Regeling geluid milieubeheer

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 11-10-2016 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 12 juni 2012, nr. IENM/BSK-2012/30838, houdende vaststelling van regels inzake geluidproductieplafonds voor wegen en spoorwegen, geluidsbelastingkaarten en actieplannen (Regeling geluid milieubeheer)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189) en de artikelen 11.1, 11.5, 11.9, vierde lid, 11.22, vijfde lid, 11.25, achtste lid, 11.30, vijfde lid, 11.33, zevende lid, onderdeel c, 11.51, tweede lid, en 11.56, vijfde lid, van de Wet milieubeheer en de artikelen 21, 22, 23, tweede lid, 27 en 31, vierde en vijfde lid, van het Besluit geluid milieubeheer;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • afschermende objecten: ter verbetering van de kwaliteit van het milieu direct langs een weg of spoorweg geplaatste wallen en schermen;

  • besluit: Besluit geluid milieubeheer;

  • bronregisterlijn: lijn die betrekking heeft op een gedeelte van een weg of spoorweg en die bij bepaling van de geluidproductie volgens de in bijlage V bij het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 beschreven regels wordt gebruikt als rijlijn of bronlijn als bedoeld in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012;

  • emissietraject: gedeelte van een spoorweg waarop de geluidemissie constant kan worden verondersteld;

  • etmaalperiode: gedeelte van een etmaal, waarover het equivalent geluidsniveau wordt bepaald;

  • plafondcorrectiewaarde: getal waarmee de geluidemissie wordt vermeerderd met betrekking tot een daarbij aangegeven gedeelte van een weg of spoorweg ten behoeve van het bepalen van de geluidproductie dan wel de geluidsbelasting;

  • rekeneenheid: locomotief, treinstel, rijtuig of wagen, indien deze deel uitmaakt van het spoorvoertuigtype;

  • spoorvoertuigtype: verzameling spoorvoertuigen die technisch en uiterlijk dezelfde kenmerken hebben;

  • wet: Wet milieubeheer.

§ 2. Brongegevens

Artikel 2

  • 1 Als brongegevens als bedoeld in artikel 11.1 van de wet worden met betrekking tot een weg aangewezen:

    • a. het aantal motorvoertuigen van een categorie motorvoertuigen als bedoeld in het tweede lid, dat jaarlijks per uur, gemiddeld over een etmaalperiode, passeert;

    • b. voor het betreffende wegvak representatief te achten gemiddelde snelheid per categorie motorvoertuigen als bedoeld in het tweede lid;

    • c. de bronregisterlijnen van de weg, vastgelegd in x-, y- en z-coördinaten;

    • d. het type wegdek per bronregisterlijn;

    • e. de afmetingen en ligging van afschermende objecten vastgelegd in x-, y- en z-coördinaten;

    • f. de mate van absorptie van afschermende objecten;

    • g. de breedte van de weg;

    • h. de plafondcorrectiewaarde.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid worden de volgende categorieën motorvoertuigen onderscheiden:

    • a. categorie lv (lichte motorvoertuigen): motorvoertuigen op drie of meer wielen, niet zijnde motorvoertuigen in categorie mv en categorie zv;

    • b. categorie mv (middelzware motorvoertuigen): gelede en ongelede autobussen, alsmede andere motorvoertuigen die ongeleed zijn en voorzien van een enkele achteras waarop vier banden zijn gemonteerd;

    • c. categorie zv (zware motorvoertuigen): gelede motorvoertuigen, alsmede motorvoertuigen die zijn voorzien van een dubbele achteras, met uitzondering van autobussen.

Artikel 3

Als brongegevens als bedoeld in artikel 11.1 van de wet worden met betrekking tot een spoorweg aangewezen:

  • a. het aantal rekeneenheden van een spoorvoertuigtype als bedoeld in hoofdstuk 1 van bijlage IV bij het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 dat jaarlijks per uur, gemiddeld over een etmaalperiode, op een bepaald emissietraject passeert;

  • b. de voor het betreffende emissietraject, per etmaalperiode, representatief te achten snelheid per spoorvoertuigtype als bedoeld in hoofdstuk 1 van bijlage IV bij het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 met onderscheid naar stoppende en doorgaande treinen;

  • c. de bronregisterlijnen van de spoorweg, vastgelegd in x-, y- en z-coördinaten;

  • d. de spoorstaafruwheid, bepaald overeenkomstig bijlage IV bij het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012;

  • e. de bovenbouwconstructie per spoor van de spoorweg;

  • f. de aanwezigheid van een wissel;

  • g. de afmetingen en ligging van afschermende objecten vastgelegd in x-, y- en z-coördinaten;

  • h. de plafondcorrectiewaarde.

§ 3. Agglomeraties, geluidsbelastingkaarten en actieplannen

Artikel 4

Als agglomeratie als bedoeld in artikel 11.5 van de wet worden aangewezen:

  • a. de agglomeratie Amsterdam/Haarlem, omvattende de gemeenten:

    Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Diemen, Haarlem, Haarlemmermeer, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemskerk, Heemstede, Ouder-Amstel, Uithoorn, Velsen, Zaanstad, Zandvoort;

  • b. de agglomeratie Den Haag/Leiden, omvattende de gemeenten:

    Delft, Den Haag, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Oegstgeest, Pijnacker-Nootdorp, Rijnsburg, Rijswijk, Valkenburg, Voorschoten, Wassenaar, Westland, Zoetermeer;

  • c. de agglomeratie Eindhoven, omvattende de gemeenten:

    Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Veldhoven;

  • d. de agglomeratie Heerlen/Kerkrade, omvattende de gemeenten:

    Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Voerendaal;

  • e. de agglomeratie Rotterdam/Dordrecht, omvattende de gemeenten:

    Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Maassluis, Papendrecht, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Sliedrecht, Spijkenisse, Vlaardingen, Zwijndrecht;

  • f. de agglomeratie Utrecht, omvattende de gemeenten:

    Houten, Maarssen, Nieuwegein, Utrecht, IJsselstein;

  • g. de agglomeratie Alkmaar, omvattende de gemeenten:

    Alkmaar, Bergen, Heiloo, Heerhugowaard, Langedijk;

  • h. de agglomeratie Enschede, omvattende de gemeenten:

    Almelo, Enschede, Hengelo;

  • i. de agglomeratie Gouda, omvattende de gemeenten:

    Alphen aan de Rijn, Boskoop, Gouda, Waddinxveen;

  • j. de agglomeratie Hilversum, omvattende de gemeenten;

    Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Naarden, Weesp;

  • k. Almere;

  • l. Amersfoort;

  • m. Apeldoorn;

  • n. Arnhem;

  • o. Breda;

  • p. Den Bosch;

  • q. Groningen;

  • r. Maastricht;

  • s. Nijmegen;

  • t. Tilburg;

  • u. Zwolle.

Artikel 5

De geluidsbelastingkaarten die de Minister ter beschikking worden gesteld bestaan uit de tabellen, bedoeld in de artikelen 10 en 13 van het besluit.

Artikel 6

Voor de toepassing van hoofdstuk 3 van het besluit wordt het aantal bewoners van woningen bepaald door het aantal woningen te vermenigvuldigen met 2,2.

Artikel 7

De in artikel 8, eerste lid, van het besluit bedoelde geografische kaarten bevatten een legenda waarin wordt verklaard hoe de informatie op die kaarten is weergegeven.

Artikel 8

  • 3 De te verstrekken ruimtelijk georiënteerde inlichtingen en gegevens zijn gebaseerd op het rijksdriehoekcoördinatenstelsel.

Artikel 9

Het percentage bewoners van woningen per geluidsbelastingklasse dat door een of meer geluidsbronnen wordt gehinderd of ernstig gehinderd dan wel van wie daardoor de slaap wordt verstoord, wordt bepaald door middel van de desbetreffende in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen dosis-effectrelatie.

§ 4. Geluidbeperkende maatregelen en doelmatigheidscriterium

Artikel 10

  • 1 Als geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 11.1, eerste lid, van de wet worden aangewezen de maatregelen, bedoeld in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage 3 bij deze regeling, indien en voor zover deze maatregelen worden toegepast onder de in die tabellen genoemde randvoorwaarden.

Artikel 11

  • 2 De maatregelpunten, bedoeld in het eerste lid, omvatten het totaal van de maatregelpunten van bestaande en nieuw te treffen geluidbeperkende maatregelen, ten opzichte van een weg of spoorweg in de situatie zonder maatregelen.

  • 3 Bij het toepassen van tabel 2 van bijlage 3 bij deze regeling wordt de hoogte van een afschermend object bepaald ten opzichte van de bovenkant van het spoor of de kantstreep van de weg aan de zijde van het afschermend object.

  • 4 In afwijking van het tweede lid worden bij toepassing van artikel 11.56 van de wet maatregelpunten van een bronmaatregel die feitelijk is gerealiseerd of waartoe is besloten door de minister of de beheerder met het oog op naleving van de geluidproductieplafonds, maar die niet is opgenomen in het geluidregister, niet meegenomen.

§ 5. Geluidregister

Artikel 12

Het geluidregister, bedoeld in artikel 11.25 van de wet, bevat naast de in het derde lid van dat artikel genoemde gegevens, mede:

  • a. de ligging van de referentiepunten vastgelegd door middel van rijksdriehoekcoördinaten;

  • b. een aanduiding of de sanering van de betreffende weg of spoorweg is afgerond.

Artikel 13

De Minister voor Infrastructuur en Milieu draagt zorg voor een openbaar toegankelijk geluidregister.

Artikel 14

  • 1 De Minister voor Infrastructuur en Milieu draagt zorg voor een kwaliteitsplan voor het geluidregister.

  • 2 Een kwaliteitsplan als bedoeld in het eerste lid bevat ten minste een beschrijving van de procedures voor:

    • a. het actualiseren van de gegevens in het geluidregister;

    • b. de vindbaarheid van de gegevens in het geluidregister;

    • c. het binnen redelijke termijn reageren op verzoeken met betrekking tot het geluidregister of de daarin opgenomen gegevens;

    • d. het corrigeren van gegevens in het geluidregister, niet zijnde brongegevens als bedoeld in artikel 11.1 van de wet of gegevens die van invloed zijn op de hoogte van de geluidproductieplafonds, die kennelijk foutief zijn overgenomen uit de aan het geluidregister ten grondslag liggende documenten of bestanden.

§ 6. Cumulatie

Artikel 15

Als categorieën van geluidsbronnen als bedoeld in artikel 11.30, vijfde lid, van de wet worden aangewezen:

Artikel 16

Een onderzoek naar de effecten van samenloop als bedoeld in artikel 11.33, zevende lid, onderdeel c, van de wet kan in elk geval achterwege blijven indien:

  • a. de geluidsbelasting als gevolg van vaststelling van het geluidproductieplafond vanwege de weg of spoorweg onder de waarde, bedoeld in artikel 11.30, eerste lid, van de wet blijft,

  • b. de geluidsbelasting als gevolg van wijziging van het geluidproductieplafond vanwege de weg of spoorweg onder de waarde, bedoeld in artikel 11.30, tweede lid, van de wet blijft, of

  • c. de geluidsbelasting vanwege de andere geluidsbron de voorkeurswaarde niet overschrijdt.

Deze regeling zal met de bijlagen en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma

Bijlage 1. bij artikel 8 van de Regeling geluid milieubeheer

Deel A

Door burgemeester en wethouders aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, gedeputeerde staten of een bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie op hun verzoek te verschaffen gegevens en inlichtingen:

  • ligging van woningen en andere geluidsgevoelige objecten als bedoeld in het besluit, met uitzondering van de geluidsgevoelige objecten, bedoeld in artikel 2, onderdelen g en i, van het besluit, binnen de begrenzing zoals aangegeven door de verzoekende instantie;

  • ligging van objecten in het gebied tussen bron en immissiepunt die van belang zijn voor de bepaling van de geluidsbelasting en de geluidsbelasting Lnight;

  • ligging van stille gebieden.

Deel B

Door de Minister van Infrastructuur en Milieu, gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders aan de betrokken burgemeester en wethouders of een bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie op hun verzoek te verschaffen gegevens en inlichtingen:

Wegverkeerslawaai:

  • de verkeersintensiteit van de onderscheidene categorieën motorvoertuigen, zoals die, in het voor de geluidsbelasting bepalende jaar, gemiddeld over een representatief tijdvak optreedt;

  • per onderscheidende categorie: de verdeling over de verschillende rijstroken van het betrokken weggedeelte;

  • de voor het betrokken weggedeelte representatief te achten gemiddelde snelheid van de onderscheidene categorieën motorvoertuigen;

  • het wegdektype per rijstrook van het betrokken weggedeelte;

  • wegligging vastgelegd in x-, y-, en z-coördinaten;

  • breedte van de weg;

  • de afmeting en ligging van afschermende objecten vastgelegd in x-, y-, en z-coördinaten;

  • de mate van absorptie van afschermende objecten.

Spoorweglawaai:

  • de verkeersintensiteit van de onderscheidene spoorvoertuigtypen, zoals die, in het voor de geluidsbelasting bepalende jaar, gemiddeld over een representatief tijdvak optreedt;

  • de representatief te achten snelheid van de onderscheidene spoorvoertuigtypen met onderscheid naar stoppende en doorgaande treinen;

  • de specifieke geluidemissies van de onderscheidene spoorvoertuigtypen;

  • de bronhoogten die representatief te achten zijn voor de betrokken spoorvoertuigtypen;

  • de mogelijke extra geluidemissie die optreedt bij het remmen van de betrokken spoorvoertuigtypen;

  • de voor het betreffende emissietraject karakteristieke baangesteldheid;

  • de wijze van spoorstaafoplegging;

  • baanligging vastgelegd in x-, y-, en z-coördinaten;

  • de afmeting en ligging van afschermende objecten vastgelegd in x-, y-, en z-coördinaten.

Industrielawaai:

Onderstaande gegevens dienen uitsluitend te worden verstrekt door het bevoegd gezag indien de desbetreffende bron een geluidsbelasting van 55 dB of meer dan wel 50 dB Lnight of meer ter plaatse van een woning veroorzaakt.

Gezoneerd industrieterrein:

  • de waarde van de geluidsbelasting zoals deze hoort bij de vastgestelde zone rond het industrieterrein;

  • de ligging van de vastgestelde zone.

Individuele inrichting:

Luchtvaartlawaai:

Door de Minister van Infrastructuur en Milieu op verzoek aan burgemeester en wethouders te verstrekken gegevens:

  • de ligging van een luchthaven;

  • de waarde(n) van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

  • de ligging van de punten buiten de luchthaven waar de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is vastgesteld.

Bijlage 2. bij artikel 9 van de Regeling geluid milieubeheer

Dosis-effectrelaties voor industrielawaai

Geluidsbelastingklasse (Lden)

Gehinderden per 100 bewoners

Ernstig gehinderden per 100 bewoners

55–59 dB

26

11

60–64 dB

35

17

65 dB of hoger

40

24

Geluidsbelastingklasse (Lnight)

Slaapgestoorden per 100 bewoners

50–54 dB

7

55–59 dB

10

60–64 dB

13

64–69 dB

18

70 dB of hoger

20

Dosis-effectrelaties voor verkeerslawaai

Geluidsbelastingklasse (Lden)

Gehinderden per 100 bewoners

Ernstig gehinderden per 100 bewoners

55–59 dB

21

8

60–64 dB

30

13

65–69 dB

41

20

70–74 dB

54

30

75 dB of hoger

61

37

Geluidsbelastingklasse (Lnight)

Slaapgestoorden per 100 bewoners

50–54 dB

7

55–59 dB

10

60–64 dB

13

64–69 dB

18

70 dB of hoger

20

Dosis-effectrelaties voor spoorweglawaai

Geluidsbelastingklasse (Lden)

Gehinderden per 100 bewoners

Ernstig gehinderden per 100 bewoners

55–59 dB

12

3

60–64 dB

19

6

65–69 dB

28

11

70–74 dB

40

18

75 dB of hoger

47

23

Geluidsbelastingklasse (Lnight)

Slaapgestoorden per 100 bewoners

50–54 dB

3

55–59 dB

5

60–64 dB

6

64–69 dB

8

70 dB of hoger

10

Bijlage 3. bij de artikelen 10 en 11 van de Regeling geluid milieubeheer

In deze bijlage wordt verstaan onder D: de lengte van het deel van de loodlijn vanuit een geluidsgevoelig object naar een weg, respectievelijk een spoorweg, dat eindigt op de dichtstbijzijnde rand van de wegdekverharding, respectievelijk de dichtstbijzijnde spoorstaaf.

Tabel 1 Bronmaatregelen, de randvoorwaarden en de maatregelpunten

Omschrijving bronmaatregel

Randvoorwaarden

Maatregelpunten

Weg

Wegdek:

2-laags Zeer Open Asfalt Beton

– Voldoende verkeersintensiteit.

– Geen wringend of remmend verkeer.

– Snelheid meer dan 70 km per uur.

22 per 10 m2

Wegdek:

Dunne deklaag

– Niet op kruisingen of rotondes.

9 per 10 m2

Spoorweg

Raildemper

– Niet tegen wissels of voegen.

– Bij houten dwarsliggers indien instemming is verkregen van de beheerder.

– De afstand waarover raildempers worden aangelegd is ten minste 50 meter per spoor.

– Onverminderd het derde gedachtestreepje is de afstand per spoor waarover raildempers worden aangelegd ten minste twee maal D, berekend vanuit het in het cluster, waarvoor de raildempers worden overwogen, gelegen geluidsgevoelige object dat het dichtst bij een spoorstaaf ligt. Van deze eis kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– In afwijking van het vierde gedachtestreepje is bij toepassing van artikel 11.56 van de wet de afstand per spoor waarover raildempers worden aangelegd zodanig dat:

  • 1°. voor elk saneringsobject in het cluster waarvoor de raildempers worden overwogen, de loodlijn die van het saneringsobject naar de spoorweg loopt het gedeelte van de spoorweg met de raildempers doorsnijdt, en

  • 2°. deze voor ten minste driekwart van alle saneringsobjecten in het cluster waarvoor de raildempers worden overwogen, gelijk is aan de afstand twee maal D, waarbij de onder 1° bedoelde loodlijn laatstgenoemde afstand in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze eisen kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

29 per meter enkel spoor

Tabel 2 Overdrachtsmaatregelen, de randvoorwaarden en de maatregelpunten

Omschrijving overdrachtsmaatregel

Randvoorwaarden

Maatregelpunten

Weg

Geluidscherm

- Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de lengte van een geluidscherm zodanig dat dit geluidscherm ten minste:

1. voor elk saneringsobject in het cluster waarvoor de aanleg van het geluidscherm wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsobject naar de weg loopt, doorsnijdt, en

2. voor driekwart van alle saneringsobjecten in dat cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte vier maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze eisen kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de hoogte van het geluidscherm ten minste 2 meter en ten hoogste 8 meter.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet in een situatie waarbij een bestaand geluidscherm of een bestaande geluidwal wordt vervangen:

1. is het nieuwe geluidscherm ten minste 3 meter hoger dan het bestaande geluidscherm of de bestaande geluidwal, en

2. staan, in vergelijking met een geluidscherm dat 1 meter lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor het nieuwe geluidscherm in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van dat scherm.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

1 m

2 m

3 m

4 m

5 m

6 m

7 m

8 m

elke m hoogte boven 8 m

53

93

133

173

212

251

289

327

44

Geluidwal

– Ruimtebeslag.

– Grondgesteldheid.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de lengte van de geluidwal zodanig dat deze geluidwal ten minste:

1. voor elk saneringsobject in het cluster waarvoor de aanleg van de geluidwal wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsobject naar de weg loopt, doorsnijdt, en

2. voor driekwart van alle saneringsobjecten in dat cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte vier maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze eisen kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de hoogte van de geluidwal ten minste 2 meter en ten hoogste 8 meter.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet in een situatie waarbij een bestaand geluidscherm of een bestaande geluidwal wordt vervangen:

1. is de nieuwe geluidwal ten minste 3 meter hoger dan het bestaande geluidscherm of de bestaande geluidwal, en

2. staan, in vergelijking met een geluidwal die 1 meter lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor de nieuwe geluidwal in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van die geluidwal.

Gelijk aan het aantal maatregelpunten van een geluidscherm

Middenbermscherm

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de lengte van een middenbermscherm zodanig dat dit middenbermscherm ten minste:

1. voor elk saneringsobject in het cluster waarvoor de aanleg van het middenbermscherm wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsobject naar de weg loopt, doorsnijdt, en

2. voor driekwart van alle saneringsobjecten in dat cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte vier maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze eisen kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de hoogte van het middenbermscherm ten minste 2 meter en ten hoogste 8 meter.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet in een situatie waarbij een bestaand middenbermscherm wordt vervangen:

1. is het nieuwe middenbermscherm ten minste 3 meter hoger dan het bestaande middenbermscherm, en

2. staan, in vergelijking met een middenbermscherm dat 1 meter lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor het nieuwe middenbermscherm in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van dat middenbermscherm.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

1 m

2 m

3 m

4 m

5 m

6 m

7 m

8 m

64

112

160

207

254

301

347

392

Schermtop (T-top)

– Op bestaand scherm passend.

– Passend in het profiel.

Per strekkende meter:

44

Spoorweg

Geluidscherm

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de lengte van een geluidscherm zodanig dat dit geluidscherm ten minste:

1. voor elk saneringsobject in het cluster waarvoor de aanleg van het geluidscherm wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsobject naar de spoorweg loopt, doorsnijdt, en

2. voor driekwart van alle saneringsobjecten in dat cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte twee maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze eisen kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de hoogte van het geluidscherm ten hoogste 5 meter.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet in een situatie waarbij een bestaand geluidscherm of een bestaande geluidwal wordt vervangen:

1. is het nieuwe geluidscherm ten minste 2 meter hoger dan het bestaande geluidscherm of de bestaande geluidwal, en

2. staan, in vergelijking met een geluidscherm dat 1 meter lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor het nieuwe geluidscherm in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van dat geluidscherm.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

1 m

1,5 m

2 m

3 m

4 m

5 m

6 m

7 m

8 m

elke m hoogte boven 8 m

83

87

92

122

148

173

198

223

248

25

Geluidwal

– Ruimtebeslag.

– Grondgesteldheid.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de lengte van een geluidwal zodanig dat deze geluidwal ten minste:

1. voor elk saneringsobject in het cluster waarvoor de aanleg van de geluidwal wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsobject naar de spoorweg loopt, doorsnijdt, en

2. voor driekwart van alle saneringsobjecten in dat cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte twee maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze eisen kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de hoogte van de geluidwal ten hoogste 5 meter.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet in een situatie waarbij een bestaand geluidscherm of een bestaande geluidwal wordt vervangen:

1. is de nieuwe geluidwal ten minste 2 meter hoger dan het bestaande geluidscherm of de bestaande geluidwal, en

2. staan, in vergelijking met een geluidwal die 1 meter lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor de nieuwe geluidwal in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van die geluidwal.

Gelijk aan het aantal maatregelpunten van een geluidscherm

Scherm tussen sporen

– Niet bij wissels.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de lengte van een geluidscherm tussen sporen zodanig dat dit scherm ten minste:

1. voor elk saneringsobject in het cluster waarvoor de aanleg van het geluidscherm tussen sporen wordt overwogen, de loodlijn die van het saneringsobject naar de spoorweg loopt, doorsnijdt, en

2. voor driekwart van alle saneringsobjecten in dat cluster een lengte heeft die gelijk is aan de lengte twee maal D, waarbij voornoemde loodlijn laatstgenoemde lengte in twee gelijke delen verdeelt.

Van deze eisen kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet is de hoogte van het scherm tussen sporen ten hoogste 5 meter.

– Bij toepassing van artikel 11.56 van de wet in een situatie waarbij een bestaand scherm tussen sporen wordt vervangen:

1. is het nieuwe scherm tussen sporen ten minste 2 meter hoger dan het bestaande scherm, en

2. staan, in vergelijking met een scherm tussen sporen dat 1 meter lager zou zijn, de extra maatregelpunten voor het nieuwe scherm tussen sporen in redelijke verhouding tot de extra geluidreductie van dat scherm tussen sporen.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

1 m

1,5 m

2 m

3 m

4 m

5 m

83

87

92

122

148

173

Tabel 3 Overige geluidbeperkende maatregelen

Omschrijving maatregel

Voorwaarden

Aanpassen en vervangen van een spoorbrug

Niet van toepassing.