In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
wet: de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen;
-
b.
minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
-
c.
Raad: de Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in artikel 3 van de wet;
-
d.
Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
-
e.
casuïstieksectie: een sectie van de Raad waarin beslissingen op de aanvragen, bedoeld in artikel 4, onderdeel a, alsmede de adviezen, bedoeld in artikel 4, onderdeel d, van de wet worden voorbereid;
-
f.
bestuurssectie: een sectie van de Raad waarin onderwerpen die niet direct samenhangen met beleid
of casuïstiek worden voorbereid;
-
g.
product: een product als bedoeld in de bijlage bij deze regeling;
-
h.
begrote productie: het geraamde aantal te realiseren eenheden product;
-
i.
realisatie productie: het aantal tot stand gekomen eenheden product;
-
j.
tarief: de vergoeding per eenheid product;
-
k.
normbegroting: de begroting die is opgesteld op grond van genormeerde financiële uitgangspunten;
-
l.
normproductie: het aantal eenheden product dat wordt gehanteerd bij de vaststelling van het tarief.
De Raad zendt de minister jaarlijks vóór 1 oktober een begroting voor het daaropvolgende
jaar en een meerjarenraming voor de vier jaren daarna.
In de begroting en de meerjarenraming van de Raad worden de volgende onderdelen onderscheiden:
-
a. bestuurskosten, te onderscheiden naar:
-
b. afbouwkosten, te onderscheiden naar:
-
1. kosten wachtgeldverplichtingen;
-
2. kosten mobiliteitsbevordering;
-
3. kosten loon herplaatsers.
-
4 De leden van de Raad, niet zijnde de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter,
ontvangen voor hun werkzaamheden voor de Raad een schadeloosstelling. Gebaseerd op
een uurloon dat is afgeleid van het hoogste salarisnummer behorende bij schaal 14,
als vermeld in Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, bedraagt deze voor:
-
a. de werkzaamheden verbonden aan een plenaire vergadering € 393,68;
-
b. de werkzaamheden verbonden aan een vergadering van de casuïstieksectie waarin minder
dan vijftien zaken worden behandeld € 255,89;
-
c. de werkzaamheden verbonden aan een vergadering van de casuïstieksectie waarin meer
dan vijftien zaken worden behandeld € 393,68;
-
d. de werkzaamheden verbonden aan een vergadering van de bestuurssectie € 255,89;
-
e. de werkzaamheden verbonden aan een hoorzitting € 131,27;
-
f. andere dan de onder a tot en met e genoemde werkzaamheden € 39,37 per uur.
De Sociale verzekeringsbank zendt de minister jaarlijks vóór 1 oktober een begroting
voor het daaropvolgende jaar en een meerjarenraming voor de vier jaren daarna betreffende:
In de begroting en de meerjarenraming van de Sociale verzekeringsbank genoemd in artikel 7, onder a, worden de volgende onderdelen onderscheiden:
-
1 Op basis van de begroting, genoemd in artikel 7, onder a, stelt de minister ten behoeve van de kosten, bedoeld in artikel 8, onder a, een normbegroting vast. De minister kan kosten aanwijzen die niet onder de normbegroting
vallen.
-
1 De bijdrage in de kosten, bedoeld in artikel 8, onder a, bestaat uit de som van de per product volgens de navolgende formule berekende bedragen:
Pb x T.
In deze formule is:
-
2 In afwijking van het eerste lid kan de minister, na overleg met de Sociale verzekeringsbank,
voor een naar aard te specificeren aantal eenheden van de begrote productie van een
product, welke zich gezien de daaraan verbonden werklast en kosten onderscheiden van
de gemiddelde werklast en kosten op basis waarvan het tarief, genoemd in artikel 8a, tweede lid, is vastgesteld, de bijdrage in de kosten op een andere wijze vaststellen. In de
formule, genoemd in het eerste lid, wordt daartoe Pb verlaagd met het aantal eenheden
waarvoor de bijdrage op een andere wijze wordt vastgesteld.
De bijdrage, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, kan in de loop van enig jaar worden aangepast indien de ontwikkeling van de lonen
of prijzen daartoe aanleiding geven.
-
1 De minister beslist na de indiening van de begroting, genoemd in artikel 7, onder a, over de goedkeuring van deze begroting en doet de Sociale verzekeringsbank voor
1 december een vaststelling van de bijdragen bedoeld in de artikelen 8c en 9 toekomen.
-
4 Met betrekking tot de bijdrage bedoeld in artikel 8c, eerste lid, wordt in ieder geval medegedeeld de begrote productie en, voor zover van toepassing,
het aantal eenheden waarop het bepaalde in artikel 8c, tweede lid, van toepassing is en de wijze waarop de bijdrage zal worden vastgesteld.
-
2 De bijdrage, bedoeld in artikel 8c, eerste lid, wordt verhoogd dan wel verlaagd met de som van de per product volgens de navolgende
formule berekende bedragen:
(Pr – Pb)T.
In deze formule is:
De minister kan op verzoek van de Sociale verzekeringsbank de artikelen 8a tot en met 8f en 9, eerste lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing gelet
op het belang dat deze artikelen beogen te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid
van overwegende aard.
-
3 De Sociale verzekeringsbank en de in het eerste lid bedoelde accountant werken mee
aan de door de Rijksauditdienst in te stellen onderzoeken betreffende de uitvoering
van de taken, genoemd in artikel 6 van de wet, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van die dienst.
De egalisatiereserve per 31 december van enig jaar mag niet meer bedragen dan 10%
van de laatste vaststelling van de bijdragen bedoeld in artikel 8e, tweede en derde lid.
De Sociale verzekeringsbank verschaft de minister periodiek de volgende informatie:
-
a. verbijzonderd naar de specifiekewet voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen waarop
de aanvraag is gebaseerd dan wel waaraan het recht wordt ontleend, waarbij wordt aangegeven
of de aanvrager of de pensioen- of uitkeringsgerechtigde in het binnen- of buitenland
woonachtig is:
-
1. het aantal ingediende aanvragen, verbijzonderd naar categorie, waarbij wordt aangegeven
hoeveel daarvan tot een toekenning of afwijzing hebben geleid, dan wel nog niet zijn
afgehandeld;
-
2. het aantal ingediende bezwaarschriften, waarbij wordt aangegeven hoeveel daarvan gegrond
zijn verklaard, dan wel nog niet zijn afgehandeld;
-
3. het aantal ingediende beroepschriften;
-
4. het aantal nieuwe vaststellingen verbijzonderd naar ‘ambtshalve’ en ‘op verzoek cliënt’;
-
5. bestand pensioen- en uitkeringsgerechtigden in beheer, verbijzonderd naar betaalbare
en niet betaalbare pensioenen en uitkeringen;
-
6. anciënniteit van de voorraad nog niet afgehandelde eerste en vervolgaanvragen en bezwaarschriften;
-
7. het percentage beslissingen dat binnen de termijn, binnen de verlengde termijn en
buiten de termijn is genomen, verbijzonderd naar een beslissing op een eerste aanvraag,
een vervolgaanvraag of een bezwaarschrift.
-
b. het aantal ingediende aanvragen op basis van de Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie, waarbij wordt aangegeven hoeveel daarvan tot een toekenning of afwijzing hebben
geleid, al dan niet gevolgd door een bezwaarschrift, dan wel nog niet zijn afgehandeld;
-
c. het aantal vastgestelde fouten;
-
d. het aantal ingediende klachten;
-
e. de resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek;
-
f. het aantal adviesaanvragen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet;
-
g. de inhoud van nieuwe en gewijzigde beleidsregels voor beschikkingen van de Raad en
de Sociale verzekeringsbank als bedoeld in de artikelen 4 en 6, onderdelen a en b, van de wet.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.
Deze regeling wordt aangehaald als: Bekostigingsregeling Wuvo.
Bijlage bij artikel 1 van de Bekostigingsregeling Wuvo
Onder product als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, wordt verstaan:
1. Een eerste aanvraag
Er is sprake van een eerste aanvraag indien:
-
a. de aanvrager niet eerder aanspraken op de betreffende wet heeft doen gelden;
-
b. de aanvrager niet eerder voor de betreffende wet is erkend;
-
c. de aanvraag aanspraken betreft als nagelaten betrekking van een overledene die geen
aanspraken op de betreffende wet heeft doen gelden.
2. Een vervolgaanvraag
Er is sprake van een vervolgaanvraag indien:
-
a. de aanvrager eerder aanspraken op de betreffende wet heeft doen gelden;
-
b. de aanvrager eerder voor de betreffende wet is erkend;
-
c. de aanvraag aanspraken betreft als nagelaten betrekking van een overledene die aanspraken
op de betreffende wet heeft doen gelden.
3. Een nieuwe vaststelling
De werkzaamheden noodzakelijk voor en leidend tot een besluit op een aanvraag op grond
van de artikelen 42d, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 35i, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 49c, eerste lid, ven de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 59a, eerste lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 60, eerste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo).
4. Een bezwaarschrift
De werkzaamheden noodzakelijk voor en leidend tot een beslissing op een bezwaarschrift
tegen een beslissing van de Pensioen- en Uitkeringsraad dan wel de Sociale verzekeringsbank
op grond van de Wbp, de Wbpzo, de WIV, de Wuv en de Wubo.
5. Een beroepschrift
De werkzaamheden verbonden aan de behandeling van en leidend tot een beslissing van
de Centrale Raad van Beroep op een beroepschrift, bestaande uit het samenstellen en
verzenden van de inventaris en de processtukken, het opstellen van de contra-memorie
en de pleitnotitie en het vertegenwoordigen van de Pensioen- en Uitkeringsraad dan
wel de Sociale verzekeringsbank bij de Centrale Raad van Beroep.
6. Een gegrond verklaard beroepschrift
De werkzaamheden volgend op een door de Centrale Raad van Beroep gegrond verklaard
beroepschrift, noodzakelijk voor en leidend tot een herbeoordeling van een beslissing
op een bezwaarschrift.
7. Het beheer
De verwerking van gegevens die aanleiding zijn tot wijziging in het recht op en de
hoogte van een pensioen, uitkering, toeslag, vergoeding of tegemoetkoming overeenkomstig
de geldende wet- en regelgeving, waarbij als eenheid geldt de pensioen- of uitkeringsgerechtigde.
Voor de telling van het aantal eenheden wordt het aantal pensioen- en uitkeringsgerechtigden
genomen bij aanvang van een begrotingsjaar.