Besluit hernieuwbare energie vervoer

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 07-11-2024.
Geldend van 18-02-2014 t/m 31-12-2014

Besluit van 18 april 2011, houdende regels omtrent de inzet van energie uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van bepaalde vormen van vervoer (Besluit hernieuwbare energie vervoer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 september 2010, nr. BJZ2010024777, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU L 140) en op de artikelen 9.2.2.1, 9.2.2.6a en 12.31 van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 oktober 2010, nr. W08.10.0484/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 13 april 2011, nr. BJZ2011041737, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken i.o;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • benzine: ongelode lichte olie als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet op de accijns;

  • biobrandstof: biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van de richtlijn;

  • biokerosine: biobrandstof bestemd als vliegtuigbrandstof;

  • bioticket: bewijs dat hernieuwbare energie met een aangegeven energie-inhoud op de markt is gebracht die op grond van het bij of krachtens dit besluit bepaalde kan dienen ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in artikel 3, doch als zodanig niet wordt gebruikt door degene die die energie op de markt heeft gebracht;

  • diesel: gasolie als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijns;

  • geregistreerde: registratieplichtige of degene die een rekening heeft in het register en voldoet aan artikel 6, 6b of 6c;

  • mobiele machine: mobiele machine als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEG 2003, L 171);

  • register: register als bedoeld in artikel 12.31, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

  • registratieplichtige: houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel k, van die wet, die benzine, diesel of biobrandstof, met uitzondering van biogas, opslaat of uitslaat tot verbruik, of degene, die benzine, diesel of biobrandstoffen invoert onder betaling van accijns;

  • richtlijn: richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU L 140);

  • uitslag tot verbruik: uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de accijns.

Artikel 1a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Op een registratieplichtige die in enig kalenderjaar minder dan een bij ministeriële regeling vastgestelde hoeveelheid van bij die regeling aangewezen brandstoffen uitslaat tot verbruik is in dat kalenderjaar het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 tot en met 5 niet van toepassing. De eerste volzin is niet van toepassing op de registratieplichtige die brandstoffen uitslaat onder schorsing van accijns.

  • 2 Op verzoek van de houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns, die in enig kalenderjaar uitsluitend bij ministeriële regeling aangewezen brandstoffen onder een accijnsschorsingsregeling als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de accijns ontvangt van een registratieplichtige, voorhanden heeft of verzendt aan een registratieplichtige kan Onze Minister besluiten dat op die houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 tot en met 5 niet van toepassing is.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het is verboden te handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 tot en met 7.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een registratieplichtige levert over het kalenderjaar:

    • a. 2011 ten minste 4,25 procent,

    • b. 2012 ten minste 4,5 procent,

    • c. 2013 ten minste 5 procent,

    • d. 2014 ten minste 5,5 procent, en

    • e. 2020 ten minste 10 procent,

    van de door hem tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid benzine, diesel en biobrandstof als biobrandstof, met dien verstande dat zowel bij de benzine als bij de diesel ten minste 3,5 procent bestaat uit biobrandstof die dient ter vervanging van die benzine respectievelijk die diesel.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de registratieplichtige aantoont dat de benzine, diesel of biobrandstof niet is uitgeslagen tot verbruik in wegvoertuigen en mobiele machines in Nederland.

  • 3 Biobrandstof, geleverd ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de duurzaamheidseisen van artikel 17, tweede tot en met zesde lid, van de richtlijn onderscheidenlijk artikel 17, tweede lid, van de richtlijn indien die biobrandstof vervaardigd is uit niet van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige afvalstoffen en residuen, en de ter uitvoering van die leden vastgestelde bepalingen, blijkend uit een audit als beschreven in artikel 18, derde lid, van de richtlijn, die is uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige. De registratieplichtige maakt gebruik van een massabalanssysteem overeenkomstig artikel 18, eerste lid, van de richtlijn.

  • 4 Het percentage, genoemd in het eerste lid, wordt vastgesteld naar de energie-inhoud van de benzine, de diesel en de biobrandstof, overeenkomstig het bepaalde in bijlage III bij de richtlijn, dan wel, indien voor de betreffende biobrandstof in die bijlage geen energie-inhoud is vastgesteld, op een bij ministeriële regeling vastgestelde wijze.

  • 5 Bij de vaststelling van het percentage biobrandstof, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling aan te wijzen biobrandstoffen dubbel worden geteld.

  • 6 Bij ministeriële regeling:

    • a. worden nadere regels gesteld omtrent het in het derde en vijfde lid bepaalde, en

    • b. kan worden bepaald dat biobrandstoffen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn geleverd onder bij die regeling vastgestelde voorwaarden meetellen voor het voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De registratieplichtige kan geheel of gedeeltelijk voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 3, eerste lid, door de verkrijging van de eigendom van biotickets van andere registratieplichtigen of van andere geregistreerden.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een registratieplichtige opent bij de emissieautoriteit een rekening, waarop hij in elk geval:

    • a. biobrandstoffen die voldoen aan artikel 3, derde en vierde lid, en die bestemd zijn voor uitslag tot verbruik in Nederland inboekt, en

    • b. die biobrandstoffen die ten behoeve van wegvoertuigen en mobiele machines zijn geleverd, overboekt.

  • 2 Het percentage in een kalenderjaar geleverde biobrandstoffen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, blijkt voor 1 maart van het daaropvolgende kalenderjaar uit de rekening, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het eerste en tweede lid en kunnen andere gegevens worden aangewezen die in het register worden opgenomen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een ieder die in het kader van beroep of bedrijf een hoeveelheid biogas dan wel elektriciteit levert ten behoeve van wegvoertuigen of mobiele machines kan een rekening als bedoeld in artikel 5, eerste lid, openen in het register, waarop de ten behoeve van wegvoertuigen of mobiele machines geleverde hoeveelheid biogas of elektriciteit wordt ingeboekt. De rekening wordt geopend voor de duur van ten minste één kalenderjaar en kan worden opgezegd tegen 1 januari van enig jaar.

  • 2 Door het openen van een rekening als bedoeld in het eerste lid verplicht de betreffende geregistreerde zich tot het aantoonbaar leveren ten behoeve van wegvoertuigen of mobiele machines van biogas dat voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 3, derde lid, respectievelijk elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, in ten minste de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met d, genoemde percentages, van de totale hoeveelheid door hem ten behoeve van wegvoertuigen of mobiele machines, geleverde biogas respectievelijk elektriciteit.

  • 3 De hoeveelheid biogas respectievelijk elektriciteit, bedoeld in het tweede lid, kan na aftrek van het in dat lid bedoelde percentage in de vorm van biotickets in eigendom worden overgedragen aan registratieplichtigen.

  • 4 Voor zover de elektriciteit uit hernieuwbare bronnen wordt geleverd ten behoeve van wegvoertuigen wordt de energie-inhoud op het bioticket, bedoeld in het derde lid, vermenigvuldigd met tweeënhalf.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid wordt vastgesteld.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 6b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een ieder die in het kader van beroep of bedrijf een hoeveelheid hernieuwbare brandstof levert aan binnenschepen in Nederland kan een rekening als bedoeld in artikel 5, eerste lid, openen in het register, waarop die hoeveelheid hernieuwbare brandstof wordt ingeboekt. De rekening wordt geopend voor de duur van ten minste één kalenderjaar en kan worden opgezegd tegen 1 januari van enig jaar.

  • 2 Door het openen van een rekening als bedoeld in het eerste lid verplicht de betreffende geregistreerde zich tot het aantoonbaar leveren van hernieuwbare brandstof aan binnenschepen in Nederland, die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 3, derde lid, in ten minste de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met d, genoemde percentages van de totale hoeveelheid door hem geleverde hernieuwbare brandstof voor binnenschepen in Nederland.

  • 3 De hoeveelheid hernieuwbare brandstof, bedoeld in het tweede lid, kan na aftrek van het in dat lid bedoelde percentage in de vorm van biotickets in eigendom worden overgedragen aan registratieplichtigen.

Artikel 6c

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Een ieder die in het kader van beroep of bedrijf een hoeveelheid biokerosine levert aan luchtvaartuigen in Nederland kan een rekening als bedoeld in artikel 5, eerste lid, openen in het register, waarop die hoeveelheid biokerosine wordt ingeboekt. De rekening wordt geopend voor de duur van ten minste één kalenderjaar en kan worden opgezegd tegen 1 januari van enig jaar.

  • 2 Door het openen van een rekening als bedoeld in het eerste lid verplicht de betreffende geregistreerde zich tot het aantoonbaar leveren van biokerosine in Nederland, die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 3, derde lid, in ten minste de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met d, genoemde percentages van de totale hoeveelheid door hem geleverde biokerosine in Nederland.

  • 3 De hoeveelheid biokerosine, bedoeld in het tweede lid, kan na aftrek van het in dat lid bedoelde percentage in de vorm van biotickets in eigendom worden overgedragen aan registratieplichtigen.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt biokerosine die wordt meegeteld voor de jaarvracht van een luchtvaartmaatschappij, bedoeld in artikel 16.39f van de Wet milieubeheer, buiten beschouwing gelaten. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het in de eerste volzin bepaalde.

  • 5 Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bij ministeriële regeling kan, in het belang van een goede uitvoering van de richtlijn, worden bepaald dat door bij die regeling aangewezen ondernemingen op een daarbij aangegeven wijze over daarbij aangewezen onderwerpen binnen daarbij gestelde termijnen wordt gerapporteerd aan Onze Minister dan wel aan het bestuur van de emissieautoriteit.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een wijziging van de richtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald, dat de artikelen 2 tot en met 5 van dit besluit niet van toepassing zijn op bij die regeling aan te wijzen brandstoffen waarop een accijnsverlaging of accijnsvrijstelling van toepassing is.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het Besluit biobrandstoffen wegverkeer 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat:

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het word geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit hernieuwbare energie vervoer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 april 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Uitgegeven de derde mei 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten