n. Bij de hierna volgende in tempi behandelingen van diverse specialismen mag het subtraject
na elke deelbehandeling worden afgesloten. Wachten op het algemeen geldende sluitmoment
als omschreven in artikel 8.1 (42, 90 of 365 dagen) is hier niet nodig. Wanneer de volgende deelbehandeling eerder
start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject
worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende deelbehandeling start. Wanneer
de volgende deelbehandeling later dan de algemeen geldende sluitmoment als omschreven
in artikel 8.1 start geldt deze algemene regel.
Stamceltransplantatie (2.0000.1)
Voor stamceltransplantatie (bij ontvanger) wordt een zorg/subtraject geopend (zo nodig
parallel aan het medicinale (cytostatica) behandeltraject).
De volgende drie fasen worden bij stamceltransplantatie onderscheiden:
Na iedere fase van de behandeling, maar ook bij het opnieuw starten van een eerdere
fase, wordt het subtraject afgesloten op het bij artikel 8.2.n genoemde moment.
Transplantatiezorg (2.0000.2)
Voor de begeleiding van ontvangers en donoren rond darm-, eilandjes-, (partiële) lever-,
nier, nier- en pancreastransplantaties wordt door de specialismen Inwendige geneeskunde,
MDL-artsen en Kindergeneeskunde een eigen (eventueel parallel) zorgtraject geopend.
Hierbij worden drie fasen van de behandeling onderscheiden:
-
– Fase 1: Pretransplantatie fase/screening
-
– Fase 2: Transplantatiefase
-
– Fase 3: Postransplantatie fase/nazorg
Na iedere fase van de behandeling, maar ook bij het opnieuw starten van fase 1, wordt
het transplantatiesubtraject afgesloten. Wanneer de volgende fase (of opnieuw starten
van fase 1) eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor
de dag dat de volgende fase start.
Oogheelkunde (2.0301.1)
Bij behandeling met intravitreale injecties wordt per intravitreale injectie een subtraject
geopend. Wanneer de behandeling met intravitreale injecties eerder start dan het in
artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor
de dag dat de volgende intravitreale injectie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.2)
Bij behandeling van subretinale neovascularisatie (diagnose 704) met fotodynamische
therapie wordt per fotodynamische therapie een subtraject geopend. Wanneer de fotodynamische
therapie eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor
de dag dat de volgende fotodynamische therapie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.3)
Wanneer de operatieve tempi behandeling van strabismus (diagnosecodes 204, 205, 209)
eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor
de dag dat de volgende strabismus operatie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.4)
Wanneer de operatieve tempi behandeling van retina defect/-retinaloslating (diagnosecodes
654) eerder start dan het in artikel 8.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor
de dag dat de volgende operatieve behandeling van het retina defect/retinaloslating.
Plastische chirurgie (2.0304.1)
Bij mammareconstructie vindt afsluiting van het subtraject na iedere operatieve tempi
behandeling plaats op het bij artikel 8.2.n genoemde moment.
Plastische chirurgie (2.0304.2)
Bij meer transplantatiesessies bij de behandeling van uitgebreide (brand)wonden wordt
na iedere transplantatiesessie het subtraject afgesloten op het bij artikel 8.2.n genoemde moment.
Urologie (2.0306.1)
Bij niet-klinische ESWL behandeling van urinewegstenen wordt per ESWL behandeling
een subtraject geopend. Wanneer de volgende ESWL behandeling eerder start dan het
in artikel 8.1 voorgeschreven moment dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag
dat de volgende ESWL behandeling plaatsvindt. Dit geldt ook wanneer een niet-klinische
ESWL gevolgd wordt door een operatieve ingreep voor urinewegstenen.
Gynaecologie (2.0307.1)
De subtrajecten bij diagnose F21 ‘gespecialiseerde technieken’ voor stimulatie respectievelijk
de IUI/IVF/ICSI technieken en ovulatie-inductie met gonadotrofines worden per cyclus
geopend en gesloten (dus 1 subtraject per cyclus). Indien de behandeling in meer ziekenhuizen
(transport-IVF/ICSI) plaatsvindt opent ieder ziekenhuis de (deel)behandeling die daar
wordt uitgevoerd.
Gynaecologie/obstetrie (2.0307.2)
In de registratie bij obstetrie zijn drie fasen te onderscheiden; diagnosen V11/V21/V41/V42
voor zwangerschapbegeleiding, diagnose V51 voor begeleiding partus met nazorg en nacontrole,
en diagnosen V60/V61 voor complicaties na partus uit de eerste/tweedelijn. Bij de
overgang naar een andere fase kan het subtraject worden afgesloten op het bij artikel 8.2.n genoemde moment.
Radiotherapie (2.0361.1)
Bij behandeling van metastaseringen of recidief wordt na elke behandeling het subtraject
afgesloten op het bij artikel 8.2.n genoemde moment.