In deze Aanwijzing wordt de regeling van de Wet OM-afdoening geschetst die in het Wetboek van Strafvordering (Sv) is doorgevoerd,waarna definities van de belangrijkste op basis van deze wet geïntroduceerde termen,
worden gegeven. De Wet OM-afdoening regelt kort gezegd dat het Openbaar Ministerie (verder: OM) in plaats van het aanbieden
van een transactie, een zaak zelf buitengerechtelijk kan bestraffen. Ook de (buitengewoon)
opsporingsambtenaar kan bij politiestrafbeschikkingsfeiten een zaak zelf buitengerechtelijk
bestraffen. Een schematisch overzicht van de gefaseerde invoering is te vinden in
Bijlage 1: Zaakstromen. Deze Aanwijzing is gezien de invoering per zaakstroom een groeidocument
dat periodiek wordt aangepast.
Deze versie geldt voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen voor:
Bovengenoemde zaken kunnen ook met een strafbeschikking worden afgedaan als er sprake
is van een verdachte die minderjarig of militair is of als er in die zaken sprake
is van beslag. Uitgezonderd daarop zijn nog de zaken waarin sprake is van overtreding
van artikel 8 WVW 1994 gepleegd door een minderjarige. In deze zaken zal nog een transactie moeten worden
aangeboden of een dagvaarding moeten worden uitgebracht.
Naast de strafbeschikking, uitgevaardigd door de officier van justitie op grond van
artikel 257a Sv, kan de strafbeschikking op grond van artikel 257b Sv worden uitgevaardigd door de (buitengewoon) opsporingsambtenaar. De (buitengewoon)
opsporingsambtenaar kan strafbeschikkingen uitvaardigen voor politiestrafbeschikkingsfeiten,
voor zover hij bevoegd is tot opsporing van die zaken.
De bestuurlijke strafbeschikking,met als grondslag artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering, wordt uitgevaardigd met betrekking tot een overlastfeit door buitengewoon opsporingsambtenaren
in dienst van of werkzaam voor een gemeente die heeft gekozen voor de bestuurlijke
strafbeschikking. Het OM gaat in geval de bestrafte verzet instelt in beginsel tot
oproeping van de verdachte over. Er is in beginsel geen ruimte voor het OM om zaken
op beleidsmatige gronden te seponeren door middel van intrekking van de bestuurlijke
strafbeschikking. Het OM zal in de praktijk derhalve uitsluitend seponeren om juridisch-technische
redenen. Na verzet bestaat wel de mogelijkheid dat de bestuurlijke strafbeschikking
wordt gewijzigd.
Het uitvaardigen van een strafbeschikking is een daad van vervolging. Als een zaak
voldoet aan de in deze Aanwijzing uitgewerkte beleidsmatige criteria voor het uitvaardigen
van een strafbeschikking, kan in deze zaak geen transactie meer worden aangeboden.
Wanneer gewerkt gaat worden met het geven van (gedrags)aanwijzingen in een strafbeschikking,
zal het voorwaardelijk sepot in beperkte mate mogelijk blijven voor feiten die met
een strafbeschikking kunnen worden afgedaan.
Naast wettelijke criteria die het uitvaardigen van een strafbeschikking uitsluiten,
bestaan er beleidsmatige contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking.
Dit kunnen dwingende contra-indicaties zijn of facultatieve. In Bijlage 2a (‘contra-indicaties’) zijn de wettelijke criteria en belangrijkste contra-indicaties
voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen opgenomen.
Voor het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid een motorrijtuig te besturen
(OBM) verplicht de wet het OM de verdachte te horen door de officier van justitie.
Het College van procureurs-generaal heeft besloten dat dit horen niet mag worden gemandateerd.
Daarnaast moet het horen fysiek gebeuren op een OM-zitting. In de Memorie van Toelichting
van de Wet OM-afdoening wordt de mogelijkheid gecreëerd ook telefonisch te horen, maar daarvan wordt nog
geen gebruik gemaakt.De verdachte dient te worden gehoord over het feit en over zijn bereidheid aan de
OBM te voldoen. Zonder deze bereidverklaring kan de OBM wettelijk gezien niet worden
opgelegd. Op de OM-zitting is een administratief medewerker aanwezig die een schriftelijk
verslag opstelt; tevens kunnen een tolk en een raadsman aanwezig zijn.
Degene jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, wordt in de beleidsregels
van het OM ‘bestrafte’ genoemd. Hijkan tegen de strafbeschikking verzet doen, waarna de zaak in volle omvang door de
rechter wordt beoordeeld, tenzij de officier van justitie de strafbeschikking intrekt
of de strafbeschikking wijzigt waarna alsnog door de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking
wordt voldaan. Een bestrafte kan zijn verzet ook weer intrekken of afstand doen van
verzet. Dit laatste kan hij doen door vrijwillige voldoening aan de strafbeschikking
of schriftelijk, in aanwezigheid van een raadsman. De verzetstermijn bedraagt twee
weken vanaf het moment dat de strafbeschikking hem in persoon is uitgereikt of zich
anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan, waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking
hem bekend is. Naar aanleiding van het verzet kan de officier van justitie na een
herbeoordeling de strafbeschikking intrekken of wijzigen of een oproeping voor de
terechtzitting doen uitgaan. Het verzet schorst de executie van de strafbeschikking
of schort de executie van de strafbeschikking op. De executie kan echter worden hervat
als naar het oordeel van het OM vaststaat dat het verzet evident na het verstrijken
van de termijn is gedaan.
Ter terechtzitting zal de officier van justitie geen hogere boete eisen dan de sanctie
van de strafbeschikking, tenzij de bestrafte geen inhoudelijke gronden aanvoert waarop
zijn verzet is gebaseerd. Als de zaak ter terechtzitting is aangebracht na mislukte
executie, wordt in principe een zwaardere straf geëist. Daarbij moet rekening worden
gehouden met de reeds (gedeeltelijk) ten uitvoer gelegde straf.
Op basis van artikel 257g Sv vindt de executie van de strafbeschikking plaats, minimaal veertien dagen na toezending
of uitreiking in persoon van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij afstand
van verzet is gedaan. Bij strafbeschikkingen is geen betekening voorschreven.
Als geen volledig verhaal heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter
in het arrondissement waar de bestrafte woont, verzoeken te worden gemachtigd het
dwangmiddel gijzeling toe te passen in zaken waarin een geldboete is opgelegd. Op
het parket Leeuwarden is de Landelijk strafbeschikkingsofficier werkzaam, die onder
meer door het CJIB voorbereide vorderingen machtiging gijzeling beoordeelt. Na mislukte
executie kan de bestrafte alsnog worden gedagvaard.
Ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman kan op grond van artikel 257h Sv een afschrift van een strafbeschikking aanvragen bij het OM. De procedure voor dergelijke
verstrekkingen is afgestemd met het beleid van de Raad voor de rechtspraak met betrekking
tot het verstrekken van afschriften en vonnissen. De wijze van verstrekking is beschreven
in Bijlage 3: Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening.
De bestrafte zelf kan op basis van artikel 33 Sv inzage krijgen in alle processtukken.
Een strafbeschikking bevat een schuldvaststelling. Dit houdt in dat geen strafbeschikking
wordt uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit heeft
begaan. Indien de bestrafte in de strafbeschikking berust, staat zijn schuld daarmee
vast.
De wet bepaalt dat indien een zaak na uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog
voor de rechter wordt gebracht, deze de zaak integraal beoordeelt. Tegen het vonnis
van de rechter staan de gebruikelijke rechtsmiddelen open.