Wijzigingswet Wet op het notarisambt, enz. (evaluatie en regeling enkele andere onderwerpen)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2014 en zichtdatum 01-07-2014.
Geldend van 01-07-2014 t/m heden

Wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet op het notarisambt te wijzigen naar aanleiding van de evaluatie van die wet, waaronder de invoering van een nieuwe vorm van algemeen toezicht en andere maatregelen ter bevordering van de integriteit en kwaliteit van het notariaat, en in verband met het van toepassing verklaren van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op het Bureau Financieel Toezicht, om de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme te wijzigen in verband met de introductie van een wettelijke uitzondering op het notarieel ambtsgeheim ten behoeve van het toezicht op de naleving van die wet, alsmede om de Wet op het centraal testamentenregister te wijzigen in verband met de overdracht van het testamentenregister en om enkele andere onderwerpen in verband met de Wet op het notarisambt te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

[Red: Wijzigt de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.]

Artikel VI

Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen nadere regels worden gesteld over de indiening en behandeling van verzoeken als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van de Wet op het notarisambt tot een in die regeling te bepalen tijdstip, dat niet langer dan vijf jaar na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel W, ligt. In de regeling kan worden afgeweken van de op grond van artikel 30c, tweede lid, juncto artikel 8, vijfde lid, geldende beslistermijn.

Artikel VII

  • 1 Vanaf de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, blijven de kamers van toezicht, als bedoeld in artikel 93 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, voor een periode van drie maanden bevoegd om de dan nog aanhangige zaken af te doen. Bij afloop van deze termijn worden de kamers van toezicht ontbonden en zijn de voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangend leden van rechtswege ontslagen. De zaken die bij afloop van de termijn nog aanhangig zijn, worden voor verdere behandeling overgedragen aan de kamer voor het notariaat als bedoeld in artikel 94, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, gevestigd in het desbetreffende ressort.

  • 3 De bescheiden van de kamers van toezicht die betrekking hebben op reeds afgeronde onderzoeken die zijn verricht op grond van artikel 96 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel RR, worden overgedragen aan het Bureau Financieel Toezicht, genoemd in artikel 110 van de Wet op het notarisambt. De bescheiden van de kamers van toezicht die betrekking hebben op het register van notarissen, als bedoeld in de artikelen 3, 5, 10 en 14 van de Wet op het notarisambt, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdelen B, D, H en K, de op grond van artikel 4 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luide voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, gedeponeerde handtekeningen en parafen, alsmede de bescheiden die betrekking hebben op de registratie van nevenbetrekkingen op grond van artikel 11 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel I, worden overgedragen aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, genoemd in artikel 60 van de Wet op het notarisambt. Alle overige bescheiden worden overgedragen aan de kamer voor het notariaat, gevestigd in het desbetreffende ressort. In afwijking van het voorgaande berusten de bescheiden die betrekking hebben op notarissen of kandidaat-notarissen die niet langer in één van deze hoedanigheden werkzaam zijn, bij de rechtbank in het arrondissement waarin de desbetreffende kamer van toezicht was gevestigd. Het in dit lid bepaalde geldt niet voor bescheiden die overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel VIII

Indien de aanwijzing van algemene bewaarplaatsen, bedoeld in artikel 57 van de Wet op het notarisambt, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel DD, de overbrenging van protocollen naar een andere bewaarplaats met zich meebrengt, is dat artikel op de oorspronkelijke bewaarplaats van overeenkomstige toepassing zolang de overbrenging niet is voltooid. Bij voltooiing van de overbrenging beëindigt het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, bedoeld in artikel 64 van de Wet op het notarisambt, de benoeming van de bewaarder en plaatsvervangend bewaarder van de oorspronkelijke bewaarplaats.

Artikel IX

[Vervallen per 21-06-2013]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel X

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 september 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Uitgegeven de achtentwintigste oktober 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten