Wet voortgezet onderwijs BES

Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2011 en zichtdatum 07-04-2012.
Geldend van 17-02-2011 t/m 31-07-2011

Wet voortgezet onderwijs BES

Titel I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze wet verstaat onder:

basisregister onderwijs: basisregister onderwijs als bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht;

bevoegd gezag: voor wat betreft:

  • a. een openbare school:

    • 1°. het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit besluit, met inachtneming van door hem te stellen regelen;

    • 2°. de openbare rechtspersoon, bedoeld in artikel 97; dan wel

    • 3°. de stichting, bedoeld in artikel 98 of artikel 109;

  • b. een bijzondere school: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 105, eerste lid;

bijzondere school: een door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke rechtspersoon, niet zijnde een stichting als bedoeld in artikel 98, in stand gehouden school;

College voor examens: College voor examens als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor examens;

contractactiviteiten: activiteiten als bedoeld in artikel 43, tweede lid;

deelnemers: deelnemers als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES

expertisecentrum onderwijszorg: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 69, eerste lid;

inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht, voor zover het voortgezet onderwijs betreft;

kerndoelen: de op grond van artikel 34 vastgestelde na te streven inhoudelijke doelstellingen voor het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren, bedoeld in artikel 35, gericht op het verwerven door leerlingen van kennis, inzicht en vaardigheden;

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

openbaar lichaam: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

openbare rechtspersoon: een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld als bedoeld in artikel 97;

openbare school:

  • a. een school in stand gehouden door een openbaar lichaam, al dan niet te zamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid;

  • b. een door een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 97 in stand gehouden school;

  • c. een door een stichting als bedoeld in artikel 98 of artikel 109 in stand gehouden school;

ouders: ouders, voogden of verzorgers;

personeel:

  • a. de benoemde rector, directeur, conrector, adjunct-directeur of leraar, en overig personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs, waaronder begrepen de leden van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 56, derde lid, voor zover die leden mede zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst of een schriftelijke aanstelling;

  • b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld, tenzij het betreft de toepassing van de artikelen 90 tot en met 93 en 167, voor zover niet anders is bepaald, en de toepassing van daarmee verband houdende wettelijke bepalingen;

persoonsgebonden nummer BES: het administratienummer van de leerling, dan wel het door Onze Minister uitgegeven onderwijsnummer, bedoeld in artikel 65, vierde lid;

Raad onderwijs arbeidsmarkt: de Raad onderwijs arbeidsmarkt, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES

Rijksvertegenwoordiger: Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

scholengemeenschap: een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 123,

school: een school voor voortgezet onderwijs, tenzij het tegendeel blijkt;

voortgezet onderwijs: het voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Voortgezet onderwijs

Het voortgezet onderwijs, bedoeld in deze wet, omvat het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs. Het omvat niet educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en het hoger onderwijs.

Artikel 3. Bevoegdheid schoolonderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 4. Verplichting tot overleg en aangifte inzake zedenmisdrijven

  • 2 Indien uit het overleg, bedoeld in het eerste lid, moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, doet het bevoegd gezag onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, en stelt het bevoegd gezag de vertrouwensinspecteur daarvan onverwijld in kennis. Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het doen van aangifte, stelt het de ouders van de betrokken leerling, onderscheidenlijk de betreffende ten behoeve van de school met taken belaste persoon, hiervan op de hoogte.

  • 3 Indien een personeelslid op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ten behoeve van de school met taken belast persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het eerste lid jegens een minderjarige leerling van de school, stelt het personeelslid het bevoegd gezag daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 5. Kosten van leerlingenvervoer

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel II. Het onderwijs

Artikel 6. Vormen van voortgezet onderwijs

Het voortgezet onderwijs wordt onderscheiden in:

  • a. voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;

  • b. hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;

  • c. voorbereidend beroepsonderwijs;

  • d. praktijkonderwijs;

  • e. andere vormen van voortgezet onderwijs.

Afdeling I. Openbaar en uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs

Artikel 7. Openbaar en uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs

De bepalingen van de hoofdstukken I en II van deze afdeling regelen het openbaar schoolonderwijs; de bepalingen van de hoofdstukken I en III zijn voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder schoolonderwijs.

Hoofdstuk I. Regelen voor het openbaar schoolonderwijs, tevens voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder schoolonderwijs

§ 1. Scholen

Artikel 8. Taal

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 9. Onderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 10. Bestrijding (taal)achterstand

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 11. Onderwijs in lichamelijke opvoeding

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 12. Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 13. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 14. Hoger algemeen voortgezet onderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 15. Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 16. Theoretische leerweg en sectoren mavo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 17. Voorbereidend beroepsonderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 18. Beroepsgerichte leerweg en sectoren vbo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 19. Leer-werktraject in basisberoepsgerichte leerweg

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 20. Inrichting buitenschools praktijkgedeelte

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 21. Leer-werkovereenkomst

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 22. Beoordeling kwaliteit leerbedrijven

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 23. Subsidie Raad onderwijs arbeidsmarkt voor taken leer-werktrajecten

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 24. Kwaliteitseisen leerbedrijven

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 25. Samenwerkingsovereenkomst met BVE-instelling

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 26. Assistentopleiding in het vmbo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 27. Samenwerkingsovereenkomst assistentopleiding in het vmbo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 28. Afdelingen voorbereidend beroepsonderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 29. Gemengde leerweg en sectoren scholengemeenschap mavo-vbo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 30. Leerwegondersteunend onderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 31. Praktijkonderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 32. Toelating praktijkonderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 33. Algemene voorschriften eerste twee leerjaren

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 34. Kerndoelen

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 35. Onderwijsprogramma eerste twee leerjaren

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 36. Ontheffingen delen onderwijsprogramma; bijzondere voorschriften

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 37. Voorschriften derde leerjaar vwo en havo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 38. Periode van voorbereidend hoger onderwijs vwo en havo; profielen

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 39. Vakken en andere programmaonderdelen periode van voorbereidend hoger onderwijs: vwo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 40. Vakken en andere programmaonderdelen periode van voorbereidend hoger onderwijs: havo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 41. Nadere inrichting profielen vwo en havo

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 42. Onderwijs in een pluriforme samenleving; burgerschap; sociale integratie

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 43. Dagscholen; contractactiviteiten

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 44. Aanduiding onderwijsaanbod in maatschappelijk verkeer

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 45. Overige voorschriften inrichting onderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 46. Meetellen tijd op andere school; vaststellen vakanties

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 47. Kwaliteit onderwijs

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 48. Rapportage vorderingen van leerlingen

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 49. Informeren ouders bij zeer zwakke school

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 50. Schoolplan

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 51. Schoolgids

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 52. Klachtenregeling

[Treedt in werking op 01-08-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 53. Vaststelling schoolplan en schoolgids

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 54. Scheiding toezicht en bestuur

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 55. Intern toezicht

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 56. Inhoud intern toezicht

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 57. Samenstelling medezeggenschapsraad

[Treedt in werking op 01-08-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 58. Medezeggenschap

[Treedt in werking op 01-08-2014]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 59. Toezending programma's en beschrijvingen contractactiviteiten aan inspectie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 60. Leerlingenstatuut

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 61. Bijzondere inrichting school

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 62. Samenwerking tussen VO-scholen onderling en met BVE-instellingen ter bevordering van doelmatig en doeltreffend onderwijs

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 63. Handelingsplan

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 64. Toelating, verwijdering, voorwaardelijke bevordering en verblijfsduur

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 65. Te verstrekken gegevens bij toelating

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 66. Melding in verband met voortijdig schoolverlaten niet-leerplichtigen

  • 1 Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene

    • a. op wie de Leerplichtwet BES niet meer van toepassing is en die de leeftijd van 25 jaren nog niet heeft bereikt,

    • b. die niet in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, en

    • c. die

      • 1°. het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt, of

      • 2°. bij de school wordt in- of uitgeschreven of van de school wordt verwijderd.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van het eerste lid.

  • 3 Bij de verwerking van gegevens, bedoeld in dit artikel, wordt het persoonsgebonden nummer BES van de betrokkene gebruikt.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van de verstrekking van gegevens op grond van het eerste lid en wordt een nadere specificatie gegeven van de gegevens die op grond van het eerste lid worden verstrekt.

  • 5 De gegevens die worden verstrekt op grond van het eerste lid kunnen persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES omvatten, met uitzondering van gegevens over ras, politieke gezindheid, seksueel leven of het lidmaatschap van een vakvereniging, voor zover deze persoonsgegevens noodzakelijk zijn met het oog op de informatieverstrekking over de achtergronden van het verzuim.

§ 2. Zorgstructuur

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 3. Eindexamens

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 4. Personeel

Artikel 77. Personeelscategorieën; formatiebeleid; taken en functies personeel

  • 1 Aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs en praktijkonderwijs zijn een of meer leraren verbonden.

  • 2 Aan het hoofd van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs staat een rector, aan het hoofd van een school voor algemeen voortgezet onderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs en praktijkonderwijs een directeur.

  • 3 De conrectoren en de adjunct-directeuren hebben tot taak de rector onderscheidenlijk de directeur bij te staan en bij afwezigheid te vervangen.

  • 4 Het overige personeel heeft tot taak het onderwijs te ondersteunen.

  • 5 Een of meer leden van het personeel worden belast met de taak van schooldecaan.

  • 6 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 7 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder «vakken» tevens verstaan, programmaonderdelen als bedoeld in de artikelen 39 en 40.

Artikel 78. Overdracht taken en bevoegdheden

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 79. Vaststelling managementstatuut

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 80. Vereisten benoeming of tewerkstelling leraren

  • 2 Indien het bevoegd gezag een leraar benoemt of tewerkstelt zonder benoeming voor uitsluitend het geven van middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of het geven van onderwijs in de eerste drie leerjaren van het hoger algemeen voortgezet onderwijs of van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, is het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, niet van toepassing en volstaat in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, het bezit van het getuigschrift van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat:

  • 3 Bij ministeriële regeling bepaalt Onze Minister op grond van welke bacheloropleidingen als bedoeld in het eerste lid onderwijs verzorgd kan worden in daarbij aan te wijzen vakken.

  • 4 In bijzondere gevallen kan Onze Minister aan personen, die in een bepaald vak of onderdeel van een vak door buitengewone bekwaamheid uitmunten, ten aanzien van dit vak of dit onderdeel ontheffing verlenen van de in het eerste lid onder b gestelde eisen.

  • 5 Bij tijdelijke afwezigheid van een leraar kan ten aanzien van degene, die hem vervangt, telkens voor ten hoogste een jaar worden afgeweken van de eisen, gesteld in het eerste lid onder b. Indien in een vacature niet terstond kan worden voorzien door de benoeming of de tewerkstelling zonder benoeming van een leraar die aan de genoemde eisen voldoet, is het bepaalde in de vorige volzin van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Degene die benoembaar of tewerkstelbaar zonder benoeming is voor enig vak, mag, onverminderd het zevende lid, door het bevoegd gezag gedurende ten hoogste twee jaren worden belast met werkzaamheden als leraar waarvoor hij niet voldoet aan de in artikel 86, eerste lid, bedoelde bekwaamheidseisen. Aan de eerste volzin wordt uitsluitend toepassing gegeven indien het bevoegd gezag en betrokkene in ieder geval schriftelijk hebben verklaard dat betrokkene verplicht is zich in te spannen om binnen twee jaren alsnog te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor die werkzaamheden. Het bevoegd gezag kan de in de eerste volzin bedoelde termijn verlengen met ten hoogste twee jaren indien het bevoegd gezag dat noodzakelijk oordeelt vanwege de kwaliteit en de voortgang van het onderwijs aan de school. De tweede volzin is in dat geval van overeenkomstige toepassing. De inspectie kan op aanvraag van het bevoegd gezag toestaan dat in de eerste twee leerjaren wordt afgeweken van de eis, bedoeld in de tweede volzin.

  • 7 Indien in het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 35, sprake is van vakoverstijgende programmaonderdelen, kan in de eerste twee leerjaren worden gewerkt met teams die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijsprogramma voor die vakoverstijgende programmaonderdelen voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. leraren die deel uitmaken van een team voldoen ieder aan bekwaamheidseisen als bedoeld in artikel 86, eerste lid, waarbij de leraren in het team als geheel beschikken over de bekwaamheidseisen voor de vakken die zijn betrokken bij het vakoverstijgende programmaonderdeel,

    • b. leraren die deel uitmaken van een team zijn ieder verantwoordelijk voor de kwaliteit van het deel van het onderwijs van het desbetreffende vakoverstijgende programmaonderdeel waarvoor zij voldoen aan de bekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 86, eerste lid, en

    • c. het onderwijs in het desbetreffende vakoverstijgende programmaonderdeel kan worden verzorgd door:

      • 1°. leden van het team, en

      • 2°. andere leraren die daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag geschikt zijn. Daarbij stelt het bevoegd gezag, de opvattingen van de leden van het team in aanmerking nemend, vast of de inhoudelijke of didactische kennis en vaardigheden van deze leraren voldoende zijn. Indien dat niet het geval is, wordt eveneens vastgesteld hoe hierin alsnog wordt voorzien. Het bevoegd gezag legt dit vast in de geordende gegevens, bedoeld in artikel 88.

  • 8 Bij toepassing van het zevende lid is het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 9 Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens over de toepassing van het derde lid, de eerste volzin van het zesde lid, het zevende lid en het achtste lid.

  • 10 Het eerste lid is niet van toepassing op een leraar, in zoverre deze belast is met het verrichten van werkzaamheden in verband met contractactiviteiten.

  • 11 Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van leraren die in vaste dienst zijn verbonden aan een school, bedoeld in de artikelen 13, 14, 15, 17 en 31, regelen gesteld omtrent de gronden waarop en de procedure volgens welke kan worden afgeweken van het eerste lid, onderdeel b.

  • 12 Onverminderd het vijfde tot en met achtste lid en het elfde lid en artikel 85 kan ten aanzien van studenten die:

    • a. aan een hogeschool een duale opleiding volgen als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en aan die opleiding ten minste 180 studiepunten hebben behaald, dan wel

    • b. een duale opleiding als bedoeld in dat artikel aan een universiteit volgen tot leraar voortgezet onderwijs ten behoeve van het geven van het onderwijs waarvoor de desbetreffende opleiding opleidt tot het daarvoor vereiste getuigschrift, worden afgeweken van de eisen in het eerste lid onder b, met dien verstande dat het tijdelijk dienstverband van de student een periode beslaat die overeenkomt met een volledig dienstverband van vijf maanden. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van studenten die ten minste 166 doch nog geen 180 studiepunten hebben behaald, indien door de desbetreffende hogeschool wordt verklaard dat de student beschikt over met 180 studiepunten vergelijkbare en tevens voor het dienstverband relevante kennis, inzicht en vaardigheden. De toepassing van de vorige volzin vervalt ten aanzien van die student die niet binnen vier weken na aanvang van het dienstverband over 180 studiepunten beschikt. De in artikel 7.7, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bedoelde overeenkomst vermeldt tevens de leraar onder wiens verantwoordelijkheid de betrokken student werkzaamheden van onderwijskundige aard verricht.

  • 13 Het twaalfde lid is, behoudens de eis van verblijf in het laatste jaar van de opleiding, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van studenten van een universitaire lerarenopleiding, met dien verstande dat afwijking bij de voltijdse vorm van die opleiding mogelijk is voor ten hoogste de periode van een schooljaar waarin onderwijs wordt gegeven, en bij de deeltijdse vorm van die opleiding voor ten hoogste twee jaren.

  • 14 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, zo nodig afwijkende, regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid ten aanzien van het verzorgen van door het bevoegd gezag vastgestelde vakken en andere programmaonderdelen, behoudens godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs.

  • 15 In geval van een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 197 vindt de benoeming of tewerkstelling zonder benoeming plaats voor een periode van ten hoogste twee aaneengesloten schooljaren. Het bevoegd gezag kan deze benoemingsperiode, al dan niet onder door dat gezag te stellen voorwaarden, verlengen met ten hoogste twee jaren indien het bevoegd gezag daarvoor redenen aanwezig acht. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van de tweede volzin. Het bevoegd gezag dat betrokkene voor de eerste maal na afgifte van de geschiktheidsverklaring benoemt of tewerkstelt zonder benoeming, tekent het feit en de datum van benoeming of tewerkstelling zonder benoeming aan op die verklaring.

  • 16 Het bevoegd gezag kan afwijken van het eerste lid, onder b, ten aanzien van degene die gelet op specifieke kennis en bekwaamheden, samenhangend met ervaringen en werkzaamheden in andere sectoren van de samenleving en het bedrijfsleven, naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende bekwaam is om onder verantwoordelijkheid van een daartoe door het bevoegd gezag aan te wijzen leraar voor een beperkte betrekkingsomvang te worden belast met een uitsluitend lesgevende taak voor vakken waar die specifieke kennis en bekwaamheden in het bijzonder betrekking op hebben. De betrekkingsomvang is voor het totaal van de in de eerste volzin bedoelde lesgevende taken ten hoogste een aantal van op jaarbasis gemiddeld 4 klokuren per week.

  • 17 Onze Minister kan met betrekking tot een vak of ander programmaonderdeel waarvoor niet met een getuigschrift afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek kan worden aangetoond dat betrokkene voldoet aan de bekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 86, eerste lid, verklaren dat een leraar wordt geacht bij benoeming of tewerkstelling zonder benoeming te voldoen aan de bekwaamheidseisen tot het geven van voortgezet onderwijs in dat vak of dat andere programmaonderdeel.

Artikel 81. Bekwaamheid o.g.v. buitenlands getuigschrift

Onze Minister kan aan personen die in het bezit zijn van een buiten de Europese Unie behaald bewijsstuk als bedoeld in artikel 80, eerste lid, onderdeel b, de bevoegdheid verlenen tot het geven van voortgezet onderwijs in de openbare lichamen. Hij kan daarbij voorwaarden en beperkingen stellen.

Artikel 82. Verzorgen onderwijs met geschiktheidsverklaring op grond van Wet educatie en beroepsonderwijs BES

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 83. Benoembaarheid leidinggevend personeel

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 84. Benoembaarheid onderwijsondersteunende functionarissen

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 85. Afwijking benoemingvereisten leraren

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 86. Bekwaamheidseisen

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 87. Inclusieve bevoegdheid

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 88. Bekwaamheidsdossier

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 89. Scholings- en begeleidingsovereenkomst zij-instroom in het beroep

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 90. Rechtspositieregeling personeel

  • 1 De Wet materieel ambtenarenrecht BES en de daarop berustende regelingen zijn voor het personeel van een school voor bijzonder onderwijs van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

  • 3 Het bestuurscollege stelt de regeling, bedoeld in het tweede lid, dan wel een wijziging daarvan niet vast dan nadat daarover op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de bevoegde gezagsorganen en met de onderwijsvakbonden of, bij het ontbreken daarvan, met een representatief te achten vertegenwoordiging van het personeel. Artikel 101 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is niet van toepassing op de vaststelling dan wel wijziging van de regeling, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 92. Benoeming, schorsing en ontslag

Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de rector, de directeur, de conrectoren, de adjunct-directeuren, de leraren en het overige personeel.

Artikel 93. Benoeming in algemene dienst

  • 1 Het bevoegd gezag benoemt de rector, de directeur, de conrector en de adjunct-directeur, de leraren en het overige personeel, bedoeld in artikel 92, in algemene dienst van het bevoegd gezag.

  • 2 Onder benoeming in algemene dienst van het bevoegd gezag wordt verstaan een benoeming ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden scholen.

Artikel 94. Schoolpracticumplaatsen

  • 1 Het bevoegd gezag is verplicht aan studenten die in opleiding zijn voor een functie in het voortgezet onderwijs, in de educatie of het beroepsonderwijs, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, in het hoger beroepsonderwijs of in het basisonderwijs, gelegenheid te bieden de als onderdeel van hun opleiding vereiste ervaring in de school te verkrijgen.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, betreft studenten die zijn ingeschreven voor een opleiding voor het beroep van leraar waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft of anderszins studeren om aan de bekwaamheidseisen te voldoen.

  • 3 Het in uren uitgedrukte aantal lessen en onderdelen van het in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma waarvoor het bevoegd gezag in enig schooljaar verplicht is, studenten als bedoeld in het eerste lid tot de school toe te laten, bedraagt gezamenlijk 5 procent van het in uren uitgedrukte totale aantal in dat schooljaar te geven lessen en te verzorgen onderdelen van het in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma. Onze Minister kan het percentage lager stellen.

  • 4 Een bevoegd gezag kan een student de verdere toegang tot de school ontzeggen, indien deze in de school in strijd handelt met de grondslag en doelstellingen van de school. Van een beslissing tot ontzegging van de toegang tot de school wordt mededeling gedaan door toezending of uitreiking van een afschrift aan het bevoegd gezag van de betrokken opleidingsinstelling dan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectie.

  • 5 De rector of de directeur regelt, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, de werkzaamheden in verband met de begeleiding door de leraren van de studenten in de school in overeenstemming met de leraren, alsmede in overeenstemming met de betrokken opleidingsinstellingen, dan wel, indien het betreft studenten die zich voorbereiden op het afleggen van een staatsexamen ter verkrijging van een bewijs van bekwaamheid, in overeenstemming met de betrokken staatsexamencommissie.

  • 6 Onze Minister kan het bevoegd gezag op grond van bijzondere omstandigheden gehele of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting verlenen. De ontheffing geldt voor een schooljaar.

  • 7 De scholen waarop studenten als bedoeld in het eerste lid, zijn toegelaten, zijn toegankelijk voor de inspectie belast met het toezicht op de opleidingsinstellingen, voor de directieleden en de door deze aan te wijzen docenten van die opleidingsinstellingen, alsmede voor de leden van de betrokken staatsexamencommissies, een en ander voor zover zulks voor de uitoefening van het toezicht op de praktische vorming onderscheidenlijk de begeleiding van de praktische vorming van de in de school aanwezige studenten noodzakelijk is.

  • 8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden in verband met het bepaalde in dit artikel nadere voorschriften gegeven, betreffende de navolgende onderwerpen:

    • a. het maximum aantal lessen in een vak van een schoolsoort, gedurende dewelke het bevoegd gezag in enig schooljaar verplicht is studenten als bedoeld in het eerste lid, toe te laten, welk maximum de 20 procent niet te boven mag gaan;

    • b. het maximum aantal studenten als bedoeld in het eerste lid, dat bij dezelfde les kan worden toegelaten, welk maximum, behoudens bijzondere omstandigheden, de 3 niet te boven mag gaan, alsmede de gevolgen die het toelaten van meer dan een student bij dezelfde les heeft voor het maximum, bedoeld in het derde lid, en het maximum, bedoeld in dit lid onder a.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in verband met het bepaalde in dit artikel nadere voorschriften worden gegeven, betreffende de navolgende onderwerpen:

    • a. de wijze van aanmelden van studenten als bedoeld in het eerste lid, alsmede de termijn die voor de aanmelding door het bevoegd gezag mag worden gesteld;

    • b. de wijze waarop door de school bekendheid moet worden gegeven aan opleidingsinstellingen en staatsexamencommissies over de beschikbaarheid en de aard van schoolpracticumplaatsen;

    • c. de categorieën studenten ten aanzien van wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, niet geldt;

    • d. regulering in de situatie dat, bij een beperkte beschikbaarheid van schoolpracticumplaatsen aan de school, gelijktijdig studenten die in opleiding zijn voor een functie in het voortgezet onderwijs, en studenten die in opleiding zijn voor een functie in het basisonderwijs, worden aangemeld;

    • e. de vakken en andere programmaonderdelen van een schoolsoort, waarvoor in verband met de geringe omvang van het onderwijs daarin, de in het eerste lid bedoelde verplichting niet geldt.

Artikel 95. Personeel ten behoeve van contractactiviteiten

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk II. Overige regelen voor het openbaar schoolonderwijs

Artikel 96. Karakter openbaar onderwijs

  • 1 Het openbaar onderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die leven in de Nederlandse en de Caribische samenleving, en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van die waarden.

  • 2 Openbare scholen zijn toegankelijk voor leerlingen zonder onderscheid naar godsdienst of levensbeschouwing.

  • 3 Openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensbeschouwing.

Artikel 97. Instandhouding openbare school door een openbare rechtspersoon

  • 1 Een eilandsraad kan bij eilandsverordening een openbare rechtspersoon instellen die tot doel heeft een of meer openbare scholen in het openbaar lichaam in stand te houden, al dan niet te zamen met openbare scholen als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES.

  • 2 De eilandsraad maakt het voornemen tot een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend.

  • 3 De openbare rechtspersoon oefent met uitzondering van de besluitvorming over de opheffing van een openbare school alle taken en bevoegdheden uit van het bevoegd gezag. Hij bezit rechtspersoonlijkheid.

  • 4 De eilandsverordening, bedoeld in het eerste lid, voorziet in ieder geval in een regeling waarin een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd, en waarin voorts wordt geregeld:

    • a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de openbare rechtspersoon,

    • b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat de leden van het bestuur worden benoemd door de eilandsraad en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen,

    • c. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd,

    • d. de vaststelling van de begroting na goedkeuring door de eilandsraad en de vaststelling van de jaarrekening na instemming van de eilandsraad,

    • e. de wijze waarop de eilandsraad toezicht op het bestuur uitoefent,

    • f. de gronden waarop het bestuur kan besluiten de vergaderingen besloten te houden, en

    • g. de periode waarvoor de openbare rechtspersoon in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt.

  • 5 De goedkeuring bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of met het algemeen belang, waaronder begrepen het financiële belang van het openbaar lichaam.

  • 6 Het bestuur brengt jaarlijks aan de eilandsraad verslag uit over de werkzaamheden, waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

  • 7 De vergaderingen van het bestuur van de openbare rechtspersoon zijn openbaar, tenzij het bestuur anders beslist, op gronden, vermeld in de eilandsverordening.

  • 8 Indien voor 1 februari van het jaar waarvoor de begroting geldt, de begroting niet is goedgekeurd, neemt de eilandsraad de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen.

  • 9 De eilandsraad is in geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet bevoegd zelf te voorzien in het bestuur van de scholen en zo nodig de openbare rechtspersoon te ontbinden.

Artikel 98. Instandhouding openbare school door een stichting

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 99. Bestuursoverdracht openbare school

  • 1 Een rechtspersoon die een openbare school in stand houdt, kan de instandhouding van die school overdragen aan een andere rechtspersoon die tot de instandhouding van een openbare school bevoegd is.

  • 2 De overdracht geschiedt bij notariële akte. Bij deze akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken over te dragen. Deze akte geldt tevens als akte van levering, bedoeld in artikel 89 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES. In de akte wordt tevens bepaald dat de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen aanstelt met ingang van de datum van overdracht.

  • 3 Door overdracht met inachtneming van het eerste en tweede lid treedt de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist.

  • 4 Voor zover het betreft scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs kan het bestuurscollege in bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van de verplichting tot overdracht van de rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken.

Artikel 100. Disciplinaire maatregel, schorsing en ontslag door Rijksvertegenwoordiger

In afwijking van artikel 92 legt de Rijksvertegenwoordiger de disciplinaire straf of de schorsing op of verleent hij het ontslag, indien het betreft een rector, een directeur, een conrector, een adjunct-directeur of een leraar van een openbare school, die tevens lid is van de eilandsraad, welke die school in stand houdt.

Artikel 101. Eerbiediging van geloofs- of levensovertuiging

  • 1 Het onderwijs aan openbare scholen wordt gegeven met eerbiediging van ieders geloofs- of levensovertuiging.

  • 2 Wij kunnen hem, die zich in dit opzicht aan plichtsverzuim schuldig maakt, voor ten hoogste een jaar en bij herhaling voor onbepaalde tijd in zijn bevoegdheid tot het geven van onderwijs aan een openbare school schorsen.

Artikel 102. Godsdienstonderwijs op openbare scholen

  • 1 Aan de openbare scholen worden op verzoek van kerkelijke gemeenten of van plaatselijke kerken de leerlingen in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen godsdienstonderwijs te volgen van godsdienstleraren, daartoe door die gemeenten of kerken aan te wijzen.

  • 2 De schoollokalen worden, zo nodig verlicht, kosteloos voor het godsdienstonderwijs beschikbaar gesteld.

  • 3 Bij een geschil omtrent het vaststellen van lessen of het beschikbaar stellen van lokalen van openbare scholen beslist Onze Minister bij beschikking.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel worden met kerkelijke gemeenten gelijkgesteld verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid, die zich blijkens de statuten het geven of doen geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen.

  • 6 Het bevoegd gezag ziet erop toe dat dit onderwijs uitsluitend wordt gegeven door een leraar die blijkens een daartoe strekkende verklaring van de aanwijzende kerkelijke gemeente of plaatselijke kerk:

    • a. voldoet aan de bekwaamheidseisen die krachtens artikel 86, eerste lid, voor het geven van dat onderwijs zijn vastgesteld, en

    • b. zijn bekwaamheid onderhoudt.

Artikel 103. Levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen

  • 1 Aan de openbare scholen worden op verzoek van door Ons tot dit doel toegelaten genootschappen op geestelijke grondslag de leerlingen, wier ouders daartoe de wens te kennen geven, in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen levensbeschouwelijk vormingsonderwijs te volgen van leraren, daartoe door deze genootschappen aan te wijzen.

  • 2 De schoollokalen worden, zo nodig verlicht, kosteloos voor het vormingsonderwijs beschikbaar gesteld.

  • 3 Bij een geschil omtrent het vaststellen van lessen of het beschikbaar stellen van lokalen van openbare scholen beslist Onze Minister bij beschikking.

  • 5 Het bevoegd gezag ziet erop toe dat dit onderwijs uitsluitend wordt gegeven door een leraar die blijkens een daartoe strekkende verklaring van het aanwijzend genootschap op geestelijke grondslag:

    • a. voldoet aan de bekwaamheidseisen die krachtens artikel 86, eerste lid, voor het geven van dat onderwijs zijn vastgesteld, en

    • b. zijn bekwaamheid onderhoudt.

Hoofdstuk III. Overige voorwaarden voor bekostiging uit de openbare kas van het bijzonder schoolonderwijs

Artikel 104. Uitzondering weigering leerling op grond van levensbeschouwing

  • 1 Indien binnen redelijke afstand van de woning van de leerling niet de gelegenheid bestaat tot het volgen van het onderwijs aan een openbare school, mag aan deze leerling de toegang tot een gelijksoortige, uit de openbare kas bekostigde bijzondere school niet worden geweigerd op grond van levensbeschouwing, tenzij de school uitsluitend bestemd is voor interne leerlingen.

  • 2 Indien tot een bijzondere school ingevolge het eerste lid andere leerlingen worden toegelaten dan voor wie de school in verband met de levensbeschouwing wordt in stand gehouden, kunnen deze leerlingen niet worden verplicht tot het volgen van de lessen in de vakken of andere programmaonderdelen, die in verband met die levensbeschouwing worden gegeven.

Artikel 105. Bestuur bijzondere school

  • 1 De bijzondere school staat onder het bestuur van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich het geven van onderwijs in de zin van deze wet ten doel stelt zonder daarbij het maken van winst te beogen.

  • 2 Het schoolbestuur draagt zorg voor een deskundig beheer.

Artikel 106. Bestuursoverdracht bijzondere school

  • 1 De rechtspersoon die een bijzondere school in stand houdt, kan de instandhouding van die school overdragen aan een andere rechtspersoon die voldoet aan het bepaalde in artikel 105, eerste lid.

  • 2 De overdracht geschiedt bij notariële akte. Bij deze akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken over te dragen. Deze akte geldt tevens als akte van levering, bedoeld in artikel 89 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES. In de akte wordt tevens bepaald dat de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen benoemt met ingang van de datum van overdracht.

  • 3 Door overdracht met inachtneming van het eerste en tweede lid treedt de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger met betrekking tot de school, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist.

  • 4 Voor zover het betreft scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs kan het bestuurscollege in bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van de verplichting tot overdracht van de rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken.

  • 5 Bij een splitsing als bedoeld in artikel 335 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES van een rechtspersoon die een school in stand houdt, wordt in de splitsingsakte bepaald dat de voortbestaande splitsende rechtspersoon de school in stand zal houden of op welke verkrijgende rechtspersoon de instandhouding van de school overgaat. In het laatste geval zijn het tweede tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 107. Akte van benoeming

  • 1 Ieder personeelslid is in het bezit van een door het bevoegd gezag en hemzelf getekende akte van benoeming.

Artikel 108. Bestuurlijke voorschriften bijzonder onderwijs

In een geval als bedoeld in artikel 94, vierde lid, eerste volzin, maakt het bevoegd gezag van een bijzondere school de beslissing tot ontzegging van de toegang tot de school schriftelijk en met redenen omkleed bekend aan de betrokken student.

Hoofdstuk IV. Overige bepalingen met betrekking tot het uit de openbare kas bekostigd onderwijs

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Afdeling II. Niet uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs

Artikel 110. Kennisgeving oprichting bijzondere school

Het bestuur van een bijzondere school voor voortgezet onderwijs geeft binnen vier weken na de oprichting van de school onder overlegging van de statuten der instelling, die de school in stand houdt, en van de reglementen, van die oprichting kennis aan Onze Minister. Indien de statuten of reglementen worden gewijzigd of ingetrokken, wordt eveneens binnen vier weken van de wijziging of van de intrekking van de statuten of reglementen aan Onze Minister kennis gegeven.

Artikel 111. Bekwaamheids- en zedelijkheidseisen personeel

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 112. Aanwijzingsbevoegdheid

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 113. Verzoek tot aanwijzing

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 114. Voorschriften aanwijzing

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 115. Intrekken aanwijzing

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Afdeling III. Staatsexamens

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Afdeling IV. Andere vormen van voortgezet onderwijs

Artikel 117. Inrichtingen voor voortgezet onderwijs

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen inrichtingen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 6, onderdeel e, worden aangewezen die voor bekostiging uit 's Rijks kas in aanmerking komen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor de aangewezen inrichtingen voor voortgezet onderwijs voorschriften worden gegeven voor de toepassing van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften over:

    • a. de inrichting van het onderwijs,

    • b. de examens,

    • c. de rechtspositie van het personeel,

    • d. de benoembaarheidsvereisten van het personeel, en

    • e. de aanvang, wijze en beëindiging van de bekostiging.

    Daarbij kan, voor zover noodzakelijk, worden afgeweken van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Titel III. Aanvang, grondslagen, wijze en beëindiging der bekostiging

Afdeling I. Aanvang van de bekostiging

Artikel 118. Aanvang en duur van de bekostiging

Bekostiging uit de openbare kas van een school neemt geen aanvang dan krachtens de bepalingen van deze afdeling.

Artikel 119. Nieuwe school of scholengemeenschap; nieuwe afdeling vbo aan reeds bekostigde school

  • 1 Onze Minister kan een school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking brengen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, mede gelet op de belangstelling voor de desbetreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens, onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, en mede gelet op de hoogte van de bekostiging die krachtens deze titel wordt verstrekt, zal worden bezocht door een aantal leerlingen dat voldoende is om een school van voldoende kwaliteit in stand te houden.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld omtrent de criteria, genoemd in het eerste lid.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van een nieuw te vormen afdeling als bedoeld in artikel 28 aan een reeds bekostigde school voor voorbereidend beroepsonderwijs.

  • 4 Een op grond van het eerste lid voor bekostiging in aanmerking gebrachte school of scholengemeenschap wordt aangeduid als hoofdvestiging.

  • 5 Onze Minister kan voor bekostiging in aanmerking brengen een school waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 121, eerste lid, is ingediend. Onze Minister brengt voor bekostiging in aanmerking een school waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 121, tweede lid, is ingediend.

  • 6 De besluiten, bedoeld in het eerste en vierde lid, worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 120. Aanvraagprocedure nieuwe school of scholengemeenschap

  • 1 Het bevoegd gezag kan bij Onze Minister een aanvraag indienen om een school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking te brengen. De aanvraag wordt ingediend voor 1 november.

  • 2 Elke aanvraag vermeldt de schoolsoorten, de verlangde richting en de plaats van vestiging van de school of scholengemeenschap en gaat vergezeld van een prognose over de te verwachten omvang.

  • 3 Onze Minister besluit met inachtneming van artikel 119 voor 1 mei volgend op de aanvraag of de school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht. Indien het besluit niet voor 1 mei kan worden genomen, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

  • 4 De bekostiging vangt aan op 1 augustus van enig kalenderjaar, ten vroegste in het eerste en ten laatste in het zesde kalenderjaar na het besluit van Onze Minister. Behoudens in het laatste geval vangt de bekostiging aan in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het bevoegd gezag, voor 1 augustus, heeft aangetoond dat het bestuurscollege van het betreffende openbaar lichaam uiterlijk met ingang van 1 augustus van het eerstgenoemde kalenderjaar de benodigde huisvesting ter beschikking zal stellen.

Artikel 121. Voldoende openbaar onderwijs

  • 1 De Rijksvertegenwoordiger draagt er zorg voor dat is voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs door een voldoende aantal scholen in het openbaar lichaam. Daartoe kan de Rijksvertegenwoordiger het bestuurscollege van het openbaar lichaam opdragen, een aanvraag bij Onze Minister in te dienen om een openbare school voor bekostiging in aanmerking te brengen indien de ouders van een naar het oordeel van de Rijksvertegenwoordiger voldoende groot aantal leerlingen hebben aangegeven dat zij dat wensen en het bestuurscollege van het openbaar lichaam daaraan niet heeft voldaan.

  • 2 Onze Minister kan het bestuurscollege van het openbaar lichaam opdragen een aanvraag bij hem in te dienen om een openbare school voor bekostiging in aanmerking te brengen, indien de Rijksvertegenwoordiger het eerste lid niet toepast en ouders van een naar het oordeel van Onze Minister voldoende groot aantal leerlingen hebben aangegeven dat zij indiening van een dergelijke aanvraag wensen.

  • 3 Indien een besluit van Onze Minister op een aanvraag als bedoeld in dit artikel onherroepelijk is geworden, gaat het bestuurscollege van het openbaar lichaam over tot stichting van de daarbij voor bekostiging in aanmerking gebrachte school.

  • 4 De bekostiging vangt aan op 1 augustus van enig kalenderjaar, ten vroegste in het eerste en ten laatste in het zesde kalenderjaar na het besluit van Onze Minister, afhankelijk van het moment dat het bestuurscollege van het openbaar lichaam huisvesting ter beschikking heeft.

Artikel 122. Omzetting

  • 1 Onze Minister kan, onder door hem te stellen voorwaarden, voor bekostiging in aanmerking brengen een school die wordt opgericht door omzetting van een bekostigde openbare school in een gelijksoortige bijzondere school.

  • 2 Onze Minister brengt voor bekostiging in aanmerking een school die wordt opgericht door omzetting van een bekostigde bijzondere school in een gelijksoortige openbare school of door omzetting van een bekostigde bijzondere school in een gelijksoortige bijzondere school van een andere richting.

  • 3 Een omzetting kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 augustus van enig kalenderjaar.

Artikel 123. Scholengemeenschap; nevenvestiging

  • 1 Een scholengemeenschap omvat een school of inrichting in de zin van deze wet, en een of meer andere al dan niet in deze wet bedoelde scholen, inrichtingen of instellingen, die niet zijn instellingen voor hoger onderwijs.

  • 2 Aan een school of scholengemeenschap kan, naast een hoofdvestiging als bedoeld in artikel 119, vierde lid, een nevenvestiging zijn verbonden.

  • 3 Een nevenvestiging is gelegen in hetzelfde openbaar lichaam als de desbetreffende hoofdvestiging.

  • 4 Een nevenvestiging komt tot stand door een samenvoeging als bedoeld in artikel 124, tweede lid, of door vorming van een nieuwe nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 124, vierde lid.

  • 5 Op een nevenvestiging kan onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten als bedoeld in artikel 6, in dezelfde afdelingen als bedoeld in artikel 28, en in dezelfde leerjaren als op de hoofdvestiging.

Artikel 124. Verplaatsing vestiging; samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen; nevenvestiging; afsplitsing

  • 1 De aanspraak op bekostiging blijft bestaan indien het bevoegd gezag een vestiging van een school of scholengemeenschap binnen de grenzen van het openbaar lichaam verplaatst.

  • 2 Onze Minister kan voor bekostiging in aanmerking brengen:

    • a. een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen, indien deze binnen hetzelfde openbaar lichaam gevestigd zijn,

    • b. een scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van een scholengemeenschap waarvan een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of een school voor voorbereidend beroepsonderwijs deel uitmaakt met een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES die in hetzelfde openbaar lichaam gevestigd is, of

    • c. een of meer scholen die door het bevoegd gezag worden afgesplitst van een scholengemeenschap.

  • 3 Na een samenvoeging wordt op een vestiging onderwijs verzorgd in dezelfde schoolsoorten als bedoeld in artikel 6, in dezelfde afdelingen als bedoeld in artikel 28, en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging, behoudens wijzigingen in het onderwijsaanbod op grond van artikel 119, derde lid.

  • 4 Onze Minister kan voor bekostiging in aanmerking brengen een nevenvestiging als bedoeld in artikel 123, indien het bevoegd gezag heeft aangetoond dat het bestuurscollege van het desbetreffende openbaar lichaam de benodigde huisvesting ter beschikking zal stellen. De voorwaarde in de eerste volzin is niet van toepassing ten aanzien van instellingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en scholen waarvoor jaarlijks een bedrag voor huisvestingskosten wordt betaald op grond van artikel 146.

Artikel 125. Aanvullende middelen

Onze Minister kan onder door hem nader te stellen voorwaarden aanvullende middelen ter beschikking stellen die niet strekken tot bekostiging van het onderwijs, bedoeld in deze wet, maar die direct of indirect dienstig zijn voor de uitvoering van het onderwijs of voor verhoging van de mogelijkheid tot deelname aan het onderwijs. Voor zover toepassing van de eerste volzin het verstrekken van subsidie betreft, zijn de titels 4.1 en 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 4 tot en met 19 van de Wet overige OCW-subsidies van toepassing.

Artikel 126. Beroep

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES kan een belanghebbende beroep instellen bij het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tegen een besluit op grond van deze afdeling met uitzondering van artikel 125. De artikelen 54 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 127. Uitvoeringsvoorschriften

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld voor de uitvoering van deze afdeling.

Afdeling II. Voorziening in de huisvesting en inventaris

Artikel 128. Reikwijdte van afdeling II

De artikelen 129 tot en met 147 zijn slechts van toepassing op scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

Artikel 129. Voorziening in huisvesting door het openbaar lichaam

  • 1 De eilandsraad of het bestuurscollege draagt overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk ten behoeve van de scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van het openbaar lichaam. Deze huisvesting is zodanig dat kan worden voldaan aan de redelijke eisen die het onderwijs aan de huisvesting van scholen in het openbaar lichaam stelt. De eilandsraad of het bestuurscollege behandelt daarbij de door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen en de andere scholen op gelijke voet.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden bruto vloeroppervlakten per gelijktijdig aanwezige leerling voorgeschreven die voorzieningen in de huisvesting ten minste dienen te bevatten. Deze oppervlakten kunnen per schoolsoort verschillend worden vastgesteld.

Artikel 130. Voorzieningen in de huisvesting

  • 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder voorzieningen in de huisvesting begrepen:

    • a. voor blijvend onderscheidenlijk voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:

      • 1°. nieuwbouw, een bestaand gebouw of een gedeelte daarvan, verplaatsing van een bestaand gebouw of van een gedeelte daarvan, terreinen, alsmede eerste aanschaf van leer- en hulpmiddelen en meubilair,

      • 2°. uitbreiding van de onder 1° bedoelde voorzieningen, en

      • 3°. medegebruik van een ruimte die geschikt is voor het onderwijs;

    • b. herstel van constructiefouten aan het gebouw of het terrein;

    • c. herstel en vervanging in verband met schade aan gebouw, leer- en hulpmiddelen en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden.

  • 2 De kosten van bouwvoorbereiding kunnen tot de kosten van huisvesting worden gerekend.

Artikel 131. Vaststelling door het bestuurscollege van bekostigingsplafond voor nieuwe voorzieningen in de huisvesting

  • 1 Het bestuurscollege stelt jaarlijks, na overleg met de betrokken bevoegde gezagsorganen, ten behoeve van het eerstvolgende jaar voor een door hem te bepalen tijdstip een bekostigingsplafond vast voor de bekostiging van de voorzieningen in de huisvesting voor:

    • a. basisscholen als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES, en

    • b. scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

  • 2 Het bekostigingsplafond wordt zodanig vastgesteld dat redelijkerwijs kan worden voorzien in de huisvesting van de in het eerste lid bedoelde scholen op het grondgebied van het openbaar lichaam.

Artikel 132. Indiening aanvraag

  • 1 Het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat een voorziening in de huisvesting wenst, dient een aanvraag voor 1 september voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft in bij het bestuurscollege.

  • 2 De eilandsraad stelt bij verordening de vereisten van de aanvraag vast.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen.

Artikel 133. Beschikkingen op aanvragen

  • 1 Het bestuurscollege beslist voor 1 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft op de aanvraag. Het bestuurscollege geeft het bevoegd gezag de gelegenheid om een onvolledige aanvraag binnen een door het bestuurscollege te stellen termijn aan te vullen.

  • 2 Het bestuurscollege kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

    • a. het bevoegd gezag niet heeft voldaan aan de vereisten voor het in behandeling nemen van de aanvraag, uit de eilandsverordening, bedoeld in artikel 132, tweede lid, of

    • b. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking.

  • 3 Indien het bekostigingsplafond, bedoeld in artikel 131, niet toereikend is, wordt de volgorde van de verlening van bekostiging bepaald op basis van de urgentie van de gevraagde voorziening.

  • 4 De beschikking van het bestuurscollege kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere voorziening dan gewenst omvatten.

Artikel 134. Beschikkingen op aanvragen met een spoedeisend karakter

  • 1 In afwijking van de termijnen genoemd in de artikelen 132 en 133, beslist het bestuurscollege binnen vier weken op een aanvraag voor een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden.

Artikel 135. Weigeringsgronden

  • 1 Een voorziening in de huisvesting wordt slechts geweigerd, indien:

    • a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 130,

    • b. de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de aard en de omvang van de voorzieningen waarover de school reeds beschikt, voor zover deze uit de openbare kas zijn bekostigd,

    • c. de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de te verwachten ontwikkeling van het aantal leerlingen of onderwijskundige ontwikkelingen,

    • d. op andere wijze dan is gewenst redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien, onder meer doordat binnen redelijke afstand van de gewenste plaats van de voorziening gebruik dan wel medegebruik mogelijk is, of een reeds voor bekostiging in aanmerking gebracht gebouw of deel daarvan beschikbaar komt,

    • e. het bekostigingsplafond, bedoeld in artikel 131, niet toereikend is voor de te verstrekken voorzieningen voor scholen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, van dat artikel, of

    • f. de gewenste voorziening anders dan op grond van de onderdelen b tot en met d niet noodzakelijk is.

  • 2 Een voorziening in de huisvesting kan tevens worden geweigerd, indien de voorziening als gevolg van het verwijtbaar nalaten van noodzakelijk onderhoud in een slechte bouwkundige staat verkeert of indien de voorziening nodig is voor herstel van schade die is veroorzaakt door schuld of toedoen van het bevoegd gezag.

Artikel 136. Tijdstip aanvang bekostiging; vervallen aanspraak op bekostiging

  • 1 Het bestuurscollege beslist met ingang van welk tijdstip de bekostiging van een voorziening daadwerkelijk een aanvang kan nemen, onverminderd het bepaalde in artikel 137.

  • 2 De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet binnen een bij de beschikking te bepalen termijn met betrekking tot de voorziening een bouwopdracht is gegeven dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten.

Artikel 137. Toetsing i.v.m. wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden

Voorzieningen komen voor bekostiging in aanmerking, mits op het op grond van artikel 136, eerste lid, vastgestelde tijdstip,

  • a. is voldaan aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en

  • b. de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert, ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van de beschikking tot verlening niet ingrijpend zijn gewijzigd.

Artikel 138. Bouwheerschap

  • 1 Het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school geeft opdracht de voorziening in de huisvesting waartoe op grond van de artikelen 133 en 134 kan worden overgegaan, tot stand te brengen met daartoe door het openbaar lichaam beschikbaar te stellen gelden, tenzij het met het bestuurscollege overeenkomt dat het openbaar lichaam deze voorziening tot stand brengt.

  • 2 Indien het openbaar lichaam de voorziening in de huisvesting van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school tot stand heeft gebracht, worden gebouw en terrein aan het bevoegd gezag in eigendom overgedragen, tenzij het bestuurscollege en het bevoegd gezag anders overeenkomen.

  • 3 Indien de voorziening in de huisvesting, bedoeld in het tweede lid, niet voldoet aan de eisen voor eigendomsoverdracht, geeft het bestuurscollege deze aan het bevoegd gezag in gebruik.

Artikel 139. Instemming met eigen bouwplannen voor een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school

Indien het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school aanspraak heeft op bekostiging van een voorziening in de huisvesting, behoeven de bouwplannen en de desbetreffende begrotingen de instemming van het bestuurscollege, tenzij het bevoegd gezag met het bestuurscollege overeenkomt dat het openbaar lichaam deze voorziening tot stand brengt.

Artikel 140. Totstandbrenging voorziening voor een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school

Het openbaar lichaam brengt een voorziening in de huisvesting van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school slechts tot stand, indien tussen het bestuurscollege en het bevoegd gezag overeenstemming bestaat over de bouwplannen en de wijze van uitvoering.

Artikel 141. Onderhoudsplicht; verbod tot vervreemding en bezwaring

  • 1 Het bevoegd gezag is verplicht het gebouw en terrein, alsmede de roerende zaken waarvoor bekostiging wordt genoten, behoorlijk te gebruiken en te onderhouden.

  • 2 Vervreemding door het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school anders dan op grond van de artikelen 99 en 106, van gebouwen, terreinen en roerende zaken waarvoor bekostiging wordt genoten, of bezwaren met een zakelijk recht door het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school van zodanige gebouwen en terreinen is zonder toestemming van het bestuurscollege nietig.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing ten aanzien van het recht van opstal ten behoeve van een door het openbaar lichaam te plaatsen tijdelijke voorziening in de huisvesting op grond die eigendom is van het bevoegd gezag van de betrokken school.

Artikel 142. Vorderingsrecht

  • 1 Het bestuurscollege is bevoegd een gedeelte van een gebouw of terrein dat tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school, gedurende die tijd te bestemmen als huisvesting voor een andere school, voor ander uit de openbare kas bekostigd onderwijs niet zijnde voortgezet onderwijs, of voor educatie als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Het voorgenomen gebruik dient zich te verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school. Tevens is het bestuurscollege bevoegd ten behoeve van het onderwijs in lichamelijke opvoeding of expressie-activiteiten een gebouw of terrein dan wel een gedeelte daarvan dat tijdelijk gedurende gedeelten van de dag of in het geheel niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school, gedurende die tijd te bestemmen als huisvesting voor een andere school, voor ander uit de openbare kas bekostigd onderwijs, niet zijnde voortgezet onderwijs, of voor educatie als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Het bestuurscollege is bevoegd een sportterrein, buiten de tijden dat het terrein voor het voortgezet onderwijs wordt gebruikt, gedurende die tijd te bestemmen voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden, op zodanige wijze dat het zich verdraagt met het onderwijs dat op het terrein wordt gegeven.

  • 2 Indien het gebouw of terrein in gebruik is voor een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school, pleegt het bestuurscollege vooraf overleg met het bevoegd gezag en, voor zover van toepassing, ook met het bevoegd gezag van de andere school of nevenvestiging waarvoor de huisvesting is bestemd.

Artikel 143. Verhuur en medegebruik gebouw of terrein

  • 1 Voor zover artikel 142 geen toepassing vindt, kan het bevoegd gezag een gedeelte van een gebouw of terrein in gebruik geven ten behoeve van uit de openbare kas bekostigd onderwijs dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Voor zover niet nodig voor uit de openbare kas bekostigd onderwijs, kan het bevoegd gezag een gedeelte van het gebouw of terrein verhuren aan een derde, voor zover het gehuurde niet bestemd zal zijn als woon- of bedrijfsruimte in de zin van de vijfde en zesde afdeling van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Indien het een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school betreft, is voor verhuur toestemming van het bestuurscollege vereist.

  • 2 De ingebruikgeving of verhuur ingevolge het eerste lid eindigt:

    • a. indien het bestuurscollege gebruik maakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 142 zonder dat enige schadeplicht ontstaat, of

    • b. indien het in gebruik gegeven dan wel verhuurde deel nodig is voor gebruik door de eigen school.

  • 3 Ingebruikgeving of verhuur ingevolge het eerste lid geschiedt niet indien het voorgenomen gebruik zich niet verdraagt met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school.

  • 5 Het zonder toestemming van het bestuurscollege verhuren van een gebouw of terrein door het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school alsmede elk met dit artikel strijdig beding opgenomen in een huurovereenkomst met betrekking tot schoolgebouwen, is nietig.

Artikel 144. Voorziening niet ten laste van het openbaar lichaam

Voorzieningen aan gebouwen of terreinen in verband met verhuur krachtens de artikelen 143 of 145 door het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school, komen niet ten laste van het openbaar lichaam.

Artikel 145. Einde gebruik gebouw of terrein door niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school

  • 1 Het bestuurscollege en het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat eigenaar is van het gebouw en terrein kunnen in een gezamenlijke akte verklaren dat het bevoegd gezag blijvend heeft opgehouden dan wel blijvend zal ophouden het gebouw of terrein of een voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte daarvan, voor de school te gebruiken.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid stellen het bestuurscollege en het bevoegd gezag van de desbetreffende school gezamenlijk vast of voorzieningen in een slechte bouwkundige staat verkeren als gevolg van het verwijtbaar nalaten van noodzakelijk onderhoud. Indien dat het geval is, vindt verrekening plaats van de daarmee gemoeide kosten.

  • 3 De eilandsraad en het bevoegd gezag van de niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school treffen gezamenlijk een voorziening voor het beslechten van geschillen die zich bij de toepassing van het tweede lid voordoen.

  • 4 De Rijksvertegenwoordiger kan in geval van een geschil omtrent de toepassing van het eerste lid desgevraagd besluiten dat het bevoegd gezag blijvend heeft opgehouden dan wel blijvend zal ophouden het gebouw of terrein of een voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte daarvan, voor de school te gebruiken. De aanvraag om het besluit wordt gedaan door het bestuurscollege of door het bevoegd gezag van de school.

  • 5 Het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat voornemens is gebouwen of terreinen, of een gedeelte daarvan, blijvend niet meer voor de school te gebruiken, doet hiervan onverwijld mededeling aan het bestuurscollege.

  • 6 Zodra de in het eerste lid bedoelde akte door beide partijen is getekend, of het in het vierde lid bedoelde besluit van de Rijksvertegenwoordiger onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is bepaald dat de uitspraak van de rechter, inhoudende een besluit als bedoeld in het vierde lid eerste volzin, in de plaats treedt van het vernietigde besluit, wordt de akte, het onherroepelijk geworden besluit onderscheidenlijk de uitspraak, ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES. Door de inschrijving verkrijgt het openbaar lichaam de eigendom.

  • 7 Het bestuurscollege en het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat eigenaar is van het schoolgebouw, kunnen in een gezamenlijke akte verklaren dat een gedeelte van het gebouw dat niet vatbaar is voor eigendomsoverdracht, blijvend niet meer voor het onderwijs nodig zal zijn.

  • 8 De Rijksvertegenwoordiger kan in geval van een geschil omtrent de toepassing van het zevende lid desgevraagd besluiten dat een gedeelte van het gebouw dat niet vatbaar is voor eigendomsoverdracht, blijvend niet meer voor het onderwijs nodig zal zijn. De aanvraag om het besluit wordt gedaan door het bestuurscollege of door het bevoegd gezag van de school. Alvorens op de aanvraag te besluiten, hoort de Rijksvertegenwoordiger de wederpartij.

  • 9 Zodra de in het zevende lid bedoelde akte door beide partijen is getekend, of het in het achtste lid bedoelde besluit van de Rijksvertegenwoordiger onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is bepaald dat de uitspraak van de rechter, inhoudende een beslissing als bedoeld in het achtste lid eerste volzin, in de plaats treedt van het vernietigde besluit, kan het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school het desbetreffende gedeelte van het gebouw met toestemming van het bestuurscollege verhuren.

  • 10 De toestemming, bedoeld in het negende lid, wordt verleend voor een tijdvak van ten hoogste 3 jaren. Op verzoek van het bevoegd gezag kan dit tijdvak telkens worden verlengd met een termijn van ten hoogste 3 jaren.

Artikel 146. Jaarlijks bedrag voor huisvestingskosten van niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen

In afwijking van dit hoofdstuk kan de eilandsraad besluiten dat jaarlijks een bedrag voor huisvestingskosten wordt betaald aan het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school voor zover die op het grondgebied van dat openbaar lichaam in stand wordt gehouden. De eilandsraad neemt het besluit in overeenstemming met het bevoegd gezag.

Artikel 147. Informatieverstrekking aan het bestuurscollege

Het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school is gehouden aan de eilandsraad onderscheidenlijk het bestuurscollege alle inlichtingen te verschaffen die de eilandsraad onderscheidenlijk het bestuurscollege voor een adequate uitvoering van de bepalingen in dit hoofdstuk noodzakelijk achten.

Afdeling III. Grondslagen en wijze der bekostiging

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 148. Algemeen

  • 1 De scholen, bedoeld in afdeling I van titel II worden door het Rijk bekostigd met inachtneming van de artikelen 151 tot en met 187. De uitgaven, bedoeld in de artikelen 160 en 162, alsmede de bedragen die het openbaar lichaam krachtens deze wet in aanvulling op de rijksbekostiging verstrekt, blijven ten laste van het openbaar lichaam.

  • 2 Aan niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen als bedoeld in afdeling I van titel II wordt uit de openbare kas geen bekostiging verstrekt dan krachtens de bepalingen van deze wet.

  • 3 Voor de toepassing van deze afdeling zijn de voorschriften die betrekking hebben op bijzondere scholen, van overeenkomstige toepassing op openbare scholen die in stand worden gehouden door een stichting als bedoeld in artikel 98 of een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 97, tenzij het tegendeel blijkt.

Artikel 149. Grondslag bekostiging zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoefte

  • 1 Het Rijk bekostigt openbare en bijzondere scholen voor zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven ter uitvoering van het eerste lid.

Artikel 150. Subsidie expertisecentrum onderwijszorg

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 151. Kostensoorten

De kosten van de scholen zijn:

  • a. huisvestingskosten,

  • b. inventariskosten,

  • c. personeelskosten, en

  • d. exploitatiekosten.

Hoofdstuk II. Grondslagen van de genormeerde bekostiging

§ 1. Grondslag bekostiging personeelskosten

Artikel 152. Grondslagen berekening omvang formatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 153. Grondslag bekostiging kosten voor personeel wegens voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens de Wet materieel ambtenarenrecht BES

  • 1 Aan scholen wordt in verband met de kosten voor personeel wegens voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens de Wet materieel ambtenarenrecht BES bekostiging verstrekt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bekostiging is verwerkt in de bedragen en in de vermenigvuldigingsbedragen van de verhoging, bedoeld in de artikelen 154 en 155.

Artikel 154. Omvang bekostiging

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 155. Aanvullende bekostiging personeelskosten

  • 1 Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs daartoe aanleiding geven, kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld omtrent het verstrekken van aanvullende bekostiging voor personeelskosten.

  • 2 In verband met bijzondere omstandigheden kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag van een in het eerste lid bedoelde school en onder door hem te stellen voorwaarden aanvullende bekostiging voor personeelskosten verstrekken.

  • 3 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt ingediend in het kalenderjaar waarin de bijzondere omstandigheden zich hebben aangediend. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een in het tweede lid bedoelde aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 4 Onze Minister kan in verband met de in het eerste lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

  • 5 Onze Minister kan in verband met de in het tweede lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

§ 2. Grondslag bekostiging exploitatiekosten

Artikel 156. Bekostiging exploitatiekosten

  • 1 De bekostiging voor de exploitatiekosten van de scholen heeft betrekking op de volgende componenten:

    • a. onderhoud van het gebouw en het terrein,

    • b. energie- en waterverbruik,

    • c. middelen, waaronder mede wordt verstaan lesmateriaal als bedoeld in artikel 12,

    • d. administratie, beheer en bestuur,

    • e. loopbaanoriëntatie en -begeleiding,

    • f. schoonmaken, en

    • g. publiekrechtelijke heffingen, met uitzondering van belastingen ter zake van onroerende zaken.

  • 2 De bekostiging wordt zodanig vastgesteld dat zij voldoet aan de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school.

Artikel 157. Aanvullende bekostiging exploitatiekosten

  • 1 Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs daartoe aanleiding geven, kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld omtrent het verstrekken van aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten.

  • 2 Indien bijzondere ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs aan een school daartoe aanleiding geven, kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag onder door hem te stellen voorwaarden en voor een door hem te bepalen periode aanvullende bekostiging voor exploitatiekosten verstrekken. Het verzoek wordt ingediend in het kalenderjaar waarin deze ontwikkelingen zijn aangevangen. Onze Minister besluit binnen vier maanden na ontvangst van het verzoek. Indien de beschikking niet binnen vier maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de verzoeker daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3 Onze Minister kan in verband met de in het eerste lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

  • 4 Onze Minister kan in verband met de in het tweede lid bedoelde bekostiging een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

Hoofdstuk III. Wijze van de bekostiging

§ 1. Onroerende zaak-belastingen

Artikel 158. Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

Het openbaar lichaam bekostigt aan het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat is onderworpen aan een of meer der in artikel 43 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde belastingen ter zake van onroerende zaken het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking tot de in het openbaar lichaam gelegen gebouwen en terreinen.

§ 2. Bekostiging personeels- en exploitatiekosten

Artikel 159. Bekostiging bedragen voor personeels- en exploitatiekosten

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 In geval van het verstrekken van aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 155 of artikel 157 verstrekt het Rijk aan het desbetreffende bevoegd gezag het bedrag van deze bekostiging.

§ 3. Eilandelijk beleid met betrekking tot personele en materiële voorzieningen

Artikel 160. Eilandelijk beleid als een openbaar lichaam zelf geen openbare scholen in stand houdt of als openbare scholen ontbreken

  • 1 Indien in een openbaar lichaam uitsluitend een of meer andere rechtspersonen dan het openbaar lichaam openbare scholen in stand houden dan wel openbare scholen ontbreken en het openbaar lichaam uitgaven wil doen voor het desbetreffende onderwijs welke niet door het Rijk worden bekostigd, stelt de eilandsraad bij eilandsverordening een regeling daarvoor vast en zijn de artikelen 163 tot en met 165 niet van toepassing.

  • 2 De regeling, bedoeld in het eerste lid, maakt geen onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs en voorziet in een behandeling van scholen naar dezelfde maatstaf.

  • 3 De regeling, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval de voorzieningen die door het bevoegd gezag van een in het openbaar lichaam gelegen, niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school kunnen worden aangevraagd en de procedure voor het doen van een aanvraag.

  • 4 De eilandsraad kan besluiten dat het bestuurscollege de regeling, bedoeld in het eerste lid, tijdelijk kan aanvullen met nieuwe voorzieningen. De aanvulling wordt binnen 1 week aan de bevoegde gezagsorganen van de niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen gezonden. Binnen 12 weken na de totstandkoming van de aanvulling wordt deze voorgelegd aan de eilandsraad en besluit de eilandsraad over de bekrachtiging ervan. Indien de eilandsraad niet binnen 12 weken een besluit heeft genomen, wordt de aanvulling gelijkgesteld met een aanvulling die is bekrachtigd. Een afwijzing van de aanvulling door de eilandsraad heeft geen gevolgen voor aanvragen waarop reeds is besloten of die reeds zijn ingediend en die voorzieningen betreffen waarop de aanvulling betrekking heeft.

  • 6 Voor de toepassing van dit artikel wordt een nevenvestiging aangemerkt als een nevenvestiging die is gelegen in het openbaar lichaam van de hoofdvestiging. De eilandsraad kan in de eilandsverordening, bedoeld in het eerste lid, aan het bestuurscollege de bevoegdheid verlenen om, met inachtneming van de in die eilandsverordening gestelde regels, te besluiten dat in het openbaar lichaam gelegen nevenvestigingen van scholen waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een ander openbaar lichaam in afwijking van de eerste volzin in aanmerking komen voor een of meer van de in de regeling genoemde voorzieningen.

  • 7 Het bestuurscollege maakt jaarlijks in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze, een overzicht bekend van de op grond van de regeling, bedoeld in het eerste lid, toegekende voorzieningen.

Artikel 161. Eilandelijk beleid bij verzelfstandiging van het openbaar onderwijs in een openbaar lichaam

  • 1 Indien de eilandsraad ten aanzien van een of meer door het openbaar lichaam in stand gehouden openbare scholen besluit dat deze met ingang van een datum die is gelegen in de periode die aanvangt met een bij koninklijk besluit te bepalen datum en eindigt met ingang van het negende kalenderjaar daaropvolgend, in stand zullen worden gehouden door een of meer andere rechtspersonen dan het openbaar lichaam, kan de regeling, bedoeld in artikel 160, eerste lid, dan wel de regeling, bedoeld in artikel 162, eerste lid, bij effectuering van dat besluit ten aanzien van die scholen en in afwijking van artikel 160, tweede lid, dan wel een regeling op grond van dit artikel bij effectuering van dat besluit ten aanzien van die scholen, erin voorzien dat door het openbaar lichaam aan een of meer andere rechtspersonen dan het openbaar lichaam dat die scholen in stand houdt, bekostiging voor administratie, beheer en bestuur wordt toegekend als aangegeven in het tweede lid.

  • 2 De bekostiging, die op grond van het eerste lid kan worden toegekend, bedraagt gedurende het eerste en het tweede kalenderjaar volgend op het tijdstip waarop de scholen, bedoeld in het eerste lid, niet langer door het openbaar lichaam in stand worden gehouden, maximaal 4 maal 18% van de bekostiging voor de exploitatiekosten, op grond van artikel 156, en gedurende het derde, vierde en het vijfde kalenderjaar maximaal 3 maal 18% van die bekostiging.

  • 3 Indien de eilandsraad besluit scholen niet langer in stand te houden vanaf een andere datum dan 1 augustus dan geldt als het eerste kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, het deel van het kalenderjaar dat volgt op de datum waarop het openbaar lichaam die scholen niet langer in stand houdt en bedraagt de bekostiging die voor dat eerste kalenderjaar maximaal kan worden toegekend voor administratie, beheer en bestuur een evenredig deel van de bekostiging die op grond van het tweede lid maximaal kan worden toegekend.

  • 4 Voor de toepassing van het tweede lid wordt per school uitgegaan van de bekostiging voor exploitatiekosten voor het kalenderjaar direct voorafgaand aan het tijdstip waarop door het openbaar lichaam de desbetreffende school niet langer in stand wordt gehouden.

  • 5 De op grond van het eerste lid toe te kennen bekostiging kan in een kalenderjaar niet hoger zijn dan de in het daaraan voorafgaande kalenderjaar op grond van dit artikel toegekende bekostiging. De eerste volzin is niet van toepassing ten aanzien van de bekostiging voor het tweede kalenderjaar indien de bekostiging voor het eerste kalenderjaar is bepaald op grond van het derde lid. Bij de toepassing van de eerste volzin blijft het teruggestorte bedrag, bedoeld in het zevende lid, buiten beschouwing.

  • 6 Het bevoegd gezag dat een school als bedoeld in het eerste lid in stand houdt die voor die tijd door het openbaar lichaam in stand werd gehouden, legt aan dat openbaar lichaam en aan de andere rechtspersonen die een of meer niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen in dat openbaar lichaam in stand houden, jaarlijks een verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES, over met betrekking tot de uitgaven en ontvangsten voor administratie, beheer en bestuur.

  • 7 Voor zover voor een school als bedoeld in het eerste lid, de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, vermeerderd met 18% van de bekostiging voor de exploitatiekosten, op grond van artikel 156, in een kalenderjaar niet volledig is aangewend voor uitgaven voor administratie, beheer en bestuur, wordt het verschil door het bevoegd gezag, bedoeld in het zesde lid, teruggestort in de eilandskas.

Artikel 162. Eilandelijk beleid als een openbaar lichaam zelf openbare scholen in stand houdt

  • 1 Indien een openbaar lichaam zelf een of meer openbare scholen in stand houdt en hij uitgaven wil doen ten behoeve van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het algemeen voortgezet onderwijs, het voorbereidend beroepsonderwijs of het praktijkonderwijs welke niet door het Rijk worden bekostigd, kan de eilandsraad daarvoor bij eilandsverordening een regeling vaststellen.

§ 4. Overschrijdingsregeling ten behoeve van bijzondere scholen

Artikel 163. Vaststelling uitgaven en inkomsten personeels- en exploitatiekosten; vaststelling percentage t.b.v. niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen

  • 1 Indien een openbaar lichaam een of meer scholen in stand houdt, stelt het bestuurscollege jaarlijks met betrekking tot die scholen voorlopig vast:

    • a. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten behoeve van de personeelskosten,

    • b. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten behoeve van de exploitatiekosten,

    • c. het totaal van de ontvangsten, bedoeld in artikel 154,

    • d. het totaal van de ontvangsten dat is gebaseerd op de bedragen die krachtens artikel 156 voor de exploitatiekosten voor dat kalenderjaar zijn vastgesteld, alsmede de bedragen die krachtens artikel 172, tweede lid tweede volzin, voor voorzieningen in de exploitatie worden aangewend,

    • e. het totaal van de aanvullende ontvangsten waaronder worden verstaan de bedragen die krachtens artikel 157 voor de exploitatiekosten voor dat kalenderjaar zijn vastgesteld,

    • f. een staat van voorzieningen die zijn ingesteld ten behoeve van het openbaar onderwijs.

  • 2 Indien een openbaar lichaam een deel van de ontvangsten, bedoeld in het eerste lid onderdeel c, dan wel een deel van de ontvangsten, bedoeld in de onderdelen d of e van dat lid, toevoegt aan een voorziening, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave als bedoeld in dat lid onderdeel a, onderscheidenlijk als een uitgave als bedoeld in onderdeel b van dat lid. Indien het openbaar lichaam bedragen aan een voorziening onttrekt, worden deze aangemerkt als ontvangsten, bedoeld in het eerste lid onderdeel c, onderscheidenlijk als ontvangsten als bedoeld in de onderdelen d of e van dat lid.

  • 3 Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, d en e, worden buiten beschouwing gelaten de uitgaven en ontvangsten voor administratie, beheer en bestuur, bedoeld in artikel 156, eerste lid, onderdeel d.

  • 4 Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b worden buiten beschouwing gelaten de uitgaven die worden gedekt door ontvangsten van bedragen die door derden zijn betaald, en de uitgaven voor de voorzieningen waarvoor het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school op grond van de regeling, bedoeld in artikel 162, eerste lid, een aanvraag bij het openbaar lichaam kon indienen en wel gedurende de periode waarvoor een dergelijke aanvraag kon worden gedaan.

  • 5 Indien het openbaar lichaam een deel van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten overdraagt aan een ander bevoegd gezag, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of onderdeel b. Indien door een ander bevoegd gezag een deel van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten aan het openbaar lichaam wordt overgedragen, wordt dat deel aangemerkt als een ontvangst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, of onderdeel d.

  • 6 Om de vijf jaar stelt het bestuurscollege voorlopig vast het totaal van de vastgestelde uitgaven en ontvangsten in de voorafgaande vijf kalenderjaren, zoals in het eerste tot en met vijfde lid is aangegeven. Indien de uitgaven hoger zijn dan de ontvangsten, bepaalt het bestuurscollege tevens het bedrag van de overschrijding. Indien het openbaar lichaam vanaf een tijdstip binnen een periode van vijf jaar als bedoeld in de eerste volzin geen school in stand houdt, stelt het bestuurscollege in afwijking van die volzin zo spoedig mogelijk na dat tijdstip voorlopig vast het totaal van de vastgestelde uitgaven en ontvangsten in het aan dat tijdstip voorafgaande deel van de periode van vijf jaar, zoals in het eerste tot en met vijfde lid is aangegeven.

  • 7 Na sluiting van de rekening van het openbaar lichaam stelt het bestuurscollege de in het eerste en zesde lid bedoelde bedragen, zo nodig gewijzigd, vast. In het geval de uitgaven hoger zijn dan de ontvangsten, bedoeld in het zesde lid, drukt het bestuurscollege vervolgens het bedrag van de overschrijding, bedoeld in genoemd lid, uit in een percentage van het totaal van de ontvangsten, bedoeld in het eerste lid onderdelen c tot en met e. Het percentage wordt afgerond tot twee decimalen. Afronding naar beneden vindt plaats indien de derde decimaal kleiner is dan 5, en naar boven indien deze decimaal ten minste 5 bedraagt.

  • 8 Voor de toepassing van de artikelen 163 tot en met 165 worden uitgaven ten behoeve van een nevenvestiging aangemerkt als uitgaven ten behoeve van de hoofdvestiging van de school waaraan de nevenvestiging is verbonden. Indien ten behoeve van een school of nevenvestiging uitgaven worden gedaan door meer dan één openbaar lichaam, worden deze uitgaven aangemerkt als uitgaven van het openbaar lichaam op wier grondgebied de hoofdvestiging is gelegen. In het geval, bedoeld in de vorige volzin worden de besluiten ingevolge de artikelen 163 tot en met 165 genomen door laatstbedoeld openbaar lichaam en hebben deze mede betrekking op de uitgaven van het andere openbaar lichaam of de andere openbare lichamen. Voor de toepassing van de artikelen 163 tot en met 165 wordt een nevenvestiging aangemerkt als een nevenvestiging die is gelegen in het openbaar lichaam van de hoofdvestiging.

  • 9 Het bestuurscollege kan in overeenstemming met het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school besluiten dat met betrekking tot een of meer scholen van dat bevoegd gezag uitgaven die het openbaar lichaam doet ten behoeve van een door hem in stand gehouden school buiten beschouwing worden gelaten bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in dit artikel.

Artikel 164. Vaststelling overschrijdingsbedrag t.b.v. niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen

  • 1 In het jaar volgend op de definitieve vaststelling, bedoeld in artikel 163, zevende lid, wordt het overschrijdingsbedrag vastgesteld waarop het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school die gedurende een of meer jaren van het desbetreffende tijdvak in het openbaar lichaam was gevestigd, aanspraak heeft. Dit overschrijdingsbedrag wordt vastgesteld door het percentage, bedoeld in artikel 163, zevende lid, te vermenigvuldigen met het totaal van de ontvangsten van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat is gebaseerd op de bedragen die krachtens de artikelen 152, eerste tot en met derde lid, 154 en 156 voor het desbetreffende tijdvak zijn vastgesteld, met dien verstande dat bij het vaststellen van het totaal van de ontvangsten, bedoeld in de vorige volzin, buiten beschouwing blijven de ontvangsten voor administratie, beheer en bestuur, bedoeld in artikel 156, eerste lid, onderdeel d.

  • 2 Indien een openbaar lichaam gedurende een gedeelte van het desbetreffende tijdvak een of meer scholen in stand houdt, wordt voor het vaststellen van het overschrijdingsbedrag, bedoeld in het eerste lid, uitgegaan van het totaal van de ontvangsten van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school over een overeenkomstig gedeelte van het desbetreffende tijdvak.

Artikel 165. Uitkering overschrijdingsbedrag aan niet door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen; beroep op Rijksvertegenwoordiger

  • 1 Na de voorlopige vaststelling van het bedrag van de overschrijding, bedoeld in artikel 163, zesde lid, keert het bestuurscollege aan het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school dat op grond van artikel 164, eerste lid, aanspraak heeft op een uitkering, een voorschot uit. Het voorschot omvat het voorlopig vastgestelde bedrag van de overschrijding, berekend op de wijze als is aangegeven in artikel 164, eerste en tweede lid.

  • 2 Het bestuurscollege is bevoegd tijdens het vijfjarig tijdvak op verzoek van het bevoegd gezag van een niet door het openbaar lichaam in stand gehouden school jaarlijks een deel van het naar verwachting uit te betalen voorschot in mindering daarop uit te keren.

  • 3 De bekendmaking van de beschikkingen tot voorlopige en definitieve vaststelling van het overschrijdingsbedrag, bedoeld in het zesde onderscheidenlijk zevende lid van artikel 163, behelst tevens een staat van de voorzieningen als bedoeld in artikel 163, eerste lid, onderdeel f, waarin per kalenderjaar wordt aangegeven het verloop van de toevoegingen en de onttrekkingen aan de voorzieningen.

  • 4 In afwijking van artikel 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES kan het bevoegd gezag van een school, bedoeld in het eerste lid, tegen de in het derde lid bedoelde beschikkingen, beroep instellen bij de Rijksvertegenwoordiger. De artikelen 54 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 5. Vaststelling en betaling van de bekostiging

Artikel 166. Bekostiging

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 167. Aftrekposten bekostiging

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 168. Betaling bekostiging door voorschotten

  • 1 Op de bekostiging of onderdelen daarvan kunnen voorschotten worden verleend volgens regels, te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden tevens voorschriften gegeven voor de verrekening van de betaalde voorschotten met het bedrag van de vastgestelde bekostiging of onderdelen daarvan.

Artikel 169. Verrekening van vorderingen

Onze Minister is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens deze wet van of op het bevoegd gezag van een school met vorderingen van of op Onze Minister krachtens een andere wet.

Artikel 170. Overdracht bekostiging bij overstap leerling tijdens schooljaar

Indien een leerling in de loop van het schooljaar de school verlaat zonder de opleiding te hebben voltooid, en aansluitend wordt ingeschreven als leerling aan een andere school voor voortgezet onderwijs of als deelnemer aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, kan het bevoegd gezag van de school met het bevoegd gezag van die andere school of die instelling overeenkomen een deel van de bekostiging over te dragen aan dat andere bevoegd gezag vanwege deze tussentijdse overstap.

Hoofdstuk IV. Overige bepalingen

Artikel 171. Boekhouding bijzonder onderwijs

  • 1 Het bevoegd gezag van een bijzondere school houdt nauwkeurig boek van de inkomsten en uitgaven.

  • 2 Het bevoegd gezag van een bijzondere school geeft desverlangd aan de door Onze Minister aangewezen ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage. Het bevoegd gezag is gehouden deze boeken en bescheiden zeven jaren te bewaren.

Artikel 172. Besteding bekostiging

  • 1 Het bevoegd gezag besteedt de verstrekte bekostiging en de betaalde bedragen ten behoeve van die school op de wijze zoals aangegeven in het tweede tot en met vierde lid.

  • 2 De voor voorzieningen in de huisvesting betaalde bedragen worden zodanig aangewend dat een behoorlijke en deugdelijke totstandkoming van deze voorzieningen is verzekerd. Indien na realisatie van de in de eerste volzin bedoelde voorzieningen de bedragen niet volledig zijn aangewend, kan het resterende deel daarvan worden aangewend voor de kosten van personeel of voorzieningen in de exploitatie.

  • 3 Het voor personeels- en exploitatiekosten betaalde bedrag wordt aangewend voor de kosten van personeel, zoals onderscheiden in artikel 77, voor voorzieningen in de exploitatie. In geval van een overschot op die bedragen, kan dat overschot worden aangewend voor voorzieningen in de huisvesting.

  • 4 De verstrekte overschrijdingsbedragen worden ten behoeve van het onderwijs aan de scholen van het bevoegd gezag aangewend.

  • 5 Het bevoegd gezag kan de bedragen, bedoeld in het derde lid, mede aanwenden voor de vergoeding, bedoeld in artikel 69, vierde lid, en voor de kosten van personeel of voorzieningen in de exploitatie van:

    • a. een andere school voor voortgezet onderwijs,

    • b. een scholengemeenschap waarvan een of meer scholen voor voortgezet onderwijs deel uitmaken,

    • c. een school als bedoeld in de Wet primair onderwijs BES,

    • d. een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, en

    • e. het expertisecentrum onderwijszorg.

  • 7 Het bevoegd gezag kan met het bevoegd gezag waarmee het een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 62, derde lid, overeenkomen om vanwege de samenwerking een deel van de bekostiging over te dragen aan het andere bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid van dat artikel.

Artikel 173. Besteding overeenkomstig bestemming

  • 1 De bedragen en bekostiging, bedoeld in artikel 172, worden niet aangewend voor contractactiviteiten.

  • 2 Het bevoegd gezag van de scholen, bedoeld in artikel 172, berekent voor de contractactiviteiten aan de betrokken derden de kosten zodanig dat aan het bepaalde in het eerste lid wordt voldaan.

Artikel 174. Geen vergoeding na schade door schuld of nalatigheid; subrogatie wegens schade aan gebouwen van scholen

  • 1 De kosten van herstel van schade aan gebouwen, terreinen en roerende zaken ten behoeve waarvan met betrekking tot scholen bekostiging wordt genoten, worden niet door het openbaar lichaam vergoed, indien:

    • a. die schade door schuld of nalatigheid van de rechtspersoon die de school in stand houdt, wordt toegebracht, of

    • b. het bevoegd gezag een beroep kan doen op een verzekering waarvoor de premie voor vergoeding in aanmerking komt, of voor de vergoeding van die schade door het openbaar lichaam een collectieve verzekering is afgesloten, voor zover die collectieve verzekering de schade dekt.

  • 2 Indien schade, ontstaan aan gebouwen, terreinen of roerende zaken van een door het openbaar lichaam bekostigde school voor vergoeding door het openbaar lichaam in aanmerking komt, treedt het openbaar lichaam op het moment van een uitdrukkelijk besluit tot vergoeding in alle rechten die het bevoegd gezag ter zake van die schade tegen derden mocht hebben.

Artikel 175. Jaarverslag

[Treedt in werking op 01-01-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 176. Informatie over bekostiging

  • 1 Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het ten behoeve van Onze Minister beschikt over geordende gegevens die van belang zijn voor de berekening van de hoogte van de bekostiging, alsmede over een verklaring over de juistheid van de bekostigingsgegevens, afgegeven door een door de toezichthouder of het toezichthoudend orgaan aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de definiëring, de wijze van ordening en de beschikbaarstelling van de gegevens, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het bevoegd gezag bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste lid, en de desbetreffende boeken en bescheiden gedurende een periode van zeven jaren.

Artikel 177. Beleidsinhoudelijke informatie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 178. Reikwijdte voorschriften

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 179. Gebruik persoonsgebonden nummer BES door bevoegd gezag

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 180. Verwerking gegevens door Onze Minister

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 181. Gebruik gegevens basisregister onderwijs door Minister en inspectie

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 182. Gebruik persoonsgebonden nummer BES door openbaar lichaam

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 183. Aanwijzing

  • 1 Indien sprake is van wanbeheer van een of meer bestuurders of toezichthouders kan Onze Minister de rechtspersoon die de school in stand houdt een aanwijzing geven. Een aanwijzing omvat een of meer maatregelen en is evenredig aan het doel waarvoor zij wordt gegeven.

  • 2 Onder wanbeheer wordt uitsluitend verstaan:

    • a. financieel wanbeleid,

    • b. ongerechtvaardigde verrijking, al dan niet beoogd, van de rechtspersoon die de school in stand houdt, zichzelf dan wel een derde,

    • c. onrechtmatig handelen, waaronder wordt verstaan het in de hoedanigheid van bestuurder of toezichthouder handelen in strijd met wettelijke bepalingen of de kennelijke geest van wettelijke bepalingen waarmee financieel voordeel wordt behaald ten gunste van de rechtspersoon die de school in stand houdt, zichzelf of een derde, en

    • d. het in ernstige mate verwaarlozen van de zorg voor wat door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd in de omgang met betrokkenen in de schoolorganisatie, waaronder wordt verstaan intimidatie of bedreiging van personeel, leerlingen of ouders door een bestuurder of toezichthouder.

  • 3 In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten sprake is van wanbeheer alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

  • 4 Een aanwijzing bevat de termijn waarbinnen het bevoegd gezag aan de aanwijzing moet voldoen.

Artikel 184. Inhouding bekostiging

  • 1 Indien het bevoegd gezag van een school in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens deze wet, waaronder tevens wordt verstaan het niet opvolgen van een aanwijzing als bedoeld in artikel 183, kan Onze Minister bepalen dat de bekostiging, voorschotten daaronder begrepen, geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden dan wel opgeschort.

  • 3 Onze Minister kent de bekostiging wederom toe, indien blijkt dat de reden voor de toepassing van het eerste of tweede lid is vervallen.

Artikel 185. Maatregelen

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 186. Beroep

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 187. Uitvoeringsvoorschriften afdeling III

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent:

    • a. de inrichting van de boekhouding van bijzondere scholen,

    • b. de wijze waarop door het bevoegd gezag verslag wordt gedaan van het financieel beheer van de school,

    • c. de vaststelling door het bevoegd gezag van een begroting en een jaarrekening, alsmede de inrichting daarvan, en

    • d. de controle van de boekhouding en de administratie van de scholen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de erkenning van godsdienstige of levensbeschouwelijke bezwaren tegen het sluiten van een verzekering.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven ter uitvoering van deze afdeling.

  • 4 Indien een beschikking niet binnen de bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in dit artikel, gestelde termijn kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Afdeling IV. Beëindiging der bekostiging

Artikel 188. Opheffingsnormen

  • 1 Een openbare school of scholengemeenschap wordt opgeheven en de bekostiging van een bijzondere school of scholengemeenschap wordt beëindigd indien de school gedurende drie achtereenvolgende schooljaren telkens is bezocht door een aantal leerlingen dat minder bedraagt dan een bij ministeriële regeling vast te stellen aantal.

  • 2 De opheffing van een openbare school of scholengemeenschap of de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere school of scholengemeenschap geschiedt met ingang van 1 augustus volgend op de drie achtereenvolgende schooljaren, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 189. Grondslag der berekening

  • 1 Grondslag der berekening is het aantal leerlingen dat op 1 oktober van elk van de jaren bij de school was ingeschreven.

  • 2 Indien voor de leerlingen binnen redelijke afstand geen plaatsruimte beschikbaar is op een gelijksoortige school, waar het verlangde onderwijs wordt gegeven, past Onze Minister artikel 188 zodanig toe, dat de leerlingen van elk leerjaar de cursus kunnen voltooien.

  • 3 Artikel 188 blijft buiten toepassing, zolang de school niet alle leerjaren omvat.

  • 4 Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag voor een door hem te bepalen tijd toestaan, dat een openbare school in stand wordt gehouden of een bijzondere school wordt bekostigd, ook al is het aantal leerlingen minder, dan in artikel 188 is vermeld. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 5 Binnen acht weken na de bekendmaking door het Centraal Bureau voor de Statistiek dan wel door Onze Minister van de aantallen leerlingen per school voor voortgezet onderwijs, stelt de Rijksvertegenwoordiger vast welke door het openbaar lichaam in stand gehouden scholen gedurende reeds een jaar niet meer voldoen aan de voor hen geldende norm, genoemd in artikel 188. Wanneer er als gevolg van de opheffing van een school als bedoeld in de vorige volzin, naar zijn oordeel niet meer voldoende zal zijn voorzien in de behoefte aan openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen, draagt de Rijksvertegenwoordiger het bestuurscollege op een verzoek te doen op grond van het vierde lid.

Artikel 190. Terugstorting exploitatie-overschot

  • 1 Het bevoegd gezag stort het exploitatie-overschot terug in de desbetreffende overheidskas

    • a. indien een openbare school ingevolge artikel 188 wordt opgeheven,

    • b. indien de bekostiging van een bijzondere school ingevolge een van de in onderdeel a genoemde artikelen wordt beëindigd, of

    • c. indien een school ingevolge een beslissing van het bevoegd gezag wordt opgeheven en deze opheffing is gerealiseerd.

  • 2 Het exploitatietekort blijft in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, voor rekening van het bevoegd gezag.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop het exploitatie-overschot, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend.

Artikel 191. Beroep

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES kan een belanghebbende beroep instellen bij het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tegen een besluit op grond van deze afdeling. De artikelen 54 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 192. Uitvoeringsvoorschriften afdeling IV

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel IV. Bestrijding voortijdig schoolverlaten niet-leerplichtigen

Artikel 193. Voortijdige schoolverlater

  • 1 Onder een voortijdige schoolverlater in de zin van deze titel wordt verstaan degene op wie artikel 66, eerste lid onder a en b, van toepassing is en

    • a. die het onderwijs aan de school waaraan hij is ingeschreven gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt, of

    • b. die niet meer aan een school is ingeschreven en evenmin is ingeschreven aan een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

Artikel 194. Bestrijding voortijdig schoolverlaten door openbaar lichaam

  • 1 Het bevoegd gezag meldt onverwijld voortijdige schoolverlaters aan het bestuurscollege, voor zover het bevoegd gezag dat niet op grond van artikel 66 heeft gedaan.

  • 3 Het bestuurscollege maakt afspraken met scholen, instellingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en organisaties die zijn betrokken bij het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten.

  • 4 Ter tegemoetkoming in de kosten van uitvoering van het tweede en derde lid kent Onze Minister binnen het raam van de door de begrotingswetgever beschikbaar gestelde middelen jaarlijks uiterlijk in september ten behoeve van de activiteiten het bestuurscollege een bijzondere uitkering als bedoeld in artikel 91 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toe. Deze uitkering heeft betrekking op het daarop volgende kalenderjaar. Bij ministeriële regeling worden regels gegeven voor de berekening en betaling van de uitkering.

  • 5 Het bevoegd gezag geeft aan de door het bestuurscollege aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage en verstrekt de gevraagde inlichtingen die van belang zijn voor het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten.

  • 6 De eilandsraad stelt streefcijfers vast voor de te behalen resultaten. Het bestuurscollege stelt jaarlijks een effectrapportage vast waarin zowel de streefcijfers als de bereikte resultaten zijn aangegeven en waarin afwijkingen worden toegelicht.

  • 7 Indien het bestuurscollege het bepaalde bij of krachtens het eerste tot en met zesde lid niet nakomt, kan Onze Minister de uitkering geheel of gedeeltelijk inhouden of opschorten. Onze Minister gaat niet over tot gehele of gedeeltelijke inhouding dan na overleg met het bestuurscollege. Onze Minister kan de uitkering wederom toekennen indien de reden voor inhouding of opschorting is vervallen.

Artikel 195. Informatie over voortijdig schoolverlaten

  • 2 Het bestuurscollege is gehouden aan de door Onze Minister aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor het door Onze Minister te voeren beleid met betrekking tot het voortijdig schoolverlaten door niet-leerplichtigen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent het tijdstip van indiening en de inrichting van de effectrapportage en inzake de wijze van beschikbaarstelling van de gegevens, bedoeld in het tweede lid.

Titel V. Zij-instroom in het beroep

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Titel VI. Overgangsbepalingen

Artikel 206. Inwerkingtreding, eerste toepassing en overgangsrecht inrichting en examens

  • 1 De artikelen 8, 13 tot en met 30 en 33 tot en met 41, en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften, vinden met ingang van het eerste schooljaar na hun inwerkingtreding successievelijk toepassing per opvolgend leerjaar.

  • 2 Op de leerjaren waarop de artikelen van deze wet als gevolg van successievelijke inwerkingtreding nog geen toepassing hebben, blijft van toepassing het bepaalde bij en krachtens de Wet voortgezet onderwijs BES zoals die luidde op de dag voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld op welk moment, voor welke leerlingen of staatsexamenkandidaten, en voor zover nodig op welke wijze, nog gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van een eindexamen als bedoeld in artikel 32 van de Landsverordening voortgezet onderwijs dan wel een landsexamen als bedoeld in artikel 57 van die verordening zoals die artikelen luidden op 9 oktober 2010. De gelegenheid tot het afleggen van dit eindexamen komt in elk geval toe aan leerlingen die voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel zijn toegelaten tot het eerste leerjaar van scholen als bedoeld in de artikelen 13, 14, 15 en 17.

Artikel 207. Aanspraak op bekostiging

In afwijking van artikel 118 berust de aanspraak op bekostiging van een school die op de dag voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, werd bekostigd op grond van de Wet voortgezet onderwijs BES zoals die wet op 10 oktober 2010 is komen te luiden, na de inwerkingtreding van artikel 118 op titel III, met dien verstande dat:

  • a. een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 13,

  • b. een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 14,

  • c. een school voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 9 van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als scholengemeenschap als bedoeld in artikel 123, waarbij:

    • 1°. het deel van het onderwijs dat wordt verzorgd in de school voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs bestaande uit twee leerjaren waarin onderwijs wordt verzorgd in de basisvorming als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs en twee leerjaren waarin onderwijs wordt verzorgd in de leerweg theoretisch kadergerichte leerweg als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel a, van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 15,

    • 2°. het deel van het onderwijs dat wordt verzorgd in de school voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs bestaande uit twee leerjaren waarin onderwijs wordt verzorgd in de basisvorming als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs en twee leerjaren waarin onderwijs wordt verzorgd in de leerwegen praktisch kadergerichte leerweg en de praktisch basisgerichte leerweg als bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel b, en onderdeel c, van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 17,

    • 3°. de aan de school voor voorbereidend secundair beroepsonderwijs verbonden afdeling voor arbeidsgericht onderwijs als bedoeld in artikel 11c van de Landsverordening voortgezet onderwijs wordt aangemerkt als school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 31, en

  • d. de Saba Comprehensive School tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt aangemerkt als inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 117, en aansluitend daarop bij beschikking wordt aangemerkt als:

    • 1°. een school als bedoeld in één van de artikelen 13, 14, 15, 17 en 31, of

    • 2°. een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 123, waarbij in de beschikking tevens wordt aangegeven welke scholen als bedoeld in de artikelen 13, 14, 15, 17 en 31 de scholengemeenschap omvat.

Artikel 208. Voorziening in de huisvesting voor de jaren 2011 tot en met 2015

  • 2 Gedurende de jaren 2011 tot en met 2015 is het eerste lid tevens van toepassing op de Saba Comprehensive School.

Artikel 209. Overgangsgrondslag bekostiging

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 210. Benoembaarheid bevoegde leraren

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 211. Benoembaarheid onbevoegde leraren

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 212. Benoembaarheid leraren in opleiding

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 213. Benoembaarheid leidinggevend personeel

[Treedt in werking op 01-08-2011]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 214. Bestrijding voortijdig schoolverlaten niet-leerplichtigen

[Red: Wijzigt deze wet.]

Artikel 214a. Continueren oude bepalingen voor zover de nieuwe nog niet in werking treden

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip blijven de bepalingen van de Wet voortgezet onderwijs BES zoals die is komen te luiden op 10 oktober 2010, van kracht voor zover de regeling van de daarin opgenomen onderwerpen niet is vervangen door de inwerkingtreding van overeenkomstige onderwerpen in deze wet.

Titel VII. Slotbepalingen

Artikel 215. Toepassing van deze wet

Bij twijfel of deze wet op een of meer inrichtingen van onderwijs van toepassing is, wordt beslist bij koninklijk besluit.

Artikel 216. Afkeuring onderwijslocaties i.v.m. volksgezondheid

  • 1 Voortgezet onderwijs wordt niet gegeven in gebouwen en op terreinen, die door de krachtens de Gezondheidswet bevoegde inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid zijn afgekeurd als schadelijk voor de gezondheid, gevaar opleverende voor de veiligheid of wegens onvoldoende ruimte voor het aantal in lokalen toegelaten leerlingen.

  • 2 De inspecteur, bedoeld in het eerste lid, zendt zijn besluit tot afkeuring aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam waarin de onderwijslocatie ligt. Op dezelfde dag doet hij van zijn besluit mededeling aan Onze Minister; voorts, indien het een uit de openbare kas bekostigde school betreft, aan de inspectie en, indien het een bijzondere school betreft, aan het schoolbestuur.

  • 3 Indien de inspecteur, bedoeld in het eerste lid, besluit dat de onderwijslocatie voldoende is verbeterd of dat het aantal leerlingen voldoende is beperkt, mag het onderwijs worden hervat. Aan hen, die ingevolge het tweede lid van de afkeuring mededeling hebben ontvangen, wordt van dit besluit op gelijke wijze mededeling gedaan.

Artikel 217. Strafbepaling overtreding voorschriften volksgezondheid

  • 1 Hij, die in strijd met het voorschrift van artikel 216, eerste lid, onderwijs geeft of doet geven in een afgekeurd lokaal, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

  • 2 Het feit, strafbaar gesteld in dit artikel, is een overtreding.

Artikel 219. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet voortgezet onderwijs BES.