Stcrt. 2012, 24261, datum inwerkingtreding 29-11-2012, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 05-11-2012.
1 Door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende
mandaten en ondermandaten op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst, die op 13 oktober 2010 van kracht waren, worden aangemerkt als
mandaten die met ingang van 14 oktober 2010 zijn verleend door of namens de Minister
van Veiligheid en Justitie, met dien verstande dat:
-
a. mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
worden aangemerkt als mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid
en Justitie;
-
b. mandaten die rechtstreeks zijn verleend aan functionarissen die ressorteren onder
het directoraat-generaal Veiligheid of de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid worden
aangemerkt als ondermandaten die overeenkomstig deze regeling zijn verleend.
2 Door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende
mandaten en ondermandaten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet
op het Nederlanderschap, die op 4 november 2012 van kracht waren, worden aangemerkt
als mandaten die met ingang van 5 november 2012 zijn verleend door of namens de Minister
van Veiligheid en Justitie, met dien verstande dat:
-
a. mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
worden aangemerkt als mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid
en Justitie;
-
b. mandaten die rechtstreeks zijn verleend aan functionarissen die ressorteren onder
het directoraat-generaal Vreemdelingenzaken worden aangemerkt als ondermandaten die
overeenkomstig deze regeling zijn verleend.