Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie

[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2016 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 23-12-2015 t/m 31-12-2017

Tijdelijke Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 juni 2012, nr. 2012-0000243995, DCB/CZW/SB houdende regels met betrekking tot de overstap van een substantieel bezwarende functie bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie en bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar een niet substantieel bezwarende functie (Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 60 het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Onverminderd het bepaalde in artikel 3a is deze regeling van toepassing op de ambtenaar die aangesteld is in een substantieel bezwarende functie bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie bij de inrichtingen van de dienst Justitiële Inrichtingen, niet zijnde herplaatsingkandidaat als bedoeld in artikel 49d van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of verplichte VWNW-kandidaat.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Het bevoegd gezag kan met de ambtenaar die tussen de tien en twaalf dienstjaren heeft in een substantieel bezwarende functie loopbaanafspraken gericht op de overstap naar een andere functie maken. Het bevoegd gezag kan hierbij aan de ambtenaar één van de volgende arrangementen toekennen:

  • a. de ambtenaar volgt een opleiding en wordt ondersteuning geboden bij de invulling en uitvoering van de overstap naar een andere functie met behoud van de salarisschaal of met een aanvulling van het inkomen, of

  • b. de ambtenaar volgt een opleiding gericht op de overstap naar een andere functie en ontvangt een loopbaanpremie waarop de in verband met de studie gemaakte scholingskosten in mindering worden gebracht, of

  • c. de ambtenaar ontvangt een loopbaanpremie.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Het bevoegd gezag verstrekt op verzoek aan de ambtenaar die tot het moment dat hij is aangewezen als verplichte VWNW-kandidaat aangesteld was in een substantieel bezwarende functie bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie binnen de inrichtingen van de dienst Justitiële Inrichtingen, het arrangement genoemd in artikel 3, onderdeel c, als aan hem in de eerste zes maanden als verplichte VWNW-kandidaat eervol ontslag wordt verleend op grond van artikel 94 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Indien aan de ambtenaar het arrangement, bedoeld in artikel 3, onder a, wordt toegekend, wordt een door de ambtenaar en het bevoegd gezag ondertekend mobiliteitsplan opgesteld, gericht op de overstap naar een andere functie.

  • 2 In het mobiliteitsplan kunnen onder meer de eigen kwaliteiten, ontwikkelpunten, reële loopbaanwensen en het volgen van relevante scholing worden opgenomen.

  • 6 De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, heeft bij de vervulling van vacatures binnen de sector Rijk een voorrangspositie op andere kandidaten.

  • 7 Voor de intensieve begeleiding van de ambtenaar worden, indien nodig, alle mogelijke mobiliteitsinstrumenten ingezet.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De ambtenaar, aan wie het arrangement, bedoeld in artikel 3, onder a, is toegekend, behoudt bij de aanstelling in een andere functie binnen de sector Rijk waarvoor een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan de voor hem geldende salarisschaal in de substantieel bezwarende functie, laatstgenoemde salarisschaal.

  • 3 Het bevoegd gezag kent de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, bij aanvaarding van een lager gewaardeerde andere functie buiten de sector Rijk, gedurende een periode van vijf jaar een maandelijkse aanvulling op zijn inkomen toe.

  • 4 De berekeningsbasis van de aanvulling, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen:

    • a. de som van het laatstelijk in de substantieel bezwarende functie genoten salaris, de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering en de toelagen, bedoeld in hoofdstuk III van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, en

    • b. het volledige inkomen uit de dienstbetrekking buiten de sector Rijk. De aanvulling bedraagt niet meer dan 30% van de som van de onder a bedoelde aanspraken.

  • 5 Indien de toelagen, bedoeld in het vierde lid, onder a, een variabel karakter dragen, moet voor de toelagen worden gerekend met het bedrag waarop de ambtenaar gemiddeld aanspraak heeft gehad in de laatste drie kalendermaanden voorafgaand aan het aanvaarden van de andere functie buiten de sector Rijk.

  • 6 Het inkomen uit de dienstbetrekking buiten de sector Rijk wordt eenmalig vastgesteld. Indien de arbeidsduurfactor uit de dienstbetrekking buiten de sector Rijk een andere is dan die als ambtenaar, wordt de som van de aanspraken, bedoeld in het vierde lid, onder a, omgerekend naar de arbeidsduurfactor in de dienstbetrekking buiten de sector Rijk.

  • 7 De aanvulling wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt het eerste jaar 100%, het tweede jaar 80%, het derde jaar 60%, het vierde jaar 40% en het vijfde jaar 20% van de berekeningsbasis.

  • 8 De ambtenaar is verplicht binnen een maand na afloop van elke periode van twaalf maanden waarin de aanvulling is genoten, een inkomensverklaring over te leggen aan het bevoegd gezag.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Indien aan de ambtenaar het arrangement, bedoeld in artikel 3, onder b, wordt toegekend, wordt een door de ambtenaar en het bevoegd gezag ondertekend mobiliteitsplan opgesteld, waarbij wordt afgesproken dat de ambtenaar een opleiding gericht op de overstap naar een andere functie gaat volgen.

  • 4 De loopbaanpremie, verminderd met de in verband met de studie gemaakte scholingskosten, wordt verstrekt onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Indien aan de ambtenaar het arrangement, bedoeld in artikel 3, onder b of c wordt toegekend, wordt hem een loopbaanpremie toegekend.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Als berekeningsbasis voor de loopbaanpremie geldt de som van:

    • a. het twaalfvoud van het laatstelijk in de substantieel bezwarende functie genoten salaris,

    • b. de vakantie-uitkering,

    • c. de eindejaarsuitkering, en

    • d. de genoten toelagen, met uitzondering van de toegewezen afbouwtoelage onregelmatige dienst, bedoeld in artikel 18 van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, indien de ambtenaar in dienst blijft van de sector Rijk.

  • 3 De loopbaanpremie van de ambtenaar bedraagt 8% van de berekeningsbasis per vol dienstjaar vanaf het moment van indiensttreding in de substantieel bezwarende functie en bedraagt ten hoogste 100% van die berekeningsbasis. Bij een onderbroken periode geldt het moment van indiensttreding in de laatst vervulde substantieel bezwarende functie.

  • 4 Als de loopbaanpremie wordt opgenomen binnen een periode van twaalf tot en met zeventien dienstjaren die de ambtenaar aaneengesloten aangesteld is geweest in een substantieel bezwarende functie wordt bovenop de loopbaanpremie een bonus verstrekt van 50% van de berekeningsbasis.

  • 5 De loopbaanpremie en de bonus kunnen eenmalig ter beschikking worden gesteld of in jaarlijkse termijnen met een maximum van vijf jaren.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling werkt terug tot en met 1 januari 2009 en vervalt met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W.E. Spies