Aanwijzing opbrengstverrekening cggz-instellingen en enkele andere opbrengstverrekening aangelegenheden

Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-01-2014 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-03-2014

Aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nr. MC-U-3082225, inzake opbrengstverrekening cggz-instellingen en enkele andere opbrengstverrekening aangelegenheden

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Na op 6 juni 2011 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg over de voornemens met betrekking tot de opbrengstverrekening curatieve GGZ en categorale instellingen (Kamerstukken II 2010/11, 29 248, nr. 210);

Gelet op het Algemeen overleg en een verlengd algemeen overleg op 30 juni 2011 met de Tweede Kamer der Staten Generaal en de stemming op 30 juni 2011 over de moties ingediend tijdens eerdergenoemd verlengd algemeen overleg (Kamerstukken II, 29 248);

Gelet op de korte aantekeningen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 28 juni 2011, kenmerk 43120/WB/, inzake de voorhangbrief over het voornemen om de Nederlandse Zorgautoriteit een aanwijzing te geven inzake opbrengstverrekening curatieve GGZ en categorale instellingen (Kamerstukken II 2010/11, 29 248, nr. 208);

En gelet op de Aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nr. MC-U-3072825, van 29 juli 2011 inzake transitiemodel prestatiebekostiging medisch specialistische zorg 2012 (Stcrt. 2011, 13950);

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. definities

Artikel 2. opdracht

De Nederlandse Zorgautoriteit stelt ter uitvoering van deze aanwijzing beleidsregels en regels vast.

Hoofdstuk II. Opbrengstverrekening gebudgetteerde cggz-instellingen

Artikel 3. werkingssfeer

  • 1 Dit hoofdstuk is van toepassing op zorg geleverd door gebudgetteerde cggz-instellingen.

  • 2 In deze aanwijzing wordt onder gebudgetteerde cggz-instelling als bedoeld in het eerste lid mede begrepen de medisch specialisten die in of ten behoeve van die instelling werkzaam zijn.

Artikel 4. opbrengstverschil

  • 1 De zorgautoriteit stelt voor 2010 en daarna voor ieder volgend jaar, mede op basis van door de in artikel 3 bedoelde instellingen verstrekte gegevens, per instelling ambtshalve vast, het verschil tussen het budget en de daadwerkelijke opbrengst die is toe te rekenen aan de in dat jaar geleverde zorgproductie, verder te noemen het opbrengstverschil.

  • 2 De zorgautoriteit stelt ambtshalve ten behoeve van de verrekening van het opbrengstverschil per instelling per jaar een bedrag vast.

  • 3 De zorgautoriteit informeert het College zorgverzekeringen over een verrekenpercentage per instelling waarmee de som van de door de instelling in rekening gebrachte tarieven ten behoeve van de vaststelling van de vereveningsbijdrage kunnen worden gecorrigeerd.

Artikel 5. opschorting

De zorgautoriteit schort de toepassing op van de verrekening van opbrengstverschillen, zoals die verrekening in beleidsregels van de zorgautoriteit is vormgegeven op het moment van inwerkingtreding van onderhavige aanwijzing, voor zover de verrekening van het bedrag als bedoeld in het vorige artikel daadwerkelijk plaats vindt dan wel voor zover een betrokken instelling en de bij die instelling betrokken verzekeraars gezamenlijk van die daadwerkelijke verrekening afzien.

Artikel 6. toerekening opbrengstverschil

  • 1 De zorgautoriteit stelt voor de afrekening van het budgetjaar 2010 en daarna voor ieder volgend jaar, mede op basis van door het College zorgverzekeringen verstrekte gegevens, per instelling ambtshalve vast, welk deel van het opbrengstverschil, zoals genoemd in artikel 4, eerste lid, is toe te rekenen aan te onderscheiden individuele, in het desbetreffende jaar werkzame:

    • a. zorgverzekeraars als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en

    • b. andere particuliere verzekeraars, zijnde financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar uitoefenen.

  • 2 De zorgautoriteit vermeldt de in het vorige lid bedoelde toerekening naar verzekeraars in een brief waarmee zij het bedrag, bedoeld in artikel 4, tweede lid, aan de desbetreffende instelling bekend maakt.

  • 3 De zorgautoriteit vermeldt de in het eerste lid bedoelde toerekening voor de onderscheiden individuele verzekeraar in een brief waarmee zij het bedrag, bedoeld in artikel 4, tweede lid, aan deze bekend maakt.

Artikel 7. opbrengstverrekening 2012 en volgende

Met ingang van 2012 vindt met inachtneming van artikel 9 de opbrengstverrekening plaats op grond van artikel 56b van de wet.

Hoofdstuk III. Versnelling opbrengstverrekening

Artikel 8. werkingssfeer

Dit hoofdstuk is van toepassing voor:

Artikel 9. Versnelling tijdpad opbrengstverrekening

De zorgautoriteit voorziet er met betrokkenheid van het College zorgverzekeringen in dat met ingang van het budgetjaar 2010 het tijdpad bij de toepassing van de opbrengstverrekening voor de instellingen bedoeld in artikel 8 als volgt kan verlopen:

  • a. September jaar t+1 vaststelling opbrengstresultaten per instelling over jaar t door de zorgautoriteit;

  • b. Eind september jaar t+1 berekening definitieve marktaandelen zorgverzekeraars per instelling jaar t-1 door het College zorgverzekeringen;

  • c. Begin november jaar t+1 → vaststelling voorlopige verrekeningsbedragen jaar t per aanbieder, per verzekeraar door de zorgautoriteit. Eind september jaar t+2 berekening definitieve marktaandelen verzekeraars jaar t door het College zorgverzekeringen;

  • d. November jaar t+2 → vaststelling definitieve verrekeningsbedragen jaar t per aanbieder, per verzekeraar door de zorgautoriteit.

Hoofdstuk V. Overgangs- en slotartikelen

Artikel 11

Deze aanwijzing wordt aangehaald als: Aanwijzing opbrengstverrekening cggz-instellingen en enkele andere opbrengstverrekening aangelegenheden.

Artikel 12

  • 1 Met uitzondering van artikel 7 treedt deze aanwijzing terstond in werking.

  • 2 Artikel 7 treedt in werking nadat het bij koninklijk besluit op 25 mei 2010 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met de aanvulling met instrumenten voor bekostiging tot wet is verheven en in werking is getreden.

Deze aanwijzing wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers