Garantstellingsregeling curatoren 2012

Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-10-2013.
Geldend van 01-05-2012 t/m heden

Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 27 februari 2012, nr. 5725931/12, houdende regels voor de beoordeling van de gegrondheid van verzoeken van curatoren tot verstrekking van een voorschot en de grenzen waarbinnen zodanige verzoeken kunnen worden toegewezen (Garantstellingsregeling curatoren 2012)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 138, tiende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de minister: de Minister van Veiligheid en Justitie;

  • b. de Recofa: het landelijk overleg van rechters-commissarissen insolventies;

  • c. de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling: de periodiek door de Recofa vastgestelde richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling;

  • d. de Staat: de Staat der Nederlanden.

Artikel 2. Garantstelling

  • 2 Een curator die een verzoek doet als bedoeld in het eerste lid, kan de minister tevens verzoeken om vergoeding van de op dat moment reeds gemaakte kosten voor het opstellen van het verzoek en de kosten die direct zijn gerelateerd aan het instellen van een verhaalsonderzoek of vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Een voorschot wordt verleend in de vorm van een garantstelling ten behoeve van de curator waarbij een speciale rekening-courant wordt geopend bij een door de minister aangewezen kredietinstelling.

  • 4 Een garantstelling wordt verstrekt voor de duur van het faillissement, tenzij deze voortijdig wordt beëindigd.

Artikel 3. Wijze van indienen verzoek

  • 1 De curator maakt voor de indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 2 gebruik van een door de minister vastgestelde vragenlijst. De vragenlijst wordt volledig ingevuld.

  • 2 Het verzoek behoeft goedkeuring van de in het faillissement benoemde rechter-commissaris.

Artikel 4. Overeenkomst

  • 1 Een garantstelling wordt verstrekt op basis van een daartoe strekkende overeenkomst tussen de Staat en de curator.

  • 2 De overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van de garantstelling, daaronder begrepen de afwikkeling daarvan, en bevat de rechten en verplichtingen die de curator en de minister ter nadere uitwerking van deze regeling overeenkomen.

Artikel 5. Verhoging

  • 1 Een curator kan de minister verzoeken om verhoging van het bedrag waarvoor een garantstelling is gegeven. Het verzoek tot verhoging bevat een beschrijving van de stand van zaken op dat moment en een inschatting van de te verwachten kosten.

  • 2 Een verhoging van de garantstelling wordt verstrekt op basis van een door de Staat en de curator ondertekend addendum bij de overeenkomst, bedoeld in artikel 4.

Artikel 6. Voorwaarden

  • 1 Geen garantstelling wordt verstrekt indien:

    • a. het verzoek, bedoeld in artikel 2, een faillissement betreft waarbij de boedel toereikend is voor het instellen van een rechtsvordering dan wel voor het doen van een verhaalsonderzoek of vooronderzoek naar de mogelijkheden daartoe;

    • b. het verzoek, bedoeld in artikel 2, betrekking heeft op het instellen van een rechtsvordering op een andere grond dan genoemd in artikel 2, eerste lid;

    • c. het verzoek, bedoeld in artikel 2, niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen als bedoeld in artikel 3;

    • d. het verzoek, bedoeld in artikel 2, geen beredeneerde schatting bevat van de kosten van de in te stellen rechtsvordering dan wel voor het doen van een verhaalsonderzoek of vooronderzoek naar de mogelijkheden daartoe;

    • e. uit het verzoek blijkt dat het bedrag van de gevraagde garantstelling in geen redelijke verhouding staat tot het redelijkerwijs te verwachten bedrag dat door de inspanningen van de curator kan worden verhaald.

  • 2 Geen verhoging van de garantstelling wordt verstrekt indien uit de bij indiening van het verzoek tot verhoging verstrekte informatie blijkt dat het verzoek niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid, onder a, b, d en e alsmede in artikel 5.

Artikel 7. Vaststelling en gebruik

  • 1 De vaststelling van het bedrag van de garantstelling vindt plaats op grond van de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling.

  • 2 In het bedrag van de garantstelling is begrepen een vergoeding voor de door de curator te besteden tijd en voor zijn verschotten, waaronder de proceskosten waarin hij mogelijk jegens de wederpartij wordt veroordeeld.

  • 3 Onder het bedrag van de garantstelling is tevens begrepen een vergoeding voor de door de curator gemaakte kosten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, mits deze voldoende zijn onderbouwd en verantwoord.

  • 4 Het bedrag van de garantstelling wordt uitsluitend gebruikt om de kosten te dekken van de activiteiten waarop de garantstelling betrekking heeft.

  • 5 Indien de boedel na het verkrijgen van de garantstelling baten verwerft, wendt de curator deze baten eerst aan ter dekking van kosten van activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, alvorens verder gebruik te maken van de beschikbare gelden op de rekening-courant, bedoeld in artikel 2, derde lid.

Artikel 8. Rapportageverplichtingen

  • 1 De curator rapporteert onverwijld over de uitkomsten van het verhaalsonderzoek aan de minister.

  • 2 Gedurende het faillissement rapporteert de curator op de door artikel 73a van de Faillissementswet voorgeschreven momenten aan de minister door middel van het onverwijld toezenden van een kopie van het faillissementsverslag.

  • 3 Onverminderd zijn verplichtingen uit hoofde van het eerste en tweede lid, overlegt de curator desgevraagd nadere gegevens of bewijsstukken met het oog op de besteding van de onder de garantstelling opgenomen gelden en de daarmee gegenereerde opbrengsten voor de boedel.

Artikel 9. Rekening en verantwoording

  • 1 De curator legt binnen vier weken na beëindiging van zijn werkzaamheden in het kader van het faillissement, rekening en verantwoording af aan de minister overeenkomstig een door de minister vastgesteld formulier.

  • 2 Indien de curator aan wie een garantstelling is gegeven, in het faillissement wordt opgevolgd door een andere curator, legt de curator eerst rekening en verantwoording af aan de opvolgend curator zoals voorgeschreven in artikel 73 van de Faillissementswet en stelt de opvolgend curator de minister hiervan in kennis door middel van het onverwijld toezenden van een kopie van de afgelegde rekening en verantwoording. De minister stelt de kredietinstelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, onverwijld in kennis van de opvolging.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt indien de boedel voldoende baten verwerft ter vereffening van een debetsaldo op de rekening-courant, geen rekening en verantwoording afgelegd en kan de curator volstaan met de mededeling aan de minister van de hoogte van de ontvangen opbrengsten.

Artikel 10. Beëindiging van de garantstelling

  • 1 Indien de curator niet voldoet aan de rapportageverplichtingen, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, kan de garantstelling worden beëindigd. De minister stelt de kredietinstelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, onverwijld in kennis van de beëindiging.

  • 2 De curator legt onverwijld na beëindiging van de garantstelling rekening en verantwoording af aan de minister overeenkomstig artikel 9.

  • 3 Beëindiging van de garantstelling vindt niet plaats dan na raadpleging van de in het faillissement benoemde rechter-commissaris.

Artikel 11. Afwikkeling

  • 1 De curator is gehouden na beëindiging van zijn werkzaamheden in het kader van het faillissement, een debetsaldo op de rekening-courant onverwijld aan te zuiveren, tenzij uit de afgelegde rekening en verantwoording op grond van artikel 9, eerste lid, blijkt dat dit bedrag of een gedeelte daarvan aan de curator moet worden kwijtgescholden.

  • 2 De curator is gehouden na beëindiging van de garantstelling door de minister op grond van artikel 10, eerste lid, van een debetsaldo op de rekening-courant aan te zuiveren, tenzij uit de afgelegde rekening en verantwoording op grond van artikel 10, tweede lid, blijkt dat dit bedrag of een gedeelte daarvan aan de curator moet worden kwijtgescholden.

  • 3 Terugvordering van onder de garantstelling verleende gelden op grond van het eerste en tweede lid, kan plaatsvinden voor zover de curator de hem uit hoofde van deze regeling gestelde verplichtingen niet is nagekomen. Terugvordering vindt niet plaats dan na raadpleging van de in het faillissement benoemde rechter-commissaris.

Artikel 12. Overgangsrecht

  • 1 Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling sluiten de Staat en de curator ten aanzien van wie vóór die datum met toepassing van de Garantstellingsregeling curatoren 2005, bij beschikking van de minister, een garantstelling is verstrekt of verlengd welke op die datum nog niet is afgewikkeld, een overeenkomst als bedoeld in artikel 4. Deze overeenkomst treedt in de plaats van de beschikking(en).

  • 2 Toepassing van het eerste lid kan niet leiden tot een wijziging ten nadele van de betrokken curator.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten