Belastingplan 2012

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 07-11-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Wet van 22 december 2011 houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het voor het jaar 2012 wenselijk is het aantal belastingen in belangrijke mate te verminderen, een aantal onevenwichtigheden in de vennootschapsbelasting weg te nemen, maatregelen te treffen die voortvloeien uit het Regeerakkoord en de woningmarkt een impuls te geven;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.]

Artikel VI

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]

Artikel VII

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.]

Artikel VIII

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel IX

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel XII

  • 1 Een ingevolge artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, zoals dat artikel luidde op 31 december 2011, gevormde herbestedingsreserve wordt bij het begin van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2012 aangemerkt als een bestedingsreserve als bedoeld in genoemd artikel 12 zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2012, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van genoemd artikel 12, zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2012.

  • 2 Voor lichamen die een herbestedingsreserve hebben gevormd als bedoeld in artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat artikel luidde op 31 december 2011, en met ingang van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2012 niet voldoen aan de voorwaarden die artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 stelt ter zake van de vorming van een bestedingsreserve, blijft artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat luidde op 31 december 2011 van toepassing met betrekking tot die herbestedingsreserve.

Artikel XX

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel XXI

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel XXIII

  • 1 De artikelen 76, 76a, 77 en 79 van de Wet op de accijns zoals deze luidden op 31 mei 2012, blijven tot 1 januari 2013 van toepassing voor zover zij betrekking hebben op accijnszegels die vóór 1 juni 2012 zijn aangevraagd.

  • 2 De artikelen 76, 77 en 79 van de Wet op de accijns zoals deze luidden op 31 mei 2012, blijven tot 1 januari 2013 van toepassing voor zover zij betrekking hebben op belastingzegels die vóór 1 juni 2012 zijn aangevraagd.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de overgang van de in de artikelen 76, 76a, 77 en 79 van de Wet op de accijns, zoals deze luidden op 31 mei 2011, neergelegde systematiek, naar de op grond van deze wet met ingang van 1 juni 2012 geldende systematiek.

Artikel XXVI

[Red: Wijzigt de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten.]

Artikel XXVII

[Red: Wijzigt de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten.]

Artikel XXXIV

  • 1 Artikel 1 en hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de op dat hoofdstuk berustende bepalingen, zoals dat artikel, dat hoofdstuk en die bepalingen luidden op 31 december 2012, blijven van toepassing met betrekking tot:

    • a. belastingaanslagen inkomstenbelasting die betrekking hebben op tijdvakken die zijn geëindigd vóór 1 januari 2012;

    • b. belastingaanslagen vennootschapsbelasting die betrekking hebben op tijdvakken die zijn aangevangen vóór 1 januari 2012;

    • c. belastingaanslagen erfbelasting die betrekking hebben op belastingschulden die zijn ontstaan vóór 1 januari 2013;

    • d. naheffingsaanslagen en beschikkingen ter zake van loonbelasting, omzetbelasting, overdrachtsbelasting, belasting van personenauto’s en motorrijwielen, accijns, verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruimtabak en snuiftabak, en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen, die betrekking hebben op belastingschulden die zijn ontstaan in tijdvakken die zijn geëindigd vóór 1 januari 2012.

    In afwijking in zoverre van de eerste volzin blijft de regeling inzake het rentepercentage van de heffingsrente van artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals dat luidde op 31 december 2012, slechts van toepassing ter zake van renteperiodes die zijn gelegen vóór 1 januari 2013. Voor zover een renteperiode is gelegen na 31 december 2012, geldt de regeling inzake het rentepercentage, zoals die regeling luidt met ingang van 1 januari 2013.

  • 2 Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde belastingaanslagen en beschikkingen alsmede teruggaafbeschikkingen op grond van de artikelen 236, 237 en 238 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG 1992, L 302) met betrekking tot uitnodigingen tot betaling met een dagtekening die is gelegen vóór 1 januari 2013, blijven artikel 9, derde lid, artikel 26, achtste lid, hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 en de op dat hoofdstuk berustende bepalingen, zoals die artikelen, dat hoofdstuk en die bepalingen luidden op 31 december 2012, van toepassing met uitzondering van de regeling inzake het rentepercentage van de invorderingsrente van artikel 29 van die wet ter zake van periodes na 31 december 2012. Voor zover een renteperiode is gelegen na 31 december 2012, geldt de regeling inzake het rentepercentage, zoals die regeling luidt met ingang van 1 januari 2013.

  • 3 Met betrekking tot andere belastingaanslagen dan bedoeld in het eerste lid, blijft artikel 29 van de Invorderingswet 1990, zoals dat artikel luidde op 31 december 2012, van toepassing voor zover een renteperiode is gelegen vóór 1 januari 2013.

  • 4 In afwijking van de aanhef van artikel XXVIII gelden de in dat artikel opgenomen wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ook met betrekking tot belastingaanslagen vennootschapsbelasting die worden vastgesteld in het kalenderjaar 2012 en betrekking hebben op tijdvakken die zijn aangevangen op of na 1 januari 2012.

Artikel XXXVIa

[Red: Wijzigt de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kst. 32 450).]

Artikel XXXVIc

  • 2 Bij de aangifte van de afvalstoffenbelasting over het laatste tijdvak van het jaar 2011 wordt artikel 27, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals dit artikel luidde op 31 december 2011, zodanig toegepast dat ook de belasting ter zake van de op 31 december 2011 in de inrichting aanwezige voorraden stoffen, preparaten of voorwerpen die de inrichting, al dan niet na nuttige toepassing, na die datum zullen verlaten in mindering wordt gebracht op de verschuldigde belasting, met dien verstande dat de vermindering niet wordt toegepast ter zake van percolaat of stortgas. Deze toepassing geldt slechts voor zover deze voorraden bestemd zijn om de inrichting met het oog op nuttige toepassing of hergebruik als bedoeld in de Wet milieubeheer of verbranding te verlaten en uit boeken en bescheiden blijkt dat de stoffen, preparaten of voorwerpen niet gestort als bedoeld in de Wet milieubeheer geweest zijn.

  • 3 Bij de aangifte van de afvalstoffenbelasting over het laatste tijdvak van het jaar 2011 wordt de herrekening, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals dit artikel luidde op 31 december 2011, zodanig toegepast dat de afvalstoffenbelasting niet wordt geheven ter zake van de op 31 december 2011 in de inrichting aanwezige voorraden van afvalstoffenstromen waarbij de toepassing van een verhoudingsgetal is toegestaan. Deze toepassing geldt slechts voor zover deze voorraden bestemd zijn om de inrichting met het oog op nuttige toepassing of hergebruik als bedoeld in de Wet milieubeheer of verbranding te verlaten en uit boeken en bescheiden blijkt dat de stoffen, preparaten of voorwerpen niet gestort als bedoeld in de Wet milieubeheer geweest zijn.

  • 5 Voor het op verzoek verlenen van teruggaaf van afvalstoffenbelasting voor zover de door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedragen niet zijn en niet zullen worden ontvangen, blijven artikel 92 van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals dit artikel luidde op 31 december 2011, en de daarop gebaseerde bepalingen van toepassing tot en met 31 december 2014.

Artikel XXXVId

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Wet belastingen op milieugrondslag (beperking emissies kolencentrales) (Kst. 31 362).]

Artikel XXXVIe

[Red: Wijzigt de Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010 (Kst. 32 403).]

Artikel XXXVII

Ingeval de samenloop van wetten die in 2011 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

Artikel XXXVIII

  • 4 Het eerste lid, onderdeel e, vindt geen toepassing indien de fiscale eenheid, bedoeld in dat onderdeel, op enig tijdstip na 31 december 2016 deel is gaan uitmaken van een andere fiscale eenheid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 22 december 2011

Beatrix

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

Uitgegeven de negenentwintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten