Belastingregeling voor het land Nederland

Geraadpleegd op 27-11-2024.
Geldend van 05-03-2011 t/m heden

Besluit van 26 februari 2011 tot vaststelling van het besluit voorkoming dubbele belasting tussen de belastingstelsels van het in Europa gelegen deel van het land Nederland en het in het Caribische gebied gelegen deel van het land Nederland (Belastingregeling voor het land Nederland)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 17 november 2010, nr. AFP 2010/556;

Gelet op artikel 8.121 van de Belastingwet BES en artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 december 2010, nr. W06.10.0528/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 10 februari 2011, nr. AFP 2010/679 U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit besluit, tenzij de context anders vereist:

  • a. betekent de uitdrukking heffingsgebieden: Nederland en de BES eilanden;

  • b. betekent de uitdrukking heffingsgebied: Nederland of de BES eilanden al naar de context vereist;

  • c. betekent de uitdrukking Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, met inbegrip van de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voor zover deze grenst aan de territoriale zee in Nederland;

  • d. betekent de uitdrukking BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;

  • e. betekent de uitdrukking persoon: een natuurlijk persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

  • f. betekent de uitdrukking lichaam: elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

  • g. is de uitdrukking onderneming van toepassing op de uitoefening van een bedrijf;

  • h. omvat de uitdrukking uitoefening van een bedrijf mede de uitoefening van een vrij beroep en van andere werkzaamheden van zelfstandige aard;

  • i. betekenen de uitdrukkingen onderneming van een van de heffingsgebieden en onderneming van het andere heffingsgebied: een onderneming gedreven door een inwoner van Nederland of van de BES eilanden onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van het andere heffingsgebied;

  • j. betekent de uitdrukking internationaal verkeer: alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming van een van de heffingsgebieden, behalve wanneer het schip of het luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die binnen één heffingsgebied zijn gelegen;

  • k. betekent de uitdrukking pensioenfonds: een fonds dat als zodanig is erkend en onder toezicht staat volgens de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn in het heffingsgebied waarvan het fonds inwoner is;

  • l. betekent de uitdrukking Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden.

Artikel 1.2. Toepassingsbereik

Dit besluit is van toepassing op personen die inwoner zijn van Nederland of van de BES eilanden.

Artikel 1.3. Belastingen waarop het besluit van toepassing is

Dit besluit is van toepassing op:

  • a. in Nederland:

    • 1°. de inkomstenbelasting;

    • 2°. de loonbelasting;

    • 3°. de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de Regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet;

    • 4°. de dividendbelasting;

  • b. op de BES eilanden:

    • 1°. de inkomstenbelasting;

    • 2°. de loonbelasting;

    • 3°. de vastgoedbelasting;

    • 4°. de opbrengstbelasting;

    • 5°. het aandeel van de Regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnwet BES, het Mijnbesluit BES of de Petroleumwet Saba Bank BES.

Artikel 1.4. Inwoner

  • 1 Voor de toepassing van dit besluit betekent de uitdrukking «inwoner van een heffingsgebied»:

    • a. een inwoner van Nederland of een inwoner van de BES eilanden, of

    • b. het heffingsgebied zelf, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

  • 4 Indien een natuurlijk persoon ingevolge het eerste tot en met het derde lid inwoner van beide heffingsgebieden is, wordt zijn woonplaats op de volgende wijze bepaald:

    • a. hij wordt geacht alleen inwoner te zijn van het heffingsgebied waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide heffingsgebieden een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van dat heffingsgebied waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

    • b. indien niet kan worden bepaald in welk heffingsgebied hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de heffingsgebieden een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van het heffingsgebied waar hij gewoonlijk verblijft.

  • 5 Indien een lichaam ingevolge het eerste tot en met het derde lid inwoner is van beide heffingsgebieden, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van het heffingsgebied waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

  • 6 Niettegenstaande het tweede en het derde lid wordt een lichaam dat ingevolge het toepasselijke recht in een heffingsgebied inwoner is van dat heffingsgebied voor de uitvoering van dit besluit niet behandeld als inwoner van dat heffingsgebied indien het ingevolge een wederkerige regeling ter voorkoming van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen tussen dat heffingsgebied en een derde land wordt behandeld als inwoner van dat derde land.

Artikel 1.5. Vaste inrichting

  • 1 Voor de toepassing van dit besluit betekent de uitdrukking vaste inrichting een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

  • 2 De uitdrukking vaste inrichting omvat in het bijzonder:

    • a. een plaats waar leiding wordt gegeven;

    • b. een filiaal;

    • c. een kantoor;

    • d. een fabriek;

    • e. een werkplaats;

    • f. een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

  • 3 De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur ervan twaalf maanden overschrijdt.

  • 4 Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een onderneming van een van de heffingsgebieden die in het andere heffingsgebied gedurende een periode van ten minste 30 dagen in enig tijdvak van twaalf maanden werkzaamheden verricht in verband met de exploratie of exploitatie van de in dat heffingsgebied gelegen zeebodem of enig gebied boven of onder die zeebodem en hun natuurlijke rijkdommen geacht ter zake van de desbetreffende werkzaamheden in dat heffingsgebied een bedrijf uit te oefenen met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. De eerste volzin vindt evenwel geen toepassing op:

    • a. een van de activiteiten als bedoeld in het zesde lid;

    • b. sleep- of ankerwerkzaamheden door schepen die in de eerste plaats voor dat doel zijn ontworpen alsmede andere door zulke schepen verrichte activiteiten;

    • c. het vervoer van voorraden of personeel door schepen of luchtvaartuigen in het internationale verkeer.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid wordt:

    • a. indien een onderneming is gelieerd aan een andere onderneming, welke andere onderneming als onderdeel van hetzelfde project dezelfde werkzaamheden voortzet die worden of werden uitgevoerd door de eerstbedoelde onderneming, en de hiervoor bedoelde door beide ondernemingen verrichte werkzaamheden bij elkaar opgeteld een tijdvak van ten minste 30 dagen beslaan, iedere onderneming geacht haar werkzaamheden te verrichten gedurende een tijdvak dat ten minste 30 dagen in een tijdvak van twaalf maanden beslaat;

    • b. een onderneming geacht gelieerd te zijn aan een andere onderneming indien de ene onderneming onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van de andere onderneming bezit of indien een persoon onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van beide ondernemingen bezit.

  • 6 Niettegenstaande de voorgaande leden wordt de uitdrukking vaste inrichting geacht niet te omvatten:

    • a. het gebruikmaken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

    • b. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;

    • c. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;

    • d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

    • e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

    • f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a tot en met e genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.

  • 7 Indien een persoon – niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie het achtste lid van toepassing is – voor een onderneming werkzaam is en in een van de heffingsgebieden een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en het tweede lid, geacht een vaste inrichting in dat heffingsgebied te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in het zesde lid vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden bestempelen ingevolge de bepalingen van dat lid.

  • 8 Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een van de heffingsgebieden te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.

  • 9 De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de heffingsgebieden een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van het andere heffingsgebied of dat in het andere heffingsgebied zaken doet, hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze, bestempelt één van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere lichaam.

Hoofdstuk II. Belastingheffing naar het inkomen

Artikel 2.1. Inkomsten uit onroerende zaken

  • 2 De uitdrukking onroerende zaken heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van het heffingsgebied waar de desbetreffende zaken zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende zaken behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende zaken en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen. Schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende zaken beschouwd.

  • 3 Rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen, daaronder begrepen rechten op belangen bij, of voordelen uit, vermogensbestanddelen die voortvloeien uit de exploratie of exploitatie, worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in het heffingsgebied op wiens zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben. Deze rechten worden voor de toepassing van de artikelen 1.5, 2.2 en 2.5 geacht te behoren tot de activa van een vaste inrichting in dat heffingsgebied.

  • 4 Het eerste lid is van toepassing op inkomsten verkregen uit het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende zaken.

  • 5 De bepalingen van het eerste en vierde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende zaken van een onderneming.

Artikel 2.2. Winst uit onderneming

  • 1 Winst van een onderneming van een van de heffingsgebieden is slechts belastbaar volgens de in dat heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving, tenzij de onderneming in het andere heffingsgebied haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de overeenkomstig het tweede lid aan de vaste inrichting toerekenbare winst in het andere heffingsgebied worden belast volgens de aldaar toepasselijke belastingwetgeving.

  • 2 Voor toepassing van dit artikel en artikel 3.1 is de in een van de heffingsgebieden aan de vaste inrichting toerekenbare winst, bedoeld in het eerste lid, de winst die de vaste inrichting geacht zou worden te kunnen behalen – in het bijzonder bij haar handelen met andere onderdelen van de onderneming – indien zij een zelfstandige en onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden, hierbij in aanmerking nemende de door de onderneming door middel van de vaste inrichting en andere delen van de onderneming uitgeoefende functies, gebruikte activa en gelopen risico’s.

  • 3 Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van dit besluit worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 2.3. Zee- en luchtvaart

  • 1 Winst verkregen door een onderneming van een van de heffingsgebieden uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in het internationale verkeer is slechts belastbaar volgens de in dat heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving.

  • 2 Het eerste lid is ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal opererend agentschap.

Artikel 2.4. Dividenden

  • 1 Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een van de heffingsgebieden aan een inwoner van het andere heffingsgebied mogen volgens de in dat andere heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving worden belast.

  • 2 Deze dividenden mogen echter ook worden belast volgens de toepasselijke belastingwetgeving in het heffingsgebied waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is.

  • 3 Niettegenstaande het tweede lid, zijn dividenden vrijgesteld van belasting in Nederland indien het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is van Nederland en de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een pensioenfonds is dat inwoner is van de BES eilanden.

  • 4 Niettegenstaande het tweede lid, mogen de door een lichaam betaalde dividenden niet worden belast volgens de toepasselijke belastingwetgeving in Nederland, indien dit lichaam inwoner is van Nederland en de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een lichaam is waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld, dat inwoner is van de BES eilanden en dat onmiddellijk ten minste 10 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt.

  • 5 Onze Minister van Financiën stelt vast onder welke voorwaarden de vermindering op basis van dit artikel via een teruggaaf dan wel via een vrijstelling wordt verleend.

  • 6 Het derde en vierde lid laten onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

  • 7 De uitdrukking dividenden, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten die aanspraak geven op een aandeel in de winst alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die volgens de wetgeving van het heffingsgebied waarvan het uitkerende lichaam inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. De uitdrukking dividenden omvat mede hetgeen bij het inkopen van aandelen door, of bij de liquidatie van, een lichaam wordt uitgekeerd boven het gemiddeld op desbetreffende aandelen gestorte kapitaal en de opbrengst, bedoeld in artikel 5.4 van de Belastingwet BES.

  • 8 Het eerste, tweede en vierde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijke gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een van de heffingsgebieden, in het andere heffingsgebied waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald aan die vaste inrichting is toe te rekenen. In dat geval is artikel 2.2 van toepassing.

  • 9 Dividenden en uitkeringen op winstbewijzen betaald door een lichaam dat inwoner is van een van de heffingsgebieden, daarbij dit besluit buiten beschouwing latend, aan een natuurlijke persoon die inwoner is van het andere heffingsgebied en die bij emigratie uit het eerstgenoemde heffingsgebied is belast ter zake van de waardeaangroei van vermogen als bedoeld in artikel 2.5, vijfde lid, mogen ook worden belast overeenkomstig de in het eerstgenoemde heffingsgebied toepasselijke wetgeving, maar slechts voor een periode van tien jaar na emigratie van de natuurlijke persoon. Deze bepaling geldt slechts zolang er van de aanslag, bedoeld in artikel 2.5, vijfde lid, nog een bedrag openstaat.

Artikel 2.5. Vermogenswinsten

  • 1 Voordelen die een inwoner van een van de heffingsgebieden verkrijgt uit de vervreemding van onroerende zaken, bedoeld in artikel 2.1, die in het andere heffingsgebied zijn gelegen, mogen volgens de in dat andere heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving worden belast. Niettegenstaande de vorige volzin zijn voordelen die een lichaam, dat ingevolge artikel 5.2 van de Belastingwet BES wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd, verkrijgt uit de vervreemding van onroerende zaken als bedoeld in artikel 3.1, die op de BES eilanden zijn gelegen, slechts belastbaar volgens de in Nederland toepasselijke belastingwetgeving.

  • 2 Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de heffingsgebieden in het andere heffingsgebied heeft, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting alleen of tezamen met de gehele onderneming, mogen volgens de in dat andere heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving worden belast.

  • 3 Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar volgens de toepasselijke belastingwetgeving in het heffingsgebied waarvan de persoon die de onderneming drijft inwoner is.

  • 4 Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in het eerste, tweede en derde lid, zijn slechts belastbaar volgens de in het heffingsgebied waarvan de vervreemder inwoner is toepasselijke belastingwetgeving.

  • 5 Ingeval een natuurlijke persoon inwoner was van een van de heffingsgebieden en inwoner is geworden van het andere heffingsgebied, verhindert de bepaling van het vierde lid niet dat overeenkomstig de in het eerstgenoemde heffingsgebied geldende wetgeving belasting mag worden geheven over de waardeaangroei van aandelen, winstbewijzen, koopopties en vruchtgebruik op aandelen en winstbewijzen in en schuldvorderingen op een lichaam die is ontstaan gedurende de periode van inwonerschap van de natuurlijke persoon in het eerstgenoemde heffingsgebied. De eerste volzin geldt alleen in situaties waarin aan de natuurlijke persoon een aanslag is opgelegd ter zake van de bij diens emigratie uit het eerstgenoemde heffingsgebied aangenomen vervreemding van de in dit artikellid bedoelde aandelen, winstbewijzen, koopopties, vruchtgebruik en schuldvorderingen, zolang er van deze aanslag nog een bedrag openstaat. Ingeval volgens de in het eerstgenoemde heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving de waardeaangroei overeenkomstig de eerste en tweede volzin is belast, zal deze waardeaangroei niet worden opgenomen in de heffingsgrondslag bij een latere bepaling van de waarde van het vermogen voor de in het andere heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving.

Artikel 2.6. Inkomsten uit dienstbetrekking

  • 1 Onder voorbehoud van de artikelen 2.7, 2.9, 2.10 en 2.11 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een van de heffingsgebieden ter zake van een dienstbetrekking slechts volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat heffingsgebied belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in het andere heffingsgebied wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat andere heffingsgebied worden belast.

  • 2 Niettegenstaande het eerste lid is een beloning verkregen door een inwoner van een heffingsgebied ter zake van een in het andere heffingsgebied uitgeoefende dienstbetrekking slechts volgens de toepasselijke belastingwetgeving in het eerstbedoelde heffingsgebied belastbaar, indien:

    • a. de genieter in het andere heffingsgebied verblijft gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het desbetreffende belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaat onderscheidenlijk gaan;

    • b. de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van het andere heffingsgebied is, en

    • c. de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die de werkgever in het andere heffingsgebied heeft.

  • 3 Niettegenstaande het eerste en tweede lid is de beloning verkregen door een inwoner van een van de heffingsgebieden ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in het internationale verkeer wordt geëxploiteerd, slechts volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat heffingsgebied belastbaar.

Artikel 2.7. Bestuurders- en commissarissenbeloningen

Beloningen verkregen door een inwoner van een van de heffingsgebieden in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer, van bestuurder of van commissaris van een lichaam dat inwoner is van het andere heffingsgebied mogen volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat andere heffingsgebied worden belast.

Artikel 2.8. Artiesten en sportbeoefenaars

  • 1 Niettegenstaande de artikelen 2.2 en 2.6 mogen voordelen of inkomsten die een inwoner van een van de heffingsgebieden verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in het andere heffingsgebied verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat andere heffingsgebied worden belast.

  • 2 Indien voordelen of inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de artikelen 2.2 en 2.6, worden belast volgens de toepasselijke belastingwetgeving in het heffingsgebied waarin de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.

Artikel 2.9. Pensioenen, lijfrenten, sociale zekerheidsuitkeringen en alimentatie-uitkeringen

  • 1 Onder voorbehoud van artikel 2.10, eerste lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen alsmede lijfrenten betaald aan een inwoner van een van de heffingsgebieden slechts belastbaar volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat heffingsgebied. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen krachtens de bepalingen van een sociaalzekerheidsstelsel van een van de heffingsgebieden betaald aan een inwoner van het andere heffingsgebied zijn slechts belastbaar volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat andere heffingsgebied.

  • 2 Niettegenstaande het eerste lid, mag, indien een pensioen of een andere soortgelijke beloning geen periodiek karakter draagt en uitbetaling plaatsvindt voor de datum waarop het pensioen of de andere soortgelijke beloning ingaat, of indien in plaats van een recht op lijfrente voor de datum waarop de lijfrente ingaat een afkoopsom wordt betaald, deze betaling onderscheidenlijk de afkoopsom, ook worden belast volgens de toepasselijke belastingwetgeving in het heffingsgebied waaruit deze afkomstig is.

  • 3 Een pensioen of andere soortgelijke beloning of een lijfrente wordt geacht afkomstig te zijn uit een van de heffingsgebieden voor zover de met deze beloningen, onderscheidenlijk lijfrente, samenhangende bijdragen aan de pensioenregeling, onderscheidenlijk aan de verzekeringsmaatschappij, dan wel de aanspraak op deze beloningen onderscheidenlijk lijfrente volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat heffingsgebied in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale faciliëring. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het heffingsgebied de BES eilanden tevens verstaan het voormalige land de Nederlandse Antillen. De overdracht van een pensioen of andere soortgelijke beloning van een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij dat inwoner is van het ene heffingsgebied naar een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij dat inwoner is van het andere heffingsgebied beperkt op geen enkele wijze de in dit artikel toegekende heffingsrechten.

  • 4 De uitdrukking lijfrente betekent in dit besluit een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.

  • 5 Alimentatie-uitkeringen en andere soortgelijke betalingen die afkomstig zijn uit een van de heffingsgebieden en die worden betaald aan een inwoner van het andere heffingsgebied, zijn slechts belastbaar volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat andere heffingsgebied. De uitdrukking alimentatie-uitkeringen en andere soortgelijke betalingen, bedoeld in dit lid betekent periodieke uitkeringen ingevolge een wettelijke verplichting tot onderhoud of ingevolge een schriftelijke overeenkomst tot scheiding of een echtscheidingsvonnis, gescheiden onderhoud of verplichte steun dan wel een afkoopsom in plaats daarvan.

Artikel 2.10. Overheidsfuncties

  • 1 Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2.9 mogen lonen, salarissen, pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald door:

    • a. het Rijk, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door het Rijk in het leven geroepen fondsen, aan een natuurlijke persoon, met uitzondering van lonen, salarissen, pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald door het Rijk aan een ambtenaar of een gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES, volgens de toepasselijke belastingwetgeving in Nederland worden belast;

    • b. het Rijk, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door het Rijk in het leven geroepen fondsen, aan een ambtenaar of een gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES, volgens de toepasselijke belastingwetgeving op de BES eilanden worden belast;

    • c. een staatkundig onderdeel van een van de heffingsgebieden of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, aan een natuurlijke persoon, volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat heffingsgebied worden belast.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts volgens de toepasselijke belastingwetgeving in het andere heffingsgebied belastbaar indien de dienstbetrekking in dat andere heffingsgebied wordt uitgeoefend, de natuurlijke persoon inwoner van dat heffingsgebied is en deze persoon niet uitsluitend met het oog op het uitoefenen van de dienstbetrekking inwoner van dat heffingsgebied is geworden.

  • 3 De artikelen 2.6, 2.7, 2.8 en 2.9 zijn van toepassing op lonen, salarissen, pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald ter zake van het uitoefenen van een dienstbetrekking in het kader van een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door het Rijk, een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

Artikel 2.11. Studenten

Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon – het verkrijgen van bedrijfs- of beroepservaring daaronder begrepen – die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn verblijf in een van de heffingsgebieden inwoner was van het andere heffingsgebied en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in het eerstbedoelde heffingsgebied verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, worden niet belast volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat heffingsgebied, voor zover die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten dat heffingsgebied.

Artikel 2.12. Overige inkomsten

  • 1 Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een van de heffingsgebieden, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit besluit zijn behandeld, zijn slechts volgens de toepasselijke belastingwetgeving in dat heffingsgebied belastbaar.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken als omschreven in artikel 2.1, tweede lid, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een van de heffingsgebieden, in het andere heffingsgebied een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 2.2 van toepassing.

Hoofdstuk III. Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden

Artikel 3.1. Vermijding van dubbele belasting

  • 1 Bij de toepassing van de in Nederland geldende belastingwetgeving mogen bij het heffen van belasting van inwoners van Nederland in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen worden begrepen die overeenkomstig dit besluit volgens de op de BES eilanden toepasselijke belastingwetgeving mogen worden belast.

  • 2 Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 2.1, artikel 2.2, artikel 2.4, achtste lid, artikel 2.5, eerste en tweede lid, artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.10, eerste lid, en artikel 2.12, tweede lid, volgens de op de BES eilanden toepasselijke belastingwetgeving mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, worden deze inkomensbestanddelen vrijgesteld door een vermindering van de belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de in Nederland toepasselijke wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde inkomensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van belasting zijn vrijgesteld.

  • 3 Voorts wordt bij de toepassing van de in Nederland geldende belastingwetgeving een vermindering op de aldus berekende Nederlandse belasting verleend voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 2.4, tweede en negende lid, artikel 2.7, artikel 2.8, en artikel 2.9, tweede lid, volgens de op de BES eilanden toepasselijke belastingwetgeving mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze vermindering is gelijk aan de volgens de op de BES eilanden toepasselijke belastingwetgeving over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest, waarvoor uit hoofde van de bepalingen van de in Nederland toepasselijke wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting belastingvermindering wordt verleend.

  • 4 Niettegenstaande het tweede lid, wordt, indien sprake is van een vaste inrichting op de BES eilanden die, als deze een lichaam zou zijn geweest, volgens artikel 5.2 van de Belastingwet BES geacht zou worden in Nederland te zijn gevestigd, voor de daaraan toerekenbare bestanddelen van het inkomen die volgens de op de BES eilanden toepasselijke wetgeving mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, op de voet van het derde lid een vermindering op de Nederlandse belasting verleend voor de volgens de op de BES eilanden toepasselijke belastingwetgeving betaalde belasting.

  • 5 Bij de toepassing van de op de BES eilanden geldende belastingwetgeving mogen bij het heffen van belasting van inwoners van de BES eilanden in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen worden begrepen die overeenkomstig dit besluit volgens de in Nederland toepasselijke belastingwetgeving mogen worden belast.

  • 6 Indien echter een inwoner van de BES eilanden bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 2.1, artikel 2.2, artikel 2.4, achtste lid, artikel 2.5, eerste en tweede lid, artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, artikel 2.10, eerste lid, en artikel 2.12, tweede lid, volgens de Nederlandse toepasselijke belastingwetgeving mogen worden belast en die in de in het vijfde lid bedoelde grondslag zijn begrepen, worden deze inkomensbestanddelen vrijgesteld door een vermindering van de belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de op de BES eilanden toepasselijke wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde inkomensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van belasting zijn vrijgesteld.

  • 7 Voorts wordt bij de toepassing van de op de BES eilanden geldende belastingwetgeving een vermindering op de aldus berekende BES belasting verleend voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 2.4, tweede en negende lid, artikel 2.8, en artikel 2.9, tweede lid, volgens de in Nederland toepasselijke belastingwetgeving mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het vijfde lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze vermindering is gelijk aan de volgens de Nederlandse toepasselijke belastingwetgeving over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest, waarvoor uit hoofde van de op de BES eilanden toepasselijke wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting belastingvermindering wordt verleend.

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 4.1. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011 om 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en om 05:00 uur in het Europese deel van Nederland.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 februari 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

Uitgegeven de vierde maart 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten