2. Maatregel tot aanpassing van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen
[Regeling vervallen per 14-05-2013]
Ik keur, vooruitlopend op aanpassing van de wetgeving met betrekking tot de keuzeregeling
voor buitenlandse belastingplichtigen, het volgende goed.
Goedkeuring
Bij buitenlandse belastingplichtigen van wie het inkomen voor 90% of meer in Nederland
is belast en bij wie op grond van de keuzeregeling de negatieve inkomsten uit de buitenlandse
eigen woning in mindering op het inkomen uit werk en woning zijn gekomen, worden deze
negatieve inkomsten uit eigen woning niet (in enig jaar) teruggenomen.
Deze goedkeuring heeft derhalve betrekking op de toepassing van artikel 3, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (vermindering vanwege keuzerecht), op de toepassing van artikel 2.5, derde lid, Wet IB 2001, als niet langer wordt gekozen voor de keuzeregeling (terugnameregeling) en op de
toepassing van artikel 6 Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (inhaalregeling).
De goedkeuring vindt toepassing op buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn
van een lidstaat van de Europese Unie of van IJsland, Noorwegen en Liechtenstein (EER-staten).
Om de mogelijkheid van dubbele aftrek te voorkomen, geldt de goedkeuring alleen voor
zover de belastingplichtige of zijn fiscale partner in het woonland geen recht heeft
op hypotheekrenteaftrek.
Of is voldaan aan de 90%-eis wordt als volgt vastgesteld. Het verzamelinkomen van
de belastingplichtige, zoals dit blijkt uit de opgave op grond van de keuzeregeling
van artikel 2.5 Wet IB 2001, moet op jaarbasis voor 90% of meer in Nederland zijn belast. In geval van fiscaal
partnerschap, de partner moet dan ook hebben gekozen voor de keuzeregeling, wordt
hierbij uitgegaan van het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige
en zijn partner. Ten overvloede merk ik op dat als de partner niet voor de keuzeregeling
heeft gekozen, de belastingplichtige alleen zijn eigen deel van de hypotheekrenteaftrek
kan opvoeren.
Bij het bepalen van de 90%-grens worden de inkomsten en aftrek die samenhangen met
de eigen woning uit de breuk geëlimineerd. Dit om te voorkomen dat dit inkomen de
beoordeling van de 90%-grens beïnvloedt. Teller en noemer zijn dan als volgt:
Teller = inkomen ingevolge artikel 7.1 Wet IB 2001 voor zover dat aan Nederland ter heffing is toegewezen, verminderd met de negatieve
uitgaven voor inkomensvoorzieningen en de negatieve persoonsgebonden aftrek.
Noemer = verzamelinkomen ingevolge artikel 2.18 Wet IB 2001, verminderd met de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, de negatieve persoonsgebonden
aftrek en de belastbare inkomsten uit eigen woning, en vermeerderd met de negatieve
belastbare inkomsten uit eigen woning, de uitgaven voor inkomensvoorzieningen, de
persoonsgebonden aftrek en de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld, zoals
berekend vanwege de keuze voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige. Voor
het bepalen van de noemer moet bij het belastbare inkomen uit sparen en beleggen worden
afgezien van het in mindering brengen van het heffingvrij vermogen.