schoolgids en de internetsite van de school.

Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO

de Nieuwkomersgegevens waarvan de opgave van de school afwijkt van de GBA en de school daarvoor een signaal heeft gekregen van DUO vestiging Groningen juist zijn opgegeven. Daar waar de opgave van de school afwijkt van de GBA moet een document in de administratie aanwezig zijn waaruit de juistheid blijkt. Het gaat om de gegevens ‘nationaliteit’ en ‘datum van vestiging in Nederland’.

Artikel 4, lid 4

de postcode juist is indien sprake is van opgave door de school, omdat de betreffende leerling nog niet in de GBA geregistreerd staat. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van documenten in de administratie van de school.

Leerlingen per 1-10-2010

Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2010, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Daadwerkelijk schoolgaand. Artikel 7, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O.

leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk schoolgaand zijn op de school (brinnummer).

Licenties. Artikel 65 t/m 68 en artikel 72 WVO

de voor de leerling gebruikte elementcode overeenstemt met het door de leerling daadwerkelijk gevolgde onderwijs (indien van toepassing de leerweg, sector, afdeling of profiel) op de vestiging.

Daadwerkelijk schoolgaand leerlingen samenwerkingsverbanden VO/BVE. Artikel 25a W.V.O.

VO-leerlingen die onderwijs volgen aan een andere school of instelling op basis van een samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk schoolgaand zijn.

Datum geboorte artikel 7 van het Inrichtingsbesluit WVO en artikel 27, lid 3 van de W.V.O.

de leerling niet te jong of te oud is voor het praktijkonderwijs

Datum in- en uitschrijving artikel 14a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O.

de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.

Leerjaar artikel 14a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O.

de leerling in het juiste leerjaar (bij praktijkonderwijs inschrijvingsjaar genoemd) is ingeschreven en de onderwijssoort volgt overeenkomstig de elementcode.

Praktijkonderwijs/LWOO artikel 7a van het Bekostigingsbesluit W.V.O en artikel 27, derde lid van de W.V.O.

de regionale verwijzingscommissie voor leerlingen praktijkonderwijs (pro) en leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) die per 1 oktober 2010 voor het eerst als leerling pro of lwoo staan ingeschreven, voor 15 november 2010 een beschikking heeft afgegeven waaruit blijkt dat betrokkene toelaatbaar is.

de leerling rechtmatig is ingeschreven op het praktijkonderwijs.

Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal

Indien de school elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport zijn voorzien van het aanbiedingsformulier accountantsmutaties VO/BVE, zie de website van DUO. Indien van toepassing waarmerkt de instellingsaccountant ook het registratieformulier ‘Verzuim en/of ontbrekende (tijdige) indicatiestelling’ .

Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor dit werk bestaan, dienen te volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar alleen een steekproef. Hij dient zelf te bepalen hoe groot die moet zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid van het controlegetal vast.

Het controlegetal is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens. Het wordt berekend door het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante gegevens van alle inschrijvingen voortgezet onderwijs in het schooljaar 2010/2011 (van 1 augustus 2010 tot en met 31 juli 2011) die in de BRON-foto aanwezig zijn.

De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE), dat u kunt vinden op de website van DUO.

3.3.3. Assurance-rapport

Algemeen 1 december 2010

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport VO 1 december 2010

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens (2d)

Aan: Opdrachtgever

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2011 afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de door ons gewaarmerkte opgave(n) van de controletotalen van ..... (naam vo-school) ..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011, als bedoeld in artikel 96d van de WVO juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens zijn op de datum van het assurance-rapport opgenomen in BRON en betreffen de stand op 1 oktober 2010. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school. De opgave(n) sluiten met een controlegetal van ..... . Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n). De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de opgave(n) van controletotalen alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de school.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.

Conclusie

Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de controletotalen de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

De opgave(n) van de controletotalen en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de school, DUO en het Ministerie van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

3.4 . Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector BVE

3.4.1. Algemeen 1 december 2010

Het controleprotocol bve wordt conform artikel 2.5.7a van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) en krachtens het Uitvoeringsbesluit WEB (artikel 5.2.5) vastgesteld bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 2.2.4, lid v van de WEB. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WEB; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens bve is van toepassing op (artikel 1.1.1 van de WEB):

  • de regionale opleidingscentra (ROC’s);

  • de vakinstellingen;

  • de agrarische opleidingscentra (AOC’s);

  • de instituten voor doven en de hogescholen, die deeltijd BOL in het mbo verzorgen (overige BVE-instellingen);

  • de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s).

Hierna worden de eerste vier categorieën ‘de onderwijsinstellingen’ genoemd en de laatste categorie ‘de KBB’s’.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl

De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie is beschreven in de ‘Handleiding BRON Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie’, deze is te vinden op de website van DUO.

Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s

De hier beschreven werkwijze en onderzoeksitems gelden onverkort voor het BVE deel van de AOC’s.

Het voorbereidend beroepsonderwijs in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het BVE- onderwijs wordt hier uitgegaan van de teldatum t-1.

Voor het onderzoek van de gegevens van een VMBO en MAVO binnen een AOC gelden de onderzoeksitems van de sector VO.

3.4.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

3.4.2.1. Object van onderzoek 1 december 2010

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in datonjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

De voor de bekostiging relevante soorten gegevens van de onderwijsinstellingen betreffen:

  • aantal deelnemers per 1 oktober 2010;

  • aantal deelnemers per 1 februari 2011;

  • aantal afgegeven diploma’s in kalender jaar 2010.

De voor de bekostiging relevante gegevens van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s) betreffen:

  • telling register leerbedrijven per 1 oktober 2010.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de onderwijsinstellingen

  • (deelnemers)administratie van de te onderzoeken instelling;

  • de actuele BRON-foto van DUO: dit is een afslag van BRON voor de betreffende

  • instelling inclusief de mutaties die de instelling heeft aangebracht tot de mutatiestop. Dit heeft ook betrekking op de mutaties van de beroepspraktijkvorming (BPV). Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen wordt verwezen naar de handleiding BRON die op de instelling aanwezig is (of beschikbaar via de site van DUO);

  • het voorlopige overzicht aantallen te bekostigen inschrijvingen en diploma’s, afkomstig van DUO;

  • een lijst van accountantsmutaties;

  • de afgegeven signalen inzake niet bekostigde inschrijvingen en diploma’s op geaggregeerd en individueel niveau (als onderdeel van het voorlopige overzicht van DUO).

Bij de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

  • telling register leerbedrijven per 1 oktober 2010 en onderliggende administratie.

De telling leerbedrijven en de controle hierop door de instellingsaccountant is niet van toepassing op het kenniscentrum voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven van EL&I, omdat EL&I maar één kenniscentrum heeft, t.w. Aequor. Aequor ontvangt van EL&I een budget dat niet is gebaseerd op het aantal erkende leerbedrijven.

3.4.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant1 december 2010

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240 en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie 2004’. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een onderwijsinstelling of een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).

De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:

  • minimaal 20 procedure testen of

  • werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de werkzaamheden van een interne controle afdeling.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt, dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

>100 en < 501

10 deelwaarnemingen

>500 en < 1001

15 deelwaarnemingen

>1000 en < 5001

20 deelwaarnemingen

>5000

25 deelwaarnemingen

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIETde bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.4.2.3. Minimale werkzaamheden 1 december 2010

Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

het aantal deelnemers per 1 oktober 2010 volgens de actuele BRON-foto (na mutatiestop 1 maart 2011) aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

Het aantal deelnemers per 1 februari 2011 volgens de actuele BRON-foto (na mutatiestop 1 maart 2011) aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

Het aantal diploma’s 2010 volgens de actuele BRON-foto (na mutatiestop 1 maart 2011) aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Naleving van Koppelingswet

de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van de deelnemers die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).

Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB: artikel 8.1.7)

de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van de presentie van elke BOL – en BBL- deelnemer;

de instelling voor deelnemers die vallen onder de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, een procedure ten behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 heeft beschreven en hanteert.

Notitie Helderheid BVE 2004

de instelling verantwoording heeft afgelegd in het jaarverslag over de naleving van de thema’s van de Notitie Helderheid die de bekostigingsgegevens betreffen;

de door instelling verantwoorde informatie juist en volledig is.

Deelnemers per 1-10-2010

Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2010, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (WEB:artikel 8.1.3)

voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB;

de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.

Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:

– de NAW- gegevens van de deelnemer;

– de startdatum van de opleiding en de duur van de opleiding;

– de kwalificatiecode, de leerweg en bij BOL opleidingen de intensiviteit (deeltijd/voltijd);

– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer

Naleving van Koppelingswet (WEB: artikel 8.1.1, lid 1, onder c)

voor deze categorie deelnemers (in de selectie) bij de inschrijving de Koppelingswet is nageleefd.

Presentie van deelnemers (UWEB: artikel 2.2.3)

de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2010 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.

Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB: artikel 8.1.7)

voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan DUO vestiging Groningen.

Onderwijskaart bij BOL voltijd deelnemers 18 jaar en ouder (Uitvoeringsbesluit LCW 2000; artikel 2, lid 1)

van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan voltijd BOL opleidingen een volledig ingevulde en getekende onderwijskaart aanwezig is.

Betaling van het Cursusgeld (Uitvoeringsbesluit LCW 2000; artikel 11, lid 1)

van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan deeltijd BOL of BBL het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een betalingregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een machtiging aanwezig is.

BPV bij BBL deelnemers (WEB: artikel 7.2.8 en 7.2.9 en UWEB artikel 2.2.3, lid 1)

voor elke geselecteerde BBL deelnemer uiterlijk op 31 december 2010 een praktijkovereenkomst voor de opleiding waarvoor de deelnemer in dat schooljaar is bekostigd, die uiterlijk op 31 december 2010 is ingegaan, is afgesloten.

Uitzondering geldt voor de opleidingen verpleging en verzorging, waarbij de praktijkovereenkomst moet zijn afgesloten uiterlijk op 31 december 2010 en moet zijn ingegaan uiterlijk op 1 juni 2011.

BBL deelnemers zonder BPV (WEB: artikel 2.2.2, lid 6 en UWEB artikel 2.2.3, lid 5)

voor de geselecteerde BBL deelnemers zonder BPV voldaan is aan de bekostigingsvoorwaarden en minimaal 300 uur in IIVO (door de instelling zelf) is geprogrammeerd

Een bekostiging van een deelnemer als BBL zonder BPV kan slechts 1 keer bij een instelling binnen een termijn van 3 bekostigingsjaren (artikel 2.2.3. vijfde lid UWEB). Voor de controle kan de instellingaccountant onder andere gebruik maken van het terugmeldingsoverzicht(signaal 5 ) van DUO dat de instelling heeft ontvangen bij de terugkoppeling van de bekostigingsgegevens deelnemers per 1 oktober 2007(bekostigingsjaar 2009) en 1 oktober 2008(bekostigingsjaar 2010) en 1 oktober 2009 (bekostigingsjaar 2011)

Onderwijstijd (min. 300 en 850 urennorm onderwijstijd) (WEB: artikel 2.2.2, lid 6 en artikel 7.2.7, lid 3 tot en met lid 5)

voor elke geselecteerde deelnemer voldoende onderwijstijd is geprogrammeerd.

– Deelnemers voltijd BOL; minimaal 850 uur in IIVO;

– Voor deeltijd BOL en BBL; minimaal 300 uur in IIVO;

– Bij de programmering heeft de instelling rekening gehouden met de voorzienbare uitval van de lessen wegens feestdagen, cursussen, vergadertijden en inschatbare ziekte van docenten.

Deelnemers per 1-2-2011

Van de ingeschreven deelnemers per 1 februari 2011, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (WEB:artikel 8.1.3)

voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB;

de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.

Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:

– de NAW- gegevens van de deelnemer;

– de startdatum van de opleiding en de duur van de opleiding;

– de kwalificatiecode, de leerweg en bij BOL opleidingen de intensiviteit (deeltijd/voltijd);

– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer

Presentie van deelnemers (UWEB: artikel 2.2.3)

de geselecteerde deelnemer op 1 februari 2011 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.

Indien de geselecteerde deelnemer pas ná 1 oktober 2010 is ingeschreven of bij de telling 1 oktober 2010 niet mocht worden bekostigd, stelt de instellingsaccountant alsnog vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Naleving van Koppelingswet (WEB: artikel 8.1.1, lid 1, onder c)

voor deze categorie deelnemers (in de selectie) bij de inschrijving de Koppelingswet is nageleefd.

Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB: artikel 8.1.7)

voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan DUO vestiging Groningen.

Onderwijskaart bij BOL voltijd deelnemers 18 jaar en ouder (Uitvoeringsbesluit LCW 2000; artikel 2, lid 1)

van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan voltijd BOL opleidingen een volledig ingevulde en getekende onderwijskaart aanwezig is.

Betaling van het Cursusgeld (Uitvoeringsbesluit LCW 2000; artikel 11, lid 1)

van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan deeltijd BOL of BBL het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een betalingregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden, een machtiging aanwezig is.

Afgegeven diploma’s in 2010

Van de afgegeven diploma’s in 2010, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Inschrijvingseis (WEB: artikel 8.1.1, lid 1)

de geselecteerde gediplomeerde deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling op basis van een onderwijs- of examenovereenkomst.

Tijdvak en examencommissie (WEB: artikel 7.4.6)

het diploma in 2010 is afgegeven;

het diploma door een examencommissie is afgegeven.

Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal

Indien de instelling elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport zijn voorzien van het aanbiedingsformulier accountantsmutaties VO/BVE, zie de website van DUO.

Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor dit werk bestaan, dienen te volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar steekproefsgewijs. Hij dient zelf te bepalen hoe groot die moet zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid van het controlegetal vast.

Het controlegetal is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens. Het wordt berekend door het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante gegevens van alle inschrijvingen beroepsonderwijs in het studiejaar 2010/2011 (van 1 augustus 2010 tot en met 31 juli 2011) die in de BRON-foto aanwezig zijn.

De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE), deze is te vinden op de website van DUO.

Algemene werkzaamheden kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting opgave leerbedrijven op deelnemersadministratie UWEB:artikel 4.2.6 en 4.2.8)

Het aantal erkende leerbedrijven volgens de opgave aan DUO aansluit op de te onderzoeken administratie (het register leerbedrijven) van het kenniscentrum.

De leerbedrijven zijn aangeduid met de code leerbedrijf.

Erkenningsreglement

(het reglement bevat ondermeer criteria waaraan een leerbedrijf moet voldoen; WEB artikel 7.2.10)

Het kenniscentrum over een erkenningsreglement beschikt;

het reglement is goedgekeurd door het bestuur;

het goedgekeurde reglement in de staatscourant is gepubliceerd.

Telling register leerbedrijven per 1 oktober 2010

Ten behoeve van de vaststelling van de juistheid van de opgaven van het aantal erkende leerbedrijven per 1 oktober 2010 stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Erkenning van leerbedrijven (WEB; artikel 7.2.10)

Bij erkenning, herbeoordeling en intrekking van de erkenning van de leerbedrijven het door het bestuur goedgekeurde reglement is nageleefd.

Herbeoordeling van leerbedrijven (WEB: artikel 7.2.10)

Indien het bedrijf al langer dan 4 jaar is erkend, een herbeoordeling binnen 4 jaar heeft plaatsgevonden.

3.4.3. Assurance-rapporten

Algemeen 1 december 2010

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance rapport BVE 1 december 2010

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van ROC’s, AOC’s, Vakinstellingen, de instituten voor doven en de Hogescholen, die deeltijd BOL in het mbo verzorgen (3c).

Aan: Opdrachtgever

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2012(bij AOC’s toevoegen: voor het BVE en de rijksbijdrage 2011 voor het VO) afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap (bij AOC’s: het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie).

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de door ons gewaarmerkte opgave(n) van de controletotalen van ..... (naam bve-onderwijsinstelling) ..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2012, als bedoeld in artikel 2.2.1, lid 1 van de wet educatie en beroepsonderwijs, (bij AOC’s: en de rijksbijdrage 2011 voor het VO) juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens betreffende de deelnemersgegevens op de peildata 1 oktober 2010 en 1 februari 2011 evenals de diplomagegevens over het kalenderjaar 2010 zijn op de datum van het assurance-rapport opgenomen in BRON. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de instelling. De opgave(n) sluiten met een controlegetal van .....(bij AOC’s: voor het BVE en ..... voor het VO). Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n). De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de opgave(n) van controletotalen alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de school/instelling.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.

Conclusie

Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de controletotalen de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van (bij AOC: respectievelijk de rijksbijdrage 2011 en) de rijksbijdrage 2012 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

De opgave(n) van de controletotalen en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de instelling, DUO en het Ministerie van OCW (bij AOC: en het Ministerie van EL&I) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

Goedkeurend assurance-rapport kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven 1 december 2010

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (3d).

Aan: Opdrachtgever

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2012 afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de opgave(n) van het aantal leerbedrijven, zoals vermeld op het formulier ‘Telling leerbedrijven peildatum 1 oktober 2010’ van ..... (naam kenniscentrum) .......... te .......... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 20121, als bedoeld in artikel 2.4.1 van de wet educatie en beroepsonderwijs, juist weergeeft (weergeven). De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het kenniscentrum. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n). De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de opgave(n) van controletotalen alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het kenniscentrum.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.

Conclusie

Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de leerbedrijven per 1 oktober 2010 ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2012 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

De opgave(n) van de controletotalen en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de instelling, DUO en het Ministerie van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

3.5 . Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector HO

3.5.1. Algemeen 1 juli 2010

Het controleprotocol ho wordt conform de WHW (artikel 2.10a) en krachtens het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (artikel 4.5) vastgesteld bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring conform artikel 2.9 lid 3 van de WHW) bij de bekostigingsgegevens die nodig zijn voor uitvoering van de WHW, de WSF 2000, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens sector HO is van toepassing op de in artikel 1.8 van de WHW genoemde bekostigde instellingen , waaronder begrepen de conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 bekostigde Transnationale Universiteit Limburg.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl

Een belangrijk deel van deze gegevens worden ontleend aan het Centraal Register Inschrijving Hoger Onderwijs (CRI-HO). Het CRI-HO wordt beheerd door de DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie van de gegevens in, en de uitwisseling van informatie hierover met DUO is beschreven in de ‘Handleiding CRI-HO’; deze is te vinden op de website van DUO. DUO verzorgt tevens de opvraag van bekostigingsgegevens die niet in CRI-HO zijn geregistreerd.

3.5.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

3.5.2.1. Object van onderzoek1 december 2010

De gegevens inzake inschrijvingen en graadverleningen bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage en zijn daarnaast van belang voor de uitvoering van de WHW, de WSF 2000 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze gegevens vaststelt. Deze gegevens worden voor een belangrijk deel ontleend aan het CRI-HO; daarnaast worden een aantal gegevens afzonderlijk door instellingen voor hoger onderwijs opgegeven. De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport af over de registraties in CRI-HO en de afzonderlijke opgaven door de instellingen.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

De relevante soorten gegevens voor instellingen voor hoger onderwijs betreffen:

  • het aantal inschrijvingen als student in de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010;

  • het aantal studenten dat een graad (Bachelor of Master) heeft gehaald in de peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010;

  • het aantal studenten dat het examen behorend bij een ongedeelde opleiding of een voortgezette opleiding met succes heeft afgerond in de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010;

  • het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2010 en/of het aantal ontwerpcertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2010.

Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountant:

  • de gegevens over de deelname aan het hoger onderwijs zoals die zijn verstrekt door instellingen voor registratie in het Centraal Register Inschrijving Hoger Onderwijs (CRI-HO) dat wordt beheerd door DUO;

  • de afzonderlijke opgave van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en ontwerperscertificaten door instellingen voor wetenschappelijk onderwijs (deze gegevens zijn niet opgenomen in het CRI-HO):

    • ° het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2010;

    • ° het aantal ontwerperscertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2010;

  • de afzonderlijke opgaven van inschrijvingen en behaalde graden in de peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 aan de Transnationale Universiteit Limburg (gelieerd aan de Universiteit Maastricht);

  • de afzonderlijke opgave van behaalde graden in de peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 en het aantal proefschriften leidend tot een promotie en het aantal ontwerperscertificaten in 2010 aan de Open Universiteit Nederland.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

  • de studentenadministratie van de te onderzoeken instelling;

  • de in CRI-HO geregistreerde studentgegevens en mutaties op deze gegevens tot en met het moment waarop de instelling een mutatiestop aanvraagt;

  • een overzicht met accountantsmutaties;

  • het promotieregister dat volgens de WHW bij een instelling voor hoger onderwijs aanwezig moet zijn;

  • de afzonderlijke opgaven van het aantal proefschriften en/of ontwerperscertificaten van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs;

  • voor de Open Universiteit en Transnationale Universiteit Limburg: de afzonderlijke opgaven van de hiervoor van deze instellingen genoemde gegevens;

  • het Centrale register opleidingen hoger 0nderwijs (CROHO).

Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij de verwerking van de studentgegevens in CRI-HO wordt verwezen naar het Handboek CRI-HO (beschikbaar via de site van DUO).

Indien Studielink een verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat de maatregelen en procedures ter waarborging van de betrouwbaarheid en de continuïteit van de geautomatiseerde gegevensverwerking door of namens de Stichting Studielink voldoen aan de gestelde normen kan de instellingsaccountant, indien en voor zover aanmeld-, inschrijf- en betalingsgegevens via Studielink worden verstrekt aan de instelling, bij de beoordeling van de juistheid van de gegevens uitgaan van een correcte werking en aflevering van de gegevens door Studielink. Indien de bedoelde verklaring niet aanwezig is kan de instellingsaccountant volstaan met een disclaimer in het assurance-rapport.

3.5.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant 1 december 2010

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie hierover vast in zijn dossier.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240 en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een onderwijsinstelling normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen over de vraag of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).

De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten.Deze werkzaamheden bestaan uit:

  • minimaal 20 procedure testen of

  • werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de werkzaamheden van een interne controle afdeling.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt, dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

>100 en < 501

10 deelwaarnemingen

>500 en < 1001

15 deelwaarnemingen

>1000 en < 5001

20 deelwaarnemingen

>5000

25 deelwaarnemingen

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of in het geval de instellingsaccountant kiest voor een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.5.2.3. Minimale werkzaamheden1 december 2010

Algemene werkzaamheden

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting van de actuele foto CRI-HO (of de afzonderlijke opgave van bekostigings-gegevens) op de administratie van de instelling

de gegevens CRI-HO over de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 aansluiten op de gegevens volgens de te onderzoeken studentenadministratie;

de opgaven van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en het aantal ontwerperscertificaten aansluiten op het register dat hiervan wordt aangehouden door de instelling;

de overige afzonderlijke opgegeven bekostigingsgegevens aansluiten op de gegevens uit de administratie van de betreffende instelling.

Verificatie adres- en woonplaats- en nationaliteitsgegevens

de instelling een procedure heeft ingericht voor de verificatie van adres-, woonplaats- en nationaliteitsgegevens voorzover deze gegevens niet zijn opgenomen in een basisadministratie (GBA) volgens de Wet Gemeentelijk Basisadministratie.

Naleving van Koppelingswet

de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van studenten die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).

Notitie Helderheid HO

de instelling verantwoording heeft afgelegd in het jaarverslag over de naleving van de thema’s van de Notitie Helderheid die de bekostigingsgegevens betreffen;

de door instelling verantwoorde informatie juist en volledig is.

Detectie van dubbele inschrijvingen bij ‘opleiding van eerste inschrijving’.

in CRI-HO geen dubbele inschrijvingen van een student voorkomen met een ‘opleiding van eerste inschrijving’ met code ‘J’.

Afzonderlijke opgave van promoties WO

het aantal proefschriften dat in 2010 heeft geleid tot een promotie, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2010 met goed gevolg verdedigd proefschrift

Afzonderlijke opgave ontwerperscertificaten WO

het aantal in 2010 uitgereikte ontwerperscertificaten overeenkomt met het aantal getuigschriften wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage 7 bij het UWHW 2008.

Beoordeling van inschrijvingen in de periode 1-10-2009 tot en met 30-9-2010 (HO)

Voor wat betreft inschrijvingen gedurende de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 (HO) stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Toetsing gegevens vooropleiding (titel 2 WHW)

bij een nieuwe inschrijving: de student voldoet aan de vooropleidingseisen ex titel 2 WHW op basis van digitale verificatie door DUO of afschriften van getuigschriften;

bij een nieuwe inschrijving: de student aan een opleiding met een landelijke beperkte instroom, een bewijs namens DUO heeft overhandigd van de toelating tot deze opleiding;

Het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld (art. 7.37 WHW)

de student op het moment van inschrijving heeft voldaan aan de verplichting tot het voldoen van collegegeld ex artikel 7.37 van de WHW, dat wil zeggen een betaling van het collegegeld ineens of op basis van een machtiging tot het innen van het collegegeld via een regeling tot gespreide betaling;

bij het voldoen van het collegegeld voor de student door een derde, de student schriftelijk of via digitale mogelijkheid in Studielink heeft verklaard hiermee akkoord te zijn gegaan;

de student niet is vrijgesteld van het voldoen van collegegeld ex artikel 7.48 1eof 2elid.

Toetsing inschrijving aan een opleiding (art. 2.6, art. 7.17, art. 7.32)

de student is ingeschreven aan een initiële in het CROHO geregistreerde opleiding die de instelling verzorgt in de vestigingsplaats(en) van de opleiding;

indien de student als vreemdeling moet worden beschouwd

ex art. 7.32, lid 5 WHW:

de student jonger is dan 18 jaar, of

rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving koppelingswet).

op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie door DUO;

dat bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen ouder dan 18 jaar een van de volgende gegevens beschikbaar is (voor zover geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden):

een definitieve verblijfsvergunning, of

een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning.

indien de student niet is opgenomen in een GBA, aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat:

waar de student woonachtig is, welke nationaliteit de student heeft en dat de registratie hiervan in CRI-HO juist is. NB: Een student die woonachtig is in het buitenland kan slechts voor bekostiging in aanmerking komen voorzover hij:

° woonachtig is in België, Luxemburg of een van de bondsstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland (in relatie tot indicatie adres);

° de Nederlandse, Surinaamse of Zwitserse nationaliteit bezit of burger is van 1 van de lidstaten van de EER op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie door DUO (in relatie tot indicatie EER);

indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus van de student, dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de student behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2, lid 1 , van de Wet studiefinanciering 2000.

Toetsing delen van opleidingen en/of maatwerktrajecten (notities helderheid in het hoger onderwijs 2004)

de student niet is ingeschreven voor het slechts volgen van delen van een opleiding;

in het geval een student deelneemt aan een maatwerktraject:

er ook sprake is een aanbod van een regulier traject van de CROHO opleiding, en

dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze opleiding wordt ontvangen.

Toetsing over gegevens van het betreffende record van de student in CRI-HO

de bekostigingsrelevante velden in CRI-HO van de betreffende student juist zijn gevuld; het betreft de volgende velden:

Inschrijvingsjaar

Adm.nr. van de instelling

Opleidingscode

Opleidingsfase

Opleidingsvorm

Inschrijvingsvorm

Maand vanaf

Maand tot

Opleiding van eerste inschrijving

Maand examenresultaat

Code examenresultaat

Indicatie adres

Woonplaatsvereiste

Nationaliteitsvereiste SF

Code beëindiging

Bron adres

Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant deze onderzoeken uit op de opgave van inschrijvingen met een Nederlandse nationaliteit en op de inschrijvingen met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten overigens voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.

Verlening van graden in de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010

Voor wat betreft de graden (bachelor, master) die aan een student zijn verleend in de peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Toetsing velden ‘maand examenresultaat’ en ‘code examenresultaat’ (handleiding CRI-HO) en ter validering van art. 7.10a, art. 18.15 en art. 18.20 WHW en artikel 4.1, 4.9 en 4.20 van UWHW 2008.

de waarneming bij de beoordeling van graden Bachelor of Master of het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen is gericht op de velden ‘maand examenresultaat’ (moet bij een graadverlening zijn ingevuld) en ‘code examenresultaat’ (moet bij een graadverlening de code 1 of code 9 bevatten);

het verlenen van de graad Bachelor en/of graad Master geschiedt na of op het moment dat sprake is van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen, zoals vastgesteld door de examencommissie;

de datum van het examenresultaat overeenkomt met de datum waarop de examencommissie heeft vastgesteld dat het afsluitend examen met goed gevolg is afgelegd of de datum op het namens de examencommissie uitgereikte getuigschrift.

Voor wat betreft de Open Universiteit (waarvan de gegevens niet in CRI-HO zijn opgenomen) stelt de instellingsaccountant vast dat de opgegeven verleende graden in de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 voldoen aan de bovenvermelde toetsingspunten. Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant deze onderzoeken uit op de opgave van het aantal in deze periode verleende graden aan studenten met een Nederlandse nationaliteit en studenten met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten overigens voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.

Proefschriften leiden tot promoties en het verlenen van ontwerperscertificaten in 2010

De universiteiten doen afzonderlijk opgaven van het aantal proefschriften dat in 2010 heeft geleid tot een promotie en van het aantal ontwerperscertificaten dat in 2010 is uitgereikt wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage 7 bij het UWHW 2008.

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Vaststellen van de aanwezigheid van de getuigschriften en het succesvol verdedigde proefschrift

in de administratie van de instelling de met succes verdedigde proefschriften en ontwerperscertificaten aanwezig zijn;

in de administratie van de instelling kopieën aanwezig zijn van het getuigschrift horend bij de promotie die met deze proefschriften en ontwerperscertificaten samenhangen;

de getuigschriften zijn afgegeven door de instelling mede namens een promotiecommissie die aan de betreffende instelling is verbonden.

Werkzaamheden in verband met het te bepalen controletotaal

Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van de actuele CRI-HO-foto – vanaf het moment dat de instelling zelf heeft gevraagd om een mutatiestop – voldoet aan de eisen en dat de ingediende mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek zijn verwerkt door DUO. Vervolgens stelt de instellingsaccountant een assurance-rapport op bij deze actuele foto; in een bijlage bij dit assurance-rapport neemt de instellingsaccountant de controletotalen op die horen bij de gecontroleerde CRI-HO foto. In het geval er nog mutaties moeten worden doorgevoerd in CRI-HO beoordeelt de instellingsaccountant deze mutaties en voegt een gewaarmerkt overzicht van deze mutaties als bijlage bij het assurance-rapport; tevens bepaalt de instellingsaccountant in dat geval de invloed van deze mutaties op het controletotaal. DUO controleert het assurance-rapport en de controletotalen en maakt (na acceptatie van het assurance-rapport) vervolgens een definitieve foto. DUO stelt de definitieve CRI-HO-foto ter beschikking aan de ho-instelling.

De ho-instelling verstuurt het assurance-rapport en de gewaarmerkte bijlage met de controletotalen in het onderstaande format naar DUO.

Controle items

Actuele foto

Correcties

Definitieve foto

Administratienummer OWI

     

Totaal inschrijvingsjaar

     

Totaal administratienummer OWI

     

Totaal opleidingscode

     

Totaal opleidingsfase

     

Totaal opleidingsvorm

     

Totaal inschrijvingsvorm

     

Totaal maand vanaf

     

Totaal maand tot

     

Totaal opleiding van eerste inschrijving

     

Totaal maand examenresultaat

     

Totaal code examenresultaat

     

Totaal aantal records

     

Totaal (som attributen)

     

In het Programma van Levering (PvL) van CRI-HO is beschreven hoe het controletotaal wordt bepaald. De berekening van de correcties staat beschreven in het Handboek CRI-HO.

3.5.3. Assurance-rapport

  • Algemeen

  • Goedkeurend assurance-rapport HO

Algemeen 1 december 2010

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport HO 1 december 2010

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van HO-instellingen (4b).

Aan: Opdrachtgever

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010, afgegeven voor Dienst Uitvoering Onderwijs en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of indien van toepassing, de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de bijgevoegde, door ons gewaarmerkte opgave(n) van de gegevens van ..... (naam ho-instelling) ..... te ..... (zetel) de gegevens inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitend examen, proefschriften en ontwerperscertificaten, juist weergeeft (weergeven). Deze gegevens bestaan uit gegevens inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitende examens die op de datum van het assurance-rapport zijn opgenomen in het Centraal register inschrijving hoger onderwijs en worden weergegeven via een opgave van controletotalen en betreffen de stand over de onderzoeksperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010. Deze gegevens kunnen tevens betreffen de afzonderlijke opgave van proefschriften leidend tot een promotie en ontwerperscertificaten in het kalenderjaar 2010. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n). De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de opgave(n) van controletotalen alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de instelling.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.

Conclusie

Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de gegevens, de gegevens in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

De opgave(n) van de controletotalen en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de instelling, DUO en het Ministerie van OCW of indien van toepassing, het ministerie van EL&I en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

4 . Controle FSR

1 juli 2009

Referentiekader:

Controlecriteria

* Controlecriteria zijn opgenomen in de van de FSR deel uitmakende afzonderlijke subsidieregeling

* Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’

Verslaggevingscriteria

* Regeling jaarverslaggeving onderwijs

* Bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van 17 december 2007, kenmerk WJZ-2007/50507 (FSR)

* ‘Convenant lastenreductie doelsubsidies universiteiten’

* Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’

Toleranties

 

Rechtmatigheid

Getrouwe weergave

Goedkeuringstolerantie

1% van het totaal van de specifieke doelsubsidies(bestedingen)

1% van de totale baten

Rapportagetolerantie

0,1%

0,1%

4.1 . Algemeen 1 juli 2010

  • Uitgangspunten

  • FSR

  • Format FSR

  • Onderzoeksaanpak

  • Toleranties

  • Aansluiting tussen FSR en jaarrekening

  • Accountantsproducten

Uitgangspunten 1 december 2010

De verantwoording door de instellingen voor Hoger Onderwijs over de specifieke doelsubsidies wordt opgenomen in één verantwoordingsdocument(single information): de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR), waarbij de accountant een controleverklaring afgeeft.

Op grond van de Richtlijn Jaarverslaggeving Onderwijs artikel 3 lid g is FSR verplicht.

In het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’ is in hoofdstuk 3 en in de bijlagen bij het rapport het normenkader voor de FSR opgenomen. De werking hiervan is geformaliseerd via de RJO artikel 3 lid g en het model overeenkomstig de tabel in de bijlage van de RJO. Dit normenkader vormt het uitgangspunt voor de controle door de instellingsaccountant.

FSR 1 juli 2009

De FSR bestaat uit het verantwoordingsdocument en een toelichting.

De FSR bevat:

  • de financiële verantwoording over alle subsidiegeldstromen vanuit het Rijk (derde geldstroom) exclusief de lumpsumbijdrage van OCW/EL&I (eerste geldstroom) en exclusief de subsidies van NWO/KNAW (tweede geldstroom);

  • de in dat jaar afgeronde en lopende projecten. Zo wordt jaarlijks zekerheid gegeven over de meerjarige projecten;

  • alléén de informatie die van invloed is op de (financiële) vaststelling van de subsidie. De inhoudelijke (niet-financiële) verantwoordingen worden rechtstreeks aan de subsidieverstrekker overgelegd en niet gecontroleerd door een accountant;

  • een toelichting. In de toelichting op de FSR:

    • ° rapporteert de instelling de niet-gecorrigeerde fouten (rapportagetolerantie van 0,1%). Voor zover fouten in de controle worden gevonden is het uitgangspunt dat gevonden fouten worden gecorrigeerd. Voor zover dat (om bepaalde redenen) niet gebeurt, worden de fouten die voortkomen uit de interne en externe controle gemeld. Hiervoor geldt een zogenaamde rapportagetolerantie(voor fouten 0,1% van de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording) die aangeeft wanneer de gevonden fouten moeten worden gerapporteerd.; en

    • ° beschrijft de instelling de gehanteerde grondslagen. De instelling hanteert daarbij de Rijksbrede voorwaarden en begrippen conform de onderliggende subsidieregelingen. Het gaat daarbij om gestandaardiseerde kostengrondslagen (gelimiteerd tot drie vormen), gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden. Ook de voorwaarden voor het gebruik van een systeem van integrale kosten worden vastgelegd in de afzonderlijke subsidieregelingen. Deze begrippen en voorwaarden zijn ontleend aan het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’.

Format FSR 1 december 2010

De instelling verstuurt de FSR (subsidieoverzicht) jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening naar DUO vestiging Zoetermeer. In de bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs is het format voor het overzicht opgenomen. De FSR wordt zowel in papieren vorm als digitaal (EFJ) verzonden.

Het DUO stelt de FSR en controleverklaring van de instellingen elektronisch beschikbaar aan de subsidieverstrekker en overige belanghebbenden. Om deze ‘shared service’ effectief uit te kunnen voeren moet de instelling aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • de financiële rijkssubsidieverantwoording wordt gelijktijdig met het jaarverslag/jaarrekening meegestuurd (dus voor 1 juli);

  • voor elke projectsubsidie moeten de volgende kenmerken vermeld worden: projectnummer, opdrachtgever (subsidieverstrekker), uitvoeringsinstantie, looptijd, hoogte van de projectsubsidie, het totale projectbudget, de maximale projectsubsidie en eventuele specifieke verantwoordingseisen (zie ook het format voor het subsidieoverzicht).

Onderzoeksaanpak 1 juli 2009

De instellingsaccountant voert de volgende werkzaamheden uit.

De instellingsaccountant:

  • stelt vast dat de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies juist weergeeft.

    Uit de (subsidie)voorwaarden van de afzonderlijke specifieke doelsubsidies blijkt of deze via de FSR verantwoord dienen te worden. Het is de instelling en niet de instellingsaccountant die verantwoordelijk is voor de volledigheid van de FSR. Het niet opnemen van een specifieke doelsubsidie door de instelling kan consequenties hebben voor het verantwoordingstraject van die subsidie.

  • stelt op grond van de subsidievoorwaarden van de desbetreffende in de FSR opgenomen afzonderlijke specifieke doelsubsidies vast dat de specifieke doelsubsidies rechtmatig zijn besteed. De instellingsaccountant controleert, met inachtneming van de goedkeuringstolerantie, het totaal van alle specifieke doelsubsidies. Ten aanzien van de in paragraaf ‘Controlewerkzaamheden per regeling’ opgenomen specifieke doelsubsidies schrijft het controleprotocol minimale controlewerkzaamheden voor.

    Voor nog te besteden subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande controleprotocollen van kracht.

  • stelt vast dat de in de toelichting op de FSR beschreven gehanteerde grondslagen:

    • ° voldoen aan Rijksbrede voorwaarden en begrippen. Dit betekent dat de beschreven grondslagen in overeenstemming zijn met de in de onderliggende subsidieregelingen opgenomen gestandaardiseerde kostengrondslagen, gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden;

    • ° juist door de instelling zijn toegepast. Ten aanzien van de kostengrondslag ‘integrale kosten’ zijn extra voorwaarden gesteld. De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling voldaan heeft aan deze voorwaarden.

    De toetsing van de gehanteerde grondslagen maakt onderdeel uit van de rechtmatigheidscontrole van de FSR.

  • stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in ‘Format FSR’.

  • stelt de aansluiting van de FSR vast met de jaarrekening van de instelling.

Toleranties 1 december 2010

Voor deze controle geldt een specifieke goedkeurings- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het totaalbedrag van de bestedingen van de specifieke doelsubsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.

Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.

Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de specifieke doelsubsidies, dan moet de instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de besteding niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de instelling dit corrigeert.

Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instelling deze op in de toelichting op de FSR.

De rapportagetolerantie is 0,1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.

Aansluiting tussen FSR en jaarrekening 1 juli 2009

De instellingsaccountant stelt de aansluiting vast tussen de FSR en de jaarrekening.

Accountantsproducten 1 december 2010

De instellingsaccountant geeft een controleverklaring af over zowel de juistheid als de financiële rechtmatigheid van de specifieke doelsubsidies in de FSR.

Naast de juistheid van de FSR vallen de financiële informatie in de rapportage van de instelling over de niet-gecorrigeerde fouten en de toelichting op de gehanteerde grondslagen onder de reikwijdte van de controleverklaring.

Voor overige bevindingen maakt de instellingsaccountant gebruik van een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en de omvang van de bevindingen opneemt. Hij hanteert daarbij de bij ‘toleranties’ opgenomen rapportagetolerantie. Hij maakt hier in ieder geval gebruik van indien:

  • de instelling niet-gecorrigeerde fouten niet opneemt in de toelichting bij de FSR;

  • de grondslagen niet in overeenstemming zijn met de Rijksbrede voorwaarden en begrippen zoals opgenomen in de onderliggende subsidieregelingen of niet juist worden toegepast;

  • de instelling de voorwaarden zoals opgenomen in ‘Format FSR’ niet naleeft;

4.2 . Controlewerkzaamheden per regeling 1 juli 2009

Algemeen

De instellingsaccountant controleert alle specifieke doelsubsidies.Het controleprotocol kan minimale controlewerkzaamheden voorschrijven ten aanzien van één of meerdere met name genoemde doelsubsidies.

Subsidiebeschikking Beta-techniek (fes-middelen)

Ten aanzien van de Subsidiebeschikking Beta-techniek (fes-middelen) betrekt de instellingsaccountant bij zijn controlewerkzaamheden de kwantitatieve doelstelling van de subsidie en dat daartoe een administratie aanwezig dient te zijn. Hij stelt vast dat de administratie voldoet aan de onderstaande criteria:

  • dat er een administratie is van de aantallen die in de doelstelling van de subsidie zijn genoemd in artikel 6 van de subsidiebeschikking HO/CBV/2007/43454, te weten

    • ° HO-docenten die worden ingezet in de bovenbouw van HAVO/VWO en/of

    • ° VO-docenten die worden ingezet in het HO en

    • ° Pabo-studenten die versneld op het gewenste kennis- en waardigheidsniveau worden geschoold in het domein wetenschap en techniek.

  • dat de aantallen in het Verslag van activiteiten, genoemd in artikel 7 van bovengenoemde beschikking, overeenkomen met de aantallen in de administratie.

4.3. Controleverklaring bij FSR 1 december 2010

Goedkeurende controleverklaring bij de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR) 2010 (5a)

Controle verklaring van de onafhankelijke accountant15

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)

Wij hebben de bijgevoegde Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR) 2010 van ..... (naam instelling) te ..... (statutaire vestigingsplaats) bestaande uit het verantwoordingsdocument FSR en de toelichting daarop gecontroleerd. De FSR is opgesteld door het bestuur van de instelling op basis van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs en de relevante wet- en regelgeving.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van de FSR in overeenstemming met de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de opgenomen bedragen in de FSR. Dat houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de FSR en de naleving van de relevante wet- regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de FSR op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 3, lid g van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de FSR geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de FSR. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de FSR een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de FSR van de specifieke doelsubsidies en het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de instelling gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de FSR.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies van .......... (naam entiteit) over 2010 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze FSR verantwoorde specifieke doelsubsidies over 2010 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.

Beperking in gebruik en verspreidingskring

Wij vestigen de aandacht op punt .. in de toelichting van de FSR, waarin is uiteengezet voor welk doel de FSR is opgesteld en met welke basis voor financiële verslaggeving. Hieruit volgt dat de FSR is opgesteld voor het Ministerie van OCW16met als doel het vaststellen van de specifieke doelsubsidies die in de FSR zijn opgenomen. De FSR hoeft derhalve niet geschikt te zijn voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is uitsluitend bedoeld voor .......... (naam instelling) en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen dan het Ministerie van OCW17

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

........... (naam onafhankelijke (of bevoegde interne) accountant)

5. Onderwijslinks 1 december 2010

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

www.rijksoverheid.nl

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

www.rijksoverheid.nl

DUO-CFI:

www.ocwduo.nl

Koninklijk NIVRA:

www.nivra.nl

Raad voor de Jaarverslaggeving:

www.rjnet.nl

Lumpsum PO:

www.lumpsumportaal.nl

PO-raad

www.poraad.nl

WEC-raad

www.wec-raad.nl

VO-raad

www.vo-raad.nl

MBO-Raad:

www.mboraad.nl

AOC-raad:

www.aocraad.nl

HBO-Raad:

www.hbo-raad.nl

VSNU:

www.vsnu.nl

Immigratie- en Naturalisatiedienst:

www.ind.nl

Inspectie van het Onderwijs:

www.onderwijsinspectie.nl

Voortijdig Schoolverlaten:

www.voortijdigschoolverlaten.nl

Vervangingsfonds/Participatiefonds:

www.vfpf.nl

Instroomtoets PF

www.instroomtoets.nl

Kennisnet:

www.kennisnet.nl

Groen Kennisnet:

www.groenkennisnet.nl

Overheid (inclusief wet- en regelgeving)

www.overheid.nl

Voor actuele informatie over het onderwijsnummer kunt u terecht op de volgende internetsites:

Wet- en regelgeving over het persoonsgebonden nummer

www.minocw.nl/onderwijsnummer

Informatie over bekostiging en relevante regelingen

www.ocwduo.nl

Gegevensuitwisseling met het Basisregister Onderwijs (BRON)

www.ocwduo.nl

Invoering persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs

www.pgno.nl/po

Informatie over het burgerservicenummer

www.programmabsn.nl

6. Lijst met afkortingen 1 december 2010

AD

Auditdienst

ao/ib

administratieve organisatie en interne beheersing

AOC

Agrarisch opleidingscentrum

APS

Algemeen Pedagogisch Studiecentrum

BAPO

Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen

BBL

Beroepsbegeleidende leerweg

BOL

Beroepsopleidende leerweg

BPV

Beroepspraktijkvorming

BRON

Basisregister Onderwijs

BVE

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

BWOO

Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekspersoneel

CD

Centrale Dienst

CINOP

Centrum voor Innovatie van Opleidingen

CITO

Instituut voor Toetsontwikkeling

COS

Controle- en Overige Standaarden

CP

Controleprotocol

CPS

Christelijk Pedagogisch Studiecentrum

CREBO

Centraal Register Beroepsopleidingen

CRI-HO

Centraal Register Inschrijving Hoger Onderwijs

CROHO

Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs

DT

Deeltijd

CT

controletolerantie

CVI

Commissie van Indicatiestelling

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

DT

Deeltijd

EFJ

Elektronisch Financieel Jaarverslag

EPP

Expertisecentrum Publiek-Privaat

FES

Fonds Economische Structuurversterking

FSR

Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording

GGL

gewogen gemiddelde leeftijd

HARo

Handboek Auditing Rijksoverheid

HBO

Hoger Beroepsonderwijs

HO

Hoger onderwijs

IB

Interne beheersingsmaatregelen

IIVO

In Instellingstijd Verzorgd Onderwijsprogramma

ILT

Integrale leerlingentelling

IMBU

In mindering brengen van uitkeringen

IODAD

Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten

IPC

Innovatie- en praktijkcentrum

ISP

Intrasectoraal programma

LGF

leerling gebonden financiering

EL&I

(Ministerie van) Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

LWOO

Leerwegondersteunend onderwijs

NBA

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

NIVRA

Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants

NV COS

Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OCW

(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OER

Onderwijs- en examenregeling

OGT

Overzicht Geregistreerde Telgegevens

OFB

Overzicht Financiële Beschikkingen

OU

Open Universiteit

OWB

Onderzoek- en wetenschapsbeleid

PF

Participatiefonds

PO

Primair onderwijs

PvL

Programma van Levering

REC

Regionaal Expertise Centrum

RJ

Raad voor de Jaarverslaggeving

ROC

Regionaal opleidingscentrum

RT

rapportagetolerantie

RVC

Regionale Verwijzingscommissie

RWT

Rechtspersonen met een wettelijke taakl

SBAO

Speciale School voor Basisonderwijs

SF

Studiefinanciering

SGF

Sectie Gezondheidsfondsen

SISA

Single information Single audit

SLO

Stichting voor Leerplanontwikkeling

SLOA

Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten

so

speciaal onderwijs

SOP

Seniorenregeling Onderwijs Personeel

TPM

Third Party Mededeling

UWEB

Uitvoeringsbesluit Wet educatie en beroepsonderwijs

UWHW

Uitvoeringsbesluit Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

VAVO

Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs

VO

Voortgezet onderwijs

VSNU

Vereniging van Universiteiten

vso

voortgezet speciaal onderwijs

VT

Voltijd

WEB

Wet educatie en beroepsonderwijs

WEC

Wet op de expertisecentra

WHW

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

WJZ

Afdeling wetgeving en juridische zaken

WO

Wetenschappelijk onderwijs

WOPT

Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens

WPO

Wet op het primair onderwijs

WSLOA

Wet Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten

WSNS

Weer Samen Naar School

WTOS

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

WVO

Wet op het voortgezet onderwijs

   

Bijlage 1. Kader financiële rechtmatigheid ocw/el&i wet- en regelgeving 2010

Van toepassing voor sector

Identificatie wet- en regelgeving

PO

VO

BVE

HO

naam wet

art

Inhoud

Toelichting

1

     

Wet op het primair onderwijs (WPO)

1

       

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer taak en kosten van de gemeente, hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden

1

       

29 lid 1

Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel

school heeft 1 of 2 directeuren, kosten van meer directeuren worden dus niet bekostigd

1

       

45 lid 1 en 2

Tussenschoolse opvang en organisatie van de buitenschoolse opvang

lid 1 De kosten voor tussenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, voogden of verzorgers, dus niet voor rekening van de school. Het gaat hier om de exploitatiekosten. De school kan wel geld uitgeven aan deskundigheidsbevordering overblijfkrachten en organisatie TSO (zie voorlichtingsbrochure Bekostiging basisonderwijs Programma van eisen voor het jaar 2010) lid 2 De kosten voor buitenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, dus niet voor rekening van de school.

1

       

91

Voorziening in huisvesting door de gemeente

Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het CP 2010 opgenomen.

1

       

133

Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

Gemeente bekostigt het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden.

1

       

148

Besteding bekostiging

Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden.

         

182

Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming

Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt buiten het kader.

1

             

1

     

Wet op de expertisecentra (WEC)

1

       

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer taak en kosten van de gemeente, hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden

1

       

89

Voorziening in huisvesting door gemeente

Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het CP 2010 opgenomen.

1

       

127

Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

De gemeente bekostigt de belastingen: het bedrag dat is uitgegeven voor belastingen met betrekking tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen. Hieruit blijkt dat de bekostiging vanuit OCW hier niet aan besteed mag worden.

1

       

143

Besteding bekostiging

Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden.

1

       

168

Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming; boekhoudvoorschriften

Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt buiten het kader.

1

             

1

1

   

Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten

1

1

     

2

Te subsidiëren activiteiten

Lid 1 geeft kader voor uitgaven en lid 2 geeft aan niet voor nascholing leraren.

1

1

           

1

     

Besluit bekostiging WPO

1

       

16

Omschrijving uitgaven materiele voorzieningen tbv instandhouding

De uitgaven voor de materiele voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

             

1

     

Besluit bekostiging WEC

1

       

17

Omschrijving uitgaven materiele voorzieningen tbv instandhouding

De uitgaven voor de materiele voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

       

19 lid 3

Vergoeding schoolbaden

De uitgaven voor de materiele voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van een schoolbad hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

       

26 lid 1 , 2 en 3

Vervreemding en buitengebruikstelling

In deze bepalingen wordt aangegeven dat het bevoegd gezag van een bijzondere school bij vervreemding of buitengebruikstelling van gebouwen en terreinen verplicht bekostiging moet terugbetalen aan de Gemeente

1

       

28 lid 1

Vervreemding en buitengebruikstelling

In dit artikel wordt aangegeven dat een bevoegd gezag dat eigenaar is van een gebouw bij vervreemding of buitengebruikstelling verplicht een deel van de gemeente verkregen vergoeding moet terugbetalen.

1

             

1

1

   

Besluit RVC's en regionaal zorgbudget.

1

1

     

7 lid 3

Betaling van het regionaal zorgbudget

De aangewezen school moet het zorgbudget verdelen en doorbetalen over de scholen in het samenwerkinsgverband.

1

1

           

1

     

Besluit trekkende bevolking WPO

1

       

A2

Afwijking van bepalingen en overeenkomstig van toepassing zijnde bepalingen van de WPO

Lid 1 Art 4 (leerlingenvervoer) is op deze scholen niet van toepassing, dit betekent dat deze school daar wel geld aan uit mag geven. In lid 2 is aangegeven dat art 29, art 45 lid 1 en 2 , art 138 en 182 van overeenkomstig van toepassing zijn. Evenals het kaderbesluit rechtspositie PO.

1

       

B16

Onderscheiding kosten materiële instandhouding

Geeft aan welke kosten van materiele instandhouding voor vergoeding in aanmerking komen.

1

       

B23 lid 1

Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken

Indien gebouwen terreinen of roerende zaken waarvoor een vergoeding is genoten geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken is het bevoegd gezag van een bijzondere school een bedrag aan het Rijk verschuldigd.

1

             

1

     

Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijs personeel primair onderwijs

1

       

4

Verlof wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid

Dit artikel geeft aan op welk gedeelte van bezoldiging recht bestaat bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Een hogere bezoldiging dan volgens het artikel is niet toegestaan.

1

       

9 lid 3

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Geeft aan dat de bezoldiging verminderd moet worden indien de betrokkene een uitkering ogv wet Arbeid en Zorg is toegekend, in dat geval is een volledige bezoldiging dus niet toegestaan.

1

       

13 lid 1

Inkomsten uit wenselijk geachte arbeid

Indien in kader van reintegratie wenselijk geachte arbeid wordt verricht voor derden dan worden de inkomsten van deze arbeid in mindering gebracht op de bezoldiging.

1

       

14

Geen aanspraak op bezoldiging

Dit artikel geeft aan dat als op basis van een geneeskundige verklaring sprake is van een bepaalde situatie geen recht op bezoldiging bestaat. In zo'n situatie is de bezoldiging onrechtmatig.

1

       

39

Aanspraken wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid na ontslag of beïndiging van de dienstbetrekking

In dit artikel wordt aangegeven welke bezoldiging en welke termijn bezoldiging moet plaatsvinden indien de persoon al ziek is voor ontslag. Ook wordt aangegeven dat aanspraken uit de ZW in mindering gebracht moeten worden.

1

       

43

Kosten ziekte en arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door de werkzaamheden

Dit artikel geeft aan in welke gevallen het bevoegd gezag kan besluiten geneeskundige kosten te dragen.Dit betekent voor de accountant dat als in zijn steekproef van de kosten geneeskundige kosten aanwezig zijn, deze rechtmatig zijn als het bevoegd gezag heeft aangegeven dat de ziekte en arbeidsongeschiktheid in overwegende mate is veroorzaakt door het werk. Indien dit niet het geval is is de uitgave van geneeskundige kosten voor een zieke of arbeidsongeschikte medewerker niet rechtmatig.

1

             

1

     

Kaderbesluit rechtspositie PO

1

       

gehele besluit

 

Regelt de beloningsstructuur en geeft tevens aan dat op onderdelen verder wordt geregeld door ministeriele regelingen.

1

             

1

     

De Inzet en salariering van 65-plussers in het primair onderwijs

1

       

gehele regeling

 

Regelt beloningsstructuur van 65 plussers.

1

             

1

     

Regeling formalisering bijlagen, verschillende berekeningswijzen en percentages in het Kaderbesluit rechtspositie PO

1

       

gehele regeling

 

Geeft nieuwe bedragen ten aanzien van de beloningsstructuur

1

             

1

1

   

Experimentenwet onderwijs

1

1

     

4 lid 1 en 3

 

In lid 1 en 3 wordt aangegeven dat regelen en onderwijswetten van toepassing zijn.

1

1

     

7d

 

Dit artikel geeft aan dat voor een leerling van een speciale school voor speciaal onderwijs etc art 4 WEC overeenkomstig van toepassing is. Dus ook hier leerlingvervoer taak van de Gemeente.

1

1

           

1

1

1

1

Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010

1

1

1

1

 

3 lid 2,3 en 4

Verplichtingen beleggen en belenen

In lid 2, 3 en 4 is aangegeven aan welke eisen beleggingen moeten voldoen.

1

1

1

1

       

1

     

Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2008–2011

1

       

6 lid 1 en 2

Verantwoording van de subsidie

Geeft aan dat subsidie uitsluitend besteed moet worden aan kosten die verbonden zijn aan activiteiten in art 2 en uiterlijk in 2011 besteed

1

             

1

1

1

 

Subsidieregeling dieptepilot voor de opleidingsschool en academische school 2005–2008

1

1

1

   

9 lid 1

Bestedingsverplichting

Geeft aan dat de subsidie uitsluitend aangewend mag worden ter dekking van uitgaven verbonden aan het goedgekeurde projectplan.

1

1

1

         

1

     

Subsidieregeling scholing overblijfmedewerkers 2007–2010

1

       

14 lid 2 en 4

Verantwoording

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt en aanwijzigingen voor de termijn van besteding

1

             

1

1

   

Regeling voor het verstrekken van stimuleringssubsidie Passend onderwijs 2008–2010

1

1

     

8 lid 10

Verlening, betaalbaarstelling en overige verplichtingen van de subsidieontvanger

Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

1

1

           

1

1

1

1

Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2011

1

1

1

1

 

30

Besteding subsidie (zij instroom)

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt.

1

1

1

1

       

1

     

Stimuleringsregeling educatie 2008–2009

1

       

8

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar 2009 besteed.

1

             

1

     

Subsidieregeling onderwijstijdverlenging basisonderwijs

1

       

13 lid 1 en 3

Financiële verantwoording

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventuele rentebaten als gevolg van vooruitbetaling dienen aan het project ten goede te komen.

1

             
 

1

   

Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)

 

1

     

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat vervoer van leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, een taak (en kosten) van de gemeente is, hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden. Dit geldt ook voor leerlingenvervoer voor andere dan in het artikel genoemde leerlingen.

 

1

     

6e lid 1

Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen

Het bevoegd gezag stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking. Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

 

1

     

86 lid 1

Bekostiging exploitatiekosten

Geeft aan waarvoor de bekostiging van de exploitatie wordt ontvangen.

 

1

     

96c.1

Bekostiging middelen door gemeente

Gemeente bekostigt aan BG van een andere dan een gemeentelijke school het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen mbt de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen. Hier mag dus geen Rijksbijdrage aan worden besteed.

 

1

     

99

Besteding bekostiging

Het artikel geeft aan waaraan de bekostiging besteed moet worden.

 

1

     

100

Contractactiviteiten

De bedragen en bekostiging, bedoeld in art. 99, worden niet aangewend voor contractactiviteiten

 

1

           
 

1

   

Bekostigingsbesluit W.V.O.

 

1

     

24

Voorschriften betreffende verrekening overschotten bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van scholen.

Alleen van toepassing bij opheffing of beeindiging, dan dient verrekening van exploitatie overschotten plaats te vinden.

 

1

           
 

1

1

 

Regeling tijdelijke subsidiëring experimenten leergang VMBO-MBO2 2008–2013

 

1

1

   

16 lid 2

Algemene waarborgen leerling aan leergang vmbo-mbo2

De subsidieontvanger stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking. Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

 

1

1

         
 

1

   

Regeling aanvullende bekostiging lokalen bètavakken havo/vwo

 

1

     

12 lid 1

Verantwoording

De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt.

 

1

           
 

1

1

 

Regeling doorontwikkeling praktijkonderwijs

 

1

1

   

art 5 lid 1 en 2

Verantwoording

De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in het jaar nadat deze is toegekend besteed.

 

1

1

         
 

1

1

1

Regeling praktijkleren en versterking primaire opleidingen groen onderwijs

 

1

1

1

 

12

 

….. Besteedt die bijdragen uitsluitend ten behoeve van het doel, …

         

13 lid 2

 

Indien een deel van de ontvangen aanvullende bijdrage in enig jaar niet is besteed aan het doel, bedoeld in art 2 dan wel art 8, mag dit deel binnen dat doel worden besteed in navolgende jaren.

 

1

1

1

       
 

1

1

 

Uitvoeringsregeling bestrijding voortijdig schoolverlaten en regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

 

1

1

   

24 lid 1

Besteding subsidie en verantwoording en controle

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De subsidie wordt uiterlijk in 2011 besteed.

 

1

1

         
   

1

 

Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)

   

1

   

1.2.1

Doelstellingen onderwijs

Alleen ten aanzien van het volgende aspect: educatie en beroepsonderwijs omvatten niet activiteiten op het niveau hoger onderwijs. Uitgaven voor hoger onderwijs zijn dus niet rechtmatig.

   

1

   

1.5.1

Aanspraak bekostiging KBB

Recht op bekostiging voor bij de wet opgedragen werkzaamheden voor zover niet verricht in het kader van dienstverlening.

   

1

   

2.2.1 lid 3 en 4

Rijksbijdrage beroepsonderwijs

Geeft aan waarvoor de bijdrage in de exploitatiekosten en in de huisvestingskosten ontvangen wordt.

   

1

   

2.5.3 lid 2

Jaarrekening

Alleen ten aanzien van het volgende aspect: Van niet doelmatige aanwending van de rijksbijdrage is in ieder geval sprake voorzover bedragen daaruit worden aangewend voor het op enigerlei wijze compenseren van de deelnemers of examendeelnemers voor les- en cursusgeld respectievelijk examengeld. Uitgaven hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

   

1

         
   

1

 

Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB)

   

1

   

5a.4 lid 1

Maximum-salaris voorzitter college van bestuur en centrale directie

Geeft maximum salarisschaal. Daarboven is dus niet rechtmatig.

   

1

         
   

1

 

Notitie helderheid in de bekostiging 2004

   

1

   

Thema 2

Investeren van publieke middelen in private activiteiten

Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden.

   

1

   

Thema 4

Les en cursusgeld niet betaald door de deelnemer zelf.

Zie ook WEB art 2.5.3 lid 2.

   

1

         
   

1

 

Regeling innovatiebox beroepsonderwijs 2006 tot en met 2009

   

1

   

3 lid 3, 4 en 5

Aanwending van de aanvullende vergoeding

lid 3: Een instelling besteedt de aanvullende vergoeding aan innovatie in overeenstemming met de afspraken, bedoeld in het eerste en tweede lid. Lid 4: Geeft aan in welke periode de middelen uiterlijk besteed moet worden. Later is dus niet rechtmatig. Lid 5: Een AOC besteedt het innovatiebudget dat voortvloeit uit de FES middelen alleen voor het beroepsonderwijs.

   

1

   

4a

Cofinanciering

De in 2007 en 2008 ontvangen FES-middelen kunnen door de instelling slechts besteed worden, indien minimaal 35% van de kosten, die zijn verbonden aan een doel, bedoeld in art 2 lid 4 aan cofinanciering wordt gerealiseerd.

   

1

   

9 lid 1

Financiele verantwoording

Lid 1: De aanvullende vergoeding en de FES middelen worden uitsluitend aangewend voor de doelen waarvoor zij zijn verstrekt.

   

1

         
   

1

 

Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010

   

1

   

14

Besteden overeenkomstig bestemming

Basissubsidie en speerpunten subsidie worden uitsluitend aangewend voor in artikelen omschreven doelen.

   

1

         
   

1

 

Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo

   

1

   

7

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar volgende op het jaar van verstrekking besteed.

   

1

         
     

1

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)

     

1

 

2.9 lid 1 en 5(lid 5 wordt lid 4 miv 1-9-2010)

Verslaglegging

lid 1 Rijksbijdrage mag niet besteed worden voor het op enigerlei wijze compenseren van studenten of extranei voor collegeld, examengeld, cursusgeld of wat de hogescholen betreft de bijdrage bedoeld in artikel 7.46, tweede lid, anders dan op grond van artikel 7.46, derde lid, artikel 7.51 of artikel 7.51a. en (m.i.v 1 september 2010) ook niet aan het uitvoeren van de procedure voor erkenning van verworven competenties

     

1

 

2.11 (vervalt per 1-9-2010)

Bijzondere bepaling universitaire eerstegraadslerarenopleidingen.

Het gedeelte van de rijksbijdrage dat wordt berekend op de wijze, bedoeld in artikel 2.5, lid 1 a, onderdeel a, wordt besteed aan het desbetreffende onderwijs.

     

1

 

2.12

Rijksbijdrage AZ

Doorbetaling, zie ook CP.

     

1

 

2.15 lid 15 (vervalt per 1-9-2010, maar zie ook art 18.76)

Waarborgfonds Hogescholen

Het fonds kan batig saldo uitkeren aan de instellingen. De instellingen besteden deze uitkeringen ten behoeve van de werkzaamheden van de instelling, waarvoor de rijksbijdrage wordt verstrekt.

     

1

 

7.43 lid 1, 2 en 4 (vervalt per 1-9-2010)

Collegeld voor voltijdse opleidingen

lid 1 geeft hoogte collegegeld (minder of meer is niet rechtmatig), lid 2 geeft minimaal collegeld aan (minder is niet rechtmatig), lid 4 geeft aan met welk bedrag jaarlijks verhoogd.

     

1

 

7.43 lid 1 (m.i.v. 1-9-2010)

Collegegeld verplichting

Lid 1 Elke student is wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld verschuldigd.

     

1

 

7.43a lid 1 en 3 (vervalt per 1-9-2010)

Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen in het studiejaar 2005-2006 en de volgende studiejaren

lid 1 geeft dat voor de hier genoemde opleidingen het collegegeld ten hoogste 5 maal het collegegeld in art 7.43 lid 1 mag bedragen (meer is dus niet rechtmatig), lid 3 geeft aan dat collegegeld in lid 1 in de plaats komt van collegegeld in art 7.43 lid 1(ook is dus niet rechtmatig)

     

1

 

7.44 lid 1 (vervalt per 1-9-2010)

Collegegeld voor deeltijdse en duale opleidingen

lid 1 collegegeld voor inschrijving voor een deeltijdse of duale opleiding bedraagt ten minste € 567,23 (minder is dus niet rechtmatig)

     

1

 

7.44 lid 1 (m.i.v 1-9-2010)

Examengeld verplichting

Lid 1 Een extraneus is voor elk studiejaar dat hij door het instellingsbestuur voor een opleiding is ingeschreven, aan de desbetreffende instelling examengeld verschuldigd.

     

1

 

7.45 lid 1 (vervalt per 1-9-2010)

Examengeld extraneus

Voor de inschrijving als extraneus is een door het instellingsbestuur vast te stellen examengeld verschuldigd.

     

1

 

7.45 lid 1, 3, 4, 5 en 6 (m.i.v. 1-9-2010)

Wettelijk collegegeld

Geeft aan voor welke studenten in welke omstandigheden hoeveel wettelijk collegegeld verschuldigd is.

     

1

 

7.46 lid 1 t/m 5 (m.i.v. 1-9-2010)

Instellingscollegegeld

Geeft aan voor welke studenten en op welke wijze het instellingscollegegeld verschuldigd is.

     

1

 

7.48

Vermindering en vrijstelling collegegeld

Geeft aan in welke gevallen vermindering of vrijstelling van het wettelijke collegegeld is toegestaan. Alleen in de in dit artikel genoemde gevallen is vermindering toegestaan.

     

1

 

7.49 (vervalt per 1-9-2010)

Terugbetaling wettelijk collegegeld

Geeft aan in welke gevallen terugbetaling van het wettelijke collegegeld is toegestaan. Alleen in de in dit artikel genoemde gevallen is terugbetaling toegestaan.

     

1

 

7.49 (m.i.v. 1-9-2010)

Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen in het studiejaar 2005-2006

lid 1 geeft dat voor de hier genoemde opleidingen het collegegeld ten hoogste 5 maal het collegegeld in art 7.45 lid 3 mag bedragen (meer is dus niet rechtmatig), lid 3 geeft aan dat collegegeld in lid 1 in de plaats komt van collegegeld in art 7.45 lid 3.

     

1

 

7.49a (vervalt per 1-9-2010)

Terugbetaling collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen

Geeft aan in welke gevallen terugbetaling van het collegegeld (uit art 7.43 a ) is toegestaan. Alleen in de in dit artikel genoemde gevallen is terugbetaling toegestaan.

     

1

 

7.50 lid 1 en 2 (vervalt per 1-9-2010)

Cursusgeld Open Universiteit

lid 1 vaststelling van verschuldigd cursusgeld, lid 2 regeling tbv gedeeltelijke vrijstelling tbv personen met beperkte draagkracht.

     

1

 

7.51 lid 1, 2, 4 en 6 (vervalt per 1-9-2010)

Financiele ondersteuning studenten (afstudeerfonds)

Lid 1 en 2 geven voorwaarden waaraan studenten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor ondersteuning, lid 4 geeft aan wat de omvang van de ondersteuning moet zijn, lid 6 geeft aan inwelke gevallen een hogere aanspraak voor de student van toepassing is en dus rechtmatig is.

     

1

 

7.51 lid 1, 2, 3, 6 en 7 (per 1-9-2010)

Profilieringsfonds

Lid 1, 2 en 3 geven aan voor welke studenten en omstandigheden het instellingsbestuur financiele voorzieningen tbv financiele ondersteuning aan studenten kan geven. Lid 6 geeft aan in welke gevallen O.M. een voorziening treft (uitgaven van het instellingsbestuur aan deze categorie zijn dus onrechtmatig). Lid 7 geeft aan in welke gevallen een ruimere ondersteuning is toegestaan.

     

1

 

7.51a (vervalt per 1-9-2010)

Financiele ondersteuning studenten (studiefonds)

lid 1 en 2 geven aan onder welke omstandigheden een ho of universiteit een financiele bijdrage aan een student mag doen. In andere gevallen is dat dus niet rechtmatig.

     

1

 

9.3 lid 1

Samenstelling CvB en rechtspositie leden

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de rector magnificus van de universiteit. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

     

1

 

10.2 lid 1 (m.i.v. 1-9-2010)

College van bestuur

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

     

1

 

11.2 lid 1

Samenstelling CvB en rechtspositie leden

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

     

1

 

17.2 (vervalt m.i.v. 1-9-2010)

Afwijking art 7.43

afwijking art 7.43

     

1

 

17.3 (vervalt m.i.v. 1-9-2010)

Afwijking art 7.51

afwijking art 7.51

     

1

 

17.10

Aanvullende afstudeersteun voor tempobeurs studenten

aanvulling op art 7.51

     

1

 

18.76 (m.i.v. 1-9-2010)

Toepassing vervallen bepalingen waarborgfonds hogescholen

stelt dat artikel 2.15 nog van toepassing blijft tot een nader te bepalen tijdstip

     

1

       
     

1

Uitvoeringsbesluit WHW 2008

     

1

 

2.2 lid 1 en 2 (m.i.v. 1-9-2010)

Omvang collegegeld

Geeft bedragen artikel 7.45 lid 4 en lid 7

     

1

 

2.3 (m.i.v. 1-9-2010)

Uitbreiding categorie studenten wettelijk collegegeld

Ook voor studenten aan deze opleidingen is wettelijk collegegeld verschuldigd.

     

1

 

2.4 (m.i.v. 1-9-2010)

Administratiekosten gespreide inning collegegeld

Geeft bedrag bedoeld in artikel 7.47 van de wet, bedraagt € 24.

     

1

 

6.4 lid 3

Tegemoetkomingen aan de raad van Toezicht

Tegemoetkoming wordt verminderd bij aanvang of beeindiging in de loop van een kalender jaar.

     

1

       
     

1

Besluit rechtspositie leden van centrale directies en colleges van bestuur van hogescholen

     

1

 

3 lid 1

Bezoldiging

salaris maximaal schaal 18 BBRA

     

1

 

3 lid 2

Bezoldiging

er kan een toelage worden toegekend bij een aanstelling < 4 jaar

     

1

       
     

1

Regeling Financiën HO

     

1

 

9

Vaststelling collegegeld

Bepaalt het wettelijke collegegeld voor 2010-2011 en 2011-2012 (versie voor 1 september 2010 bepaalt dit voor 2009-2010).

     

1

 

14a

Toelage Raad van Toezicht

In dit artikel worden de hoogte van de tegemoetkomingen aan de leden en vz van de RvT bepaald. Hoger is dus niet rechtmatig.

     

1

       
     

1

Besluit rechtspositie leden van colleges van bestuur van openbare universiteiten

     

1

 

3 lid 1

Bezoldiging

Salaris max. Schaal 18 BBBR

     

1

 

3 lid 2

Bezoldiging

Mogelijkheid van toelage

     

1

       
     

1

Besluit decentralisatie arbeidsvoorwaardenvorming academische ziekenhuizen

     

1

 

5 lid 1 en 2

Bezoldiging

lid 1 lid RvB salaris overeenkomstig bijlage van dit besluit, lid 2 tevens vz RvB max sal en toelage van 10%

     

1

       
     

1

Tractaat Nederland–Vlaanderen

     

1

 

5

 

Bepaalt dat Nederland via de Universiteit Maastricht de middelen aan de TUL beschikbaar stelt. Er bestaat dus een doorbetalingsverplichting van de UM aan de TUL van deze rijksbijdrage.

     

1

 

8 lid 2

 

De TUL stelt de hoogte van het collegegeld vast overeenkomstig de WHW

     

1

       
     

1

Notities helderheid (2003, de aanvulling in 2004 en de nadere toelichting in 2005 aan de TK)

     

1

 

Thema 2

Investeren van publieke middelen in private activiteiten

Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden.

     

1

 

Thema 5

Collegegeld niet betaald door de student zelf

Zie ook WHW art 2.9 lid 1

     

1

       
     

1

Subsidieregeling regionale samenwerkingsverbanden en landelijke expertisecentra lerarenopleidingen 2006–2008

     

1

 

22 lid 1 en 2

Lagere vaststelling subsidie

Lid 1 De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Lid 2 De subsidie wordt uiterlijk voor 1 juli 2010 besteed.

     

1

       
     

1

Regeling LNV-subsidies

     

1

 

1:15

Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

Geeft aan welke kosten niet of onder voorwaarden wel subsidiabel zijn.

     

1

 

4a:9

Subsidiabel kosten

Geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking komen.

     

1

       

1

1

1

1

Stimuleringsregeling Krachtig Meesterschap

1

1

1

1

 

25

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De subsidie dient uitgegeven te zijn aan het einde van het tijdsvak waarin de subsidie wordt verstrekt zoals vastgesteld in artikel 15.1 en 15.2.

1

1

1

1

       
 

1

1

 

Tijdelijke subsidieregeling plusvoorzieningen overbelaste jongeren

 

1

1

   

7

Bestedingswijze

Lid 1: De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Lid 2: De subsidie wordt voor 1 januari 2012 besteed. Lid 3: Geeft aan welk bedrag aan beheerskosten maximaal subsidiabel is.

 

1

1

         
 

1

   

Regeling aanvullende bekostiging energie zuinigheid en binnenmilieu 2009–2010

 

1

     

12 lid 1 en 3

Verantwoording

Lid 1: De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Lid 3: De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk op 4 september 2011 besteed.

 

1

           
   

1

 

Tijdelijke regeling stageoffensief

   

1

   

8 lid 1 en 2

Verantwoording kbb

Lid 1: De bijdragen voor de kbb worden uitsluitend aangewend voor de in deze regeling omschreven doelen. Lid 2: Middelen die op 1 januari 2011 niet zijn besteed aan de activiteiten, bedoeld in art 3, worden teruggevorderd.

   

1

         
   

1

 

Regeling intensivering Nederlandse taal en rekenen mbo

   

1

   

9

Besteding aanvullende bekostiging

De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen na afloop van de looptijd van de aanvullende bekostiging zullen worden teruggevorderd. De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in het jaar 2013 besteed.

   

1

         

1

1

   

Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met pakketmaatregel AWBZ 2009

1

1

     

6

Uitvoeringskosten

Maximaal 15% van de toegekende aanvullende middelen wordt door het rec aangewend voor de uitvoeringskosten van deze regeling.

1

1

     

8 lid 1 en 3

Vaststelling en financiele verantwoording

Lid 1: De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Niet bestede middelen worden na afloop van de looptijd van de aanvullende bekostiging teruggevorderd.Lid 3: De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in het kalenderjaar 2012 besteed.

1

1

           
 

1

1

 

Les en cursusgeldwet

 

1

1

   

6 lid 1

Algemene bepaling en nadere regeling cursusgeld

Lid 1 Cursusgeld is verschuldigd ter zake van het volgen van uit de openbare kas bekostigd onderwijs aan cursussen.

 

1

1

         

1

1

   

Regeling InnovatieImpuls Onderwijs

1

1

     

10

Subsidiabele projectkosten

In dit artikel is aangegeven welke kosten wel en niet subsidiabel zijn.

1

1

     

29 lid 2

Besteding subsidie

Lid 2: … uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt…. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar 2014 besteed.

1

1

           
     

1

Regeling Siriusprogramma 2010

     

1

 

19

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. … De subsidie wordt uiterlijk in 2014 besteed.

     

1

       
  1. De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening, jaarverslag en overige gegevens, zoals bedoeld in artikel 1, lid c van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. ^ [1]
  2. Opnemen in de verklaring hetgeen van toepassing is op het betreffende bestuur. ^ [2]
  3. Indien niet wordt voldaan aan de WOPT/RJ660.306 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel. ^ [3]
  4. Opnemen in de verklaring hetgeen van toepassing is op het betreffende College. ^ [4]
  5. Indien niet wordt voldaan aan de WOPT/RJ660.306 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel. ^ [5]
  6. Indien niet wordt voldaan aan de WOPT/RJ660.306 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel. ^ [6]
  7. Indien niet wordt voldaan aan de WOPT/RJ660.306 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel. ^ [7]
  8. Indien niet wordt voldaan aan de WOPT/RJ660.306 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel. ^ [8]
  9. Indien niet wordt voldaan aan de WOPT/RJ660.306 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel. ^ [9]
  10. Indien niet wordt voldaan aan de WOPT/RJ660.306 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel. ^ [10]
  11. Indien niet wordt voldaan aan de WOPT/RJ660.306 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel. ^ [11]
  12. = passage tussen haakjes opnemen als de instellingsaccount correcties heeft aangebracht en de opgave(n) derhalve dienen te worden meegezonden. ^ [12]
  13. = passage tussen haakjes opnemen als de instellingsaccount correcties heeft aangebracht en de opgave(n) derhalve dienen te worden meegezonden. ^ [13]
  14. = passage tussen haakjes opnemen als de instellingsaccount correcties heeft aangebracht en de opgave(n) derhalve dienen te worden meegezonden. ^ [14]
  15. Hieronder valt ook de bevoegde intern accountant. ^ [15]
  16. en de overige bij de FSR betrokken departementen. De FSR en controleverklaring worden (single information) door de instelling verzonden aan OCW en door OCW beschikbaar gesteld aan de overige betrokken departementen. ^ [16]
  17. en de overige bij de FSR betrokken departementen. De FSR en controleverklaring worden (single information) door de instelling verzonden aan OCW en door OCW beschikbaar gesteld aan de overige betrokken departementen. ^ [17]