U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-11-2016 en zichtdatum 30-09-2024. Geldend van 14-03-2015 t/m heden
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 juni 2011, nr. MC-U-3067628, houdende regels voor de bezoldiging en beheerskosten van enkele bestuursorganen volksgezondheid (Regeling bezoldiging en beheerskosten bestuursorganen volksgezondheid 2011)
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 14 en 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, artikel 14 van de Wet marktordening gezondheidszorg, de artikelen 20, 26 en 32 van de Wet toelating zorginstellingen en de artikelen 59a en 75 van de Zorgverzekeringswet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b. het College bouw: het College bouw zorginstellingen, genoemd in de Wet toelating zorginstellingen;
c. het College sanering: het College sanering zorginstellingen, genoemd in de Wet toelating zorginstellingen;
d. het Zorginstituut: het Zorginstituut Nederland, genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;
e. de zorgautoriteit: de Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in de Wet marktordening gezondheidszorg;
f. het ARAR: het Algemeen Rijksambtenarenreglement;
g. het BBRA 1984: het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;
h. de Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;
i. het CAK: het CAK, genoemd in artikel 6.1.1 van de Wet langdurige zorg;
j. het CIZ: het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1. van de Wet langdurige zorg.
Dit hoofdstuk is, voor zover niet anders is bepaald, van toepassing op de bestuursleden van:
a. het College bouw,
b. het College sanering,
c. het Zorginstituut,
d. de zorgautoriteit,
e. het CAK,
f. het CIZ.
1 De bezoldiging van de voorzitter bedraagt maximaal de bezoldiging van een lid van de topmanagementgroep van een departement van algemeen bestuur als bedoeld in bijlage A van het BBRA 1984 met dien verstande dat deze bezoldiging geldt voor een veertigurige werkweek.
2 De bezoldiging van een lid bedraagt maximaal schaal 17 van het BBRA 1984, met dien verstande dat deze bezoldiging geldt voor een veertigurige werkweek.
3 De bestuursleden hebben recht op een vakantie-uitkering overeenkomstig de artikelen 21 en 22 van het BBRA 1984. De opbouw van vakantie-uren, de opname en het overboeken daarvan naar een volgend jaar vinden plaats overeenkomstig de artikelen 22 en 23 van het ARAR.
4 De bestuursleden hebben recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig artikel 20a van het BBRA 1984.
5 De bezoldiging wordt uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen. De vakantie- en eindejaarsuitkering worden uitbetaald in de maanden mei respectievelijk december van ieder jaar.
6 De bestuursleden, met uitzondering van de bestuursleden van het CAK en van het CIZ, worden aangemeld als volwaardig deelnemer bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.
1 De bestuursleden hebben ten behoeve van de werkzaamheden voor het bestuursorgaan recht op een vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.
2 De bestuursleden ontvangen een representatievergoeding overeenkomstig het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel. Deze vergoeding wordt maandelijks uitgekeerd.
3 De voorzitter kan voor het vervoer tussen zijn standplaats en zijn woonplaats en voor het vervoer ten behoeve van dienstreizen aanspraak maken op dienstvervoer per auto.
4 Een lid kan voor het vervoer tussen de standplaats en de woonplaats en voor het vervoer ten behoeve van dienstreizen aanspraak maken op een jaarkaart openbaar vervoer eerste klasse.
De bestuursleden hebben aanspraak op de verloffaciliteiten die gelden voor de sector Rijk. De verlofbepalingen van het ARAR zijn van overeenkomstige toepassing.
In geval van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling zijn de bepalingen ten aanzien van doorbetaling van de bezoldiging van het ARAR, alsmede de suppletieregeling gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de sector Rijk van overeenkomstige toepassing.
1 In geval van tussentijds ontslag, anders dan op eigen verzoek en anders dan ten gevolge van eigen schuld of toedoen, hebben de bestuursleden, in aanvulling op de reguliere aanspraak op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, aanspraak op een bovenwettelijke uitkering.
2 De hoogte en duur van deze uitkering worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk.
1 De bestuursleden onthouden zich van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien daardoor de goede vervulling van hun functie of het goede functioneren van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met hun functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
2 Het is de bestuursleden in hun ambt verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.
De artikelen 13 en 14, vierde lid, van de Kaderwet zijn van overeenkomstige toepassing op de bestuursleden van het College bouw en het College sanering.
1 De voorzitter van de commissie, bedoeld in artikel 59a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, die niet tevens lid is van het Zorginstituut Nederland, en de voorzitter van de commissie, genoemd in artikel 59b, eerste lid, van die wet ontvangen een vaste vergoeding per maand, afgeleid van het maximum van schaal 18 van het Bezoldigingsbesluit Rijksambtenaren 1984, vermenigvuldigd met een arbeidsduurfactor van 20,77 procent.
2 De andere leden van de commissie, bedoeld in artikel 59a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, die niet tevens lid zijn van het Zorginstituut Nederland, en de andere leden van de commissie, genoemd in artikel 59b, eerste lid, van die wet, ontvangen een vaste vergoeding per maand, afgeleid van het maximum van schaal 17 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, vermenigvuldigd met een arbeidsduurfactor van 6,92 procent.
1 Dit hoofdstuk is, voor zover niet anders is bepaald, van toepassing op:
a. het College sanering,
b. het Zorginstituut,
c. de zorgautoriteit,
d. het CAK.
2 Dit hoofdstuk is, met inachtneming van de tussen de Minister en het College bouw gemaakte afspraken over de afbouw van dat college, waar mogelijk van overeenkomstige toepassing op het College bouw.
3 Dit hoofdstuk is, met inachtneming van de tussen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het CIZ gemaakte afspraken over de concretisering van de juridische status van het CIZ in de periode 2015 – 2019, waar mogelijk van overeenkomstige toepassing op het CIZ.
1 Het budget wordt vastgesteld op grond van de ingediende begroting, waarbij de begroting is gebaseerd op het prijspeil van het lopende jaar en het door de Minister aan het bestuursorgaan bekend gemaakte financiële kader.
2 In de loop van het begrotingsjaar kan besloten worden tot verhoging of verlaging van het budget op grond van gestegen of gedaalde kosten.
3 Indien de begroting hoger is dan het bekend gemaakte financiële kader, doet het bestuursorgaan een voorstel aan de Minister hoe dit verschil gedekt kan worden.
De Minister houdt bij de bevoorschotting van het budget een zodanige frequentie en hoogte aan dat deze in voldoende mate aansluit op de in het vijfde lid van artikel 15 bedoelde liquiditeitsbehoefte van het bestuursorgaan.
Het werkprogramma bevat een zodanige beschrijving van de voorgenomen activiteiten dat een goed beeld gegeven wordt van werkzaamheden die het bestuursorgaan van plan is uit te gaan voeren, alsmede van de inzet van de beschikbare financiële en personele middelen.
1 In de begroting en de meerjarenraming worden de volgende kostensoorten en baten onderscheiden:
a. personele kosten;
b. huisvestingskosten;
c. automatiseringskosten;
d. bureaukosten;
e. overige kosten;
f. baten.
2 De in het eerste lid genoemde groepen van kostensoorten en baten worden in de begroting zodanig uitgesplitst dat een goed beeld ontstaat van de samenstelling daarvan.
3 In de begroting wordt het vermoedelijk beloop in het lopende jaar opgenomen.
4 In de meerjarenraming worden zoveel mogelijk de financiële gevolgen tot uitdrukking gebracht van hetgeen ten grondslag ligt aan de bedragen die zijn opgenomen in de begroting.
5 De begroting bevat een raming van de maandelijkse liquiditeitsbehoefte voor het desbetreffende begrotingsjaar.
6 In de begroting van het CAK wordt onderscheid gemaakt tussen tegemoetkomingen op grond van het eerste en het tweede lid van artikel 2 van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten alsmede tussen de in deze leden genoemde bedragen.
De begroting gaat vergezeld van een toelichting waarin:
a. wordt ingegaan op de voorgenomen werkzaamheden die leiden tot een wijziging van de hoogte van de beheerskosten ten opzichte van het voorafgaande jaar;
b. per begrotingspost, voor zover mogelijk, een cijfermatige specificatie en onderbouwing wordt gegeven, waarbij kosten van afschrijvingen, rentelasten en dotaties aan voorzieningen worden toegelicht;
c. de gevolgen voor de beheerskosten worden aangegeven ten aanzien van de werkzaamheden die vervallen ten opzichte van het voorafgaande jaar;
d. nieuwe dan wel gewijzigde activiteiten worden toegelicht op de inzet van financiële middelen en personele inzet;
e. de investeringsplannen voor het begrotingsjaar en de vier daaropvolgende jaren worden vermeld, waarbij per investering het afschrijvingsbedrag, de afschrijvingsmethode en de afschrijvingstermijn worden aangegeven;
f. de gronden worden vermeld waarop de meerjarenraming is gebaseerd, waaronder een meerjarig overzicht van de geraamde ontwikkeling van de personeelsformatie, welke zoveel mogelijk is uitgesplitst naar de werkzaamheden, bedoeld in artikel 14;
g. substantiële schommelingen in de meerjarenraming worden toegelicht.
1 De jaarrekening bestaat uit de balans en de exploitatierekening, alsmede uit de toelichting op beide.
2 Indien een begrote groep van kostensoorten of baten is over- of onderschreden, wordt dit per groep van kostensoorten of baten nader toegelicht.
3 Onverminderd het bepaalde in artikel 14 van de Kaderwet wordt in de toelichting op de jaarrekening de bezoldiging van iedere individuele bestuurder opgenomen.
4 In het jaarverslag bedoeld in artikel 18 van de Kaderwet doet het bestuursorgaan verslag van hetgeen tot uitvoering van artikel 41 van de Kaderwet is verricht.
5 De accountantscontrole geschiedt met inachtneming van een door de Minister vastgesteld protocol dat geacht wordt deel uit te maken van deze regeling.
6 De accountantscontrole bij het CAK geschiedt in afwijking van het vijfde lid, met inachtneming van een specifiek voor het CAK door de Minister en de zorgautoriteit vastgesteld Protocol Accountantsonderzoek CAK.
1 In de jaarrekening van het CAK wordt onderscheid gemaakt tussen tegemoetkomingen op grond van het eerste en het tweede lid van artikel 2, van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten alsmede tussen de in deze leden genoemde bedragen.
2 Het CAK baseert in de jaarrekening, bedoeld in artikel 51, vierde lid, van Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de rechtmatigheid van de verstrekkingen van tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten op de in het derde lid genoemde beoordeling.
3 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beoordeelt de rechtmatigheid, bedoeld in het tweede lid, op basis van de resultaten van een door hem uitgevoerde statistische steekproef.
4 Bij het onderzoek dat aan de verklaring omtrent de getrouwheid en het verslag van bevindingen ten grondslag ligt, wordt de in het derde lid bedoelde beoordeling als gegeven beschouwd.
In de jaarrekening van het CIZ wordt onderscheid gemaakt tussen de kosten verbonden aan het nemen van indicatiebesluiten als bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg, de kosten verbonden aan het nemen van indicatiebesluiten als bedoeld in artikel 5.2.1 en het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 5.2.2 van het Besluit langdurige zorg, en de kosten verbonden aan de uitvoering van het Besluit uitvoering kinderbijslag.
1 De inrichting van de exploitatierekening sluit aan bij de inrichting van de begroting.
2 De inrichting van het jaarverslag sluit aan bij de inrichting van het werkprogramma.
1 De egalisatiereserve bedoeld in artikel 33 Kaderwet bedraagt ten hoogste vijf procent van het budget bedoeld in artikel 12.
2 Het totaal van de egalisatiereserve en de verplichte reserve bedraagt aan het einde van het begrotingsjaar niet minder dan nul.
3 Het onverdeeld resultaat wordt, na vaststelling van de jaarrekening, in zijn geheel toegevoegd aan de egalisatiereserve. Indien en voor zover dit leidt tot overschrijding van het in het eerste lid gestelde maximum dan wordt het meerdere teruggevorderd.
4 Dotatie en onttrekking aan en vrijval van reserves en voorzieningen worden afzonderlijk vermeld en toegelicht in de jaarrekening.
5 Artikel 33 van de Kaderwet is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de egalisatiereserve van het College sanering.
Het CAK, het CIZ, het Zorginstituut en de zorgautoriteit behoeven voorafgaande toestemming van de Minister voor het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 32, onderdelen a en d tot en met g, van de Kaderwet.
[Red: Wijzigt de Regeling zorgverzekering.]
1 De Regeling bezoldiging en beheerskosten bestuursorganen volksgezondheid wordt ingetrokken.
2 Artikel 6, eerste lid, van de Regeling bezoldiging en beheerskosten bestuursorganen volksgezondheid zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van intrekking, blijft van toepassing ten aanzien van die bestuursleden waarvan de benoeming voor dat tijdstip plaatsvond.
3 De Regeling bezoldiging en beheerskosten bestuursorganen volksgezondheid, zoals die luidde onmiddellijk voor het tijdstip van intrekking, blijft van toepassing op de in die regeling bedoelde jaarverantwoording over het jaar 2010 en de begroting, het werkprogramma en de jaarverantwoording over het jaar 2011 en kan desgewenst worden gewijzigd.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat de Wet van 31 maart 2011 tot aanpassing van enige wetten teneinde een aantal zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen (Stb. 2011, 204) in werking treedt.
Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.
Minister
E.I. Schippers
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.