Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014 en zichtdatum 01-01-2014.
Geldend van 01-01-2014 t/m 31-03-2015

Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Procedureregels

§ 1. Aanvraag en verlening van een erkenning

Artikel 2

De aanvraag voor een erkenning wordt bij de Dienst Wegverkeer ingediend door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraag formulier.

Artikel 3

  • 1 Een erkenning wordt verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor een of meer in Nederland gevestigde werkplaatsen of op naam van de aanvrager geregistreerde mobiele activeringseenheden die elk voldoen aan de in artikel 6 gestelde eisen.

  • 2 Een erkenning wordt voor onbepaalde tijd verleend.

  • 3 Van de erkenning wordt een bewijs afgegeven waarop wordt vermeld:

    • a. de naam en het adres van de erkenninghouder;

    • b. het adres van de werkplaats;

    • c. ingeval van een mobiele activeringseenheid het kenteken daarvan alsmede het adres van de inrichting of inrichtingen waarin de werkzaamheden mogen worden verricht.

  • 4 Onmiddellijk na verlening van de erkenning meldt de Dienst Wegverkeer deze aan de minister.

Artikel 4

  • 1 De erkenning is slechts geldig voor de werkplaats of mobiele activeringseenheid en inrichtingen die in het bewijs van erkenning is vermeld.

  • 2 Een werkplaats of mobiele activeringseenheid kan slechts in één erkenning worden vermeld.

Artikel 5

De Dienst Wegverkeer kent aan de erkenninghouder toegangscodes toe voor het door middel van datacommunicatie aan deze dienst melden van werkzaamheden die aan de boordcomputer zijn verricht.

§ 2. Erkenningseisen

Artikel 6

  • 1 Een erkenning voor een werkplaats wordt verleend indien de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 en beschikt over een werkplaats die:

    • a. verwarmd, overdekt, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is;

    • b. zodanige afmetingen heeft en zodanig is ingericht dat de auto’s waarbij werkzaamheden aan de boordcomputer moeten worden verricht, daarin zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn;

    • c. voorzien is van:

      • een voor auto’s geschikte horizontale effen meetbaan van ten minste 20 meter lengte dan wel door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde apparatuur voor het bepalen van het wegdraaigetal of de bandenomtrek;

      • een bandenpomp met bandenluchtdrukmeetapparatuur;

      • gereedschappen, apparatuur, handboeken en documentatie die noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden aan een boordcomputer;

      • een voorziening voor het door middel van datacommunicatie melden van de werkzaamheden die aan de boordcomputer zijn verricht, en die geschikt is voor de toegangsstructuur van een door de Dienst Wegverkeer geaccepteerd netwerk;

      • een ruimte waar de administratie van de werkzaamheden aan boordcomputers kan worden uitgevoerd en een afsluitbare kast of een gelijkwaardige voorziening waarin waardepapieren en documentatie kunnen worden opgeborgen.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onder c, is van overeenkomstige toepassing voor het verkrijgen van een erkenning voor een mobiele activeringseenheid.

  • 3 Het eerste lid, onder a en b, zijn van overeenkomstige toepassing op een inrichting.

  • 5 Met apparatuur als bedoeld in het vierde lid wordt gelijkgesteld apparatuur die rechtmatig is vervaardigd of in de handel is gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig is vervaardigd in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en dat voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

Hoofdstuk 3. Erkenningsvoorschriften

§ 1. Algemeen

Artikel 7

  • 1 Vanaf de buitenkant van elke werkplaats is op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde en bekendgemaakte wijze zichtbaar dat een erkenning is verleend.

  • 2 In elke werkplaats en mobiele activeringseenheid is een kopie van het bewijs van erkenning aanwezig.

Artikel 8

  • 1 De erkenninghouder meldt onmiddellijk bij de Dienst Wegverkeer wijzigingen van of aanvullingen op de gegevens als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2 Voor wijzigingen van of aanvullingen op gegevens als bedoeld in het eerste lid, voor zover het inrichtingen betreft, geldt een behandeltermijn van twee werkdagen.

Artikel 9

De erkenninghouder draagt er zorg voor dat:

  • a. de keuringskaart, bedoeld in artikel 1 van het Besluit personenvervoer 2000, en de toegangscodes, bedoeld in artikel 5, eerste lid, niet toegankelijk zijn voor onbevoegden;

  • b. de organisatie en inrichting van de werkplaats of de mobiele activeringseenheid, de daar aanwezige gereedschappen en apparatuur, de werkwijzen en controlemethoden en de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van de werkzaamheden krachtens de erkenning is gewaarborgd.

Artikel 9a

Aan een op grond van artikel 23k van het Besluit voertuigen bestaande verplichting wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer door middel van door deze Dienst goedgekeurde datacommunicatie-apparatuur, geschikt voor communicatie in een door deze Dienst geaccepteerd netwerk.

§ 2. Voorschriften betreffende werkzaamheden aan de boordcomputer

Artikel 10

De erkenninghouder activeert de boordcomputer indien:

  • a. het voertuigidentificatienummer en kenteken van de auto overeenstemmen met de gegevens uit het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer en uit dat register blijkt dat de auto als taxi is geregistreerd;

  • b. in geval van een tenaamstelling met een beperkte geldigheidsduur als bedoeld in artikel 40a van het Kentekenreglement, de tenaamstelling nog niet is vervallen.

Artikel 11

De keuringskaart, bedoeld in artikel 1 van het Besluit personenvervoer 2000, wordt direct bij aanvang van de werkzaamheden in de boordcomputer ingevoerd.

Artikel 12

De met het activeren en herstellen van de boordcomputer verband houdende werkzaamheden vinden plaats onder de volgende omstandigheden:

  • a. de auto is onbelast en verkeert in rijklare toestand;

  • b. de bandenmaat en de bandenspanning voldoen aan de door de fabrikant van de auto voorgeschreven waarden;

  • c. bij het meten van de voortbeweging van de auto is het meettraject ten minste 20 meter lang, dan wel vindt het meten plaats met behulp van alternatieve methoden die voor de Dienst Wegverkeer aanvaardbaar zijn.

Artikel 13

Bij de activering worden de volgende handelingen verricht:

  • a. de in artikel 22, vijfde lid, onder a tot en met g, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi bedoelde gegevens worden vastgesteld en in de boordcomputer ingevoerd;

  • b. het meten van de ongecorrigeerde kenmerkende coëfficiënt van de auto in impulsen per kilometer en het vaststellen van de constante van de boordcomputer in impulsen per kilometer;

  • c. door middel van een testrit van ten minste 1000 meter wordt de juiste werking van de GPS-registratie gecontroleerd en wordt vastgesteld of de afwijking tussen de pulsenteller en de GPS-registratie binnen de geldende tolerantie blijft.

Artikel 14

Artikel 15

Ingeval van storingen respectievelijk fouten als bedoeld in artikel 26, eerste respectievelijk derde lid, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi brengt de erkenninghouder de in de boordcomputer geregistreerde gegevens over naar een externe gegevensdrager, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 6, zesde lid, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi, en herstelt hij de boordcomputer.

Artikel 16

Nadat de boordcomputer is hersteld, wordt door middel van een korte rijproef, waarbij de keuringskaart in de boordcomputer aanwezig is, vastgesteld of deze naar behoren functioneert.

§ 3. Voorschriften betreffende het melden, opslaan, overdragen en bewaren van gegevens

Artikel 17

  • 1 Nadat er werkzaamheden aan de boordcomputer zijn verricht, worden de volgende gegevens aan de Dienst Wegverkeer gemeld:

    • a. de toegangscodes, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

    • b. het kenteken en de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer;

    • c. de kilometerstand;

    • d. het serienummer en de ingestelde apparaatconstante van de boordcomputer en

    • e. de datum, tijd en een korte omschrijving van het uitgevoerde werk.

  • 2 De erkenninghouder houdt in elke werkplaats en met betrekking tot elke mobiele activeringseenheid een register bij waarin direct na de in het eerste lid bedoelde melding de volgende gegevens worden vastgelegd:

    • a. het nummer van de gebruikte keuringskaart;

    • b. met betrekking tot de auto:

      • 1°. het kenteken en de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer;

      • 2°. de kilometerstand;

      • 3°. de effectieve omtrek van de wielbanden in millimeters;

      • 4°. de ongecorrigeerde kenmerkende coëfficiënt van de auto in impulsen per kilometer;

      • 5°. de bandenmaat;

    • c. met betrekking tot de activering:

      • 1°. de constante van de boordcomputer in impulsen per kilometer;

      • 2°. merk, type en serienummer van de boordcomputer;

      • 3°. de aanwezigheid van een koppeling met een taxameter;

    • d. met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden:

      • 1°. de datum, tijd;

      • 2°. een korte omschrijving van het uitgevoerde werk.

  • 3 De erkenninghouder neemt de door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen in acht.

Artikel 18

Artikel 19

  • 1 De erkenninghouder bewaart de gegevens, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid, en 15 gedurende ten minste zes maanden vanaf de datum van gegevensoverdracht.

  • 2 De erkenninghouder bewaart de gegevens, bedoeld in artikel 17, tweede lid, gedurende ten minste 104 weken, vanaf het tijdstip van registratie.

  • 4 De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid en de kopie, bedoeld in het derde lid, worden op zodanige wijze bewaard, dat zij niet toegankelijk zijn voor onbevoegden.

  • 5 In de gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, mogen geen wijzigingen worden aangebracht.

§ 4. Voorschriften betreffende toezicht door de Dienst Wegverkeer

Artikel 20

  • 1 Indien de Dienst Wegverkeer de erkenninghouder na een melding als bedoeld in artikel 17, eerste lid, mededeelt dat de werkzaamheden aan toezicht ter plaatse worden onderworpen draagt de erkenninghouder er zorg voor dat de auto ongeacht het tijdstip van aanvang van dat toezicht gedurende negentig minuten na het tijdstip van melding niet uit de werkplaats of inrichting wordt verwijderd.

  • 2 In het geval, bedoeld in het eerste lid, is de erkenninghouder verplicht:

    • a. in de staat van de auto en de boordcomputer geen wijzigingen aan te brengen of te doen aanbrengen en geen metingen te verrichten of te doen verrichten;

    • b. geen werkzaamheden aan de auto of de daarin ingebouwde boordcomputer te verrichten of te doen verrichten totdat het toezicht is uitgeoefend;

    • c. een ter zake kundige medewerker met behulp van de gebruikte keuringskaart feitelijk assistentie te doen verlenen bij het uitoefenen van het toezicht;

    • d. de desbetreffende werkplaats of mobiele activeringseenheid en inrichting, alsmede apparatuur beschikbaar te stellen;

    • e. de ter zake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen in acht te nemen.

Artikel 21

Indien bij het toezicht wordt vastgesteld dat bij het verrichten van de werkzaamheden aan de boordcomputer de voorschriften, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2, niet in acht zijn genomen, wordt de melding, bedoeld in artikel 17, eerste lid, door de Dienst Wegverkeer ongedaan gemaakt.

Hoofdstuk 4. Wijziging, schorsing en intrekking van een erkenning

Artikel 22

  • 1 Een erkenning wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken indien de erkenninghouder:

    • a. daarom verzoekt;

    • b. niet meer voldoet aan de erkenningseisen, neergelegd in artikel 6.

  • 3 De Dienst Wegverkeer meldt een gehele of gedeeltelijke intrekking onmiddellijk aan de minister.

Artikel 23

  • 2 De Dienst Wegverkeer meldt een gehele of gedeeltelijke schorsing onmiddellijk aan de minister.

  • 3 Indien binnen de in het eerste lid genoemde termijn niet wordt aangetoond dat volledig aan de erkenningseisen is voldaan, wordt de erkenning alsnog geheel of gedeeltelijk ingetrokken.

Artikel 24

  • 1 In het kader van het toezicht op de erkenninghouder wordt door de Dienst Wegverkeer een systeem van bonus- en strafpunten bekendgemaakt.

  • 2 Indien het reeds erkende bedrijf wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de opgelegde sancties alsmede de toegekende bonus- en strafpunten van het systeem, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26

[Red: Wijzigt de Regeling vergoedingen documenten Wet personenvervoer 2000.]

Artikel 27

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi.

Artikel 28

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus