Zuivelverordening 2011, Nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 31-12-2011.]
Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 07-11-2024.
Geldend van 31-12-2011 t/m 31-12-2014

Verordening van het Productschap Zuivel van 26 oktober 2011 houdende regels voor het nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk (Zuivelverordening 2011, Nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk)

§ 2. Eisen monsterneming

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Elke door een melkveehouder aan een ontvanger van boerderijmelk te leveren hoeveelheid tankmelk wordt bemonsterd, en wel op een zodanige wijze, dat het daardoor verkregen monster kan worden bestemd voor het verrichten van het kwaliteitsonderzoek.

    De voorzitter kan, gehoord het COKZ, in bijzondere omstandigheden ontheffing van deze bepaling verlenen onder nader te stellen voorwaarden.

  • 2 De monsterneming heeft plaats uit de tank waarin de boerderijmelk wordt bewaard.

  • 3 De monsters boerderijmelk zijn duidelijk gekenmerkt.

  • 4 De chauffeur-monsternemer draagt er zorg voor dat de op de monsters betrekking hebbende bijzonderheden omtrent de naam van de chauffeur-monsternemer, herkomst van de monsters, datum en tijdstip van de bemonstering, het tijdstip van het plaatsen van de monsters in de gekoelde ruimte van de ontvanger van boerderijmelk e.d., tezamen met de nummers van de monsters ordelijk worden geregistreerd.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De monsters boerderijmelk hebben de gemiddelde samenstelling van de leverantie waarvan ze zijn genomen.

    De melkkoeltank is hiertoe voorzien van een intermitterend roerwerk, dat telkens, met een onderbreking van ten hoogste een half uur, de inhoud van de tank ten minste twee minuten roert en dat tevens voldoet aan de eisen neergelegd in NEN-ISO 5708 Melkkoeltanks voor boerderijen.

    De borging van het op een adequate wijze functioneren van het roerwerk vindt plaats door middel van een tankwacht voorzien van een visueel waarneembare alarmfunctie.

  • 2 De chauffeur-monsternemer verifieert voorafgaand aan de monsterneming de tankwacht op het adequaat functioneren van het roerwerk.

  • 3 Wanneer het roerwerk niet aantoonbaar goed heeft gefunctioneerd, zal de melk voorafgaand aan de monsterneming twee minuten worden geroerd.

  • 4 Tankmelk welke de ontvanger van boerderijmelk weigert te ontvangen, behoeft niet te worden bemonsterd.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het nemen van de tankmelkmonsters en het transport van die monsters naar de plaats van de ontvanger van boerderijmelk waar de tankmelk wordt gelost, wordt verzorgd door de chauffeur van de betreffende rijdende melkontvangst.

  • 2 De chauffeur-monsternemer is ter zake kundig en beschikt hiertoe over een verklaring van het COKZ.

  • 3 De chauffeur-monsternemer draagt kennis van een door of namens de ontvanger van boerderijmelk, in wiens opdracht de tankmelk wordt opgehaald, afgegeven schriftelijke instructie omtrent de uitvoering van zijn taak.

    Deze instructie bevat ten minste de in deze verordening vastgelegde bepalingen voor het nemen, transporteren en bewaren van monsters boerderijmelk.

  • 4 Indien de chauffeur-monsternemer in de praktijk de betreffende voorschriften niet met zorg blijkt na te komen, kan het COKZ hem voor verdere monsterneming ongeschikt verklaren.

§ 3. Monsterflessen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ontvanger van boerderijmelk gebruikt alleen monsterflessen die door het melkcontrolestation ter beschikking worden gesteld.

  • 2 De ontvanger van boerderijmelk draagt er zorg voor dat elke monsterfles en de sluiting daarvan die gebruikt wordt voor de monsterneming uit de melkkoeltank schoon, droog en inwendig nagenoeg vrij van kweekbare kiemen is. Na spoelen van de monsterfles met 5 ml gesteriliseerde melk mag het kiemgetal van deze melk 10 kiemen per ml niet overschrijden.

  • 3 De ontvanger van boerderijmelk bewaart de lege monsterflessen na ontvangst ordelijk in een speciaal daarvoor bestemde, niet voor onbevoegden toegankelijke, koele, droge en schone ruimte.

§ 4. Handmatige monsterneming

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien de monsters boerderijmelk handmatig worden genomen, worden de bepalingen in de artikelen 8 en 9 in acht genomen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het handmatig nemen van de monsters tankmelk geschiedt onmiddellijk voorafgaande aan het moment van aflevering van de tankmelk aan de rijdende melkontvangst.

  • 2 De ontvanger van boerderijmelk gebruikt uitsluitend een monsterlepel van roestvast staal, die naadloos is, een ronde bodem heeft of een bodem met afgeronde hoeken, een steel van voldoende lengte en een voor het onderzoek geschikte inhoud.

  • 3 De monsterlepel is goed gereinigd, en wordt tijdens het vervoer bewaard in een houder met water waaraan een desinfectiemiddel is toegevoegd.

    Het bestuur kan bij besluit nadere regels stellen aan het desinfectiemiddel en het gebruik ervan.

    Het desinfectiemiddel wordt permanent op de in het besluit voorgeschreven concentratie gehouden en wordt dagelijks ververst.

  • 4 De monsterneming geschiedt voordat de kraan van de melkkoeltank wordt geopend.

  • 5 De monsterlepel wordt alleen aan de handgreep aangevat.

  • 6 De monsterlepel wordt eerst tweemaal met de melk die wordt bemonsterd, omgespoeld en weer leeggegoten, alvorens 65 ± 5 ml. melk in de monsterfles wordt geschept, die daarna direct wordt afgesloten met de bij de monsterfles behorende dop.

  • 7 De monsterlepel wordt vervolgens met water van drinkwaterkwaliteit goed schoongespoeld, en daarna in de in lid 3, bedoelde houder geplaatst.

  • 8 Tijdens het gebruik wordt de monsterlepel zodanig behandeld, dat hij niet kan worden verontreinigd.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Indien door de grootte van de melkkoeltank niet door middel van een monsterlepel een representatief monster kan worden genomen, wordt het monster genomen door middel van een daarvoor op de melkkoeltank gemonteerde monsternemingskraan.

  • 2 De op de melkkoeltank geplaatste monsternemingskraan moet zodanig zijn gemonteerd dat de monsterneming op een deugdelijke en hygiënische wijze kan plaatsvinden.

  • 3 Voordat monsterneming door middel van monsternemingskraan plaatsvindt, wordt een hoeveelheid van circa 0,5 liter melk via de monsternemingskraan afgetapt ten behoeve van het voorspoelen van de kraan.

  • 4 De monsterfles wordt onder de uitloop van de monsternemingskraan gehouden, waarbij de uitloop van de kraan niet in de monsterfles steekt.

§ 5. Automatische monsternemingsapparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien voor het nemen van monsters boerderijmelk gebruik wordt gemaakt van automatische monsternemingsapparatuur worden de bepalingen in de artikelen 11 en 12 in acht genomen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De door de ontvanger van boerderijmelk te gebruiken automatische monsternemingsapparaten hebben een bedrijfskeuring ondergaan, waarbij een toetsing heeft plaatsgevonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.

  • 2 De in lid 1 bedoelde bedrijfskeuring wordt uitgevoerd door of namens de ontvanger van boerderijmelk. Het keuringsrapport wordt ter beschikking gehouden van de toezichthouder.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het automatische monsternemingsapparaat, inclusief het innametraject van de rijdende melkontvangst vóór het apparaat, veroorzaakt geen verandering in de bemonsterde melk die de resultaten van het onderzoek beïnvloeden. Het apparaat is zodanig vervaardigd dat het herhaalde reiniging en desinfectie kan weerstaan.

  • 2 Alle oppervlakken van het automatische monsternemingsappaat die in contact komen met de bemonsterde melk zijn schoon en glad en zijn vrij van krassen, naden, scheuren en deuken. Alle hoeken zijn afgerond.

  • 3 Het automatische monsternemingsapparaat is zodanig vervaardigd dat geen restmelk achterblijft. Hierbij mag de hoeveelheid melk van een leverantie die terechtkomt in de bemonsterde melk van een volgende leverantie maximaal 0,1% zijn.

  • 4 Het automatische monsternemingsapparaat is vóór de luchtafscheider in het innametraject van de rijdende melkontvangst opgesteld.

  • 5 Het automatische monsternemingsapparaat is in- en uitwendig reinigbaar en goed demonteerbaar. In geval van een gesloten systeem is dit goed reinigbaar.

  • 6 Het automatische monsternemingsapparaat is zodanig gesitueerd in de ontvangstcabine van de rijdende melkontvangst dat geen bevuiling van buiten of bevriezing mogelijk is.

  • 7 Op of bij het automatische monsternemingsapparaat is de minimum in te nemen hoeveelheid melk weergegeven. Indien een leverantie kleiner is dan de minimum in te nemen hoeveelheid, wordt het monster handmatig genomen.

§ 6. Bewaarcondities

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ontvanger van boerderijmelk zorgt ervoor dat de monsters boerderijmelk, nadat ze zijn genomen, direct worden gekoeld en uiterlijk binnen één uur een temperatuur hebben bereikt van ten minste 0,0°C en ten hoogste 4,0°C.

  • 2 De monsters boerderijmelk worden bewaard bij een temperatuur van ten minste 0,0°C en ten hoogste 4,0°C, tot het moment waarop zij in onderzoek worden genomen.

    Onder 'het in onderzoek nemen' wordt in deze verordening verstaan: het moment van registratie van ontvangst van de monsters boerderijmelk door een melkcontrolestation.

  • 3 Monsters boerderijmelk die bestemd zijn voor het onderzoek op kiemgetal, worden bewaard bij ten minste 0,0°C en ten hoogste 4,0°C en binnen 36 uur na monsterneming op kiemgetal in onderzoek genomen.

  • 4 Monsters boerderijmelk die bestemd zijn voor onderzoek op melkvreemde bacteriegroeiremmende stoffen worden, in afwijking van lid 1 en 2, bewaard bij ten hoogste 8,0°C en moeten binnen 96 uur na monsterneming in onderzoek zijn genomen. Voornoemde temperatuurgrens van 8,0°C mag gedurende een periode van maximaal 24 uur tot ten hoogste 20°C worden overschreden.

  • 5 Monsters boerderijmelk die bestemd zijn voor onderzoeken in het kader van de bepaling van de kwaliteit, anders dan genoemd onder lid 3 en 4, worden, in afwijking van lid 1 en 2:

    • a. bewaard bij ten minste 0,0°C en ten hoogste 8,0°C en binnen 36 uur na monsterneming in onderzoek genomen of;

    • b. bewaard bij ten minste 0,0°C en ten hoogste 4,0°C en binnen 96 uur na monsterneming in onderzoek genomen.

  • 6 Monsters boerderijmelk die bestemd zijn voor de bepaling van de samenstelling worden, in afwijking van lid 1 en 2, bewaard bij ten minste 0,0°C en ten hoogste 8,0°C en binnen 96 uur in onderzoek genomen.

  • 7 De monsters worden zo snel mogelijk nadat zij zijn genomen geplaatst in een speciaal daarvoor bestemde, niet voor onbevoegden toegankelijke, schone en gekoelde ruimte.

  • 8 Indien voor de temperatuurcontrole een adequaat systeem met automatische meting en registratie wordt toegepast, worden de in de leden 1 tot en met 6 bedoelde bepalingen betreffende de bewaartemperaturen geacht te zijn nageleefd, indien het voortschrijdend gemiddelde over elke aaneengesloten periode van twee uur, met ten minste vier metingen en registraties per uur, aan de temperatuurcriteria voldoet.

  • 9 Teneinde de bovengenoemde bewaarcondities van de monsters in acht te nemen, bepalen het melkcontrolestation en de ontvanger van boerderijmelk in onderling overleg de tijdstippen waarop de genomen monsters door het melkcontrolestation worden opgehaald respectievelijk in onderzoek worden genomen, met dien verstande dat de monsters zo spoedig mogelijk na aankomst bij de ontvanger van boerderijmelk naar het melkcontrolestation worden vervoerd.

Zoetermeer, 26 oktober 2011

G.A. Koopstra

voorzitter

F. Beekman

secretaris