Verordening op de nummerherkenning(1)
Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten,
Overwegende:
-
– dat gebleken is dat artikel 126aa, tweede lid Wetboek van Strafvordering niet altijd correct wordt uitgevoerd, waardoor opgenomen telefoongesprekken tussen
advocaten en cliënten ten onrechte niet worden vernietigd en voor derden kenbaar worden;
-
– dat het gewenst is regels te stellen in verband met de invoering van nummerherkenning
voor de advocatuur, waarmee kan worden voorkomen dat politie en justitie kennis nemen
van de inhoud van vertrouwelijke communicatie met geheimhouders die bij communicatietaps
wordt opgenomen;
-
– dat het in het belang van een behoorlijke uitoefening van de praktijk is dat advocaten
zorgvuldigheid bij hun communicatie betrachten ter waarborging van de geheimhoudingsplicht
en het verschoningsrecht;
Gelet op artikel 26 en 28 Advocatenwet;
Gezien het ontwerp met toelichting van de Algemene Raad;
Gelet op de adviezen van de Adviescommissie Regelgeving, de Adviescommissie Strafrecht
en de Raad van Advies;
Stelt de navolgende verordening vast: