Wijzigingswet Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en Zorgverzekeringswet (opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering)

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2014.
Geldend van 01-05-2011 t/m 31-03-2014

Wet van 26 februari 2011 tot wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet, houdende maatregelen tot opsporing en verzekering van personen die ondanks hun verzekeringsplicht geen zorgverzekering hebben en beperking van het aantal zorgverzekeringen tot één per verzekeringsplichtige (opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat personen die in weerwil van hun in de Zorgverzekeringswet opgenomen verzekeringsplicht geen zorgverzekering hebben, alsnog ingevolge zo’n verzekering verzekerd raken en dat het wenselijk is te voorkomen dat één verzekeringsplichtige ingevolge meerdere zorgverzekeringen verzekerd is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel VI

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Zorgverzekeringswet, Wet op de zorgtoeslag, enz. (structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering).]

Artikel IX

  • 1 Indien een meerderjarige verzekeringsplichtige op de datum van inwerkingtreding van dit artikel krachtens meer dan een zorgverzekering verzekerd is, eindigen deze zorgverzekeringen, met uitzondering van de eerstgesloten verzekering, met ingang van die datum.

  • 2 Indien een minderjarige verzekeringsplichtige op de datum van inwerkingtreding van dit artikel krachtens meer dan een zorgverzekering verzekerd is, eindigen deze zorgverzekeringen, met uitzondering van een door degene of degenen die het gezag over de minderjarige uitoefent of gezamenlijk uitoefenen aangewezen zorgverzekering, met ingang van die datum.

  • 3 Indien het gezag over een minderjarige door meer dan één persoon gezamenlijk wordt uitgeoefend en deze personen niet tot een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid komen, bepaalt de persoon tot wiens huishouden het kind behoort, welke zorgverzekering als enige voor de minderjarige blijft voortbestaan.

Artikel X

  • 1 Beschikkingen tot oplegging van een boete als bedoeld in artikel 96 van de Zorgverzekeringswet, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit artikel, worden ingetrokken indien op eerstbedoelde dag tegen deze beschikkingen nog bezwaar of beroep kon worden ingesteld dan wel indien op die dag bezwaar of beroep was ingesteld en nog niet op dat bezwaar of beroep was beslist.

  • 2 Beschikkingen tot oplegging van een boete als bedoeld in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit artikel, worden herzien indien op eerstbedoelde dag tegen deze beschikkingen nog bezwaar of beroep kon worden ingesteld dan wel indien op die dag bezwaar of beroep was ingesteld en nog niet op dat bezwaar of beroep was beslist, en een boete op grond van dat artikel zoals dat na inwerkingtreding van artikel II, onderdeel P luidt voor de overtreder tot een lager boetebedrag leidt dan de opgelegde boete.

Artikel XI

  • 2 Dit artikel vervalt met ingang van het vierde jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel I, van deze wet, met dien verstande dat het van toepassing blijft ten aanzien van op dat tijdstip aanhangige bezwaren.

Artikel XIA

Op beroepen inzake een beschikking als bedoeld in artikel 5, vierde lid, tweede volzin, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, zoals die volzin luidde onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, beslist de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel XII

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel XIII

  • 1 De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 26 februari 2011

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Uitgegeven de achtste maart 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten