Wet van 12 juli 2012 tot implementatie van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van
de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse
erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende
maatregelen zijn opgelegd, met het oog op tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie
(PbEU L 327), van kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27
november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op
vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden
en alternatieve straffen (PbEU L 337) en van kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad
van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ,
kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en
kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen,
tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen
gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PbEU
L 81) (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke
sancties)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van kaderbesluit 2008/909/JBZ
van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het
beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of
tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op tenuitvoerlegging
ervan in de Europese Unie (PbEU L 327), van kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad
van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van
de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het
toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (PbEU L 337) en van kaderbesluit
2009/299/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 tot wijziging van
kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit
2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten
van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning
op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens
het proces (PbEU L 81) noodzaakt tot het stellen van regels voor de wederzijdse erkenning
en tenuitvoerlegging van strafvonnissen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze: