Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES 2012

Geraadpleegd op 12-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017 en zichtdatum 09-11-2024.
Geldend van 17-07-2012 t/m heden

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 juli 2012, nr. AV/AR/2012/9243 tot vervanging van de Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES (Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES 2012)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 6 van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Instelling, werkwijze en vergoeding ontslagadviescommissie

Artikel 2.1. Instelling

Er is een ontslagadviescommissie beëindiging arbeidsovereenkomsten BES voor:

  • a. Bonaire; en

  • b. Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2.2. Benoeming en termijn

  • 1 De minister benoemt, schorst en ontslaat de leden en plaatsvervangende leden van een ontslagadviescommissie.

  • 2 De benoeming geschiedt voor de duur van ten hoogste vier jaar.

  • 3 Een aftredend lid is terstond herbenoembaar.

Artikel 2.3. Onafhankelijkheid

  • 1 Leden van een ontslagadviescommissie adviseren onafhankelijk en zonder last of ruggespraak. Om dit te waarborgen verstrekken leden van een ontslagadviescommissie aan de minister gegevens over hun hoofd- en nevenfuncties.

  • 2 Een lid van een ontslagadviescommissie adviseert niet in een zaak waarbij hij op enigerlei wijze betrokken is of is geweest.

Artikel 2.4. Vergoeding

  • 1 Aan leden van een ontslagadviescommissie wordt ten laste van de minister een door hem vast te stellen vergoeding toegekend.

  • 2 Om aanspraak te kunnen maken op de vergoeding, ondertekenen de leden van een ontslagadviescommissie per bijgewoonde vergadering een presentielijst.

Artikel 2.5. Secretariaat

  • 1 De voorzitter wordt bijgestaan door een secretaris.

  • 2 De secretaris wordt door de minister aangewezen.

Artikel 2.6. Vernietiging afschriften dossiers

Na behandeling in een ontslagadviescommissie van een verzoek worden de aan de leden toegezonden afschriften van de dossiers betreffende het verzoek bij de secretaris ingeleverd en door hem vernietigd.

Artikel 2.7. Vergaderingen

  • 1 De voorzitter bepaalt de plaats en het tijdstip van een vergadering van de ontslagadviescommissie. Hij stelt de agenda vast en leidt de vergadering.

  • 2 In een vergadering kunnen geen adviezen worden uitgebracht, indien niet ten minste één lid-vertegenwoordiger van de werknemers en één lid-vertegenwoordiger van de werkgevers aanwezig zijn.

  • 3 Indien het in het tweede lid vermelde minimum aantal leden niet ter vergadering verschijnt, roept de voorzitter op korte termijn een nieuwe vergadering bijeen met dezelfde agenda, in welke vergadering adviezen kunnen worden vastgesteld ongeacht het aantal aanwezige leden.

  • 4 Alle uit te brengen adviezen worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 5 Wanneer een ontslagadviescommissie niet tot een eenstemmig advies komt, worden de verschillende standpunten aan de minister medegedeeld voor zover de leden van de ontslagadviescommissie daarom verzoeken.

Paragraaf 3. Procedure

Artikel 3.1. Mogelijkheid voor werkgever tot aanvulling informatie

Indien de door de werkgever bij het verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek, heeft de werkgever de gelegenheid het verzoek binnen acht dagen na mededeling hiervan door de minister aan te vullen. Deze termijn kan door de minister worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.

Artikel 3.2. Verzoek werkgever tot beëindiging arbeidsovereenkomst

  • 1 Na ontvangst van een verzoek doet de minister de werknemer hiervan onder vermelding van de ontvangstdatum van het verzoek schriftelijk mededeling en stelt hij de werknemer in de gelegenheid om binnen vijf dagen na deze mededeling mondeling of schriftelijk verweer te voeren.

  • 2 Indien de werknemer mondeling verweer voert, wordt het verweer door de minister in een door de werknemer ondertekend stuk neergelegd.

  • 3 Na ontvangst van het verweer kan de minister achtereenvolgens de werkgever en de werknemer in de gelegenheid stellen binnen drie dagen hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 4 De in het eerste en derde lid voor de werkgever en werknemer gestelde termijnen kunnen door de minister worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.

  • 5 Indien de werkgever of de werknemer bezwaren heeft tegen het ter kennis brengen van vertrouwelijke gegevens aan de wederpartij, worden deze gegevens niet in beschouwing genomen bij de beoordeling van het verzoek en per omgaande teruggezonden.

Artikel 3.3. Zienswijze werkgever en werknemer na advies

Indien door een controlerende geneeskundige als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet ziekteverzekering BES of als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet ongevallenverzekering BES een advies is uitgebracht in verband met de toepassing van artikel 6.2, kan de minister de werkgever en de werknemer in de gelegenheid stellen binnen twee weken hun zienswijze op dat advies naar voren te brengen.

Artikel 3.4. Verzending verzoek aan ontslagadviescommissie

Na ontvangst van het in artikel 3.2, eerste lid, bedoelde verweer van de werknemer dan wel nadat de werkgever en werknemer hun zienswijze krachtens artikel 3.2, derde lid, naar voren hebben gebracht, zendt de minister zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 28 dagen een afschrift van het verzoek om toestemming en van de daarop betrekking hebbende gegevens en bescheiden, waaronder een verslag van het in artikel 3.2, eerste lid, bedoelde verweer, voor advies aan de ontslagadviescommissie.

Artikel 3.5. Kennisgeving collectief ontslag

Indien een kennisgeving als bedoeld in artikel 5 van de wet is gedaan, zendt de minister de daarop betrekking hebbende stukken alsmede het afvloeiingsplan, bedoeld in dat artikel, uiterlijk binnen twintig dagen na ontvangst van het afvloeiingsplan aan de ontslagadviescommissie.

Artikel 3.6. Uitbrenging advies door ontslagadviescommissie

  • 1 De ontslagadviescommissie brengt binnen tien dagen na ontvangst van de stukken, bedoeld in artikel 3.4, aan de minister een schriftelijk en met redenen omkleed advies uit over het verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

  • 2 Indien niet binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, advies kan worden uitgebracht, geeft de voorzitter van de betrokken ontslagadviescommissie dat schriftelijk, onder opgave van redenen, tijdig te kennen aan de minister.

Artikel 3.7. Termijn en voorwaarden toestemming

  • 1 Indien de minister toestemming voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verleent, bepaalt hij daarbij gedurende welke termijn de toestemming geldt. Deze termijn, welke begint te lopen vanaf de bekendmaking van de toestemming, wordt op ten hoogste acht weken gesteld.

  • 2 Behoudens de in artikel 5.7 genoemde voorwaarde kunnen aan de beslissing inzake het verlenen van toestemming geen voorwaarden worden verbonden.

Paragraaf 4. Toetsing ontslag

Artikel 4.1. Redelijkheid ontslag

  • 1 De minister beoordeelt of het voorgenomen ontslag redelijk is.

  • 2 Hij neemt daarbij de mogelijkheden en belangen van de betrokken werkgever en werknemer in aanmerking en andere belangen voor zover de navolgende regels dit inhouden.

  • 3 De werkgever verstrekt aan de minister de gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een voorgenomen ontslag.

Paragraaf 5. Ontslag wegens bedrijfseconomische redenen

Artikel 5.1. Ontslag wegens bedrijfseconomische redenen

  • 1 In geval van redenen van bedrijfseconomische aard maakt de werkgever aannemelijk dat op grond hiervan een of meer arbeidsplaatsen dienen te vervallen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. het verzoek om toestemming voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst verband houdt met en volgt op een kennisgeving als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet; en

    • b. bij het verzoek om toestemming een akkoord tussen de werkgever en de betreffende vakorganisatie(s) is gevoegd waaruit blijkt dat de door de werkgever aangevoerde redenen leiden tot het vervallen van het door de werkgever voorgestelde aantal arbeidsplaatsen.

  • 3 De minister verleent toestemming voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de daarbij betrokken werknemers met inachtneming van de artikelen 5.2 tot en met 5.7.

Artikel 5.2. Selectiecriterium bij individueel ontslag

Bij het vervallen van meer dan een arbeidsplaats, zonder dat sprake is van een collectief ontslag als bedoeld in artikel 5 van de wet, geldt dat binnen een categorie van uitwisselbare functies bij een bedrijfsvestiging, de werknemer met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag wordt voorgedragen.

Artikel 5.3. Selectiecriteria bij collectief ontslag

  • 1 Ingeval van een collectief ontslag als bedoeld in artikel 5 van de wet geldt dat voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen uitwisselbare functies betreft, per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies van de betreffende bedrijfsvestiging, de werknemers met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag worden voorgedragen.

  • 2 Het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking wordt gebracht, komt voor zover mogelijk voor en na ontslag overeen met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de betreffende categorie uitwisselbare functies.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde leeftijdsgroepen zijn de groepen van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en van 55 jaar en ouder.

Artikel 5.4. Afwijkingsmogelijkheid selectiecriteria op verzoek werkgever

De werkgever kan van de in artikel 5.2 of 5.3 omschreven selectiecriteria afwijken, indien:

  • a. bij een individueel of collectief ontslag sprake is van een duidelijk aantoonbaar en aanmerkelijk verschil in kwalitatieve geschiktheid voor de functie tussen de werknemer die voor ontslag in aanmerking komt op grond van artikel 5.2 of 5.3 en een andere werknemer die door de werkgever in plaats van die werknemer wordt voorgedragen;

  • b. bij een individueel ontslag toepassing van het in artikel 5.2 omschreven beginsel zou leiden tot een onevenwichtige leeftijdsopbouw binnen het bedrijf van de werkgever; of

  • c. er andere redenen zijn waardoor toepassing van de in de aanhef genoemde selectiecriteria voor het functioneren van de bedrijfsvestiging te bezwaarlijk zijn.

Artikel 5.5. Afwijkingsmogelijkheid selectiecriteria in het belang van werknemer

De minister kan ten aanzien van een werknemer die overeenkomstig de artikelen 5.2, 5.3 of 5.4 voor ontslag in aanmerking komt toestemming weigeren, indien deze werknemer een zwakke arbeidsmarktpositie heeft, en dit niet het geval is met de werknemer die alsdan voor ontslag in aanmerking komt.

Artikel 5.6. Bescherming werknemers met arbeidshandicap

Artikel 5.7. Voorwaarde bij beëindiging wegens bedrijfseconomische redenen

Indien de minister toestemming voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen verleent, kan hij aan zijn toestemming de voorwaarde verbinden dat de werkgever binnen 26 weken na de bekendmaking van die toestemming geen werknemer in dienst zal nemen voor het verrichten van werkzaamheden van dezelfde aard, dan nadat hij degene voor wie de toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt verleend, in de gelegenheid heeft gesteld zijn vroegere werkzaamheden op de bij de werkgever gebruikelijke voorwaarden te hervatten.

Artikel 5.8. Melding collectief ontslag

  • 1 De werkgever doet bij de kennisgeving van zijn voornemen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, opgave van de overwegingen die tot het daar bedoelde voornemen hebben geleid.

  • 2 De werkgever doet bij de meldingen voorts zo nauwkeurig mogelijk opgave van:

    • a. het aantal werknemers wier arbeidsovereenkomsten hij voornemens is te doen eindigen, met een onderverdeling naar beroep of functie, leeftijd, geslacht en anciënniteit;

    • b. het tijdstip of de tijdstippen waarop hij de arbeidsovereenkomsten volgens zijn voornemen zal doen eindigen;

    • c. het resultaat van het overleg met de vakorganisatie indien de betrokken werknemers vertegenwoordigd worden door een vakorganisatie; en

    • d. maatregelen die de werkgever heeft genomen ter verzachting van de gevolgen van het ontslag van de betrokken werknemers.

Paragraaf 6. Beëindiging wegens andere dan bedrijfseconomische redenen

Artikel 6.1. Beëindiging wegens ongeschiktheid en andere redenen

  • 1 Indien de werkgever als grond voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanvoert dat de werknemer in onvoldoende mate aan de gestelde functie-eisen voldoet en daarom ongeschikt is voor zijn functie, wordt de toestemming verleend indien:

    • a. de werkgever deze ongeschiktheid aannemelijk heeft gemaakt;

    • b. is vastgesteld dat deze ongeschiktheid niet voortvloeit uit ziekte of gebreken van de werknemer;

    • c. de werkgever voldoende contact met de werknemer heeft gehad teneinde te trachten verbetering teweeg te brengen in diens functioneren, en

    • d. aannemelijk is dat het disfunctioneren van de werknemer niet toe te schrijven is aan onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden van de zijde van de werkgever.

  • 2 Indien de werkgever als grond voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanvoert dat de werknemer de bedongen arbeid niet wil verrichten met een beroep op ernstig gewetensbezwaar, wordt de toestemming voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verleend indien de werkgever redelijkerwijs geen mogelijkheid heeft om de werknemer een aangepaste dan wel andere functie aan te bieden.

  • 3 Indien de werkgever verwijtbaar handelen of nalaten van de zijde van de werknemer als grond voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanvoert, wordt de toestemming voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst verleend, indien door de werkgever aannemelijk is gemaakt dat deze grond terecht is aangevoerd, en indien, gelet op dat handelen of nalaten, van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

  • 4 Indien de werkgever als grond voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanvoert, dat de relatie tussen de werknemer en de werkgever ernstig en duurzaam is verstoord, wordt de toestemming op die grond verleend indien door de werkgever aannemelijk is gemaakt dat van zodanige verstoring inderdaad sprake is, en dat herstel van de relatie, al dan niet door middel van overplaatsing van de werknemer binnen de onderneming, niet mogelijk is.

  • 5 Indien de werkgever als grond voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanvoert dat de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd op grond van de Wet Algemene ouderdomsverzekering BES heeft bereikt dan wel ouder is, wordt de toestemming verleend, tenzij:

    • a. de werknemer over onvoldoende middelen en mogelijkheden beschikt om na beëindiging van de arbeidsovereenkomst op sociaal aanvaardbare wijze in zijn onderhoud en dat van zijn eventuele gezin te voorzien, én

    • b. de werknemer kan aantonen dat hij zowel geestelijk als lichamelijk nog in staat is de bedongen arbeid te verrichten.

Artikel 6.2. Beëindiging wegens ziekte of gebreken

Indien de werkgever als grond voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanvoert dat de werknemer tengevolge van ziekte of gebreken gedurende ten minste een jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest dan wel regelmatig heeft verzuimd wegens arbeidsongeschiktheid en niet meer of in onvoldoende mate in staat is aan de gestelde functie-eisen te voldoen, wordt de toestemming voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst verleend indien de werkgever:

  • a. deze ongeschiktheid aannemelijk heeft gemaakt en aannemelijk is dat binnen dertien weken geen herstel zal optreden, en

  • b. aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet de mogelijkheid heeft de werknemer binnen dertien weken, indien nodig door middel van scholing, te herplaatsen in een aangepaste dan wel andere functie binnen de onderneming, welke voor die werknemer als passend kan worden beschouwd.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 juli 2012

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp