Wet van 6 juli 2011 inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot
stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op het Maritiem Arbeidsverdrag,
2006 en Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de
overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en
de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) inzake het Maritiem Arbeidsverdrag,
2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PbEG L 124), noodzakelijk is regels te stellen ter verbetering van de rechtspositie
van zeevarenden alsmede dat het wenselijk is de daarop betrekking hebbende bepalingen
te moderniseren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: