Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2013 en zichtdatum 23-11-2024.
Geldend van 06-04-2013 t/m 31-12-2013

Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 5 december 2011, nr. IENM/BSK-2011/159456 houdende vaststelling van de organisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de secretaris-generaal en de diensthoofden (Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen organisatie en mandaat

Artikel 1. : Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. bewindspersoon: minister of staatssecretaris;

  • b. dienst: een onderdeel van het ministerie, genoemd in artikel 2, tweede lid;

  • c. diensthoofd: degene die overeenkomstig dit besluit, dan wel overeenkomstig overige wet- en regelgeving, is belast met de leiding van een dienst;

  • d. dienstonderdeel: een onderdeel van een dienst;

  • e. dienstonderdeelhoofd: degene die overeenkomstig dit besluit, dan wel overeenkomstig overige wet- en regelgeving, is belast met de leiding van een dienstonderdeel;

  • f. functionaris: degene die als ambtenaar is aangesteld bij het ministerie, of degene die krachtens overeenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is bij het ministerie;

  • g. minister: de Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • h. ministerie: het Ministerie van Infrastructuur en Milieu;

  • i. secretaris van adviesorgaan of overlegorgaan: secretaris of algemeen secretaris van een adviesorgaan of overlegorgaan, genoemd in artikel 2, derde lid;

  • j. secretaris-generaal: de secretaris-generaal van Infrastructuur en Milieu; en

  • k. staatssecretaris: de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Hoofdstuk 2. Organisatie

§ 2.1. Hoofdstructuur

Artikel 2. : Onderdelen ministerie

  • 1 Het ministerie bestaat uit de secretaris-generaal, de diensten en de secretariaten van de adviesorganen en overlegorganen.

  • 2 Diensten van het ministerie zijn:

    • a. het directoraat-generaal Bereikbaarheid;

    • b. het directoraat-generaal Milieu en Internationaal;

    • c. het directoraat-generaal Ruimte en Water;

    • d. de hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

    • e. de directie Bestuursondersteuning;

    • f. de directie Communicatie;

    • g. het Centrum Publieksparticipatie;

    • h. de hoofddirectie Financiën, Management en Control;

    • i. de Shared Services Organisatie;

    • j. de directie Concern Informatievoorziening;

    • k. de directie Kennis, Innovatie en Strategie;

    • l. het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid;

    • m. het Planbureau voor de Leefomgeving;

    • n. het Stafbureau deltacommissaris;

    • o. het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, bedoeld in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut;

    • p. de directie Nederlandse emissieautoriteit;

    • q. de Inspectie Leefomgeving en Transport, bedoeld in het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport; en

    • r. het directoraat-generaal Rijkswaterstaat, bedoeld in het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat.

§ 2.2. Secretaris-generaal

Artikel 3. : Taken secretaris-generaal

  • 2 Bij afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal zijn de directeuren-generaal Bereikbaarheid, Milieu en Internationaal en Ruimte en Water, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 3 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de secretaris-generaal.

§ 2.3. Organisatie diensten

Artikel 4. : Directoraat-generaal Bereikbaarheid

  • 1 Het directoraat-generaal Bereikbaarheid staat onder leiding van de directeur-generaal Bereikbaarheid.

  • 2 Het directoraat-generaal Bereikbaarheid bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

    • a. de directie Luchtvaart;

    • b. de directie Maritieme Zaken;

    • c. de directie Openbaar Vervoer en Spoor;

    • d. de directie Wegen en Verkeersveiligheid;

    • e. de programmadirectie Beter Benutten;

    • f. de unit Strategie; en

    • g. het stafbureau directoraat-generaal Bereikbaarheid.

  • 3 De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met e, staan onder leiding van een directeur. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder f en g, staan onder leiding van een afdelingshoofd. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Bereikbaarheid zijn de directeuren-generaal Milieu en Internationaal en Ruimte en Water, bedoeld in de artikelen 5 en 6, en de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en de afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 6 Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een directie zijn de overige afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 7 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur-generaal Bereikbaarheid.

  • 8 Het directoraat-generaal Bereikbaarheid heeft als doel de netwerkkwaliteit van luchtwegen, vaarwegen, spoorwegen, havens en het wegennet verder te ontwikkelen, het veilige en duurzame gebruik daarvan te waarborgen en te zorgen voor een goede en verantwoorde inpassing in de leefomgeving. Daarmee hebben het directoraat-generaal Bereikbaarheid en zijn dienstonderdelen de volgende taken:

    • a. de directie Luchtvaart: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. de aansluiting op het mondiale luchtvaartnetwerk;

      • ii. luchthavens;

      • iii. veiligheid en beveiliging in de luchtvaart; en

      • iv. de inrichting en het gebruik van het luchtruim, alsmede de luchtverkeersdienstverlening;

    • b. de directie Maritieme Zaken: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. zeehavens en zeevaart, waaronder de maritieme toegang tot zeehavens;

      • ii. vervoer over water en de Nederlandse binnenvaart;

      • iii. instandhouding en gebruik van het hoofdvaarwegennet; en

      • iv. maritieme veiligheid en beveiliging;

    • c. de directie Openbaar Vervoer en Spoor: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. openbaar vervoer en ander personenvervoer;

      • ii. beheer, gebruik en aanleg van de hoofdspoorinfrastructuur en spoorwegen; en

      • iii. goederenvervoer per spoor.

    • d. de directie Wegen en Verkeersveiligheid: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. de aanleg van het hoofdwegennet;

      • ii. gebruik en onderhoud van het hoofdwegennet en goederenvervoer over de weg;

      • iii. inpassing van wegen in relatie tot milieu en natuur alsmede bereikbaarheid; en

      • iv. veilig verkeer en vervoer.

    • e. de programmadirectie Beter Benutten: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot maatregelen die zijn gericht op betere benutting van het hoofdwegen-, hoofdspoorwegen- en hoofdvaarwegennet;

    • f. de unit Strategie: het waarborgen van integrale beleidsvorming van het directoraat-generaal Bereikbaarheid; en

    • g. het stafbureau directoraat-generaal Bereikbaarheid: het ondersteunen van het directoraat-generaal Bereikbaarheid.

Artikel 5. : Directoraat-generaal Milieu en Internationaal

  • 1 Het directoraat-generaal Milieu en Internationaal staat onder leiding van de directeur-generaal Milieu en Internationaal.

  • 2 Het directoraat-generaal Milieu en Internationaal bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

    • a. de directie Duurzaamheid;

    • b. de directie Internationaal;

    • c. de directie Klimaat, Lucht en Geluid;

    • d. de directie Veiligheid en Risico’s;

    • e. de programmadirectie Eenvoudig Beter; en

    • f. de unit Coördinerend Opdrachtgeverschap en Strategie.

  • 3 De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d, staan onder leiding van een directeur. Het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder e, staat onder leiding van een programmadirecteur. Het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder f, staat onder leiding van een afdelingshoofd. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met e, bestaan uit afdelingen en taakvelden die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Milieu en Internationaal zijn de directeuren-generaal Bereikbaarheid en Ruimte en Water, bedoeld in de artikelen 4 en 6, en de directeuren en de programmadirecteur bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Bij afwezigheid of verhindering van een directeur of de programmadirecteur zijn de overige directeuren of de programmadirecteur en de afdelingshoofden binnen de directie of programmadirectie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 6 Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een directie of programmadirectie zijn de overige afdelingshoofden binnen de directie of programmadirectie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 7 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur-generaal Milieu en Internationaal.

  • 8 Het directoraat-generaal Milieu en Internationaal heeft tot doel de zorg voor een gezonde en veilige leefomgeving alsmede het beheer van schaarse hulpbronnen en milieuruimte. Daarmee hebben het directoraat-generaal Milieu en Internationaal en zijn dienstonderdelen de volgende taken:

    • a. de directie Duurzaamheid: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. duurzaamheid, waaronder duurzaam inkopen, duurzame productketens en duurzame landbouw;

      • ii. afvalbeheer;

      • iii. kaderstelling en preventie van emissies ten behoeve van de kwaliteit van bodem en water;

      • iv. biodiversiteit en ecosysteemdiensten; en

      • v. biociden en gewasbeschermingsmiddelen;

    • b. de directie Internationaal:

      • i. advisering ten behoeve van de bewindspersoon en de ambtelijke leiding op het terrein van internationale strategie en beleidsvorming;

      • ii. het waarborgen van de kwaliteit en coherentie van het internationale optreden van het ministerie; en

      • iii. het vertegenwoordigen van de bewindspersoon bij internationale en Europese aangelegenheden;

    • c. de directie Klimaat, Lucht en Geluid: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. klimaatverandering;

      • ii. luchtkwaliteit en geluidhinder;

      • iii. luchtemissies industrie en verhandelbare emissierechten; en

      • iv. verkeersemissies en biobrandstoffen;

    • d. de directie Veiligheid en Risico’s: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot veiligheid en risico’s op het gebied van:

      • i. vervoer van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor en buisleidingen;

      • ii. gevaarlijke stoffen en nieuwe risico’s, waaronder chemische stoffen, nanodeeltjes, genetisch gemodificeerde organismen, elektromagnetische velden en asbest;

      • iii. gevaarlijke stoffen in bedrijven en inrichtingen; en

      • iv. nationale veiligheid en bescherming van de vitale infrastructuur;

    • e. de programmadirectie Eenvoudig Beter: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot een eenvoudiger en beter omgevingsrecht; en

    • f. de unit Coördinerend Opdrachtgeverschap en Strategie: het waarborgen van integrale beleidsvorming en het ondersteunen van het directoraat-generaal Milieu en Internationaal.

Artikel 6. : Directoraat-generaal Ruimte en Water

  • 1 Het directoraat-generaal Ruimte en Water staat onder leiding van de directeur-generaal Ruimte en Water.

  • 2 Het directoraat-generaal Ruimte en Water bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

    • a. de directie Ruimtelijke Ontwikkeling;

    • b. de directie Gebieden en Projecten;

    • c. de directie Algemeen Waterbeleid en Veiligheid;

    • d. de directie Water en Bodem;

    • e. het programma Topsector Water/Internationaal;

    • f. het Rijk-regioprogramma Almere - Amsterdam - Markermeer; en

    • g. het stafbureau directoraat-generaal Ruimte en Water.

  • 3 De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d, staan onder leiding van een directeur. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder e en f, staan onder leiding van een programmadirecteur. Het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder g, staat onder leiding van een afdelingshoofd. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d, bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd. Onder het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder a, ressorteren tevens programmamanagers. Onder de dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder b en c, ressorteren tevens programmadirecteuren.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Ruimte en Water zijn de directeuren-generaal Bereikbaarheid en Milieu en Internationaal, bedoeld in de artikelen 4 en 5, en de directeuren en programmadirecteuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Bij afwezigheid van een directeur of programmadirecteur zijn de overige directeuren of programmadirecteuren en de afdelingshoofden binnen de directie of programmadirectie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 6 Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een directie zijn de overige afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 7 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur-generaal Ruimte en Water.

  • 8 Het directoraat-generaal Ruimte en Water heeft tot doel de verdere ontwikkeling van Nederland als een veilige, leefbare, bereikbare en concurrerende delta. Daarmee hebben directoraat-generaal Ruimte en Water en zijn dienstonderdelen de volgende taken:

    • a. de directie Ruimtelijke Ontwikkeling: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. de coördinatie en uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid;

      • ii. het doen van onderzoek naar de effecten van maatschappelijk ontwikkelingen op nationale ruimtelijke belangen, het afstemmen van het ruimtelijke beleid op ontwikkelingen in het buitenland alsmede het leveren van een bijdrage op Europese dossiers met een ruimtelijke component;

      • iii. het ruimtelijke instrumentarium, waaronder de wettelijke en bijbehorende digitale instrumenten en dienstverlening;

      • iv. de geo-informatie-infrastructuur en de basisregistraties, inclusief de bijbehorende digitale instrumenten en dienstverlening;

      • v. het ruimtelijk beleid op het Deltaprogramma; en

      • vi. ruimtelijk ontwerp en geo-analyse in ruimtelijke plannen, programma’s en projecten;

    • b. de directie Gebieden en Projecten: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. rijkswateren, gebieden van nationaal belang en de gebiedsgerichte deelprogramma’s van het Deltaprogramma IJsselmeergebied en Rijnmond-Drechtsteden;

      • ii. waterprojecten en ruimteprojecten van nationaal belang alsmede instrumenten voor ruimte en water ter ondersteuning van gebiedsgerichte projecten;

      • iii. de rijksagenda voor gebieden en fysieke projecten en het integreren van sectorale belangen in gebieden; en

      • iv. de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de mainport Schiphol in relatie tot de ruimtelijke belangen van de regio, het belang van de bereikbaarheid en het waterbelang;

    • c. de directie Algemeen Waterbeleid en Veiligheid: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. waterveiligheid en de gebiedsgerichte deelprogramma’s van het Deltaprogramma Rivieren en Kust;

      • ii. bestuur en instrumentatie van het waterbeheer en de coördinatie van het opdrachtgeverschap van het Deltaprogramma; en

      • iii. uitvoering van en toezicht op het waterbeleid, alsmede het monitoren en evalueren van het waterbeleid;

    • d. de directie Water en Bodem: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot:

      • i. het gebruik van de ondergrond, waaronder de infrastructuur van buisleidingen, alsmede het instrumentarium van milieueffectrapportage en de ruimtelijke knelpunten voor de energievoorziening;

      • ii. waterkwaliteit en waterkwantiteit en zoetwater; en

      • iii. het instrumentarium van bodembeheer, drinkwatervoorziening en rioleringsbeheer;

    • e. het programma Topsector Water/Internationaal: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot kennis en innovatie op het gebied van water, alsmede het leveren van een bijdrage in EU-verband op het gebied van water en klimaatadaptie;

    • f. het Rijk-regioprogramma Almere - Amsterdam - Markermeer: het ontwikkelen en implementeren van beleid met betrekking tot de internationale concurrentiepositie van de Noordelijke Randstad; en

    • g. het stafbureau directoraat-generaal Ruimte en Water: het ondersteunen van het directoraat-generaal Ruimte en Water.

Artikel 7. : Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken

  • 1 De hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken staat onder leiding van de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken.

  • 2 Onder de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken ressorteren de directeur Bestuurlijke en Juridische Zaken en de programmadirecteur Omgevingsrecht.

  • 3 De hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken zijn de directeur Bestuurlijke en Juridische Zaken, de programmadirecteur en de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Bestuurlijke en Juridische zaken of de programmadirecteur Omgevingsrecht zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden. Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd zijn de overige afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 6 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken.

  • 7 De hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken heeft de volgende taken:

    • a. het tot stand brengen van de wet- en regelgeving van het ministerie;

    • b. het in de rol van Chief Legal Officer zorg dragen voor en borgen van bestuurlijk-juridische kwaliteit van de producten van het ministerie;

    • c. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften;

    • d. het vertegenwoordigen van de bewindspersoon in bestuursrechtelijke procedures, met inbegrip van het indienen van een verweerschrift, het maken van bezwaar, het instellen van beroep of hoger beroep of het doen van een verzoek om voorlopige voorziening; en

    • e. de bestuurlijk-juridische advisering en het behartigen van algemene bestuurlijk-juridische onderwerpen.

Artikel 8. : Directie Bestuursondersteuning

  • 1 De directie Bestuursondersteuning staat onder leiding van de directeur Bestuursondersteuning.

  • 2 De directie Bestuursondersteuning bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 3 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Bestuursondersteuning zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd zijn de overige afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Bestuursondersteuning.

  • 6 De directie Bestuursondersteuning heeft de volgende taken:

    • a. de politiek-bestuurlijke advisering ten behoeve van de bewindspersoon en de ambtelijke leiding; en

    • b. de zorg voor de stukkenstroom naar de bewindspersoon, ambtelijke leiding en het parlement, alsmede het ondersteunen van de bewindspersoon en de ambtelijke leiding.

Artikel 9. : Directie Communicatie

  • 1 De directie Communicatie staat onder leiding van de directeur Communicatie.

  • 2 De directie Communicatie bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 3 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Communicatie zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd zijn de overige afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Communicatie.

  • 6 De directie Communicatie heeft tot taak het ontwikkelen van, adviseren over en toezien op corporate communicatie en interne en externe communicatie op het gebied van de beleidsprioriteiten van het ministerie, alsmede het ondersteunen van de bewindspersoon en de ambtelijke leiding bij woordvoering en de relatie met de pers.

Artikel 10. : Centrum Publieksparticipatie

  • 1 Het Centrum Publieksparticipatie staat onder leiding van de directeur Centrum Publieksparticipatie.

  • 2 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Centrum Publieksparticipatie is het afdelingshoofd Centrum Publieksparticipatie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 3 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Centrum Publieksparticipatie.

  • 4 Het Centrum Publieksparticipatie heeft de volgende taken:

    • a. het verlenen van advies en ondersteuning bij de inrichting, afbakening, uitvoering en doorwerking van publieksparticipatie als onderdeel van het besluitvormingsproces van plannen en projecten;

    • b. het coördineren en uitvoeren van vormvrije consultatietrajecten en wettelijke voorbereidingsprocedures; en

    • c. het bundelen van kennis en ervaring op het gebied van publieksparticipatie en het op basis daarvan ontwikkelen van handvatten op het gebied van publieksparticipatie en het uitdragen en bewaken ervan.

Artikel 12. : Hoofddirectie Financiën, Management en Control

  • 1 De hoofddirectie Financiën, Management en Control staat onder leiding van de hoofddirecteur Financiën, Management en Control.

  • 2 De hoofddirectie Financiën, Management en Control bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

    • a. de directie Begroting en Beleidscontrol;

    • b. de directie Bedrijfsvoering, Organisatie en Informatiebeleid; en

    • c. de directie Human Resource Management.

  • 3 De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, staan onder leiding van een directeur en een daaronder ressorterend afdelingshoofd.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van de hoofddirecteur Financiën, Management en Control zijn de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en het afdelingshoofd binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 6 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de hoofddirecteur Financiën, Management en Control.

  • 7 De hoofddirectie Financiën, Management en Control en haar dienstonderdelen hebben de volgende taken:

    • a. de directie Begroting en Beleidscontrol: de ingevolge artikel 27 van de Comptabiliteitwet en het Besluit Taak FEZ aan de directeur FEZ opgedragen zorg voor de begrotingszaken en de daarmee samenhangende administraties;

    • b. de directie Bedrijfsvoering, Organisatie en Informatiebeleid:

      • i. de zorg voor de inrichting en de kwaliteit van de bedrijfsvoering in brede zin;

      • ii. de aan de rol van Chief Information Officer opgedragen zorg voor de departementale strategie voor informatievoorziening en ICT;

      • iii. de zorg voor organisatie-inrichting en -sturing, governance en het uitvoeringstoezicht op zelfstandige bestuursorganen; en

      • iv. de zorg voor het beleid met betrekking tot integriteit en beveiliging; en

    • c. de directie Human Resource Management: het ontwikkelen van beleid met betrekking tot het human resource management.

Artikel 13. : Shared Services Organisatie

  • 1 De Shared Services Organisatie staat onder leiding van de algemeen directeur Shared Services Organisatie.

  • 2 De Shared Services Organisatie bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

    • a. de directie Regie en Informatiemanagement;

    • b. de directie Financiën en Inkoop; en

    • c. de directie Human Resource Management.

  • 3 De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, staan onder leiding van een directeur en bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van de algemeen directeur Shared Services Organisatie zijn de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en de afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 6 Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een directie zijn de overige afdelingshoofden binnen de directie bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 7 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de algemeen directeur Shared Services Organisatie.

  • 8 De Shared Services Organisatie en haar dienstonderdelen hebben de volgende taken:

    • a. de directie Regie en Informatiemanagement: het verzorgen van dienstverlening en advies op het gebied van facilitair management, huisvesting en informatiemanagement;

    • b. de directie Financiën en Inkoop: het verzorgen van dienstverlening en advies op het gebied van financiën en inkoop, waaronder het betaalproces, buitenlandse dienstreizen, Europese aanbestedingen en andere inkooptrajecten; en

    • c. de directie Human Resource Management: het verzorgen van dienstverlening en advies op het gebied van human resource management, waaronder de personeels- en salarisadministratie.

Artikel 14. : Directie Concern Informatievoorziening

  • 1 De directie Concern Informatievoorziening staat onder leiding van de directeur Concern Informatievoorziening.

  • 2 De directie Concern Informatievoorziening bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 3 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Concern Informatievoorziening zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd zijn de overige afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Concern Informatievoorziening.

  • 6 De directie Concern Informatievoorziening heeft tot taak het verzorgen van dienstverlening en advies op het gebied van informatievoorziening en ICT-toepassingen.

Artikel 15. : Directie Kennis, Innovatie en Strategie

  • 1 De directie Kennis, Innovatie en Strategie staat onder leiding van de directeur Kennis, Innovatie en Strategie.

  • 2 Plaatsvervanging geschiedt overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Kennis, Innovatie en Strategie.

  • 3 De directie Kennis, Innovatie en Strategie heeft tot taak de maatschappelijke prestaties van het ministerie te verbeteren door het gebruiken van kennis, het benutten van innovaties en het formuleren van een gezamenlijke strategie.

Artikel 16. : Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

  • 1 Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid staat onder leiding van de directeur Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.

  • 2 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid zijn de programmamanagers bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 3 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.

  • 4 Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid heeft tot taak de strategische kennisbasis van het mobiliteitsbeleid van het ministerie te versterken en te verbreden door het uitvoeren van verkenningen en beleidsanalyses en het inbrengen van kennis in de beleidsprocessen. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid voert deze taak uit op basis van een door de minister vastgesteld protocol.

Artikel 17. : Planbureau voor de Leefomgeving

  • 1 Het Planbureau voor de Leefomgeving staat onder leiding van de directeur Planbureau voor de Leefomgeving.

  • 2 Onder de directeur Planbureau voor de Leefomgeving ressorteert de plaatsvervangend directeur Planbureau voor de Leefomgeving.

  • 3 Het Planbureau voor de Leefomgeving bestaat uit sectoren en stafbureaus die onder leiding staan van sectorhoofden en hoofden stafbureaus.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Planbureau voor de Leefomgeving is de plaatsvervangend directeur Planbureau voor de Leefomgeving bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Planbureau voor de Leefomgeving.

  • 6 Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft op het gebied van het milieu, de natuur en de ruimte tot taak het verkennen en signaleren van relevante maatschappelijke ontwikkelingen, het monitoren en analyseren van ontwikkelingen en het analyseren van relevant beleid en van besluitvormingsprocessen met betrekking tot dat beleid, het maken van prognoses en toekomstverkenningen en het ontwikkelen van beleidsvarianten en scenario’s. Daarnaast kan het Planbureau voor de Leefomgeving door tussenkomst van de minister op verzoek van de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de door deze gevraagde werkzaamheden verrichten. Het Planbureau voor de Leefomgeving voert zijn taken en werkzaamheden uit op basis van een door de minister vastgesteld protocol en vervaardigt ten behoeve van zijn taken en werkzaamheden in ieder geval een maal per twee jaar een Balans voor de Leefomgeving, waarin een actueel beeld van de kwaliteit van de leefomgeving wordt gegeven, mede in relatie tot het gevoerde beleid.

Artikel 18. : Stafbureau deltacommissaris

  • 1 Het Stafbureau deltacommissaris staat onder leiding van de directeur Stafbureau Deltacommissaris.

  • 2 Plaatsvervanging geschiedt overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Stafbureau deltacommissaris.

  • 3 Het stafbureau deltacommissaris heeft tot taak de deltacommissaris, bedoeld in de Waterwet, bij zijn werkzaamheden te ondersteunen.

Artikel 19. : Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

  • 2 Het KNMI bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

    • a. de sector Weer;

    • b. de sector Klimaat en Seismologie;

    • c. de sector Informatie- en Waarneeminfrastructuur, en

    • d. de sector Staf.

  • 3 De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c, staan onder leiding van een directeur. Het dienstonderdeel, genoemd in het tweede lid, onder d, staat onder leiding van de hoofddirecteur KNMI. De dienstonderdelen, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met d bestaan uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 4 Bij afwezigheid of verhindering van de hoofddirecteur KNMI zijn de directeuren bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 5 Bij afwezigheid of verhindering van een directeur zijn de overige directeuren en afdelingshoofden binnen de sector bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 6 Bij afwezigheid of verhindering van een afdelingshoofd binnen een sector zijn de overige afdelingshoofden binnen de sector bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 7 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de hoofddirecteur KNMI.

Artikel 20. : Directie Nederlandse emissieautoriteit

  • 1 De directie Nederlandse emissieautoriteit staat onder leiding van de directeur Nederlandse emissieautoriteit.

  • 2 De directie Nederlandse emissieautoriteit bestaat uit afdelingen die onder leiding staan van een afdelingshoofd.

  • 3 Bij afwezigheid of verhindering van de directeur Nederlandse emissieautoriteit zijn de afdelingshoofden bevoegd om als plaatsvervanger op te treden.

  • 4 Plaatsvervanging geschiedt voor het overige overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de directeur Nederlandse emissieautoriteit.

  • 5 De directie Nederlandse emissieautoriteit heeft tot taak het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit, bedoeld in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer, te ondersteunen bij de uitoefening van de haar ingevolge de Wet milieubeheer opgedragen taken. De directie Nederlandse Emissieautoriteit heeft tevens tot taak de uitvoering van de handel in emissierechten bedoeld in hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer, en de verlening van instemmingen aan projectactiviteiten als bedoeld in het Protocol van Kyoto.

§ 2.4. Organisatie secretariaten adviesorganen of overlegorganen

Artikel 21. : Secretariaten van adviesorganen of overlegorganen

  • 1 De secretariaten van de adviesorganen of overlegorganen van het ministerie staan onder leiding van de secretaris van het desbetreffende adviesorgaan of overlegorgaan.

  • 2 Plaatsvervanging geschiedt overeenkomstig daartoe strekkende instructies van de secretaris van het betreffende adviesorgaan of overlegorgaan.

  • 3 De secretariaten van de adviesorganen of overlegorganen hebben tot taak het met instemming van het betreffende adviesorgaan of overlegorgaan ondersteunen van het adviesorgaan of overlegorgaan.

Hoofdstuk 3. Mandaat

§ 3.1. Mandaat secretaris-generaal

Artikel 22. : Mandaat aan en ondermandaat door secretaris-generaal

  • 1 Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend voor alle bevoegdheden van de minister ten aanzien van het beleid en de bedrijfsvoering van het ministerie, die behoren bij de uitoefening van zijn taken genoemd in paragraaf 2.2, dan wel in overige wet- en regelgeving, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald en onverminderd artikel 26.

  • 2 De secretaris-generaal kan de aan hem verleende bevoegdheden in ondermandaat verlenen aan functionarissen, niet zijnde diensthoofden en rechtstreeks onder diensthoofden ressorterende functionarissen.

§ 3.2. Mandaat diensthoofden

Artikel 23. : Mandaat aan en ondermandaat door diensthoofden

  • 1 Aan de diensthoofden wordt mandaat verleend ten aanzien van alle bevoegdheden die behoren bij de uitoefening van de taken van hun dienst genoemd in paragraaf 2.3, dan wel in overige wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen het bepalen van beleid, het uitvoeren van het beleid en de bedrijfsvoering van de dienst, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald en onverminderd de artikelen 26 tot en met 28.

  • 2 Een diensthoofd kan de aan hem verleende bevoegdheden in ondermandaat verlenen aan:

    • a. een onder hem ressorterend dienstonderdeelhoofd;

    • b. een andere onder hem ressorterende functionaris; en

    • c. een niet onder zijn dienst ressorterend dienstonderdeelhoofd of functionaris, mits de mate waarin en de wijze waarop het toegekende mandaat moet worden uitgeoefend schriftelijk zijn vastgelegd.

  • 3 De directeur-generaal Rijkswaterstaat kan bij het verlenen van ondermandaat, bedoeld in het tweede lid, onder a, bepalen dat het dienstonderdeelhoofd vervolgens ondermandaat kan verlenen aan een onder hem ressorterende functionaris.

  • 4 De directeur-generaal Bereikbaarheid kan ondermandaat verlenen aan de directeur-generaal Rijkswaterstaat voor zover het de uitvoering van zijn taken met betrekking tot luchthavens betreft, mits de mate waarin en de wijze waarop het toegekende mandaat moet worden uitgeoefend schriftelijk zijn vastgelegd.

§ 3.3. Mandaat secretarissen adviesorganen of overlegorganen

Artikel 24. : Mandaat secretarissen adviesorganen of overlegorganen

Aan de secretarissen van de adviesorganen of overlegorganen van het ministerie wordt mandaat verleend voor alle bevoegdheden die behoren bij de uitoefening van de taken van hun secretariaat genoemd in paragraaf 2.4 dan wel in overige wet- en regelgeving, waaronder mede begrepen de bedrijfsvoering van het secretariaat, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald en onverminderd de artikelen 26 tot en met 28.

§ 3.4. Ondertekeningsmandaat

Artikel 25. : Ondertekeningsmandaat

  • 1 Aan de secretaris-generaal wordt ondertekeningsmandaat verleend voor alle bevoegdheden van de minister, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald en onverminderd artikel 26, eerste lid.

  • 2 Aan de directeur Bestuursondersteuning wordt ondertekeningsmandaat verleend ten aanzien van de aan de secretaris-generaal verleende bevoegdheden, een en ander tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3 Aan de algemeen directeur Shared Services Organisatie wordt ondertekeningsmandaat verleend ten aanzien van de aan de diensthoofden en de secretarissen van adviesorganen en overlegorganen verleende bevoegdheden betreffende de ambtelijke rechtspositie van de onder hen ressorterende functionarissen.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 26. : Voorbehouden bevoegdheden bewindspersoon

  • 1 Aan de bewindspersoon is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van stukken gericht tot:

    • a. de Koning;

    • b. de Raad van Ministers van het Koninkrijk, de Raad van Ministers of een daaruit gevormde onderraad of een commissie;

    • c. een minister of een staatssecretaris;

    • d. een autoriteit in binnen- of buitenland, gelijk of hoger in rang dan een minister of een staatssecretaris;

    • e. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die Kamers gevormde commissie;

    • f. de vicepresident van de Raad van State; en

    • g. de president van Algemene Rekenkamer.

  • 2 Het eerste lid geldt niet ten aanzien van handelingen ten opzichte van een van de in het eerste lid, onder f en g genoemden, voor zover het stukken betreft die louter van informatieve aard zijn.

  • 3 Aan de bewindspersoon is voorbehouden de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van algemeen verbindende voorschriften.

Artikel 27. : Voorbehouden bevoegdheden secretaris-generaal

Aan de secretaris-generaal zijn de volgende bevoegdheden voorbehouden:

Artikel 28. : Beperkingen mandaatverlening aan diensthoofden en secretarissen van adviesorganen of overlegorganen

  • 1 Onverminderd artikel 22, eerste lid, wordt mandaat betreffende de volgende bevoegdheden bij uitsluiting verleend aan de volgende diensthoofden:

    • a. de directeuren-generaal Bereikbaarheid, Milieu en Internationaal, Ruimte en Water en Rijkswaterstaat en de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport:

      • i. het vaststellen, wijzigen of intrekken van beleidsregels met betrekking tot de gemandateerde bevoegdheid;

      • ii. het nemen van een besluit op een verzoek om informatie, bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;

    • b. de hoofddirecteur Bestuurlijke en Juridische Zaken: de bevoegdheden inzake het behandelen van bezwaarschriften en het vertegenwoordigen van de bewindspersoon in bestuursrechtelijke procedures, bedoeld in artikel 7, zevende lid, onder c en d, met uitzondering van bezwaarschriften en bestuursrechtelijke procedures die verband houden met de taken van de Inspectie Leefomgeving en Transport en het directoraat-generaal Rijkswaterstaat, alsmede de ambtelijke rechtspositie;

    • c. de algemeen directeur Shared Services Organisatie:

      • i. het voeren van de salarisadministratie voor alle onderdelen, genoemd in artikel 2;

      • ii. het vaststellen van ordeningsplannen, archiefcodes, alsmede vernietigingslijsten voor de onderdelen, genoemd in artikel 2, met uitzondering van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de directie Nederlandse emissieautoriteit en het directoraat-generaal Rijkswaterstaat;

      • iii. de zorg voor gebouwgebonden veiligheid, waaronder brandpreventie en bedrijfshulpverlening bij alle gebouwen en vitale objecten van het ministerie, met uitzondering van die gebouwen waarvan het gebouwbeheer onder verantwoordelijkheid staat van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de Inspectie Leefomgeving en Transport en het directoraat-generaal Rijkswaterstaat; en

      • iv. het verrichten van dienstoverstijgende Europese aanbestedingen, met uitzondering van goederen en diensten op het gebied van grond-, weg- en waterbouw; en

    • d. de directeur-generaal Rijkswaterstaat: de inkoop van energie voor gebruik door het ministerie.

  • 2 In afwijking van artikel 23, tweede lid, kan geen ondermandaat worden verleend ten aanzien van de in het eerste lid, onder a, bedoelde bevoegdheden. De vorige zin is niet van toepassing op de directeur-generaal Rijkswaterstaat, voor zover het de in het eerste lid, onder a, sub ii, bedoelde bevoegdheid betreft.

Artikel 29. : Mandaat en ondermandaat beslissen op bezwaar

  • 1 Tenzij anders is bepaald, omvat de verlening van mandaat of ondermandaat mede de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar.

  • 2 In afwijking van het vorige lid mag de beslissing op bezwaar niet in mandaat worden genomen door degene die:

    • a. het besluit waartegen het bezwaar is gericht, heeft genomen; of

    • b. in de hiërarchische verhoudingen ressorteert onder degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, heeft genomen.

Artikel 30. : Volmacht en machtiging

Tenzij anders is bepaald, omvat de verlening van mandaat of ondermandaat mede de verlening van:

  • a. volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen; en

  • b. machtiging om in naam van de bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 31. : Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1 De uitoefening van bevoegdheden die bij of krachtens dit besluit zijn verleend, geschiedt met inachtneming van:

    • a. de door de bewindspersoon, secretaris-generaal, diensthoofden, dienstonderdeelhoofden en secretarissen van de adviesorganen of overlegorganen gegeven algemene of bijzondere instructies;

    • b. de gestelde kaders ten aanzien van inkoop en aanbesteding;

    • c. de van toepassing zijnde begrotingswet en de daarbij gegeven financiële ruimte;

    • d. de toegekende budgetten op basis van het geldende jaarplan;

    • e. het bepaalde bij of krachtens de Comptabiliteitswet 2001 en de aanwijzingen van de hoofddirecteur Financiën, Management en Control op grond van die wet en de daarop berustende regelgeving, waaronder het Besluit taak FEZ;

    • f. het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996; en

    • g. de overige ter zake geldende wet- en regelgeving en beleidsregels.

  • 2 Een functionaris die krachtens overeenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is bij het ministerie, oefent de aan zijn functie verleende bevoegdheden slechts uit wanneer dat voor een goede functievervulling strikt noodzakelijk is en wanneer in de overeenkomst met de functionaris waarborgen voor een goede uitoefening van bevoegdheden zijn opgenomen.

Artikel 32. : Informatieplicht

  • 1 Elke functionaris aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, is verplicht de bewindspersoon en de secretaris-generaal te informeren over zwaarwegende en politiek-bestuurlijk gevoelige omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2 Elke functionaris aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, is verplicht degene die het mandaat heeft verleend te informeren over de gebruikmaking van de gemandateerde bevoegdheden.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bevoegdheden die zijn verleend op basis van volmacht en machtiging.

Artikel 33. : Register

De directeur Bestuursondersteuning houdt een register bij waarin de volgende besluiten zijn opgenomen:

  • a. dit besluit;

  • b. alle krachtens dit besluit genomen besluiten waarbij mandaat, volmacht of machtiging wordt verleend;

  • c. alle door de bewindspersoon genomen besluiten waarbij mandaat, volmacht of machtiging wordt verleend aan niet-ondergeschikten;

  • d. alle besluiten waarbij onderdelen van het ministerie worden ingesteld; en

  • e. alle besluiten tot wijziging of intrekking van de onder a tot en met d genoemde besluiten.

Artikel 34. : Wijze van ondertekening

  • 1 Het in een document vastleggen van een besluit, een privaatrechtelijke rechtshandeling of een andere handeling, dient te geschieden op briefpapier van het ministerie met het hoofd:

    MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU.

  • 2 In geval van mandaat, dan wel ondermandaat, luidt de ondertekening als volgt:

    DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

    namens deze,

    gevolgd door de aanduiding van de gemandateerde functionaris.

  • 3 In geval van volmacht luidt de ondertekening als volgt:

    NAMENS DE STAAT DER NEDERLANDEN

    DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

    namens deze,

    gevolgd door de aanduiding van de gevolmachtigde functionaris.

  • 4 In geval van mandaat, ondermandaat of volmacht voor een aangelegenheid die behoort tot de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, wordt de in het tweede onderscheidenlijk derde lid voorgeschreven vermelding van de minister vervangen door:

    DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU.

  • 5 In geval van ondertekeningsmandaat, bedoeld in artikel 25, wordt vermeld dat het document wordt ondertekend overeenkomstig het door de minister, staatssecretaris, secretaris-generaal of bevoegde functionaris zelf genomen besluit.

  • 6 In geval van plaatsvervanging overeenkomstig dit besluit bevat de ondertekening zowel een aanduiding van de plaatsvervanger als de functionaris die bij afwezigheid of verhindering wordt vervangen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 35. : Intrekking oude besluiten

  • 2 Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011, alsmede de krachtens dat besluit vastgestelde besluiten, op artikel 23, tweede en derde lid.

Artikel 37. : Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 38. : Titel

Dit besluit wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 december 2011

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen