U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2011 en zichtdatum 01-10-2011. Geldend van 01-10-2011 t/m 06-05-2013
Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 juli 2011, nr. WJZ/221491 (2752), houdende instelling van de Adviescommissie fusietoets in het onderwijs, regels en beleidsregels ten behoeve van de uitvoering van de fusietoets in het onderwijs (Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs)
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
Gelet op de artikelen 4:4 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 64b, derde lid, en 64c, derde en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 66b, derde lid, en 66c, derde en vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 53f, derde lid, en 53g, vierde en vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 2.1.10, derde lid, en 2.1.11, tweede en derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 16.16a, vijfde lid, en 16.16b, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en voor wat betreft het landbouwonderwijs Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
b. commissie: commissie, bedoeld in artikel 2;
c. WPO: Wet op het primair onderwijs;
d. WEC: Wet op de expertisecentra;
e. WVO: Wet op het voortgezet onderwijs;
f. WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs;
g. WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
h. school: school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC en artikel 1 van de WVO;
i. instelling: instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de WEB en artikel 1.8 van de WHW;
j. fusie: fusie als bedoeld in artikel 64 van de WPO, artikel 66 van de WEC, artikel 53d van de WVO, artikel 2.1.8 van de WEB, en artikel 16.16 van de WHW.
1 Er is een Adviescommissie fusietoets in het onderwijs.
2 De commissie heeft tot taak om voorgenomen fusies op grond van artikel 64c, derde lid, van de WPO, artikel 66c, derde lid, van de WEC, artikel 53g, vierde lid, van de WVO en artikel 2.1.11, tweede lid, van de WEB te beoordelen met inachtneming van de beleidsregels, vervat in hoofdstuk 4, en daarover advies uit te brengen.
1 De commissie bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter.
2 De leden en de voorzitter worden door de Minister benoemd en ontslagen.
3 De leden kiezen een vicevoorzitter uit hun midden.
4 De benoemingen gelden voor een periode van ten hoogste vier jaar. De leden kunnen tussentijds op eigen verzoek worden ontslagen. Herbenoeming is eenmaal mogelijk.
1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.
2 De voorzitter kan oordelen dat de noodzaak voor advisering als bedoeld in artikel 2, tweede lid, ontbreekt, indien de fusie evident onvermijdelijk is. De voorzitter stelt de Minister daarvan in kennis.
3 De commissie kan ter voorbereiding op de totstandkoming van een advies nadere informatie vragen aan de aanvrager. De termijn voor het geven van het advies en de beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop de commissie nadere informatie vraagt, tot de dag waarop de informatie is gegeven of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4 De voorzitter kan in voorkomende gevallen expertise van derden inroepen.
5 Indien de commissie niet binnen de in artikel 9, vierde lid, genoemde termijn een advies kan uitbrengen, stelt de voorzitter van de commissie de Minister daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen het advies tegemoet kan worden gezien.
De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie en treft voorzieningen op het gebied van logistiek en financiën.
1 De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover niet vallend onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, ontvangen per vergadering een vergoeding.
2 De vergoeding per vergadering van de leden, met uitzondering van de voorzitter, bedraagt per lid 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.
3 De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie per lid is toegekend.
4 De voorzitter en andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op basis van het Reisbesluit binnenland.
5 Twee of meer vergaderingen op dezelfde dag worden als één vergadering aangemerkt.
De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd alle door hem gewenste inlichtingen.
1 De commissie draagt jaarlijks de daarvoor in aanmerking komende bescheiden over aan het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
2 De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
1 Het modelformulier voor de aanvraag wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 1 bij de regeling.
2 Het modelformulier voor de fusie-effectrapportage wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij de regeling.
3 De aanvraag, bedoeld in artikel 64b van de WPO, artikel 66b van de WEC, artikel 53f van de WVO, artikel 2.1.10 van de WEB of artikel 16.16a van de WHW, wordt ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
4 De aanvraag wordt binnen vijf werkdagen door de Minister voor advies doorgestuurd aan de commissie.
5 De commissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag advies uit aan de Minister, met inachtneming van de criteria, bedoeld in hoofdstuk 4.
In het basisonderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 64c, eerste lid, van de WPO, indien de door de voorgenomen bestuurlijke fusie ontstane rechtspersoon een marktpositie van meer dan 50% van het onderwijsaanbod heeft in de gemeente of gemeenten waarin de rechtspersoon scholen in stand houdt, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
In het basisonderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 64c, eerste lid, van de WPO, indien er als gevolg van de institutionele fusie minder dan twee scholen overblijven zowel in het opzicht van richting als pedagogisch-didactische aanpak, in een straal van 10 kilometer gerekend vanaf het vestigingsadres van de hoofdvestiging van de school, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
In het speciaal onderwijs onderscheidenlijk het voortgezet speciaal onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 66c, eerste lid, van de WEC, indien er een marktpositie ontstaat waarbij de door de voorgenomen bestuurlijke fusie ontstane rechtspersoon meer dan 50% van het onderwijsaanbod van de betreffende onderwijssoort in het speciaal onderwijs respectievelijk het voortgezet speciaal onderwijs in Nederland verzorgt, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
In het speciaal onderwijs onderscheidenlijk het voortgezet speciaal onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 66c, eerste lid, van de WEC, indien er door de voorgenomen institutionele fusie niet langer sprake is van een evenwichtige spreiding van de onderwijsvoorzieningen ten behoeve van een bepaalde onderwijssoort in het speciaal onderwijs respectievelijk het voortgezet speciaal onderwijs in het gebied dat gelet op de betreffende onderwijssoort op een maatschappelijk aanvaarde afstand voor de leerlingen is gelegen, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
In het voortgezet onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 53g, eerste lid, van de WVO, indien:
a. er per schoolsoort minder dan twee rechtspersonen overblijven van verschillende richting of pedagogisch-didactische aanpak in de gemeente of gemeenten waarin de leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten van de bij de voorgenomen bestuurlijke fusie betrokken scholen of scholengemeenschappen woonachtig zijn, of
b. de door de voorgenomen bestuurlijke fusie ontstane rechtspersoon een marktpositie heeft van meer dan 50% van het aantal leerlingen in de gemeente of gemeenten waarin de leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten van de bij de voorgenomen fusie betrokken scholen of scholengemeenschappen woonachtig zijn, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
a. er per schoolsoort minder dan twee scholen of scholengemeenschappen overblijven van verschillende richting of pedagogisch-didactische aanpak in de gemeente of gemeenten waarin de leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten van de bij de voorgenomen institutionele fusie betrokken scholen of scholengemeenschappen woonachtig zijn, of
b. de door de voorgenomen institutionele fusie ontstane school of scholengemeenschap een marktpositie heeft van meer dan 50% van het aantal leerlingen in de gemeente of gemeenten waarin de leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten van de bij de voorgenomen fusie betrokken scholen of scholengemeenschappen woonachtig zijn, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
In het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 2.1.11, eerste lid, van de WEB, indien er twee of meer onder de rechtspersonen ressorterende instellingen betrokken zijn, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
In het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie in het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 2.1.11, eerste lid, van de WEB, indien er als gevolg van de voorgenomen institutionele fusie een afname in variatie van het onderwijsaanbod of onderwijsaanbieders is in het gebied dat gezien de omgeving en onderwijssoort op een maatschappelijk aanvaarde afstand voor de deelnemers is gelegen, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
In het hoger onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 16.16b, eerste lid, van de WHW, indien de fusie leidt tot substantieel nadelige effecten voor het onderwijsaanbod op de korte termijn of indien dit voorzienbaar is op de langere termijn, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
Rechtvaardigingsgronden als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 18 kunnen in ieder geval zijn:
a. de omstandigheid dat bij het achterwege blijven van de fusie de continuïteit of de variatie van het onderwijsaanbod in gevaar komt;
b. de omstandigheid dat bij het achterwege blijven van de fusie de kwaliteit van het onderwijs in redelijkheid niet geborgd kan worden; en
c. de omstandigheid dat er binnen de beschikbare financiële middelen geen alternatieve mogelijkheden dan fusie te vinden zijn.
[Red: Wijzigt het Instellingsbesluit Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs.]
[Red: Wijzigt de Regeling fusie- en splitsingtoets BVE.]
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Minister
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.