2.2.3. Afwijking van de in deze richtlijn aangegeven tarieven
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Berekening van bepaalde transactie- en geldboetetarieven
De strafbeschikking in relatie tot artikel 8 WVW 1994 en de overige feitgecodeerde zaken (uitgezonderd de feitgecodeerde misdrijven die
geen overtreding van artikel 8 WVW 1994 betreffen, de feitcodes G100a en G100b en
de feitgecodeerde zaken die betrekking hebben op overtreding van artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen) die niet op kenteken zijn geconstateerd, kan naast een (kale) geldboete ook een
ontzegging van de rijbevoegdheid omvatten. Tevens kan in deze strafbeschikking de
maatregel onttrekking aan het verkeer worden opgelegd en/of kunnen aan de verdachte
aanwijzingen worden gegeven die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag
zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
In deze richtlijn zijn tarieven afhankelijk gesteld van de zwaarte van de overtreding.
Verder zijn bijvoorbeeld voor de overtreding van de voorschriften ten aanzien van
de remvertraging van motorvoertuigen tarieven vastgesteld naar de mate waarin deze
voorschriften zijn overschreden. Voorts is in de bijlage met OM-feiten bij enkele
overtredingen een minimumtarief vermeld. De ernst van de gepleegde overtreding kan
dan tot uitdrukking worden gebracht met inachtneming van de bedoelde tarieven.
Het OM mag afwijken binnen de wettelijke strafmaxima van de tarieven van de OM-transactie,
de OM-strafbeschikking en/of eis ter zitting. Dat kan zowel naar beneden als naar
boven, al naar gelang de omstandigheden daartoe aanleiding geven.
De feitomschrijvingen met bijhorende tarieven bij de zogeheten OM-feiten in de bijlage
bij deze richtlijn, zien toe op strafbare feiten die voor afdoening via een OM-transactie
of OM-strafbeschikking in aanmerking komen.
Politiestrafbeschikking/politietransactie/OM-transactie/OM-strafbeschikking
Voor de feiten uit de bijlage bij het Besluit OM-afdoening c.q. het Transactiebesluit 1994 waarvoor de (buitengewoon) opsporingsambtenaar opsporingsbevoegdheid heeft, zijn
de tarieven door het College van Procureurs-generaal vastgesteld. Het staat de opsporingsambtenaar
derhalve niet vrij een ander transactievoorstel te doen of een ander tarief te hanteren
in de aankondiging van de politiestrafbeschikking.
Cumulatie van overtredingen
Bij cumulatie van overtredingen verdient het aanbeveling bij de vaststelling van de
tarieven rekening te houden met de draagkracht van de verdachte/bestrafte.
Minderjarigen
Aan de minderjarige die wordt verdacht van het plegen van een feitgecodeerd feit (uitgezonderd
de feitgecodeerde misdrijven) die niet op kenteken is geconstateerd, kan een strafbeschikking
worden uitgevaardigd.
Parallel aan hetgeen in de WAHV is vastgelegd, geldt dat ten aanzien van minderjarigen van 12 tot 16 jaar de vastgestelde
tarieven worden gehalveerd met een afronding op hele euro’s naar boven. Voor minderjarigen
van 16 tot 18 jaar gelden in beginsel dezelfde tarieven als voor meerderjarigen.
Artikel 489, lid 1 aanhef en onder b Sv bepaalt dat bij het uitvaardigen van een strafbeschikking van meer dan € 115, aan
de minderjarige verdachte een raadsman moet worden toegevoegd. Deze bepaling is gewijzigd
bij inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening, maar geldt voor transacties nog steeds zoals de bepaling luidde voor de Wet OM-afdoening.Om deze reden wordt – analoog aan artikel 489 lid 1, aanhef en onder b Sv – door het
CJIB geen politie- of OM-transactie verzonden als het transactiebedrag meer dan € 115
bedraagt. Deze zaken worden voor beoordeling naar het betreffende parket verzonden.
Inbeslagneming
Ook indien er sprake is van beslag kan in de in deze richtlijn beschreven gevallen
een strafbeschikking worden uitgevaardigd.
De officier van justitie kan met betrekking tot beslag de maatregel onttrekking aan
het verkeer (artikel 257a, tweede lid, onder c, Sv) opleggen. Daarnaast kan de officier van justitie op grond van artikel 257a, derde
lid, Sv, aan de verdachte aanwijzingen geven die kunnen inhouden: afstand van voorwerpen
die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking
aan het verkeer.
Op grond van artikel 116 Sv zijn opsporingsambtenaren onder bepaalde voorwaarden bevoegd tot inbeslagneming van
voorwerpen. Bij de zaken die onder de OM-afdoening vallen zal in de regel sprake zijn
van ontdekking op heterdaad. Niet alleen opsporingsambtenaren in dienst van de politie
zullen voorwerpen in beslag nemen. Ook buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst
van of werkzaam voor bestuursorganen kunnen voorwerpen in beslag nemen. De hulpofficier
van justitie is op grond van artikel 116 Sv bevoegd onder bepaalde voorwaarden een
juridische eindbeslissing over het beslag te nemen.
Als de hulpofficier van justitie een juridische eindbeslissingover het beslag heeft genomen, wordt dit als afgehandeld beschouwd en kan de feitgecodeerde
zaak als ‘zaak zonder beslag’ bij het CJIB worden aangeboden. Op de combibon vermeldt
de opsporingsambtenaar onder ‘opmerking verbalisant’ zijn bevindingen met betrekking
tot de afdoening van het beslag door de hulpofficier van justitie. Als er geen sprake
is van een contra-indicatie verzendt het CJIB bij politiestrafbeschikkingsfeiten volgens
de gebruikelijke werkwijze een strafbeschikking namens de (buitengewoon) opsporingsambtenaar.
In de gevallen waarin door de hulpofficier van justitie geen juridische eindbeslissing
over het beslag is genomen, wordt de zaak met vermelding van het beslag aangeboden
bij het CJIB. Het CJIB zal daarop bij de opsporingsinstantie op het proces-verbaal
(waarbij in elk geval de geactualiseerde KVI moet zijn gevoegd) opvragen. Na ontvangst
van het proces-verbaal draagt het CJIB de zaak aan de CVOM over voor een inhoudelijke
beoordeling en een beslissing over de juridische bestemming van het beslag.