U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-01-2015.]Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 17-11-2024. Geldend van 23-10-2011 t/m 01-03-2014
Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 9 juni 2011 houdende vaststelling van hygiënemaatregelen en uitvoering van een nationaal programma ter zake van de bewaking en bestrijding van Salmonella en van de bewaking van Campylobacter in de pluimveesector (Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011)
Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren,
Gelet op de artikelen 3 en 3a van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten en de artikelen 95 en 96 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's;
Gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95, 96, 97, 102 en 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en de artikelen 6 en 7 van het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren;
Gezien Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325), Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van Salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325) en;
Gezien de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004;
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
pagina 3
Artikel 2
Algemene hygiënemaatregelen
pagina 6
Hoofdstuk 2
Opfokbedrijf, fokbedrijf en vermeerderingsbedrijf
Artikel 3
Hygiënemaatregelen
pagina 8
Artikel 4
Onderzoek naar Salmonella
pagina 9
Artikel 5
Maatregelen bij een besmetting
Hoofdstuk 3
Kuikenbroederij
Artikel 6
pagina 11
Artikel 7
Artikel 8
pagina 12
Hoofdstuk 4
Opfokleghennenbedrijf en leghennenbedrijf
Artikel 9
Artikel 10
pagina 13
Artikel 11
pagina 14
Hoofdstuk 5
Vleeskuikenbedrijf
Artikel 12
pagina 15
Artikel 13
Onderzoek naar Salmonella en Campylobacter
Artikel 14
pagina 16
Hoofdstuk 6
Salmonellaonderzoek op initiatief van de voorzitter
Artikel 15
Salmonellaonderzoek
pagina 17
Hoofdstuk 7
Overige bepalingen
Artikel 16
Erkenning laboratoria, instanties en bedrijven
Artikel 17
Nadere uitwerking in besluiten
Artikel 18
Administratie
pagina 18
Artikel 19
Informatieoverdracht
Artikel 20
Gegevensverwerking
pagina 19
Artikel 21
Controle
Artikel 22
Toezicht op de naleving
pagina 20
Artikel 23
Strafbaarstelling en tuchtrechtelijke maatregelen
Hoofdstuk 8
Bijzondere bepalingen
Artikel 24
Ontheffing en vrijstelling
pagina 21
Artikel 25
Publicatie besluiten
Hoofdstuk 9
Slotbepalingen
Artikel 26
Intrekking oude verordening
Artikel 27
Citeertitel
pagina 22
In deze verordening en de daarop berustende besluiten worden onder productschap, bestuur, voorzitter en broedeieren de definities overgenomen als bepaald in artikel 1 van de Verordening identificatie en registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee (PPE) 2005, voorts wordt verstaan onder:
Algemeen
1.
ondernemer
:
een natuurlijk persoon of rechtspersoon, die een pluimveebedrijf of een kuikenbroederij uitoefent;
2.
pluimvee
kippen van de soort Gallus gallus die worden opgefokt of gehouden voor de productie van vlees, consumptie-eieren of broedeieren;
3.
pluimveesector
sector die zich toelegt op het produceren van pluimveevlees of consumptie-eieren;
4.
pluimveevleessector
alle bedrijven die zich toeleggen op activiteiten met als uiteindelijk doel de productie van pluimveevlees;
5.
legsector
bedrijven die zich toeleggen op activiteiten met als uiteindelijk doel de productie van consumptie-eieren;
6.
Salmonella
alle serotypen van de soort Salmonella enterica;
7.
Salmonella Java
Salmonella enterica subspecies enterica serovar Paratyphi B var. Java;
8.
Campylobacter
alle typen Campylobacter;
(9 en 10, gereserveerd)
eieren en pluimvee
11.
broedeieren
eieren afkomstig van pluimvee bestemd om te worden bebroed;
12.
consumptie-eieren
eieren afkomstig van pluimvee die bestemd zijn voor de menselijke consumptie of de bereiding van eiproducten;
13.
fokpluimvee
pluimvee bestemd voor de productie van broedeieren die zijn bestemd voor vermeerderingspluimvee;
14.
opfokpluimvee
pluimvee bestemd om, na een opfokperiode, als fokpluimvee of vermeerderingspluimvee te gaan dienen;
15.
vermeerderingspluimvee
pluimvee bestemd voor de productie van broedeieren die bestemd zijn voor leghennen of vleeskuikens;
16.
vleeskuikens
pluimvee dat wordt gehouden voor de productie van pluimveevlees;
17.
leghennen
pluimvee dat wordt gehouden voor de productie van consumptie-eieren;
18.
opfokleghennen
pluimvee dat, na een opfokperiode, bestemd is voor de productie van consumptie-eieren;
(19 t/m 22 gereserveerd)
bedrijven
23.
pluimveebedrijf
inrichting die wordt gebruikt voor het opfokken, fokken of houden van pluimvee;
24.
fokbedrijf
pluimveebedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van vermeerderingspluimvee;
25.
vermeerderingsbedrijf
pluimveebedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van leghennen of vleeskuikens;
26.
opfokbedrijf
pluimveebedrijf dat zich toelegt op het opfokken van fokpluimvee of vermeerderingspluimvee tot het voortplantingsstadium;
27.
kuikenbroederij
inrichting die zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren onderscheidenlijk inrichting waarin één of meerdere van deze handelingen worden verricht;
28.
vleeskuikenbedrijf
pluimveebedrijf dat zich toelegt op het houden van vleeskuikens;
29.
leghennenbedrijf
pluimveebedrijf dat zich toelegt op het houden van leghennen;
30.
opfokleghennenbedrijf
pluimveebedrijf dat zich toelegt op het houden van opfokleghennen;
(31 t/m 35 gereserveerd)
instanties
36.
GD
Gezondheidsdienst voor Dieren B.V. te Deventer;
37.
HOSOWO-instantie
een instantie die door de voorzitter is erkend op basis van een door het bestuur vast te stellen besluit voor het nemen van monsters ten behoeve van een hygiënogram, mestonderzoek of stalonderzoek of voor de analyse van monsters genomen in het kader van een hygiënogram of wateronderzoek;
38.
ontsmettingsbedrijf
een door de voorzitter erkend ontsmettingsbedrijf;
39.
ongediertebestrijdingsbedrijf
een door de voorzitter erkend ongediertebestrijdingsbedrijf;
40.
laboratorium
een laboratorium dat op basis van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen laboratoria (PPE) 2011 door de voorzitter is erkend;
(41 t/m 44 gereserveerd)
onderzoek
45.
detectie
het aantonen van de aan- of afwezigheid van Salmonella of Campylobacter in een monster door een voor detectie van Salmonella of Campylobacter erkend laboratorium;
46.
serotypering
het bepalen van het serotype van Salmonella bij monsters waarbij na detectie de aanwezigheid van Salmonella is aangetoond, door een voor serotypering erkend laboratorium;
47.
verificatieonderzoek
een onderzoek dat in opdracht van de voorzitter bij een stalkoppel of bij consumptie-eieren of broedeieren wordt uitgevoerd door GD, met als doel de bevestiging of uitsluiting van de aanwezigheid van Salmonella dan wel een specifiek serotype Salmonella;
48.
hygiënogram
een onderzoek uitgevoerd door een HOSOWO-instantie naar de hygiënestatus van een stal nadat deze is gereinigd en ontsmet;
49.
hygiëneonderzoek
een onderzoek uitgevoerd door GD of de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent naar de hygiënestatus van een kuikenbroederij nadat deze is gereinigd en ontsmet;
50.
stalonderzoek
een onderzoek om de aan- of afwezigheid van Salmonella in een stal aan te tonen bestaande uit het nemen van monsters door een daarvoor erkende HOSOWO-instantie alsmede detectie en, in voorkomend geval, serotypering van bedoelde monsters;
51.
traceringsonderzoek
een onderzoek naar de oorzaak van de Salmonellabesmetting;
(52 t/m 55 gereserveerd)
EU-regelgeving
56.
Verordening (EG) nr. 1177/2006
Verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma's voor de bestrijding van Salmonella bij pluimvee;
57.
Verordening (EG) nr. 1069/2009
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten);
(58 t/m 61 gereserveerd)
overig
62.
stalkoppel
alle pluimvee met dezelfde gezondheidsstatus dat in dezelfde stal of binnen dezelfde uitloopruimte wordt geplaatst of gehouden en dat een epidemiologische eenheid vormt; in kooisystemen omvat deze term alle dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume delen; leghennen die in leeftijd verschillen en die in één stal zijn gehuisvest hebben dezelfde gezondheidsstatus en kunnen als één stalkoppel worden gezien;
63.
ronde
de periode van het plaatsen van een stalkoppel tot het moment van overplaatsen, aflevering aan de slachterij, of ruiming van een stalkoppel;
64.
bedrijfsgebouw
het gebouw waarin pluimvee wordt gehouden of broedeieren zijn ingelegd en de tot het gebouw behorende voorruimte, stallen en lokalen en, in voorkomend geval, de vrije uitloopruimte;
65.
stal
een afgesloten ruimte met eigen ventilatievoorziening bedoeld om pluimvee te houden. Voor pluimveebedrijven met vrije uitloop zijn openingen noodzakelijk voor de vrije uitloop toegestaan;
66.
meerleeftijdenleghennenstal
een stal op een leghennenbedrijf waarin stalkoppels leghennen worden gehouden die per stalkoppel in leeftijd verschillen of die binnen één stalkoppel van leeftijd verschillen;
67.
overplaatsen
het verplaatsen van een stalkoppel naar een andere stal, ongeacht de leeftijd van het stalkoppel;
68.
ruimen
het op last van de voorzitter verwijderen van pluimvee van het pluimveebedrijf of de kuikenbroederij en het vervolgens laten doden en vernietigen dan wel verwerken van het pluimvee(vlees);
69.
verwerken
het zodanig behandelen van pluimvee, consumptie-eieren of broedeieren van een met Salmonella besmet stalkoppel dat de uitschakeling van Salmonella is gewaarborgd overeenkomstig de communautaire wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne.
1 De ondernemer draagt zorg voor het volgende of neemt het volgende in acht:
andere dieren
a. de aanwezigheid van huisdieren, landbouwhuisdieren en ander pluimvee, sier- en nutsgevogelte binnen het bedrijfsgebouw is verboden;
b. indien een huisdier, landbouwhuisdier of ander pluimvee, sier- of nutsgevogelte wordt gehouden op het perceel waar het pluimveebedrijf of de kuikenbroederij wordt uitgeoefend, wordt dit dier zodanig gehouden en verzorgd dat dit dier niet in het bedrijfsgebouw kan komen en strikt gescheiden is van het pluimvee, de consumptie-eieren en de broedeieren;
c. het bedrijfsgebouw is zodanig ingericht dat vogels het bedrijfsgebouw niet kunnen binnenkomen; voor pluimveebedrijven met vrije uitloop zijn openingen die noodzakelijk zijn voor de vrije uitloop toegestaan;
reiniging en ontsmetting
d. nadat het pluimvee uit de stal is afgevoerd verwijdert de ondernemer onverwijld de in de stal aanwezige mest en het strooisel en reinigt en ontsmet hij vervolgens onverwijld de stal;
e. na afvoer van pluimvee reinigt en ontsmet de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent onverwijld de gebruikte lokalen en broedkasten;
ongediertebestrijding
f. de ondernemer draagt zorg voor een adequate bestrijding van ongedierte;
g. de ondernemer heeft een ongediertebestrijdingsplan op het bedrijf aanwezig en zorgt er voor dat dit plan wordt uitgevoerd. In het geval een ongediertebestrijdingsbedrijf is ingeschakeld moet dit ten minste één maal per twee maanden op het bedrijf ongedierte bestrijden;
h. de resultaten van acties met betrekking tot wering, signalering en bestrijding van ongedierte worden vastgelegd;
i. het ongediertebestrijdingsplan bevat maatregelen die moeten worden genomen als de resultaten als bedoeld in h. hiertoe aanleiding geven;
drinkwater
j. de ondernemer laat de kwaliteit van het drinkwater onderzoeken overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen besluit;
bedrijfsinrichting
k. de inrichting van de stal is zodanig dat deze eenvoudig is te reinigen en te ontsmetten;
l. het perceel waarop het bedrijfsgebouw staat, is zodanig ingericht dat de perceelgrenzen herkenbaar zijn en het voor bezoekers duidelijk is waar zij zich moeten melden;
m. het bedrijfsgebouw, de inventaris en de directe omgeving van het bedrijfsgebouw zijn visueel schoon;
n. het bedrijfsgebouw is zodanig ingericht dat ongehinderde toegang door derden niet mogelijk is;
o. in het bedrijfsgebouw is een voorruimte aanwezig die volledig is afgescheiden van de stal waarin het pluimvee wordt gehouden;
p. tussen de voorruimte en de stal is een fysieke scheiding aangebracht in een bufferdeel en een deel waarin het pluimvee wordt gehouden;
q. het is de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent en zijn pluimvee in kooien houdt, toegestaan af te wijken van de onderdelen o. en p. mits hij wel voldoet aan de door het bestuur bij besluit vast te stellen eisen inzake het wisselen van schoeisel;
r. de looproutes van en naar het bedrijfsgebouw zijn zodanig verhard dat deze deugdelijk gereinigd kunnen worden;
s. op het perceel is een deugdelijk functionerende afwatering ten opzichte van het bedrijfsgebouw aanwezig;
voeder en mest
t. de voedersilo is geplaatst op een verharde ondergrond en wordt van buiten de stal gevuld; indien meerdere voedersilo's aanwezig zijn op het bedrijf, zijn deze voorzien van een bedrijfsuniek nummer;
u. bij het lossen van het voeder wordt gebruik gemaakt van een bedrijfseigen of eenmalig te gebruiken stofopvangmiddel;
v. voeder, bodem- en neststrooisel en verpakkingsmateriaal voor consumptie-eieren en broedeieren worden zodanig opgeslagen dat deze schoon, droog en schimmelvrij blijven;
w. voeder dat na het afvoeren van het pluimvee uit de stal nog aanwezig is in het voedersysteem van de stal wordt afgevoerd vóór het plaatsen van een stalkoppel pluimvee;
x. mest afkomstig van met Salmonella besmette stalkoppels wordt niet in de omgeving van het pluimveebedrijf uitgereden.
2 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van het in het eerste lid bepaalde.
1 De ondernemer die een opfokbedrijf, fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf in de legsector uitoefent mag een stalkoppel pas in de stal plaatsen nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet en nadat hij een hygiënogram in de stal heeft laten uitvoeren en nadat hij de vervolgmaatregelen heeft genomen die op basis van de uitslag van het hygiënogram zijn voorgeschreven.
2 De ondernemer die een opfokbedrijf of fokbedrijf in de pluimveevleessector uitoefent mag een stalkoppel pas in de stal plaatsen nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet. Hij is verplicht om één maal per kalenderjaar na het reinigen en ontsmetten van de stal een hygiënogram in de stal te laten uitvoeren en de vervolgmaatregelen te nemen die op basis van de uitslag van het hygiënogram zijn voorgeschreven, voordat hij een stalkoppel in de stal plaatst.
3 De ondernemer die een vermeerderingsbedrijf in de pluimveevleessector uitoefent mag een stalkoppel pas in de stal plaatsen nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet. Hij is verplicht om één maal per twee ronden na het reinigen en ontsmetten van de stal een hygiënogram in de stal te laten uitvoeren en de vervolgmaatregelen te nemen die op basis van de uitslag van het hygiënogram zijn voorgeschreven, voordat hij een stalkoppel in de stal plaatst.
1 De ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent draagt er zorg voor dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op zijn bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt door middel van het nemen van monsters, detectie en, in geval van Salmonella, serotypering.
2 Indien het voor detectie erkende laboratorium de aanwezigheid van Salmonella in de in het eerste lid bedoelde monsters heeft gedetecteerd, laat de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent deze monsters onverwijld na de detectie serotyperen door een voor serotypering erkend laboratorium.
3 Indien het voor serotypering erkende laboratorium het serotype Salmonella Enteritidis, Salmonella Typhimurium, Salmonella Hadar, Salmonella Infantis of Salmonella Virchow dan wel enig ander door het bestuur bij besluit vast te stellen serotype Salmonella in de in het eerste lid bedoelde monsters heeft bepaald, draagt de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent er zorg voor dat dit binnen één werkdag nadat de uitslag van de serotypering bij hem bekend is, aan de voorzitter en aan GD is gemeld.
4 Na de melding als bedoeld in het derde lid kan de voorzitter door GD een verificatieonderzoek laten uitvoeren van het bemonsterde stalkoppel.
5 In het geval de voorzitter het in het vierde lid bedoelde verificatieonderzoek laat uitvoeren, is het de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent niet toegestaan het aanwezige pluimvee en de aanwezige broedeieren van het bedrijf af te voeren totdat de voorzitter hiervoor toestemming geeft.
1 De ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, handelt in overeenstemming met het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1177/2006 neergelegde verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen.
2 De voorzitter stelt op grond van de uitslag van de serotypering als bedoeld in artikel 4, tweede lid, dan wel van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, een besmetting met een bepaald serotype Salmonella vast bij een stalkoppel opfokpluimvee, fokpluimvee of vermeerderingspluimvee, en meldt deze vaststelling schriftelijk aan de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent.
3 De ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent laat een met het serotype Salmonella Enteritidis, Salmonella Typhimurium, Salmonella Hadar, Salmonella Infantis, Salmonella Virchow of Salmonella Java besmet stalkoppel ruimen en de broedeieren van dit stalkoppel verwerken of vernietigen, nadat hij een daartoe strekkende last van de voorzitter heeft gekregen.
4 De ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent is verplicht om de in het derde lid bedoelde last onverwijld op te volgen.
5 In het geval de voorzitter een besmetting met Salmonella bij een stalkoppel heeft vastgesteld, reinigt en ontsmet de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uit oefent onverwijld de stal na het laten ruimen van het stalkoppel dan wel na het afvoeren van het stalkoppel uit de stal.
6 De ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent laat na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in het vijfde lid onverwijld een stalonderzoek uitvoeren.
7 Indien op grond van het stalonderzoek als bedoeld in het zesde lid Salmonella in de stal is aangetoond, herhaalt de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent de in het vijfde lid genoemde reiniging en ontsmetting totdat geen Salmonella meer in de stal is aangetoond.
8 Na de herhaalde reiniging en ontsmetting als bedoeld in het zevende lid, laat de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent opnieuw een stalonderzoek uitvoeren, totdat geen Salmonella meer in de stal is aangetoond.
9 Slechts indien op grond van het stalonderzoek als bedoeld in het zesde of achtste lid geen Salmonella meer in de stal wordt aangetoond, mag de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent een stalkoppel in de stal plaatsen. Hij is verplicht de plaatsing van een stalkoppel tijdig te melden aan de voorzitter.
10 In het geval de voorzitter een besmetting met Salmonella bij een stalkoppel opfokpluimvee, fokpluimvee of vermeerderingspluimvee heeft vastgesteld, voert de ondernemer die een opfokbedrijf, fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent een traceringsonderzoek uit, voordat hij een stalkoppel in de stal.
1 De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent mag pas broedeieren inleggen nadat hij de gebruikte lokalen en broedkasten heeft gereinigd en ontsmet.
2 De ondernemer die een kuikenbroederij in de legsector uitoefent is verplicht om vier keer per kalenderjaar na het reinigen en ontsmetten een hygiëneonderzoek in de kuikenbroederij te laten uitvoeren door GD.
3 De ondernemer die een kuikenbroederij in de pluimveevleessector uitoefent is verplicht om zes keer per kalenderjaar na het reinigen en ontsmetten een hygiëneonderzoek in de kuikenbroederij te laten uitvoeren door GD.
4 De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent mag een deel van het in het tweede en derde lid bedoelde hygiëneonderzoek zelf uitvoeren.
1 De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent draagt er zorg voor dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella plaatsvindt door middel van het nemen van monsters, detectie en, in geval van Salmonella, serotypering.
2 Indien het voor detectie van Salmonella erkende laboratorium de aanwezigheid van Salmonella in de in het eerste lid bedoelde monsters heeft gedetecteerd, laat de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent deze monsters onverwijld na de detectie serotyperen door een voor serotypering erkend laboratorium.
3 Indien het voor serotypering erkende laboratorium het serotype Salmonella Enteritidis, Salmonella Typhimurium, Salmonella Hadar, Salmonella Infantis of Salmonella Virchow dan wel enig ander door het bestuur bij besluit vast te stellen serotype Salmonella in de in het eerste lid bedoelde monsters heeft bepaald, draagt de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent er zorg voor dat dit binnen één werkdag nadat de uitslag van de serotypering bij hem bekend is, aan de voorzitter en aan GD is gemeld.
4 Na de melding als bedoeld in het derde lid kan de voorzitter door GD een verificatieonderzoek laten uitvoeren van het stalkoppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee dat de broedeieren heeft geproduceerd waarvan de in het eerste lid bedoelde monsters afkomstig zijn.
1 De voorzitter stelt op grond van de uitslag van de serotypering als bedoeld in artikel 4, tweede lid, of artikel 7, tweede lid, dan wel van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, of artikel 7, vierde lid, een besmetting met een bepaald serotype Salmonella vast bij het stalkoppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee dat de broedeieren heeft geproduceerd waarvan de monsters als bedoeld in artikel 7 afkomstig zijn, en meldt deze vaststelling schriftelijk aan de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent.
2 De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent neemt de volgende maatregelen indien het in het eerste lid bedoelde stalkoppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee is besmet met de serotypen Salmonella Enteritidis, Salmonella Typhimurium, Salmonella Hadar, Salmonella Infantis, Salmonella Virchow of Salmonella Java, nadat hij een daartoe strekkende last van de voorzitter heeft gekregen:
a. alle broedeieren die door het besmette stalkoppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee zijn geproduceerd en die reeds in de kuikenbroederij zijn ingelegd, te laten behandelen als categorie 2-materiaal in de zin van Verordening (EG) nr. 1069/2009;
b. alle broedeieren die door het besmette stalkoppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee zijn geproduceerd en die in de kuikenbroederij aanwezig zijn maar nog niet zijn ingelegd, een zodanige behandeling te laten ondergaan dat de uitschakeling van Salmonella gewaarborgd is;
c. alle broedeieren die door het besmette stalkoppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee zijn geproduceerd en die aanwezig zijn in de kuikenbroederij, te laten vernietigen;
d. het in de kuikenbroederij aanwezige pluimvee dat afkomstig is uit broedeieren die door het besmette stalkoppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee zijn geproduceerd, te ruimen.
3 De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent is verplicht om de in het tweede lid bedoelde last onverwijld op te volgen.
1 De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf uitoefent mag een stalkoppel pas in de stal plaatsen nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet. Hij is verplicht om één maal per kalenderjaar na het reinigen en ontsmetten van de stal een hygiënogram in de stal te laten uitvoeren en de vervolgmaatregelen te nemen die op basis van de uitslag van het hygiënogram zijn voorgeschreven, voordat hij een stalkoppel in de stal plaatst.
2 De ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent mag een stalkoppel pas in de stal plaatsen nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet. Hij is verplicht om één maal per twee ronden na het reinigen en ontsmetten van de stal een hygiënogram in de stal te laten uitvoeren en de vervolgmaatregelen te nemen die op basis van de uitslag van het hygiënogram zijn voorgeschreven, voordat hij een stalkoppel in de stal plaatst.
3 In afwijking van het tweede lid is de ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent waarin minder dan 250 leghennen worden gehouden en waarvan de consumptie-eieren bestemd zijn voor eigen consumptie of verkoop vanaf het leghennenbedrijf, vrijgesteld van de verplichting een hygiënogram te laten uitvoeren.
1 De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent draagt er zorg voor dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op zijn bedrijf aanwezige stalkoppels plaatsvindt door middel van het nemen van monsters, detectie en, in geval van Salmonella, serotypering.
2 Indien het voor detectie van Salmonella erkende laboratorium de aanwezigheid van Salmonella in de in het eerste lid bedoelde monsters heeft gedetecteerd, laat de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent deze monsters onverwijld na de detectie serotyperen door een voor serotypering erkend laboratorium.
3 Indien het voor serotypering erkende laboratorium het serotype Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium dan wel enig ander door het bestuur bij besluit vast te stellen serotype Salmonella in de in het eerste lid bedoelde monsters heeft bepaald, draagt de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent er zorg voor dat dit binnen één werkdag nadat de uitslag van de serotypering bij hem bekend is, aan de voorzitter en aan GD is gemeld.
4 Na de melding als bedoeld in het derde lid kan de voorzitter door GD een verificatieonderzoek laten uitvoeren van het bemonsterde stalkoppel of de consumptie-eieren afkomstig van dit stalkoppel.
5 In het geval de voorzitter het verificatieonderzoek als bedoeld in het vierde lid laat uitvoeren, is het de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent niet toegestaan de consumptie-eieren van het bemonsterde stalkoppel af te voeren anders dan voor vernietiging of verwerking.
6 In het geval de voorzitter op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in het vierde lid vaststelt dat een stalkoppel opfokleghennen of leghennen niet is besmet met het serotype Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium, is het de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent toegestaan de consumptie-eieren van dit stalkoppel zonder beperkingen af te voeren.
1 De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent, handelt in overeenstemming met het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1177/2006 neergelegde verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen.
2 De voorzitter stelt op grond van de uitslag van de serotypering als bedoeld in artikel 10, tweede lid, dan wel van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, een besmetting met een bepaald serotype Salmonella vast bij een stalkoppel opfokleghennen of leghennen, en meldt deze vaststelling schriftelijk aan de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent.
3 De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent laat een met het serotype Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium besmet stalkoppel opfokleghennen of leghennen ruimen en consumptie-eieren afkomstig van het stalkoppel leghennen verwerken of vernietigen, nadat hij een daartoe strekkende last van de voorzitter heeft gekregen en overeenkomstig het bepaalde in deze last.
4 De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent is verplicht om de in het derde lid bedoelde last onverwijld op te volgen.
5 In het geval de voorzitter een besmetting met het serotype Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium heeft vastgesteld, laat de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent onverwijld na het ruimen van het stalkoppel dan wel na het afvoeren van het stalkoppel uit de stal, de stal reinigen en deze door een ontsmettingsbedrijf ontsmetten.
6 De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent laat na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in het vijfde lid onverwijld een stalonderzoek uitvoeren, gericht op de serotypen Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium.
7 Indien op grond van het stalonderzoek als bedoeld in het zesde lid het serotype Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium in de stal is aangetoond, laat de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent de in het vijfde lid bedoelde reiniging en ontsmetting opnieuw uitvoeren, totdat het serotype Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium niet meer in de stal is aangetoond.
8 Na de herhaalde reiniging en ontsmetting als bedoeld in het zevende lid, laat de ondernemer die een leghennenbedrijf of opfokleghennenbedrijf uitoefent opnieuw een stalonderzoek uitvoeren, totdat het serotype Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium niet meer in de stal is aangetoond.
9 Slechts indien op grond van het stalonderzoek als bedoeld in het zesde of achtste lid het serotype Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium niet meer in de stal wordt aangetoond, mag de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent een stalkoppel in de stal plaatsen. Hij is verplicht de plaatsing van een stalkoppel tijdig te melden aan de voorzitter.
10 In het geval de voorzitter een besmetting met Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium bij een stalkoppel opfokleghennen heeft vastgesteld, voert de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf uitoefent een traceringsonderzoek uit, voordat hij een stalkoppel in de stal plaatst.
11 In het geval de voorzitter een besmetting met het serotype Salmonella Enteritidis bij een stalkoppel leghennen heeft vastgesteld op een leghennenbedrijf, plaatst de ondernemer die het leghennenbedrijf uitoefent op het gehele bedrijf uitsluitend tegen het serotype Salmonella Enteritidis gevaccineerde stalkoppels leghennen. In het geval de voorzitter een besmetting met Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium bij een stalkoppel leghennen heeft vastgesteld, neemt de ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent de door het bestuur bij besluit opgenomen maatregelen ten aanzien van het merken van de eieren, de plaatsing van stalkoppels leghennen en het graan dat hij aan de leghennen voert.
De ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent mag een stalkoppel vleeskuikens pas in de stal plaatsen nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet. Hij is verplicht om één maal per kalenderjaar na het reinigen en ontsmetten van de stal een hygiënogram in de stal te laten uitvoeren en de vervolgmaatregelen te nemen die op basis van de uitslag van het hygiënogram zijn voorgeschreven.
1 De ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent draagt er zorg voor dat een onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van alle op zijn bedrijf aanwezige stalkoppels vleeskuikens plaatsvindt door middel van het nemen van monsters, detectie en, in geval van Salmonella, serotypering.
2 Indien het voor detectie van Salmonella erkende laboratorium de aanwezigheid van Salmonella in de in het eerste lid bedoelde monsters heeft gedetecteerd, laat de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent deze monsters onverwijld na de detectie serotyperen door een voor serotypering erkend laboratorium.
3 De ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent draagt er zorg voor dat twee maal per kalenderjaar een onderzoek naar de aanwezigheid van Campylobacter van een stalkoppel vleeskuikens plaatsvindt door middel van het nemen van monsters en detectie door een voor detectie van Campylobacter erkend laboratorium.
4 Indien het voor serotypering erkende laboratorium het serotype Salmonella Java dan wel enig ander door het bestuur bij besluit vast te stellen serotype Salmonella in de in het eerste lid bedoelde monsters heeft bepaald, draagt de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent er zorg voor dat dit uiterlijk binnen één werkdag nadat de uitslag van de serotypering bij hem bekend is, aan de voorzitter is gemeld.
5 De ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent is verplicht om in de door het bestuur bij besluit genoemde gevallen de in het eerste lid bedoelde monsters onder toezicht te laten nemen.
1 De ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent handelt in overeenstemming met het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1177/2006 neergelegde verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen.
2 Nadat de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent door het erkende laboratorium op grond van de uitslag van de serotypering in kennis is gesteld van een besmetting met Salmonella, reinigt en ontsmet hij de betreffende stal onverwijld na het afvoeren van het stalkoppel vleeskuikens uit deze stal.
3 Na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in het tweede lid laat de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent onverwijld een stalonderzoek uitvoeren.
4 Nadat in het kader van het stalonderzoek als bedoeld in het derde lid monsters zijn genomen, mag de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent een stalkoppel vleeskuikens in de stal plaatsen in afwachting van de uitslag van het stalonderzoek. Indien uit de uitslag van het stalonderzoek blijkt dat Salmonella in de stal is aangetoond, laat de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent de stal, na het afvoeren van dit stalkoppel vleeskuikens, ontsmetten door een ontsmettingsbedrijf.
5 De voorzitter kan de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent gelasten om, in afwijking van het vierde lid, slechts een koppel vleeskuikens in de stal te plaatsen indien op grond van het stalonderzoek geen Salmonella in de stal is aangetoond.
6 Indien de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent door het erkende laboratorium op grond van de uitslag van de serotypering in kennis is gesteld van een besmetting met Salmonella, neemt deze ondernemer de door het bestuur bij besluit vastgestelde maatregelen ten aanzien van het vangen, laden en afvoeren van de vleeskuikens van het bedrijf, het melden van een besmetting, de plaatsing van stalkoppels vleeskuikens, de leegstandsperiode van de stal, het graan dat hij aan het stalkoppel vleeskuikens voert alsmede ten aanzien van het vervolgonderzoek dat hij moet verrichten.
1 De voorzitter laat bij de ondernemer die een fokbedrijf, vermeerderingsbedrijf, leghennenbedrijf of vleeskuikenbedrijf uitoefent in door het bestuur bij besluit genoemde gevallen een onderzoek verrichten naar de aanwezigheid van Salmonella van op zijn bedrijf aanwezige stalkoppels, door middel van het nemen van monsters, detectie, serotypering en een verificatieonderzoek.
2 De ondernemer die een fokbedrijf, vermeerderingsbedrijf, leghennenbedrijf of vleeskuikenbedrijf uitoefent is verplicht om mee te werken aan het in het eerste lid bedoelde onderzoek.
1 De detectie van Salmonella als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10, 13 en 15 wordt uitgevoerd door een voor detectie van Salmonella erkend laboratorium. De serotypering als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10, 13 en 15 wordt uitgevoerd door een voor serotypering van Salmonella erkend laboratorium. De detectie van Campylobacter als bedoeld in artikel 13 wordt uitgevoerd door een voor detectie van Campylobacter erkend laboratorium.
2 De voorzitter is belast met de erkenning van laboratoria als bedoeld in deze verordening. Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van de erkenningsvoorwaarden van laboratoria.
3 De voorzitter is belast met de erkenning van HOSOWO-instanties, ontsmettingsbedrijven en ongediertebestrijdingsbedrijven als bedoeld in deze verordening. Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van de erkenningsvoorwaarden van HOSOWO-instanties, ontsmettingsbedrijven en ongediertebestrijdingsbedrijven.
1 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van de wijze waarop, het tijdstip waarop en de frequentie waarmee het reinigen en ontsmetten en het hygiënogram als bedoeld in de artikelen 3, 9 en 12 en het reinigen en ontsmetten en het hygiëneonderzoek als bedoeld in artikel 6 worden uitgevoerd alsmede ten aanzien van de vervolgmaatregelen die de ondernemer op basis van de uitslag van het hygiënogram of het hygiëneonderzoek neemt.
2 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van de wijze, het tijdstip en de frequentie van de monsterneming, de detectie en de serotypering als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10, 13 en 15, alsmede ten aanzien van het verificatieonderzoek als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10 en 15.
3 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van het stalonderzoek, het traceringsonderzoek, het ruimen, het reinigen en ontsmetten en het verwerken of vernietigen van de broedeieren als bedoeld in artikel 5, alsmede ten aanzien van het stalonderzoek, het traceringsonderzoek, het ruimen, het reinigen en ontsmetten, het verwerken of vernietigen van de consumptie-eieren, en de overige maatregelen als bedoeld in artikel 11.
4 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van de maatregelen als bedoeld in artikel 8.
5 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van het reinigen en ontsmetten, het stalonderzoek en de maatregelen als bedoeld in artikel 14.
6 Het bestuur stelt bij besluit de gevallen vast waarin de voorzitter de ondernemer die een fokbedrijf, vermeerderingsbedrijf, leghennenbedrijf of vleeskuikenbedrijf uitoefent, verplicht om de in artikel 4, eerste lid, artikel 10, eerste lid, en artikel 13, eerste en vijfde lid, bedoelde monsters te laten nemen.
1 De ondernemer houdt een deugdelijke administratie bij inzake de monsters die hij heeft genomen, inzake de uitslagen van het hygiënogram, het hygiëneonderzoek, het drinkwateronderzoek, de detectie, de serotypering en het verificatieonderzoek, en inzake facturen, als gevolg van verplichtingen vastgelegd bij of krachtens deze verordening.
2 De in het eerste lid bedoelde administratie is zodanig ingericht dat deze te allen tijde aan een door het bestuur aangewezen toezichthouder het benodigde inzicht kan verschaffen inzake de naleving van de bij of krachtens deze verordening vastgelegde voorschriften en verplichtingen.
3 De ondernemer bewaart de uitslagen van het hygiënogram, het hygiëneonderzoek, het drinkwateronderzoek, de detectie, de serotypering en het verificatieonderzoek gedurende ten minste twee jaren na ontvangst.
4 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid.
1 De ondernemer verstrekt tijdig de monsters als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10 en 13 aan het voor detectie van Salmonella of Campylobacter erkende laboratorium, en in geval van Salmonella, aan het voor serotypering erkende laboratorium.
2 De ondernemer meldt tijdig de uitslagen van de detectie en de serotypering als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10 en 13 en van het verificatieonderzoek als bedoeld in de artikelen 4, 7 en 10 schriftelijk aan de leverancier van het pluimvee en de broedeieren alsmede aan de afnemer van het pluimvee, de broedeieren of de consumptie-eieren. Indien de leverancier of de afnemer niet de juiste uitslagen heeft ontvangen, kan de voorzitter de leverancier of afnemer hierop wijzen.
3 De ondernemer meldt tijdig de uitslagen van de detectie en de serotypering als bedoeld in de artikelen 4, 7, 10 en 13 aan de voorzitter en de uitslagen van de detectie en de serotypering als bedoeld in de artikelen 4, 7 en 10 tevens aan GD.
4 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van de wijze waarop, het tijdstip waarop en de frequentie waarmee de ondernemer de in het eerste lid bedoelde monsters verstrekt en de in het tweede en derde lid bedoelde uitslagen meldt, alsmede ten aanzien van de hoedanigheid van de leverancier en de afnemer als bedoeld in het tweede lid.
De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens worden in handen gesteld van de voorzitter en worden, behoudens bij of krachtens de wet te bepalen gevallen, niet aan derden verstrekt.
1 De ondernemer die een pluimveebedrijf uitoefent laat zich ten minste één maal per kalenderjaar op eigen kosten door een erkende controle-instantie controleren op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
2 De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent laat zich iedere zes maanden op eigen kosten door een erkende controle-instantie controleren op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
3 De in het eerste en tweede lid bedoelde controle-instantie kan op aanvraag worden erkend door de voorzitter indien zij voldoet aan door het bestuur bij besluit vastgestelde erkenningsvoorwaarden, welke strekken tot waarborg van de onafhankelijkheid en expertise van de controle-instantie.
4 De voorzitter kan aan een erkenning nadere voorschriften en voorwaarden verbinden. De voorzitter kan de erkenning intrekken indien is vastgesteld dat niet langer aan de erkenningsvoorwaarden of de aan de erkenning verbonden nadere voorschriften en voorwaarden wordt voldaan.
1 Met uitzondering van het bij of krachtens artikel 5, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, artikel 8, derde lid, artikel 11, eerste, vierde, vijfde en zevende lid en artikel 14, eerste en tweede lid, bepaalde, wordt het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de verordening bepaalde namens het productschap uitgeoefend door toezichthouders die hiervoor door het bestuur bij besluit zijn aangewezen.
2 De ondernemer is verplicht:
a. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak;
b. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak;
c. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot de bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar of waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen of worden vervoerd;
d. te gedogen dat de door het bestuur aangewezen toezichthouders monsters nemen uit de voorraden, waaronder begrepen verpakkingsmateriaal, van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden en alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en het toezicht van die toezichthouders;
e. voor het overige alle medewerking te verlenen ter vervulling van de aan de toezichthouders opgedragen taak.
3 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd om berechtingsrapporten op te maken ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling van overtredingen van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, met uitzondering van het bij of krachtens artikel 5, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, artikel 8, derde lid, artikel 11, eerste, vierde, vijfde en zevende lid en artikel 14, eerste en tweede lid, bepaalde.
1 Overtreding van het bij of krachtens artikel 5, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, artikel 8, derde lid, artikel 11, eerste, vierde, vijfde en zevende lid en artikel 14, eerste en tweede lid, bepaalde is een strafbaar feit.
2 Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de overige artikelen van deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld zoals voorzien in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
1 De voorzitter kan, binnen het kader van door het bestuur bij besluit vastgestelde richtlijnen en voor zover het belang van de bewaking en bestrijding van Salmonella en van de bewaking van Campylobacter zich daartegen niet verzet, op schriftelijk verzoek van de ondernemer ontheffing aan de ondernemer verlenen van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, artikel 3, artikel 5, tiende lid, artikel 6, tweede en derde lid, artikel 9, eerste en tweede lid, artikel 11, tiende en elfde lid, artikel 12, artikel 14, zesde lid, en artikel 21, eerste en tweede lid, van deze verordening, en aan zodanige ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.
2 Het bestuur kan bij besluit vrijstelling aan ondernemers dan wel aan een groep van te onderscheiden categorieën ondernemers verlenen van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, artikel 3, artikel 5, tiende lid, artikel 6, tweede en derde lid, artikel 9, eerste en tweede lid, artikel 11, tiende en elfde lid, artikel 12, artikel 14, zesde lid, en artikel 21, eerste en tweede lid, van deze verordening aan ondernemers dan wel aan een groep van te onderscheiden categorieën ondernemers, en aan een zodanige vrijstelling voorschriften en beperkingen verbinden.
3 Een verleende ontheffing kan te allen tijde door de voorzitter worden ingetrokken en een verleende vrijstelling kan te allen tijde door het bestuur worden ingetrokken.
De op grond van deze verordening door het bestuur vast te stellen besluiten worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
1 De Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 wordt ingetrokken.
2 Elke verwijzing naar de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 in de regelgeving van het productschap wordt geacht te verwijzen naar deze verordening.
1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.
2 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011.
Zoetermeer, 9 juni 2011
B.J. Krouwel
voorzitter
B.M. Dellaert
secretaris
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen (PPE) 2011", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.