Uitvoeringsbesluit WEB BES

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 12-06-2015.
Geldend van 08-03-2011 t/m heden

Besluit van 3 februari 2011, houdende vaststelling van de algemene berekeningswijze van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, alsmede vaststelling van voorschriften over het informatieverkeer, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES (Uitvoeringsbesluit WEB BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 september 2010, nr. WJZ/236434 (4876), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2.2.1, derde lid, 2.2.5, vierde en vijfde lid, en artikel 2.3.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 oktober 2010, no. W05.10.0457/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 januari 2011, nr. WJZ 256079 (4876), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Vaststelling omvang beschikbare budgetten beroepsonderwijs

Onze Minister stelt jaarlijks binnen het raam van de door de begrotingswetgever voor het desbetreffende kalenderjaar beschikbaar gestelde middelen, de omvang vast van het beschikbare budget voor het beroepsonderwijs.

Artikel 3. Berekening rijksbijdrage beroepsonderwijs

  • 1 Onze Minister berekent het bedrag van de te verstrekken rijksbijdrage voor de beroepsopleidingen per instelling volgens de formule (p1 x q1) + (p2 x q2).

    In deze formule wordt verstaan onder:

    • p1: een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag per voltijds deelnemer;

    • q1: het aantal voltijds deelnemers dat op 1 oktober van het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft daadwerkelijk een beroepsopleiding volgt aan de desbetreffende instelling;

    • p2: een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag per deeltijds deelnemer;

    • q2: het aantal deeltijds deelnemers dat op 1 oktober van het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft daadwerkelijk een beroepsopleiding volgt aan de desbetreffende instelling.

  • 2 Indien de aanspraken het beschikbare budget voor het beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 2, overschrijden, wordt de rijksbijdrage voor de beroepsopleidingen per instelling naar evenredigheid verlaagd.

  • 3 Indien het beschikbare budget voor het beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 2, hoger is dan de berekende rijksbijdrages voor de beroepsopleidingen per instelling gezamenlijk, kan de rijksbijdrage voor de beroepsopleidingen worden verhoogd.

  • 4 De op grond van het eerste lid berekende rijksbijdrage kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

  • 5 De hoogte van de rijksbijdrage voor de instelling wordt uiterlijk op 1 september van het jaar waarvoor de rijksbijdrage is verstrekt, vastgesteld.

Artikel 4. Informatie

Het bevoegd gezag levert jaarlijks voor 1 juli aan Onze Minister de door hem gevraagde gegevens die nodig zijn voor de verstrekking en vaststelling van de rijksbijdrage, voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige.

Artikel 5. Controleprotocol

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld voor de inrichting en de uitvoering van de controle door de deskundige van de boekhouding, de jaarrekening en de administratie van de instellingen.

  • 2 De regels hebben betrekking op de controle op de rechtmatigheid van de verkrijging en de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de rijksbijdrage, en de controle op de bekostigingsgegevens, bedoeld in dit besluit.

Artikel 6. Bekostiging overgangsperiode

In afwijking van artikel 3 omvat tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de rijksbijdrage een door Onze Minister vast te stellen bedrag.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2011 in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 februari 2011

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zevende maart 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten