4. Beoordeling van de aanvragen
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
4.1. De drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Voor drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag niet aan één of meerdere criteria
voldoet, deze wordt afgewezen en niet verder in behandeling wordt genomen. Deze criteria
worden hieronder vermeld en indien nodig toegelicht.
De drempelcriteria voor PP II-aanvragen zijn:
Criterium D.1
De aanvrager is een organisatie zonder winstoogmerk en bezit rechtspersoonlijkheid. Dit blijkt uit bijgevoegde statuten van de organisatie.
Criterium D.2
De aanvrager werkt grensoverschrijdend en zet zich in voor structurele armoedevermindering
in DAC-landen, door samenwerking met maatschappelijke organisaties, en heeft tot doel
opbouw van lokale capaciteit met het oog op verzelfstandiging van deze organisaties. De doelstellingen van de organisatie zoals vermeld in de statuten, dienen dit van
de organisatie duidelijk te maken. Indien de organisatie een algemener karakter heeft,
moet via het track-record worden aangetoond dat zij substantiële ervaring heeft met
werk in DAC-landen dat direct of indirect gericht is op armoedebestrijding door samenwerking
met maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk in deze landen.
Criterium D.3
De aanvrager maakt aannemelijk dat vanaf 1 januari 2012 ten minste 25% van de jaarlijkse
inkomsten afkomstig is uit bronnen anders dan BZ-bijdragen. PP II subsidies zullen
nooit meer bedragen dan 75% van de jaarlijkse inkomsten van de organisatie. De aanvrager onderbouwt de aannemelijkheid hiervan aan de hand van de inkomsten
over de periode 2008–2010 zoals vastgelegd in de jaarrekeningen van die jaren.
Indien de aanvrager voor de uitvoering van zijn programma een samenwerkingsverband
is aangegaan met een andere organisaties zonder winstoogmerk, mogen de inkomsten van
deze organisatie worden betrokken bij het bepalen van de eigen inkomsten. Dat wil
zeggen dat indien de maatschappelijke organisatie minder dan 25% van de jaarlijkse
inkomsten uit andere dan BZ bijdragen verwerft, dit kan worden gecompenseerd door
een andere partij uit het samenwerkingsverband. Gelden die direct of indirect worden
verkregen ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (bijvoorbeeld
een subsidie of bijdrage van een Nederlandse ambassade) tellen niet mee bij het bepalen
van de omvang van de eigen inkomsten.
Criterium D.4
Het bruto salaris van management en bestuur van de aanvragende organisatie staat niet
later dan met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend in redelijke
verhouding tot het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en
complexiteit van de organisatie. De aanvrager specificeert de hoogte van de salarissen inclusief toeslagen van het
management en bestuur.
Criterium D.5
De aanvrager is in staat tot een adequaat financieel beheer. De aanvrager kan door
ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten als waarvoor subsidie wordt
gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.
Criterium D.6
Het programma betreft geen initiatieven die proselitisme (mede) beogen. Dit blijkt uit het programma en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.7
Het programma heeft substantiële activiteiten in minimaal twee DAC-landen. Dit blijkt uit het programma en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.8
Het programma betreft geen commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële
activiteiten. Dit blijkt uit het programma en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.9
Het programma betreft activiteiten die toe te rekenen zijn aan de ODA-middelen volgens
de OESO/DAC-criteria.
Dit blijkt uit het programma en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.10
Politieke binding: de aanvrager is geen organisatie die institutioneel verbonden is
met, of bestuurd wordt door Nederlandse of buitenlandse politieke partijen, of waar
(gedetacheerde) medewerkers van politieke partijen deel uit maken van het personeel. Dit blijkt uit de statuten van de organisatie en een verklaring ten aanzien van
het personeel.
Criterium D.11
Het programma richt zich ten minste op de eerste van de volgende twee categorieën
van activiteiten en kan daarnaast activiteiten uit de tweede categorie omvatten:
-
1) Structurele meerjarige programma’s die aansluiten bij de speerpunten zoals vastgelegd
in de Focusbrief OS, in de volgende landen:
-
• Partnerlanden zoals vastgelegd in de Focusbrief OS,
-
• landen in de Arabische regio en
-
• landen in de regio Midden Amerika
en die betrekking hebben op:
-
• het stimuleren en begeleiden van meerpartijen dialoog.
-
• capaciteitsversterking van politieke partijen, gericht op versterking van het democratisch
proces.
-
• verbetering van de samenwerking tussen de politieke partijen, private sector en maatschappelijke
organisaties.
-
2) Incidentele en katalyserende activiteiten in niet-partnerlanden waarbij duidelijk
aanwijsbaar wordt aangesloten bij de prioriteiten van het Nederlands buitenlands beleid,
a) stabiliteit, vrede en veiligheid, b) economische belangen, welvaart en voorspoed
en c) mensenrechten, die betrekking hebben op:
-
• het stimuleren van meerpartijen dialoog.
-
• hulp aan politieke partijen/groeperingen bij het vormgeven en uitvoeren van democratiseringsprocessen.
-
• verbetering van de samenwerking tussen politieke partijen, de private sector en maatschappelijke
organisaties.
Criterium D.12
Ten minste 60% van de bestedingen binnen het programma waarvoor financiering wordt
aangevraagd dient te worden gedaan voor activiteiten uit Categorie 1. Dit blijkt uit het programma en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.13
De subsidieaanvraag bedraagt minimaal €1 miljoen en heeft een looptijd van maximaal
4 jaar. Bij een kortere looptijd is het minimale bedrag van de subsidieaanvraag naar
rato lager. De minimale looptijd van de activiteit bedraagt 24 maanden. Dit blijkt uit het programma en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
4.2. De organisatietoets
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
De organisatietoets is onderdeel van de beoordeling van de aanvrager in de eerste
fase. Doel van deze toets is dat de Staatssecretaris zich een oordeel kan vormen over
de kwaliteit en doelmatigheid van de aanvragende organisaties.
Beoordeling in het kader van de organisatietoets vindt plaats op grond van de mate
waarin de organisatie voldoet aan de volgende criteria:
-
•
Track record van de afgelopen drie jaar: De aanvrager is op grond van de door zijn inspanningen in de afgelopen drie jaren
behaalde resultaten in staat om geplande ‘outcomes’ en ‘outputs’ te realiseren, om de bijdragen van derden die noodzakelijk waren voor de uitvoering
van de programma’s daadwerkelijk te verkrijgen, en om de duurzaamheid van de programma’s
te verankeren bij de uiteindelijke doelgroep.
-
•
Planning, monitoring en evaluatie: De gehanteerde PM&E systematiek is toereikend voor het bewaken van de voortgang t.a.v.
outputs, outcomes en duurzaamheid op programma- en organisatieniveau. De organisatie
laat periodiek onafhankelijke evaluaties uitvoeren over (delen van) programma’s en
het functioneren van de eigen organisatie. De organisatie heeft een goed verankerd
systeem voor kwaliteitsbeheer t.a.v. de hoofdprocessen.
-
•
Financieel en administratief management: De organisatie heeft een adequaat beleid t.a.v. het financieel toezicht op organisaties
met wie zij een financieringsrelatie heeft, zij maakt gebruik van een adequate toets
om de kwaliteit van (partner)organisaties waarmee zij een financiële relatie heeft
te toetsen, zij heeft een financieel monitoringssysteem dat haar in staat stelt om
(dreigende) verliezen of overschotten vroegtijdig te signaleren en hier met adequate
maatregelen op te anticiperen. De organisatie heeft een brede donorbasis.
Indien de kwaliteit van de organisatie onvoldoende is, wordt de aanvraag afgewezen
en niet verder beoordeeld.