Regeling model huisregels justitiële jeugdinrichtingen

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2012.
Geldend van 17-07-2011 t/m 02-07-2012

Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 6 juli 2011, nr. 5699818/11/DJI, houdende vaststelling van een model voor huisregels voor een justitiële jeugdinrichting (Regeling model huisregels justitiële jeugdinrichtingen)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 16, zesde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 De directeur stelt in aanvulling op de bij of krachtens de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen gegeven regels, met inachtneming van het model opgenomen in de bijlage en de daarbij gegeven aanwijzingen, de huisregels van zijn inrichting vast.

  • 2 De directeur stelt de huisregels van zijn inrichting binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze regeling vast.

  • 3 De directeur zendt de huisregels van zijn inrichting aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Een wijziging van de huisregels van zijn inrichting zendt de directeur, binnen een maand na vaststelling van de wijziging, aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling model huisregels justitiële jeugdinrichtingen.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Bijlage

1. Algemene inleiding

Je bent geplaatst in de justitiële jeugdinrichting [naam van de inrichting invullen] in [vestigingsplaats inrichting invullen].

[hier bestemming of aard van de inrichting omschrijven. Indien de inrichting is aangewezen voor het verblijf van kinderen van de jeugdige dat hier eveneens vermelden]

De adresgegevens van [naam inrichting invullen] zijn:

[hier vermelden: bezoekadres, postadres, algemeen telefoonnummer, faxnummer, evt.e-mailadres en website]

In een inrichting wonen en werken we met veel mensen samen. Om dat allemaal goed te laten verlopen zijn er regels nodig. In deze huisregels staan de belangrijkste regels waar we ons allemaal aan moeten houden. Veel van de regels zijn gebaseerd op de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of een andere wet of regeling. Als een regel gebaseerd is op een wet of een andere regeling wordt dat vermeld onder het kopje ‘nadere regelgeving’.

[hier aangeven op welke wijze de jeugdige kennis kan nemen van de huisregels. In ieder geval moeten de huisregels op de afdeling ter inzage liggen voor de jeugdige. Geef daarnaast aan waar de jeugdige de wet- en regelgeving kan inzien.]

Aanwijzingen en opdrachten

De medewerkers van de inrichting hebben de taak je verblijf in de inrichting zo goed mogelijk te laten verlopen. Daarvoor kunnen ze je aanspreken op je gedrag en je aanwijzingen en opdrachten geven.

Aanwijzingen en opdrachten van medewerkers moet je altijd uitvoeren.

Rookverbod

Er mag alleen gerookt worden [hier aangeven waar en wanneer gerookt mag worden]. Voor de rest geldt in de hele inrichting een rookverbod.

Nadere regelgeving:

2. Binnenkomst

Als je bij ons in de inrichting komt, wijzen wij je een kamer aan. De eerste week dat je hier bent kan voor jou een ander dagprogramma gelden dan voor de anderen. Je mag wel minimaal zes uur per dag deelnemen aan gemeenschappelijke activiteiten. Het afwijkend dagprogramma kan nodig zijn om te bekijken in welke groep je het beste geplaatst kunt worden en/of om je perspectiefplan op te stellen. Als de directeur het, na overleg met een gedragsdeskundige, noodzakelijk vindt, kan hij of zij de duur van je afwijkende programma twee keer verlengen met maximaal een week.

Bij binnenkomst in de inrichting geldt de volgende procedure:

[hier procedure bij binnenkomst in de inrichting vermelden (intakegesprek, administratieve inschrijving, medische controle, fouillering/visitatie, controle goederen, urinecontrole etc.)]

Nadere regelgeving:

3. Perspectiefplan

We willen de tijd dat je bij ons bent zo nuttig mogelijk besteden. Terwijl je hier bent willen we werken aan je opvoeding en je helpen met je voorbereidingen voor je terugkeer in de vrije maatschappij. Dat heeft alleen zin als we respect voor elkaar hebben, afspraken nakomen en ons houden aan duidelijke regels over de manier waarop we met elkaar omgaan. De medewerkers in deze inrichting zijn er niet alleen voor de beveiliging en het handhaven van de orde.

Binnen drie weken na je aankomst in de inrichting stellen we een perspectiefplan voor je op. Dit plan vormt de basis voor de structuur van je verblijf in de inrichting. In het perspectiefplan wordt vastgelegd wat de doelstellingen zijn van je opvoeding en behandeling tijdens je verblijf in de inrichting en hoe we die doelstellingen willen bereiken. In het perspectiefplan leggen we ook vast wat je individuele werkdoelen zijn en wat je gaat doen op het gebied van onderwijs en andere activiteiten. Voordat je perspectiefplan wordt vastgesteld, wordt het met jou en indien mogelijk en gewenst met je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders besproken. Ook wordt je perspectiefplan besproken met de Raad voor de Kinderbescherming.

Om de zoveel tijd en ten minste drie maal per jaar wordt gekeken of alles volgens plan verloopt of dat je perspectiefplan aangepast moet worden.

Nadere regelgeving:

4. Gebruik kamer en persoonlijke bezittingen

4.1. Gebruik kamer

Elke kamer heeft een standaard inrichting. Als je je kamer voor het eerst in gebruik neemt, controleert een medewerker van de inrichting samen met jou of alles aanwezig en in orde is. De spullen die in je kamer staan worden weer gecontroleerd als je verhuist naar een andere kamer of uit de inrichting vertrekt. Ook tijdens je verblijf zal regelmatig door medewerkers worden gekeken of alles in je kamer nog schoon en in orde is. De medewerkers van de inrichting mogen altijd je kamer binnenkomen.

Het is verboden de deur, de luiken in de deur of het raam ergens mee te blokkeren of af te schermen. Het is ook verboden lampen of rookmelders ergens mee af te dekken. Als bij een tussentijdse controle of bij je vertrek uit de kamer blijkt dat er spullen zijn beschadigd of weg zijn, kan de inrichting de kosten daarvan door jou laten betalen (zie ook paragraaf 12.2 van deze huisregels).

[aanvullen met de procedures en regels voor de volgende onderwerpen:

  • indien aanwezig: gebruik van intercom

  • afsluiten van eigen kamer

  • wijzigen/aanvullen van inventaris ophangen van posters

  • gebruik van tv en radio op de eigen kamer

  • schoonhouden van de kamer

  • bezoek op de kamer van medebewoners

  • bediening elektra/water op de kamer]

De ruimtes en materialen die je hebt gebruikt, moet je altijd schoon en opgeruimd achterlaten.

[hier nadere regels opnemen voor het schoonhouden van gemeenschappelijke ruimtes, opvang- en afzonderingsruimtes, corvee etc.]

Nadere regelgeving:

4.2. Persoonlijke bezittingen

Je mag alleen persoonlijke bezittingen bij je houden waar de directeur toestemming voor heeft gegeven.

In deze inrichting is het in ieder geval verboden de volgende zaken in je bezit te hebben:

  • alcoholische dranken en drugs;

  • wapens;

  • telecommunicatieapparatuur, bijvoorbeeld mobiele telefoons, usb-sticks of andere gegevensdragers;

  • huisdieren [eventueel aanvullen met: ,met uitzondering van …];

  • film- en videoapparatuur en fotocamera’s;

  • voorwerpen van discriminerende, aanstootgevende of militante aard;

  • auto’s, motoren en bromfietsen;

    [eventueel aanvullen met voor de inrichting specifieke zaken]

  • alle overige voorwerpen die een gevaar kunnen opleveren voor de orde en de veiligheid in de inrichting en/of je geestelijke en lichamelijke ontwikkeling.

Het is geen recht, maar een gunst als je iets mag hebben en bij je mag houden. De directeur kan voorwaarden stellen aan het gebruik van voorwerpen die je in je bezit mag hebben. Het is verboden persoonlijke bezittingen met anderen te ruilen, aan anderen uit te lenen of op een andere manier van eigenaar te laten wisselen.

De directeur kan bepalen dat je bepaalde goederen niet langer bij je mag houden als:

  • je je niet houdt aan de voor het bezit gestelde voorwaarden;

  • het voor de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting en/of voor de bescherming van je geestelijke en lichamelijke ontwikkeling noodzakelijk is.

Je moet er rekening mee houden dat je goederen die om deze redenen door de directeur van je zijn afgenomen ook niet mee mag nemen als je wordt overgeplaatst naar een andere afdeling of inrichting. Je bent persoonlijk aansprakelijk voor de voorwerpen die je bij je draagt of in je kamer hebt (zie verder paragraaf 12.2 van deze huisregels). De aansprakelijkheid van de directeur is nooit meer dan vijfhonderd euro.

Goederen die je niet in je bezit mag hebben, worden op jouw naam geregistreerd en bewaard, naar je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders gestuurd of, als je daar toestemming voor hebt gegeven, vernietigd. De kosten van het bewaren, versturen of vernietigen kunnen aan jou in rekening worden gebracht. De directeur kan bezittingen van jou aan een opsporingsambtenaar geven als dit nodig is voor de voorkoming of de opsporing van strafbare feiten.

[hier procedure van de inrichting voor de in- en uitvoer van goederen opnemen]

Nadere regelgeving:

5. Dagprogramma

Het dagprogramma is vooral gericht op je opvoeding en om je zo goed mogelijk voor te bereiden op je terugkeer in de samenleving. Het dagprogramma omvat alles van de tijd van opstaan ’s morgens tot de tijd van het naar bed gaan ’s avonds. Het programma is er onder meer op gericht om je eigen mogelijkheden beter te leren kennen en je te helpen je verder te ontwikkelen.

Je bent verplicht aan alle activiteiten in het dagprogramma deel te nemen, tenzij de directeur heeft bepaald dat de deelname vrijwillig is. Als je niet deelneemt aan een bepaalde activiteit, kun je verplicht worden zolang op je kamer te blijven.

In de inrichting zijn er ten minste 77 uur per week aan gemeenschappelijke activiteiten in het dagprogramma opgenomen. Deze uren worden verdeeld over de week, maar per dag neem je minimaal acht en een half uur deel aan gemeenschappelijke activiteiten. Deze uren kunnen onderbroken worden door een verblijf op je kamer. Je kunt ten minste twee uur per dag van de voor gemeenschappelijke activiteiten bestemde tijd besteden aan recreatie. Die twee uur kunnen ingevuld worden met vrije tijd of met een georganiseerde activiteit. In het dagprogramma is aangegeven hoe de dag is ingedeeld en wanneer de activiteiten plaatsvinden. In het dagprogramma zijn ook de tijden opgenomen dat je op je kamer moet blijven. Je moet in ieder geval op je kamer blijven gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.

[hier aangeven op welke wijze de jeugdige kennis kan nemen van het dagprogramma.

Het programma moet in ieder geval voor de jeugdige op de afdeling ter inzage liggen]

Tijdens de eerste drie weken in de inrichting kunnen andere regels gelden (zie hoofdstuk 2).

Nadere regelgeving

5.1. Verblijf in de buitenlucht

Als je gezondheid het toelaat, mag je dagelijks in totaal ten minste één uur in de buitenlucht zijn. Dit uur hoeft niet aaneengesloten te zijn. Ook als je in afzondering bent geplaatst, mag je ten minste één uur per dag in de buitenlucht verblijven. Het verblijf in de buitenlucht kan dan ook in afzondering plaatsvinden.

Nadere regelgeving:

5.2. Onderwijs

Je bent gedurende je verblijf in de inrichting verplicht om onderwijs of andere scholings- en vormingsactiviteiten te volgen. Indien mogelijk houden we bij de keuze van het onderwijs rekening met je wensen en die van je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders.

[hier opnemen welke onderwijsfaciliteiten in de inrichting geboden worden]

Nadere regelgeving:

5.3. Sport

Je mag ten minste tweemaal per week drie kwartier sporten of een andere vorm van lichamelijke oefening uitvoeren, uitzonderingen daargelaten. De hiervoor bestemde tijden zijn opgenomen in het dagprogramma.

[hier eventueel nadere bepalingen over het gebruik van voorgeschreven sportkleding omschrijven, zoals het verbod op het dragen van sieraden, zwarte zolen etc.]

Nadere regelgeving:

5.4. Bibliotheek

Je mag eenmaal per week gebruik maken van een bibliotheek.

[hier procedure beschrijven voor het gebruik van de bibliotheekvoorziening]

Nadere regelgeving:

5.5. Winkel of winkelbestellijst

Je kunt eenmaal per week in de winkel van de inrichting of via een winkelbestellijst van je eigen geld dingen kopen, zoals snoepgoed, frisdrank, lectuur, postzegels, rookwaar of toiletartikelen. Zie ook paragraaf 12.1 van deze huisregels. Uiteraard kun je alleen dingen kopen die in de inrichting zijn toegestaan en waar jij toestemming voor hebt.

[hier procedure, frequentie en maximaal te besteden bedrag aangeven]

Nadere regelgeving:

5.6. Overige activiteiten

[hier overige in de inrichting aangeboden activiteiten omschrijven]

6. Verzorging

6.1. Voeding

In de inrichting worden op vaste tijden maaltijden verstrekt. De tijden staan vermeld in het dagprogramma. Zo mogelijk houden we bij het menu rekening met je godsdienst en levensovertuiging. Je kunt alleen een bepaald dieet of aangepaste voeding krijgen als dat volgens de medische dienst om medische redenen noodzakelijk is.

Nadere regelgeving:

6.2. Gebruik en onderhoud van kleding

Je mag in de inrichting je eigen kleding en schoeisel dragen, tenzij die een gevaar kunnen opleveren voor de orde of de veiligheid in de inrichting of niet voldoen aan redelijk te stellen eisen. Je kunt verplicht worden tijdens bepaalde activiteiten of tijdens het sporten bepaalde voorgeschreven kleding of schoeisel te dragen.

[hier aangeven welke regels in de inrichting gelden voor het gebruik en onderhoud van kleding en schoeisel. Tevens aangeven hoeveel kleding en schoeisel de jeugdige op zijn eigen kamer mag bewaren]

Nadere regelgeving:

6.3. Persoonlijke verzorging

Je krijgt in de inrichting de gelegenheid om je uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen.

[hier aangeven wanneer de jeugdige mag douchen]

[hier aangeven hoe vaak de jeugdige naar de kapper mag gaan en welke regels gelden voor de kosten van een bezoek aan de kapper]

Nadere regelgeving:

6.4. Medische verzorging

Aan de inrichting is een medische dienst verbonden met een inrichtingsarts, tandarts en een verpleegkundige. Je kunt de leden van de medische dienst raadplegen volgens de in de inrichting geldende procedures. Daarnaast heb je het recht om een door jezelf uitgekozen arts te raadplegen. De kosten van dit consult worden echter niet door de inrichting betaald. De directeur stelt in overleg met de door jou gekozen arts de plaats en het tijdstip van de afspraak vast.

Er is tevens een psychiater aan de inrichting verbonden. De psychiater kun je volgens de hieronder omschreven procedure raadplegen.

[hier de procedure omschrijven voor het raadplegen van de (tand)arts, verpleegkundige en psychiater. Tevens de procedure voor de verstrekking van medicijnen en de procedure voor ziek- betermeldingen vermelden]

Klachten over medisch handelen

Als je een klacht hebt over het medisch handelen van de inrichtingsarts, verpleegkundige, tandarts, psycholoog of een andere medische hulpverlener binnen de inrichting kun je binnen veertien dagen om bemiddeling vragen. Dit doe je door een brief te sturen aan het Hoofd Medische Dienst (HMD) van de inrichting. Het HMD zal je uitnodigen voor een gesprek. Als dit gesprek niet tot een oplossing leidt, zal het HMD je klacht:

  • doorsturen naar de Commissie van Toezicht als je klacht gaat over de organisatie van de medische zorg;

  • doorsturen naar de Medisch Adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie als je klacht gaat over medisch handelen

In het eerste geval wordt je klacht afgehandeld zoals omschreven in hoofdstuk 11 van deze huisregels.

In het tweede geval stelt de Medisch Adviseur je zo nodig in de gelegenheid je klacht nader toe te lichten. De Medisch Adviseur kan ook informatie inwinnen bij andere personen en hij mag jouw medisch dossier inzien. De Medisch Adviseur probeert binnen vier weken een oplossing te vinden voor je probleem. Als de bemiddeling is afgesloten en je bent nog niet tevreden, kun je binnen zeven dagen na ontvangst van het afschrift van de mededeling van de Medisch Adviseur een beroepschrift indienen bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Hoe je dat doet, lees je in de artikelen 55 tot en met 58 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen.

[hier aangeven waar de jeugdige de regelgeving kan inzien en wie de jeugdige bij het indienen van het beroepsschrift kan ondersteunen]

Nadere regelgeving:

6.5. Geestelijke verzorging

Je mag je godsdienst of levensovertuiging in de inrichting vrij belijden en beleven. Je kunt onder andere godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten bijwonen en persoonlijk en vertrouwelijk contact hebben met geestelijk verzorgers.

[hier aangeven waar en wanneer de jeugdige contact kan onderhouden met de geestelijk verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van zijn keuze, die al dan niet aan de inrichting is verbonden. Tevens aangeven waar en wanneer de jeugdige in de inrichting te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze kan bijwonen]

Nadere regelgeving:

7. Contact met de buitenwereld

7.1. Bezoek van relaties

Je mag bezoek van je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders ontvangen. Daarnaast mag je ten minste één uur per week overig bezoek ontvangen. Minderjarige bezoekers kunnen alleen onder begeleiding van een meerderjarige op bezoek komen. Indien je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders niet op bezoek kunnen komen op de hieronder vastgestelde tijden dan kunnen ze op een ander moment komen in overleg met de inrichting.

[hier maximum aantal bezoekers aangeven]

[hier aangeven hoe het bezoek aangevraagd moet worden]

[hier aangeven op welke tijden en plaatsen het bezoek kan worden ontvangen]

Weigering van bezoek

De directeur kan het bezoek van bepaalde personen weigeren als dit nodig is voor:

  • a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  • b. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

  • c. de bescherming van slachtoffers van misdrijven of op een andere manier bij misdrijven betrokken personen;

  • d. jouw geestelijke of lichamelijke ontwikkeling;

  • e. de uitvoering van je perspectiefplan.

De weigering van een bezoeker op grond van a, b, d of e geldt voor maximaal vier weken. De directeur kan de bezoeker na het verstrijken van de termijn telkens opnieuw weigeren als hij of zij dat nodig vindt. Als dat gebeurt dan krijg je daar een schriftelijke mededeling van, waar ook in staat dat je in beklag kan gaan.

Tijdens het bezoek moeten jij en je bezoek zich houden aan de aanwijzingen van de medewerkers van de inrichting. Als jullie dat niet doen, kan het bezoek voortijdig beëindigd worden en kunnen je bezoekers uit de inrichting worden verwijderd.

Toezicht

Om dezelfde redenen als waarvoor bezoek geweigerd kan worden, kan de directeur ook bepalen dat tijdens het bezoek toezicht wordt gehouden. Medewerkers van de inrichting mogen dan meeluisteren met je gesprekken en de gesprekken eventueel opnemen. Als dit gebeurt, worden jij en je bezoek daar van tevoren over geïnformeerd.

[hier aangeven op welke wijze in de inrichting toezicht wordt uitgeoefend]

Nadere regelgeving:

7.2. ‘Geprivilegieerd’ bezoek

Een aantal personen en instanties worden in de wet aangewezen als ‘geprivilegieerde’ oftewel bevoorrechte bezoekers. Voor deze personen en instanties gelden ruimere bezoekmogelijkheden en andere regels. Bij een bezoek van een geprivilegieerde bezoeker is geen toezicht aanwezig, tenzij de directeur toezicht noodzakelijk vindt omdat het anders te gevaarlijk zou worden voor de bezoeker. Als je je advocaat op bezoek hebt moet het toezicht zo zijn dat je nog wel vertrouwelijk met hem of haar kan praten.

Enkele geprivilegieerde bezoekers kunnen jou altijd bezoeken als ze dat willen. Dit zijn:

  • de geneeskundig inspecteurs van de volksgezondheid en de inspecteurs van de Inspectie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming;

  • de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming of leden daarvan;

  • de commissie van toezicht, een beklagcommissie of leden daarvan.

Een aantal andere geprivilegieerde personen kan jou alleen op vastgestelde tijden en plaatsen bezoeken. Dit zijn:

  • je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders, behalve als de directeur vindt dat voor jou zwaarwichtige belangen zich daartegen verzetten;

  • je reclasseringswerker, je gezinsvoogd of een vertegenwoordiger van een stichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wet op de Jeugdzorg;

  • je advocaat;

  • leden van het Koninklijk Huis;

  • leden van de Eerste of Tweede Kamer;

  • de Minister van Veiligheid en Justitie;

  • justitiële autoriteiten;

  • de Nationale ombudsman;

  • andere door de Minister van Veiligheid en Justitie of de directeur aan te wijzen personen of instanties.

[hier aangeven op welke tijden en plaatsen geprivilegieerd bezoek kan worden ontvangen en de maximale duur van het bezoek]

[hier aangeven op welke wijze geprivilegieerd bezoek aangevraagd moet worden]

Nadere regelgeving:

7.3. Telefoneren met relaties

Je mag ten minste tweemaal per week gedurende tien minuten één of meer telefoongesprekken voeren met personen buiten de inrichting. De kosten voor het telefoneren moet je zelf betalen, tenzij de directeur anders bepaalt.

[hier aangeven waar, wanneer en hoe vaak getelefoneerd kan worden en hoe de betaling wordt geregeld]

De directeur kan weigeren dat je met bepaalde personen telefoneert of bepalen dat het gesprek wordt beluisterd of een opgenomen telefoongesprek wordt uitgeluisterd. Hiervoor gelden dezelfde regels als voor het weigeren van bezoek en het houden van toezicht bij bezoek, zoals beschreven in paragraaf 7.1.

[hier aangeven hoe in de inrichting toezicht wordt uitgeoefend op telefoongesprekken]

7.4. Telefoneren met geprivilegieerde contacten

Als het noodzakelijk en mogelijk is, mag je telefoneren met de zogenaamde geprivilegieerde personen die in paragraaf 7.2 worden opgesomd. Ook hierbij zijn de kosten voor je eigen rekening, tenzij de directeur anders bepaalt. Het is aan jou om aannemelijk te maken dat het noodzakelijk is dat je de betreffende geprivilegieerde persoon telefonisch spreekt.

Bij een telefoongesprek met een geprivilegieerde persoon wordt alleen meegeluisterd om vast te stellen of je inderdaad degene aan de lijn hebt die je zei te willen spreken.

[hier aangeven hoe een gesprek met een geprivilegieerd contact aangevraagd moet worden]

Nadere regelgeving:

7.5. Post van relaties

Je mag brieven en stukken per post verzenden en ontvangen. De hieraan verbonden kosten komen voor je eigen rekening, tenzij de directeur anders bepaalt.

[hier het inrichtingsbeleid voor de kosten van het verzenden van post aangeven]

Toezicht

Enveloppen en andere poststukken die van jou afkomstig of voor jou bestemd zijn, kunnen worden geopend om te kijken of er voorwerpen worden meegestuurd. Medewerkers van de inrichting mogen ook de inhoud van een brief of een ander poststuk controleren, om een van dezelfde redenen die in paragraaf 7.1 genoemd worden. Dit toezicht kan ertoe leiden dat de directeur besluit een brief of een ander poststuk of een gedeelte daarvan te laten kopiëren voordat het verstuurd wordt of aan je uitgereikt wordt.

[hier het inrichtingsbeleid over het uitoefenen van toezicht op post uitwerken]

Weigering

De directeur kan weigeren bepaalde brieven of andere poststukken die je wilt versturen te verzenden. De directeur kan ook weigeren bepaalde brieven of andere poststukken die voor jou bestemd zijn aan jou uit te reiken. Hiervoor gelden dezelfde regels als voor het weigeren van bezoek zoals beschreven in paragraaf 7.1.

Niet uitgereikte brieven of poststukken worden:

  • of in de inrichting bewaard en aan jou teruggegeven als je in vrijheid wordt gesteld;

  • of op jouw kosten naar de afzender of naar een door jou opgegeven adres gestuurd;

  • of met jouw toestemming vernietigd;

  • of aan een opsporingsambtenaar overhandigd, als dit nodig is ter voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

Nadere regelgeving:

7.6. Post van geprivilegieerde contacten

Voor de verzending en ontvangst van post van geprivilegieerde contacten gelden andere regels. Indien een brief bestemd is voor een geprivilegieerd contact moet je dit duidelijk op de envelop vermelden. Er mag geen controle worden uitgeoefend op de inhoud van een brief of een ander poststuk van jou aan een geprivilegieerde persoon. Er mag ook geen controle plaatsvinden van een brief of een ander poststuk voor jou van een geprivilegieerde persoon. Wel kan in jouw aanwezigheid de brief worden geopend om te kijken of er geen voorwerpen worden meegezonden.

Nadere regelgeving:

7.7. Perscontacten

Je mag gesprekken voeren met vertegenwoordigers van de media – kranten, radio, tv etc. –, maar alleen met toestemming van de directeur. Hiervoor geldt een afzonderlijke procedure. Deze procedure wordt met je doorgenomen als je te kennen geeft te willen praten met iemand van de media.

Nadere regelgeving:

8. Verlof

Verlof betekent dat je voor een bepaalde tijd en onder vooraf vastgestelde voorwaarden de inrichting mag verlaten. Er zijn verschillende soorten verlof. Er kan incidenteel verlof worden verleend als er onverwacht iets belangrijks gebeurt waarbij je aanwezigheid nodig is; bijvoorbeeld een sterfgeval in het gezin of een ziek familielid. Ook kan incidenteel verlof worden verleend voor een examen dat je moet afleggen. Daarnaast is er planmatig verlof; dat is verlof in het kader van je perspectiefplan. Dit kan begeleid of onbegeleid verlof zijn. Of je in aanmerking komt voor verlof is afhankelijk van de aard van de straf of de maatregel waarvoor je in de inrichting bent geplaatst. Als je wilt weten of je voor verlof in aanmerking komt, kun je dit vragen aan

[hier aangeven welke functionaris hier antwoord op kan geven].

Je gedrag in de inrichting speelt een rol bij de beoordeling van de vraag of je met verlof mag gaan. Je krijgt alleen toestemming voor verlof als we vinden dat het verantwoord is.

Nadere regelgeving:

9. Scholings- en trainingsprogramma

Wanneer je jeugddetentie hebt, met een reststraf van drie maanden, neem je in aansluiting op het verblijf in de inrichting deel aan het zogenaamde scholings- en trainingsprogramma (hierna STP genoemd). Ook in andere gevallen kun je voor deelname aan een STP in aanmerking komen. Als je daarvoor in aanmerking komt, wordt dat opgenomen in jouw perspectiefplan. Over de deelname beslist de directeur. De directeur heeft hiervoor een machtiging nodig van de Minister van Veiligheid en Justitie. Als je laat weten dat je een STP wilt, kan de directeur jou voordragen voor deelname daaraan. Als je aan een STP begint ben je verplicht dat programma voor de afgesproken periode te volgen. Het programma volg je voor tenminste 26 uur per week. Van elk STP is een schriftelijke omschrijving waarin staat wat het programma inhoudt.

Een STP duurt bij jeugddetentie minimaal één en maximaal drie maanden. Wanneer aan jou de maatregel ‘plaatsing in een inrichting voor jeugdigen’ (hierna PIJ genoemd) voor drie jaar is opgelegd, kan het STP drie maanden duren. Als je een PIJ voor langer dan drie jaar, maar niet langer dan vijf jaar hebt gekregen, kan het STP zes maanden duren. Als je een PIJ voor maximaal zeven jaar hebt gekregen, kun je ook deelnemen aan een STP. De duur van het STP is dan maximaal één jaar.

Aan de deelname worden voorwaarden verbonden. Algemene voorwaarden die aan deelname aan een STP worden gesteld zijn de volgende:

  • 1. Je moet je houden aan de aanwijzingen van degene die toezicht op je houdt en je begeleidt. Als hij je informatie vraagt moet je die geven.

  • 2. Als je ergens anders wilt gaan wonen, moet je dat van te voren aan de directeur laten weten.

  • 3. Als je aan een STP deelneemt mag je geen strafbare feiten plegen.

Daarnaast kunnen bijzondere voorwaarden aan deelname aan een STP worden gesteld, zoals bijvoorbeeld elektronisch toezicht of het volgen van een afkickprogramma.

Als je de voorwaarden van een STP overtreedt, kan de directeur het volgende doen:

  • 1. een waarschuwing geven, of

  • 2. de voorwaarden van het STP wijzigen of nieuwe voorwaarden stellen, of

  • 3. je tijdelijk terugplaatsen in de inrichting, of

  • 4. het STP intrekken.

De Minister van Veiligheid en Justitie kan in sommige gevallen de machtiging voor het STP intrekken. Wanneer dat gebeurt, moet de directeur het STP intrekken. In dat geval wordt je teruggeplaatst in de inrichting.

Nadere regelgeving:

10. Controle, ordemaatregelen en straffen

10.1. Urinecontrole

Je kunt verplicht worden om urine af te staan om te onderzoeken of je gedragsbeïnvloedende middelen hebt gebruikt. Onder gedragsbeïnvloedende middelen verstaan we verboden middelen zoals drugs, maar ook middelen waarvan we het ongecontroleerde gebruik willen tegengaan, zoals alcohol en kalmerings- en slaapmiddelen.

Je urine kan worden gecontroleerd:

  • a. als het noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting (dat kan ook als steekproef zijn);

  • b. in verband met een beslissing tot plaatsing of overplaatsing;

  • c. in verband met het verlenen van toestemming voor het verlaten van de inrichting.

In je perspectiefplan kan worden opgenomen dat in het belang van je behandeling of het bereiken van je werkdoelen (overplaatsing naar een andere afdeling of inrichting of verlof) urinecontroles kunnen worden gehouden.

De uitslag van een urinecontrole wordt zo snel mogelijk aan je meegedeeld. Je kunt als je het niet eens bent met de uitslag dezelfde urine nog eens laten controleren. Dat moet je dan wel zelf betalen, tenzij uit de uitslag van dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ongeoorloofd gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen.

Nadere regelgeving:

10.2. Kamerinspectie

De medewerkers van de inrichting mogen altijd je kamer betreden om je kamer te inspecteren. Bij een inspectie wordt gekeken of je voorwerpen in je kamer hebt die je niet in je bezit mag hebben.

Er kan een inspectie van je kamer worden gehouden:

  • als steekproef voor het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de inrichting. Dit heet een routine-inspectie;

  • als uit feiten of omstandigheden blijkt of aannemelijk is dat een inspectie nodig is voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.

Nadere regelgeving:

10.3. Onderzoek aan lichaam en kleding

Een onderzoek aan je lichaam wordt ook wel ‘visitatie’ genoemd. Een visitatie is een onderzoek waarbij je hele lichaam van buitenaf mag worden bekeken. Bij een onderzoek aan je lichaam mag ook in lichaamsholten, zoals je mond, je oren en je anus, worden gekeken. Bijvoorbeeld om te controleren of je daar geen verboden voorwerpen, zoals drugs, in hebt verstopt. Dit soort onderzoek wordt gedaan in een kamer waar niet zomaar iedereen naar binnen kan kijken. Als het mogelijk is, wordt het onderzoek bovendien gedaan door een medewerker van je eigen geslacht.

Een onderzoek aan je kleding wordt ook wel ‘fouillering’ genoemd. Bij een onderzoek aan je kleding mogen ook voorwerpen die je bij je hebt en met je meevoert worden onderzocht.

Een onderzoek aan je lichaam of aan je kleding kan plaatsvinden:

  • bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting;

  • voorafgaand aan of na afloop van bezoek;

  • als het noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Dit soort controle kan bij wijze van steekproef worden gehouden of omdat we vermoeden dat je iets bij je hebt wat je niet in je bezit mag hebben.

Als er bij het onderzoek voorwerpen worden gevonden die niet in je bezit mogen zijn, mag de directeur deze voorwerpen in beslag nemen. De voorwerpen kunnen dan op jouw kosten worden bewaard, naar je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders worden gestuurd, met jouw toestemming worden vernietigd of aan een opsporingsambtenaar worden gegeven om strafbare feiten te voorkomen of op te sporen.

Nadere regelgeving:

10.4. Onderzoek in het lichaam

Bij een onderzoek in je lichaam moet je denken aan het maken van röntgenfoto’s of bijvoorbeeld een inwendig onderzoek van je slokdarm als we vermoeden dat je verdovende of gevaarlijke dingen hebt ingeslikt. Een onderzoek in je lichaam wordt altijd uitgevoerd door een arts of een verpleegkundige die in opdracht van een arts werkt.

De directeur kan bepalen dat je in je lichaam onderzocht moet worden als het noodzakelijk is voor je eigen gezondheid of om ernstig gevaar voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting af te wenden. In dringende gevallen kan ook een personeelslid of medewerker van de inrichting beslissen dat een arts of verpleegkundige een onderzoek in je lichaam uitvoert.

Als er bij het onderzoek voorwerpen worden gevonden die niet in je bezit mogen zijn, mag de directeur deze voorwerpen in beslag nemen. De voorwerpen kunnen dan op jouw kosten worden bewaard, met jouw toestemming worden vernietigd of aan een opsporingsambtenaar worden gegeven om strafbare feiten te voorkomen of op te sporen.

Nadere regelgeving:

10.5. Gedwongen geneeskundige behandeling

De directeur kan je verplichten om een medische behandeling door een arts of verpleegkundige toe te laten. Hij of zij kan je die verplichting opleggen als er ernstig gevaar dreigt voor de veiligheid of gezondheid van jezelf of van anderen. Er kan je bijvoorbeeld dwangmedicatie worden gegeven als je zo agressief wordt dat je jezelf, andere bewoners of medewerkers dreigt te verwonden. In zo’n geval moet je toestaan dat je de medicijnen toegediend krijgt.

Nadere regelgeving:

10.6. Gebruik mechanische middelen

Als je in afzondering bent geplaatst kan de directeur bepalen dat je in je bewegingsvrijheid wordt beperkt door het gebruik van mechanische middelen. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan het gebruik van handboeien. Het in afzondering plaatsen wordt uitgelegd in paragraaf 10.9.

Je mag met mechanische middelen in je bewegingsvrijheid worden beperkt als het echt noodzakelijk is om gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van jezelf of van anderen af te wenden. Hoe lang je met deze middelen in je bewegingsvrijheid mag worden beperkt, is afhankelijk van je leeftijd. Als je jonger bent dan zestien jaar maximaal twaalf uur. Als je zestien jaar of ouder bent maximaal 24 uur.

Bij acuut gevaar voor jezelf of voor anderen mag een medewerker van de inrichting ook besluiten mechanische middelen toe te passen. Dit mag echter voor maximaal vier uur. Bij dit gebruik van mechanische middelen stelt de directeur zo snel mogelijk de arts of diens vervanger en de commissie van toezicht op de hoogte.

Nadere regelgeving:

10.7. Gebruik geweld en vrijheidsbeperkende middelen

Het kan soms nodig zijn dat medewerkers van de inrichting met geweld de orde herstellen. Het gebruiken van geweld betekent in dit geval dat je door lichaamskracht of met een wapenstok wordt gedwongen om iets te doen of om iets juist niet te doen.

Om zo min mogelijk lichamelijk geweld te hoeven gebruiken, kunnen medewerkers van de inrichting bij je vervoer of bij een interne overplaatsing gebruik maken van vrijheidsbeperkende middelen, zoals handboeien of een broekstok.

Medewerkers mogen alleen gebruik maken van geweld in de volgende gevallen:

  • a. als het nodig is om de orde of de veiligheid in de inrichting te handhaven;

  • b. als het nodig is om een beslissing uit te voeren, bijvoorbeeld als je niet mee wilt werken aan een beslissing tot afzondering;

  • c. als het nodig is om te voorkomen dat jij je aan het toezicht van de inrichting onttrekt. Dit betekent dat we geweld kunnen gebruiken als je uit de inrichting wilt ontsnappen of als je er tijdens begeleid verlof vandoor wilt gaan;

  • d. om DNA-materiaal af te nemen.

We waarschuwen je eerst voordat er geweld wordt gebruikt, tenzij het noodzakelijk is om onmiddellijk in te grijpen.

Nadere regelgeving:

10.8. Time-outmaatregel

De directeur kan besluiten je een time-outmaatregel op te leggen. Dit is een maatregel die maximaal één uur mag duren en in totaal mogen time-outmaatregelen maximaal twee uur per dag opgelegd worden. Je kunt de maatregel vergelijken met het tijdelijk weggestuurd worden uit de klas of dat je thuis tijdelijk naar je kamer wordt gestuurd. De time-out is een korte en minimaal ingrijpende pedagogische maatregel waarbij je kort buiten de groep wordt geplaatst om daarmee je gedrag gunstig te beïnvloeden. Deze maatregel is een onderdeel van je opvoeding en leert dat bepaald gedrag gevolgen heeft.

De maatregel houdt in dat je uitgesloten wordt van het verblijf in de groep of van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten. Als je wordt uitgesloten van het verblijf in de groep, moet je in je kamer op de afdeling blijven.

Nadere regelgeving:

10.9. Ordemaatregelen

Het is mogelijk dat je een ordemaatregel wordt opgelegd als het noodzakelijk is voor de orde en de veiligheid in de inrichting of voor de bescherming van jezelf.

Er zijn verschillende soorten ordemaatregelen:

  • uitsluiting van het verblijf in de groep;

  • uitsluiting van deelname aan activiteiten, zoals recreatie of sport;

  • plaatsing in afzondering;

  • tijdelijke overplaatsing naar een andere inrichting.

Een ordemaatregel kan worden opgelegd op grond van incidenten binnen of buiten de inrichting. Een ordemaatregel duurt niet langer dan strikt noodzakelijk is.

De directeur kan een ordemaatregel opleggen:

  • a. als het in belang is van de orde of de veiligheid in de inrichting;

  • b. als het noodzakelijk is voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van je vrijheidsbeneming;

  • c. als het nodig is ter bescherming van jezelf;

  • d. als je ziek bent;

  • e. als je hier zelf om vraagt en de directeur vindt dat dit verzoek redelijk en uitvoerbaar is.

Een beslissing over het opleggen van een ordemaatregel op grond van d. ziekte of e. eigen verzoek kan ook door een personeelslid of een medewerker van de inrichting worden genomen.

Uitsluiting van het verblijf in de groep of uitsluiting van deelname aan activiteiten

De directeur kan besluiten je uit te sluiten van het verblijf in de groep of van deelname aan een of meer activiteiten. Als je wordt uitgesloten van het verblijf in de groep, moet je in je kamer op de afdeling blijven.

De uitsluiting van het verblijf in de groep kan maximaal twee dagen duren als de maatregel is opgelegd in de gevallen a, b of c. De directeur kan de uitsluiting voor maximaal twee dagen verlengen, als hij of zij van mening is dat uitsluiting nog steeds noodzakelijk is.

Als de uitsluiting per direct uitgevoerd moet worden, mag ook een personeelslid of een medewerker de maatregel opleggen, echter voor maximaal vijftien uur. Dat moet dan wel direct aan de directeur worden gemeld.

Afzondering

De directeur kan besluiten je in afzondering te plaatsen. Afzondering vinden we een uiterste maatregel. Als je wordt afgezonderd, wordt je in een afzonderingscel geplaatst of in een andere verblijfsruimte in de inrichting. De directeur kan ook besluiten dat je de afzondering moet ondergaan in een andere inrichting. Dit laatste kan alleen als er ernstige bezwaren zijn tegen afzondering in onze eigen inrichting. Als je wordt afgezonderd om de redenen a, b en c, geldt er een maximale duur voor de maatregel.

Hoelang je kunt worden afgezonderd is afhankelijk van je leeftijd:

  • als je nog geen zestien jaar bent, duurt de afzondering maximaal één dag (24 uur). Als de directeur vindt dat de noodzaak tot afzondering daarna nog steeds bestaat, kan hij je afzondering voor maximaal één dag verlengen.

  • als je zestien jaar of ouder bent, kan de afzondering maximaal twee dagen (48 uur) duren. Als de directeur vindt dat de noodzaak tot afzondering daarna nog steeds bestaat kan hij je afzondering voor maximaal twee dagen verlengen.

Als je langer dan 24 uur afgezonderd wordt, zorgt de directeur ervoor dat de commissie van toezicht van de inrichting, de inrichtingsarts of diens vervanger en je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders of de stichting onmiddellijk hiervan op de hoogte wordt of worden gesteld.

Als de afzondering per direct uitgevoerd moet worden, mag ook een personeelslid of een medewerker de maatregel opleggen, echter voor maximaal vijftien uur. Dat moet dan wel direct aan de directeur worden gemeld.

Tijdelijke overplaatsing

De vierde mogelijke ordemaatregel is de tijdelijke overplaatsing. De directeur kan besluiten je voor korte tijd naar een andere inrichting over te plaatsen. Een tijdelijke overplaatsing kan worden opgelegd als je door je gedrag de orde of de veiligheid in de inrichting in gevaar brengt, of om je te beschermen tegen jezelf en anderen (zie a en b bij het begin van paragraaf 10.9).

De directeur kan alleen beslissen dat je tijdelijk in een andere inrichting wordt geplaatst na overleg met een gedragsdeskundige en de selectiefunctionaris.

Een tijdelijke plaatsing kan maximaal veertien dagen duren. De directeur kan de maatregel met maximaal veertien dagen verlengen als na overleg met de directeur van de andere inrichting, een gedragsdeskundige en de selectiefunctionaris is gebleken dat de noodzaak nog steeds aanwezig is en er plaats is. De directeur stelt je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders of de stichting onmiddellijk op de hoogte van de tijdelijke plaatsing en een eventuele verlenging.

Nadere regelgeving:

10.10. Disciplinaire straffen

Een disciplinaire straf is bedoeld als terechtwijzing oftewel een sanctie voor ontoelaatbaar gedrag waarvoor je persoonlijk verantwoordelijk bent. De duur van de straf is van tevoren bepaald.

Je kunt een disciplinaire straf krijgen als je dingen hebt gedaan die in strijd zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting of met de ongestoorde tenuitvoerlegging van je vrijheidsbeneming.

Als een medewerker vindt dat je in aanmerking komt voor een disciplinaire straf, meldt hij of zij dat schriftelijk aan de directeur en zegt dat ook tegen jou. De directeur beslist of je disciplinair wordt gestraft en welke straf je wordt opgelegd. Een straf kan ook worden uitgevoerd in een andere inrichting dan waar je het strafbare feit hebt gepleegd.

Er zijn vijf verschillende disciplinaire straffen:

  • 1. Opsluiting in een strafcel of een andere verblijfsruimte, zoals je eigen kamer of een andere, minder vertrouwde, ruimte. Deze straf kan voor maximaal vier dagen aan je worden opgelegd als je jonger bent dan zestien jaar en voor maximaal zeven dagen als je zestien jaar of ouder bent.

  • 2. Ontzegging van het mogen ontvangen van bezoek van een bepaald persoon of bepaalde personen. Deze straf kan worden opgelegd als het feit waarvoor je wordt gestraft, te maken heeft met het bezoek van die persoon of personen. De ontzegging van bezoek kan voor maximaal vier weken worden opgelegd.

  • 3. Uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten. Deze straf kan voor maximaal vier dagen aan je worden opgelegd als je jonger bent dan zestien jaar en voor maximaal zeven dagen als je zestien jaar of ouder bent.

  • 4. Weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof.

  • 5. Oplegging van een geldboete van ten hoogste je zakgeld voor één week.

Bij het opleggen van een geldboete geeft de directeur gelijk aan welke straf je krijgt als je de boete niet binnen de gestelde termijn betaalt.

Deze straffen kunnen ook voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van maximaal twee maanden. Een voorwaarde waar je je in ieder geval aan moet houden, is dat je geen feiten meer zult plegen die de orde of de veiligheid in de inrichting in gevaar brengen of de ongestoorde tenuitvoerlegging van je vrijheidsbeneming verstoren. Bij een voorwaardelijke straf kan de directeur ook andere voorwaarden aan je gedrag stellen. De voorwaarden waar je aan moet voldoen, worden je schriftelijk meegedeeld. Een proeftijd loopt gewoon door als je naar een andere inrichting wordt overgeplaatst.

Je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders dan wel de stichting worden van het opleggen van een disciplinaire straf en van de reden daarvan geïnformeerd. Indien je achttien jaar of ouder bent moet je hiermee instemmen.

Nadere regelgeving:

10.11. Horen en schriftelijke mededeling

Bij een aantal beslissingen over de beperking van je vrijheid en het opleggen van straffen of maatregelen moet je in de gelegenheid worden gesteld om ‘gehoord’ te worden, oftewel je eigen mening te geven. Het horen moet zoveel mogelijk plaatsvinden in een voor jou begrijpelijke taal.

De beslissing over deze kwesties moet vervolgens zonder onnodig uitstel schriftelijk aan je worden meegedeeld. In de schriftelijke mededeling wordt aangegeven op welke gronden de beslissing is genomen. Bovendien word je geïnformeerd over de mogelijkheid om in beklag te gaan over de beslissing en de manier waarop je dat kunt doen.

Als je wordt gehoord, wordt hiervan ook aantekening gehouden.

De beslissingen waar het om gaat zijn:

  • de weigering op het verzoek tot deelname aan een STP en de beëindiging van een STP als beschreven in hoofdstuk 9:

  • de weigering of de intrekking van de toestemming om je kind in de inrichting onder te brengen;

  • de voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg, op een afdeling voor intensieve behandeling of een individuele trajectafdeling;

  • de beperking en de intrekking van verlof;

  • beslissingen over onderzoek in het lichaam als beschreven in paragraaf 10.4;

  • beslissingen over de gedwongen geneeskundige behandeling als beschreven in paragraaf 10.5;

  • beslissingen over het bevestigen van mechanische middelen als beschreven in paragraaf 10.6;

  • beslissingen over het toepassen van een ordemaatregel als beschreven in paragraaf 10.9, te weten:

    • uitsluiting van deelname aan activiteiten;

    • uitsluiting van het verblijf in de groep;

    • plaatsing in afzondering en

    • tijdelijke plaatsing in een andere inrichting,

      als deze beslissing gebaseerd is op één van de volgende gronden:

      • het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting;

      • de noodzaak van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming;

      • de noodzaak om je tegen jezelf te beschermen.

  • de oplegging van een disciplinaire straf als beschreven in paragraaf 10.10, te weten:

    • opsluiting in een strafcel of een andere verblijfsruimte;

    • ontzegging van het mogen ontvangen van bezoek van een bepaald persoon of bepaalde personen;

    • uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten;

    • weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof;

    • oplegging van een geldboete.

  • beslissingen over observatie met een camera.

Bij de genoemde beslissingen over het STP, het onderbrengen van een kind in de inrichting, het opleggen van een disciplinaire straf of observatie met een camera, wordt je altijd vooraf gehoord.

Bij de andere genoemde beslissingen hoef je niet altijd vooraf in de gelegenheid gesteld te worden om gehoord te worden en hoeft er geen schriftelijke mededeling over de beslissing aan je uitgereikt te worden. Hiervan kan sprake zijn wanneer:

  • de vereiste spoed zich hiertegen verzet;

  • je hiervoor niet in de juiste gemoedstoestand verkeert.

Nadere regelgeving:

11. Bemiddeling, beklag en beroep

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe je officieel duidelijk kunt maken dat je het niet eens bent met een beslissing die door de inrichting is genomen en dat je een andere oplossing wilt voor eventuele problemen. Hoe je kunt klagen over medisch handelen door de huisarts, tandarts, psychiater of verpleegkundige van de inrichting en hoe je in beroep kunt gaan, vind je in paragraaf 6.4.

We verwachten van je dat je eerst probeert om problemen op te lossen op de plek waar ze zijn ontstaan, meestal op de afdeling waar je verblijft. Als dat niets oplost, kun je ook nog een gesprek aanvragen met een leidinggevende.

Er zijn behalve de leiding van de inrichting een aantal belangrijke instanties waar je in bepaalde gevallen terecht kunt voor klachten over beslissingen.

De commissie van toezicht

Elke inrichting heeft een commissie van toezicht. In deze commissie zitten mensen die niet in de inrichting werken. De commissie heeft als algemene taak toezicht te houden op de manier waarop er in de inrichting met de jeugdigen wordt omgegaan.

Maandcommissaris

Bij toerbeurt treedt een van de leden van de commissie van toezicht op als maandcommissaris. De maandcommissaris heeft de taak regelmatig met jullie te praten. Je kunt hem of haar dan bijvoorbeeld vertellen wat je vindt van je verblijf in de inrichting en of je bepaalde dingen graag anders zou willen. Als je dat wilt zijn de gesprekken vertrouwelijk. De maandcommissaris houdt regelmatig spreekuur in de inrichting. Daarnaast kan de maandcommissaris bemiddelen in zaken die door jou of je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders worden voorgesteld.

Die procedure is omschreven in paragraaf 11.1.

Beklagcommissie

De beklagcommissie bestaat uit drie leden van de commissie van toezicht, die worden bijgestaan door een secretaris. Bij de beklagcommissie kun je schriftelijk een klacht indienen. Bij eenvoudige klachten kan de voorzitter van de beklagcommissie de klacht alleen afdoen. Ook een ander lid van de beklagcommissie kan namens de voorzitter eenvoudige klachten afhandelen. Wanneer de beklagcommissie een uitspraak doet op jouw klacht moeten zowel jij als de directeur zich daaraan houden. Hoe die procedure gaat kan je lezen in paragraaf 11.2.

[hier aangeven hoe de jeugdige in contact kan komen met de maandcommissaris en een klacht kan indienen bij de beklagcommissie]

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming is een landelijke instantie die speciaal is ingesteld om de Minister van Veiligheid en Justitie te adviseren over zaken die spelen bij onder meer justitiële jeugdinrichtingen. Die Raad bezoekt af en toe ook de inrichtingen om te kijken hoe het er daar aan toe gaat.

Beroepscommissie

De Raad heeft een beroepscommissie die bestaat uit drie leden van de raad die worden bijgestaan door een secretaris. De beroepscommissie heeft de taak beroepszaken te behandelen. Hoe die procedure gaat kan je lezen in de paragrafen 11.3 tot en met 11.5.

11.1. Bemiddeling

Bemiddeling betekent dat de maandcommissaris van de commissie van toezicht met jou en de inrichting gaat praten om een oplossing te zoeken voor een probleem waar je mee zit.

Bemiddeling gebeurt in de volgende situaties:

  • altijd als je een klacht indient (zie hieronder: 11.2);

  • in alle andere gevallen als je om bemiddeling door de maandcommissaris vraagt.

Je kunt om bemiddeling vragen:

  • als je het niet eens bent met de manier waarop de directeur of een medewerker van de inrichting zich tegenover jou heeft gedragen of voor jou heeft gezorgd of

  • als je het niet eens bent met een beslissing die over jou is genomen.

Een verzoek om bemiddeling door de maandcommissaris kan ook namens jou worden ingediend door je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders. Dit recht vervalt als de maandcommissaris van oordeel is dat voor jou zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

Als je de maandcommissaris vraagt om voor jou te bemiddelen dan gaat hij of zij op zoek naar een oplossing voor je probleem waar zowel jij als de directeur zich in kan vinden. De bemiddeling kan maximaal zes weken duren. Als je klacht niet zo ingewikkeld is zal dit in het algemeen sneller kunnen. Zowel jij als de directeur krijgt van de maandcommissaris een schriftelijke beslissing van het resultaat van de bemiddeling.

Bij een klacht over een beslissing van de directeur die je persoonlijk aangaat, zegt de beklagcommissie of jij of de directeur gelijk heeft en moeten beide partijen zich daaraan houden. Als je het met het resultaat van de bemiddeling niet eens bent en als het gaat over een beslissing die je persoonlijk aangaat, kun je alsnog binnen zeven dagen een klacht indienen bij de beklagcommissie, mits je de aanvraag voor bemiddeling tijdig hebt ingediend. De behandeling loopt dan verder zoals in paragraaf 11.2 wordt omschreven.

Ging je klacht niet over een beslissing, maar over de manier waarop de directeur of een medewerker zich tegenover jou heeft gedragen of voor jou heeft gezorgd, dan loopt de procedure als volgt verder. De directeur laat je binnen vier weken na de mededeling van de maandcommissaris weten of hij of zij het eens is met het oordeel van de maandcommissaris en welke maatregelen hij of zij zal nemen. Hij geeft dat bericht ook aan de maandcommissaris. Als je het niet eens bent met wat de directeur zegt, kan je dat weer binnen zeven dagen melden bij de beklagcommissie. De beklagcommissie zal dan nogmaals een poging doen om te bemiddelen tussen jou en de directeur.

Je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders kunnen ook bemiddeling door de maandcommissaris vragen als zij het niet eens zijn met de manier waarop zij zelf zijn behandeld.

[hier aangeven hoe de jeugdige en de ouders etc. in contact kunnen komen met de maandcommissaris]

Nadere regelgeving:

11.2. Beklag

Je kunt een klacht indienen bij de beklagcommissie als je het niet eens bent met een door of namens de directeur genomen beslissing die jou persoonlijk aangaat, betreffende:

  • a. de weigering op het verzoek tot deelname aan een STP en de beëindiging van de deelname aan een STP;

  • b. de weigering of de intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen;

  • c. de voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 22a, derde lid of een afdeling voor intensieve behandeling als bedoeld in artikel 22b, derde lid of een individuele trajectafdeling als bedoeld in artikel 22c, vijfde lid;

  • d. de uitsluiting van het verblijf in de groep of van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan, alsmede verlenging van de uitsluiting van verblijf in de groep;

  • e. de plaatsing in afzondering en de verlenging daarvan;

  • f. de tijdelijke overplaatsing en de verlenging daarvan;

  • g. de beperking en de intrekking van verlof;

  • h. het onderzoek in het lichaam;

  • i. het gedogen van een geneeskundige handeling;

  • j. de bevestiging van mechanische middelen;

  • k. de oplegging van een disciplinaire straf;

  • l. de observatie door middel van een camera;

  • m. enige andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat je op grond van de wet of een eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt.

Het kan ook gaan om een beslissing van een medewerker. Als de beklagcommissie een uitspraak doet dan moeten jij en de directeur zich daaraan houden. Anders dan bij bemiddeling kan de beklagcommissie dus eigenlijk de directeur voorschrijven wat hij in dit geval moet doen of laten.

Een klacht bij de beklagcommissie moet je schriftelijk indienen. Vanaf het moment waarop de beslissing aan jou is meegedeeld, moet je binnen zeven dagen de klacht indienen. In je brief beschrijf je zo precies mogelijk over welke beslissing het gaat en wat je klacht is. Tevens vermeld je duidelijk:

  • de datum waarop je de klacht indient;

  • je naam;

  • je geboortedatum;

  • je geboorteplaats;

  • de afdeling waar je verblijft op het moment dat de klacht ontstaat.

Als je de Nederlandse taal niet goed genoeg beheerst, mag je je klacht ook in een andere taal indienen.

[hier aangeven waar en hoe de klacht ingediend moet worden]

De beklagcommissie gaat eerst bemiddelen voordat de klachtprocedure wordt gestart. In dat geval geldt de procedure van bemiddeling als beschreven in paragraaf 11.1.

Zowel jij als de directeur kan – eventueel gelijktijdig – mondeling worden gehoord door de beklagcommissie. Het is ook mogelijk dat je niet gehoord wordt en dat de klacht alleen schriftelijk wordt afgehandeld. Dat kan gebeuren als je klacht voor de beklagcommissie al een duidelijke zaak is.

Verzoek om schorsing van een beslissing

Je kunt de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming vragen om de uitvoering van de beslissing waarover je de klacht hebt ingediend geheel of gedeeltelijk te schorsen tijdens de behandeling in de beklagcommissie.

Je kunt dan een brief schrijven aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. De groepsleiding (bijvoorbeeld de pedagogisch medewerker) kan je aan het adres van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming helpen. In de brief leg je uit welke beslissing je wilt laten schorsen en waarom. Zet in de brief in elk geval dezelfde gegevens die je ook bij een klacht moet opnemen en maak duidelijk of je de beslissing geheel of gedeeltelijk wilt laten schorsen. Als je verzoek wordt toegestaan, wordt de beslissing voorlopig en in ieder geval tot de uitspraak van de beklagcommissie niet uitgevoerd.

Uitspraak van de beklagcommissie

De uitspraak van de beklagcommissie over je klacht wordt mondeling of schriftelijk aan je bekendgemaakt.

De uitspraak kan zijn:

  • De klacht is niet ontvankelijk. Dit betekent dat je over de beslissing niet kon klagen of dat je beklag te laat is ingediend.

  • De klacht is ongegrond. Dit betekent dat je wel kon klagen, maar dat je geen gelijk hebt gekregen.

  • De klacht is gegrond. Dit betekent dat je gelijk hebt gekregen.

Als je van de beklagcommissie gelijk hebt gekregen en de gevolgen van de beslissing waarom het ging niet meer teruggedraaid kunnen worden, kan de beklagcommissie een compensatie vaststellen. De compensatie kan bijvoorbeeld zijn dat je extra tijd krijgt om te telefoneren of om bezoek te ontvangen. In sommige gevallen kun je een compensatie in geld krijgen.

Nadere regelgeving:

11.3. Beroep tegen de uitspraak van de beklagcommissie

Zowel jij als de directeur kan schriftelijk in beroep gaan tegen de uitspraak van de beklagcommissie bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Je moet je beroepschrift uiterlijk binnen zeven dagen na de dag dat je de uitspraak van de beklagcommissie hebt gehoord of gelezen indienen. Voor het opstellen van een beroepschrift gelden dezelfde regels als voor het schrijven van een klacht (zie paragraaf 11.2 hierboven). Je moet daarbij duidelijk aangeven over welke uitspraak van de beklagcommissie het gaat. Zolang er nog geen uitspraak is gedaan door de beroepscommissie geldt wat de beklagcommissie heeft uitgesproken.

Als je dat wilt kun je aan de voorzitter van de beroepscommissie vragen om de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie geheel of gedeeltelijk te schorsen, zolang zij nog geen definitieve uitspraak hebben gedaan. Het is handig om dit gelijk te vragen in de brief waarin je uitlegt waartegen je in beroep gaat en waarom. Je kunt ook een aparte brief schrijven waarin je dezelfde gegevens vermeldt die je ook bij een klacht moet opnemen (zie paragraaf 11.2) en zo duidelijk mogelijk aangeeft welke uitspraak je geheel of gedeeltelijk wilt laten schorsen. Als de directeur in beroep is gegaan tegen de uitspraak van de beklagcommissie kan hij ook om schorsing vragen.

Nadere regelgeving:

11.4. Bezwaar en beroep tegen een beslissing van de selectiefunctionaris

Sommige beslissingen worden niet door de directeur, maar door de selectiefunctionaris genomen. Het gaat om de volgende beslissingen:

  • beslissingen over plaatsing;

  • beslissingen over overplaatsing;

  • de beslissing om, als je een PIJ-maatregel hebt gekregen, je plaatsing in een inrichting waar behandeling kan plaatsvinden uit te stellen.

Als je het niet eens bent met een beslissing van de selectiefunctionaris kun je in een aantal gevallen bezwaar maken bij de selectiefunctionaris zelf. Je moet dan een bezwaarschrift indienen waarin je duidelijk opschrijft tegen welke beslissing je bezwaar maakt en waarom je het niet eens bent met de beslissing.

Je kunt bezwaar maken tegen de volgende beslissingen van de selectiefunctionaris:

  • een beslissing over plaatsing in een bepaalde inrichting;

  • een beslissing over overplaatsing naar een andere inrichting;

  • als je een PIJ-maatregel opgelegd hebt gekregen, de beslissing tot verlenging van de termijn van drie maanden waarbinnen je in een inrichting geplaatst behoort te worden waar behandeling plaats kan vinden;

  • wanneer er tijdens een overplaatsing geweld tegen je is gebruikt of er vrijheidsbeperkende middelen zijn toegepast, de beslissing tot het gebruik van geweld of toepassing van vrijheidsbeperkende middelen bij overplaatsing.

Naast het maken van bezwaar tegen bepaalde beslissingen, kun je bij de selectiefunctionaris in een aantal gevallen ook een schriftelijk verzoek indienen. In je verzoekschrift moet je uiteraard duidelijk aangeven wat je precies wilt en waarom je dat wilt.

Je kunt de volgende verzoeken indienen:

  • een verzoek om plaatsing in een bepaalde inrichting;

  • een verzoek om overplaatsing naar een bepaalde inrichting.

[hier aangeven hoe de jeugdige een bezwaarschrift en een verzoekschrift kan indienen]

De selectiefunctionaris zal zijn beslissing over jouw bezwaar of verzoek schriftelijk aan je bekend maken. Hij moet dat binnen zes weken na het indienen van het bezwaar doen.

Nadere regelgeving:

Beroep

Als je het niet eens bent met de beslissing van de selectiefunctionaris over je bezwaar of je verzoek, kun je hiertegen in beroep gaan bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Je kunt alleen in beroep gaan als je helemaal of gedeeltelijk geen gelijk hebt gekregen. Je moet je beroepschrift binnen zeven dagen nadat je de schriftelijke uitspraak van de selectiefunctionaris hebt kunnen lezen indienen bij de beroepscommissie.

Ook kun je rechtstreeks beroep bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming instellen tegen:

  • een beslissing over verlof, wanneer hiertegen geen beklag openstaat of

  • de beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie tot weigering van het verlenen van een machtiging tot deelname aan het scholings- en trainingsprogramma, nadat je een verzoek tot deelname aan de directeur had gedaan.

Je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders hebben ook het recht om namens jou een bezwaar- of verzoekschrift in te dienen bij de selectiefunctionaris en het recht om in beroep te gaan tegen een beslissing van de selectiefunctionaris. Dit recht vervalt als de selectiefunctionaris of de beroepscommissie vinden dat voor jou zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

Nadere regelgeving:

11.5. Beroep tegen een beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie over strafonderbreking

Je kunt ook een beroep instellen bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming tegen een beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie over een onderbreking van je straf. Voor het opstellen van een beroepschrift gelden dezelfde regels als voor het schrijven van een klacht (zie paragraaf 11.2 hierboven). Je moet daarbij duidelijk aangeven over welke beslissing van de Minister het gaat.

Nadere regelgeving:

12. Overige bepalingen

12.1. Geld

[hier aangeven welke regels in de inrichting gelden met betrekking tot het bezit van contant geld en/of andere betaalmiddelen]

[hier aangeven welke regels gelden met betrekking tot het beheer van en het gebruik van eigen geld op een rekening courant]

[hier aangeven hoeveel zakgeld wordt toegekend]

Nadere regelgeving:

12.2. Aansprakelijkheid

Als je schade veroorzaakt, kunnen de kosten daarvan op jou worden verhaald. De directeur kan met jou of met je wettelijke vertegenwoordiger een regeling treffen voor de vergoeding van de schade. Bij overplaatsing naar een andere inrichting neemt de andere inrichting de uitvoering van de met jou of je wettelijke vertegenwoordiger getroffen schaderegeling over. Het is ook mogelijk dat de directeur de schade op je verhaalt via een civielrechtelijke procedure of een voeging in een strafrechtelijke procedure.

Nadere regelgeving:

12.3. Dossiers

Bepaalde gegevens over jou en je verblijf in onze inrichting worden in een dossier opgenomen. We noemen hier met name:

  • afschriften van rechterlijke beslissingen, zoals bijvoorbeeld de verlenging van voorlopige hechtenis, een ondertoezichtstelling of een veroordeling;

  • kopieën van ontvangen en verstuurde brieven die over jou gaan;

  • uitspraken van de beklagcommissie/beroepscommissie RSJ;

  • perspectiefplan;

  • alle papieren die over verlof gaan;

  • verzoeken om strafonderbreking;

  • gratieverzoeken.

Als je wilt, mag je je eigen dossier inzien. Je hebt recht op een kopie van je perspectiefplan en de verslagen van de evaluaties. De directeur kan echter ook beslissen dat er goede redenen zijn om je dossier niet of slechts gedeeltelijk aan je te laten zien of je perspectiefplan en de evaluaties niet of maar gedeeltelijk aan je te geven. In dat geval moet de directeur je laten weten waarom hij of zij dat doet. Je kunt tegen deze beslissing in beklag gaan op de manier die in paragraaf 11.2. wordt omschreven.

Bij een overplaatsing sturen we je dossier met je mee naar de andere justitiële jeugdinrichting. Het dossier wordt na beëindiging van de aan jou opgelegde straf of maatregel tien jaar bewaard.

[hier aangeven hoe de jeugdige gebruik kan maken van het recht op inzage]

Nadere regelgeving:

12.4. Medezeggenschap en vertegenwoordiging

De directeur zorgt ervoor dat er regelmatig overleg met een vertegenwoordiging van jullie plaatsvindt over zaken die jullie verblijf in de inrichting aangaan.

[hier aangeven hoe de jeugdigen in dit overleg vertegenwoordigd worden (door middel van bijvoorbeeld een bewonersraad of groepsvergaderingen per afdeling)]

[hier aangeven waar en wanneer het overleg met de jeugdigen plaatsvindt]

Nadere regelgeving: