Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016

[Regeling vervallen per 01-01-2018.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 14-08-2012 en zichtdatum 28-02-2013.
Geldend van 14-08-2012 t/m 27-02-2013

Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Besluit:

Paragraaf 1. : Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Artikel 1.1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bestuur: het bestuur van de stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • Fonds voor Cultuurparticipatie: de stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • provincies: de provincies exclusief de provincie Zuid-Holland maar met inbegrip van de RAS-regio’s afkomstig uit die provincie zoals opgenomen in bijlage bij deze regeling;

  • gemeenten: de gemeenten zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

  • RAS-regio: indeling door de provincie Zuid-Holland van gemeenten in negen regio’s met het oog op de gezamenlijke Regionale Agenda Samenwerking;

  • Cultuureducatie: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen binnen het leergebied Kunstzinnige oriëntatie;

  • kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie: zoals vastgesteld in het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO;

  • doorgaande leerlijn: de uitwerking per leerjaar van wat een kind aan het eind van het primair onderwijs moet kennen en kunnen. Deze uitwerking is gebaseerd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en geeft daarnaast zicht op de plaats van cultuur binnen andere vakken, de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en de aansluiting tussen binnenschools en buitenschools leren;

  • beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs: programma geïnitieerd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bedoeld om de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs door middel van een landelijk samenhangende aanpak te borgen;

  • monitoring: het door middel van periodieke peilingen zicht houden op zowel de uitvoering als op tussentijdse resultaten van de regeling;

  • evaluatie: het door middel van wetenschappelijk verantwoord onderzoek of door raadpleging van betrokkenen en deskundigen, al dan niet met gebruikmaking van monitorgegevens, tot een weloverwogen oordeel komen over de doeltreffendheid van de activiteiten die in het kader van deze regeling worden gesubsidieerd;

  • centrale aanvrager: een culturele instelling die voor zichzelf, of in samenwerking met een aantal andere culturele instellingen, een plan indient. De centrale aanvrager is in die hoedanigheid degene met wie het Fonds voor Cultuurparticipatie de subsidierelatie aangaat en daardoor volledig verantwoordelijk voor de naleving van de subsidieverplichtingen en voor de financiële en inhoudelijke subsidieverantwoording.

Artikel 1.2. Doel

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Het bestuur kan meerjarige stimuleringssubsidies verstrekken voor activiteiten op het gebied van cultuureducatie die bijdragen aan het realiseren van één of meerdere van de vier hoofddoelen van het beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs zoals nader uitgewerkt in artikel 3.2 van deze regeling.

Artikel 1.3. Subsidieperiode

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaar.

Artikel 1.4. Beschikbare subsidiebedragen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de periode 2013–2016 heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van stimuleringsubsidies voor cultuureducatie als bedoeld in paragraaf 3 van deze regeling: € 9.664.897.

  • 2 Voor aanvragen uit provincies en gemeenten is voor de periode 2013–2016 het volgende matchingsbedrag per jaar beschikbaar:

    • a) per provincie een bedrag van € 0,55 per inwoner van de provincie, met aftrek van de inwoners waarvoor gemeenten reeds een bijdrage ontvangen;

    • b) per gemeente een bedrag van € 0,55 per inwoner van de gemeente, met uitzondering van de gemeenten genoemd onder sub c;

    • c) voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Maastricht, Arnhem, Enschede, Almere en Groningen een bedrag van € 0,79 per inwoner van de gemeente.

  • 3 Het aantal inwoners van een provincie of gemeente wordt voor de volledige looptijd van de regeling vastgesteld op basis van de CBS-gegevens per 1 januari 2012.

  • 4 Een besluit tot het verhogen of verlagen van het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, wordt genomen op basis van wijzigingen in de Rijksbegroting en wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 4943, datum inwerkingtreding 28-02-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-08-2012.

1 Voor de periode 2013–2016 heeft het Fonds voor Cultuurparticipatie per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van stimuleringsubsidies voor cultuureducatie als bedoeld in paragraaf 3 van deze regeling: € 9.901.856.

Artikel 1.5. Weigeringsgronden

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Subsidie wordt in ieder geval geweigerd, indien voor de activiteiten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt aangevraagd, aan de centrale aanvrager of een betrokken culturele instelling uit dezelfde gemeente of provincie vierjaarlijkse instellingssubsidie is verleend op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid, zoals die luidt na inwerkingtreding van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2013–2016. Wel kunnen activiteiten van een instelling die voornoemde subsidie ontvangt in het plan worden opgevoerd voor zover deze activiteiten aanvullend zijn op de activiteiten die zijn opgenomen in de aanvraag onder de Regeling op het specifiek cultuurbeleid, zoals die luidt na inwerkingtreding van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2013–2016.

  • 2 Het bestuur kan subsidie weigeren:

    • a) als door de betreffende gemeente of provincie geen intentieverklaring is afgegeven aan het Ministerie van OCW voor deelname aan deze regeling;

    • b) als de aanvraag niet vergezeld gaat van een correcte adhesieverklaring als bedoeld in artikel 2.3;

    • c) als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • d) als de centrale aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • e) als de centrale aanvrager niet voldoet aan de voor de betreffende instelling gebruikelijke normen met betrekking tot good governance op het terrein van goed bestuur, adequaat toezicht en transparante verantwoording;

    • f) als meer dan 10% van de begrote activiteitslasten blijkens de aanvraag bestemd is voor activiteiten die plaatsvinden binnen of gericht zijn op het voortgezet onderwijs dan wel voor buitenschoolse activiteiten;

    • g) als meer dan 7% van de begrote totale lasten van de activiteit blijkens de aanvraag bestemd is voor coördinerende administratief-technische werkzaamheden;

    • h) als er in de aanvraag een beargumenteerde relatie met het doel van de Regeling prestatiebox primair onderwijs ontbreekt of als deze niet aannemelijk is;

    • i) als de aanvraag geen uitsluitsel biedt over de mate waarin scholen inhoudelijk en financieel betrokken zijn doordat een belangstellingsregistratie van scholen ontbreekt en in het plan de financiële inzet van de scholen evenmin wordt toegelicht.

Artikel 1.6. Beperking

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Instellingen die op basis van deze regeling subsidie ontvangen, kunnen voor de activiteiten waarop die subsidie betrekking heeft, in de periode waarop die subsidie betrekking heeft, geen aanspraak maken op subsidie voor deze activiteiten op basis van andere deelregelingen van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 1.7. Fusie

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Als er sprake is of zal zijn van een juridische fusie tussen twee of meer instellingen wordt bij het bepalen of de aanvraag voldoet aan het bepaalde in deze regeling uitgegaan van het totaal van de individuele prestaties.

  • 2 Aan de subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot de termijn waarbinnen het in de aanvraag opgenomen voornemen tot fusie gerealiseerd moet zijn.

Paragraaf 2. : Procedure

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Artikel 2.1. Aanvraagformulier

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in paragraaf 3 van deze regeling wordt in beginsel digitaal ingediend via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie met behulp van een door het bestuur opgesteld formulier voor de betreffende periode.

  • 2 Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Fonds voor Cultuurparticipatie en vergezeld gaat van de gevraagde bijlagen zoals op het formulier gemeld.

Artikel 2.2. Indiening aanvraag en herkansingsronde

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Aanvragen voor deze tenderregeling dienen uiterlijk 14 december 2012 voor 17:00 uur te zijn ontvangen.

  • 2 Voor aanvragers die niet gehonoreerd zijn bestaat de mogelijkheid om, zolang het subsidieplafond nog niet is bereikt, voor 31 mei 2013 voor 17:00 uur een aangepast plan in te dienen waarin de opmerkingen van het bestuur zijn verwerkt.

Artikel 2.3. Adhesieverklaring

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Bij de aanvraag dient een door de verantwoordelijk wethouder of gedeputeerde ondertekende adhesieverklaring van de desbetreffende gemeente of provincie te worden gevoegd. Hierin wordt:

  • a) verklaard dat het bij het Fonds voor Cultuurparticipatie aangevraagde bedrag door de gemeente of provincie voor 100% gematcht zal worden, eventueel in samenwerking met andere subsidiepartners;

  • b) toegelicht welke financiële bijdrage de betrokken gemeenten en provincies ieder afzonderlijk leveren aan een aanvraag waarin er samenwerking plaatsvindt tussen culturele instellingen afkomstig uit verschillende gemeenten of provincies en hoe dit past binnen het budget dat voor elk van de gemeenten of provincies afzonderlijk binnen deze regeling beschikbaar is;

  • c) toegelicht wie de centrale aanvrager is waaraan de subsidie zal worden toegekend;

  • d) verklaard dat het geld, waarmee de gemeente of provincie de aanvraag matcht, niet afkomstig is uit de onderwijsbekostiging die scholen van het rijk ontvangen en evenmin afkomstig is uit de middelen die verbonden zijn aan de Impuls brede scholen, sport en cultuur;

  • e) toegelicht hoe de aanvraag past binnen de lokale of provinciale beleidsprioriteiten ter zake;

  • f) toegelicht hoe de aanvraag samenhangt met eventuele andere aanvragen uit dezelfde gemeente of provincie;

  • g) aangegeven of er sprake is van een omstandigheid zoals bedoeld in artikel 3.3 lid 2 van deze regeling.

Artikel 2.4. Hoogte en subsidiebron

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Het totaal van de aan het Fonds voor Cultuurparticipatie en de gemeente of provincie gevraagde subsidie bedraagt ten minste € 90.000 per jaar.

  • 2 De subsidie van het Fonds voor Cultuurparticipatie bedraagt nooit meer dan 100% van de bijdrage afkomstig van gemeente of provincie.

  • 3 Het door gemeente of provincie gematchte bedrag mag niet afkomstig zijn uit de onderwijsbekostiging die scholen van het rijk ontvangen. Evenmin kunnen de middelen die verbonden zijn aan de Impuls brede scholen, sport en cultuur als matching worden opgevoerd.

  • 4 Het door gemeente of provincie te matchen bedrag mag, met in achtneming van in lid 3 bepaalde, mede gefinancierd worden door andere partners.

Artikel 2.5. Besluit

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Het bestuur informeert de aanvrager uiterlijk 1 maart 2013 schriftelijk over zijn besluit op de aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.2. lid 1.

Paragraaf 3. : Cultuureducatie

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Artikel 3.1. Wie kan aanvragen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Een aanvraag kan worden gedaan door een instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk en met een culturele doelstelling.

Artikel 3.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Een aanvraag voor meerjarige subsidie kan worden ingediend voor het organiseren van een of meer van de volgende doeleinden:

  • activiteiten gericht op de ontwikkeling, de verdieping en de vernieuwing van het curriculum voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie teneinde doorgaande leerlijnen te realiseren door scholen die zich daarmee willen onderscheiden;

  • activiteiten die bijdragen aan de vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten inclusief vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatie. Het gaat hierbij zowel om pedagogisch-didactische vaardigheden als ook om vaardigheden in de verschillende kunstdisciplines en kennis over het cultureel erfgoed;

  • activiteiten gericht op het versterken van de relatie van de school met de lokale culturele en sociale omgeving ten behoeve van de kunstzinnige en culturele ontwikkeling van leerlingen.

    Het gaat om duurzame en intensieve samenwerking;

  • activiteiten die bijdragen aan het ontwikkelen en toepassen van een instrumentarium voor het beoordelen van de culturele ontwikkeling van leerlingen. Hierbij wordt de leeropbrengst centraal gesteld en een duidelijke relatie gelegd met de kerndoelen op het gebied van kunstzinnige oriëntatie binnen het primair onderwijs.

Artikel 3.3. Drempelnorm

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De centrale aanvrager dient te kunnen aantonen dat hij in 2009, 2010 en 2011 subsidie heeft ontvangen van de lokale overheid.

  • 2 Een centrale aanvrager die de drempelnorm uit het eerste lid niet haalt, kan desondanks wel een aanvraag indienen, wanneer deze:

    • a. voortkomt uit een fusie van instellingen die voordien structureel gesubsidieerd werden; of,

    • b. beschikt over een adhesieverklaring van de betrokken lokale overheid waarin deze uitdrukkelijk het vertrouwen in het duurzame potentieel van de aanvrager uitspreekt.

  • 3 Een centrale aanvrager zendt jaarrekeningen over de jaren 2009, 2010 en 2011 mee bij de aanvraag, tenzij deze al in het bezit zijn van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 3.4. Beoordeling

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Aanvragen die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen worden ter advies voorgelegd aan het bureau van het Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 3.5. Criteria

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. de kwaliteit van de aanvraag in relatie tot de doeleinden van deze regeling;

    • b. de gerichtheid op verankering van cultuureducatie in het primair onderwijs; en

    • c. de mate van afstemming en samenwerking tussen het culturele veld en het onderwijs.

  • 2 Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag op alle in het vorige lid genoemde criteria positief beoordeeld zijn.

Artikel 3.6. Toekenning

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Het Fonds voor Cultuurparticipatie kent de subsidie toe aan de centrale aanvrager.

  • 2 De centrale aanvrager geeft de ontvangen subsidie, overeenkomstig de in de aanvraag aangegeven verdeelwijze, door aan de overige bij de aanvraag betrokken culturele instellingen.

Paragraaf 4. : Verplichtingen en verantwoording

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Artikel 4.1. Aan de subsidie verbonden verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b. niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c. er aanzienlijke artistieke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht tot evaluatie en monitoring van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt als bedoeld in artikel 5.1.

  • 3 De centrale aanvrager is eindverantwoordelijk voor correcte naleving van het bepaalde als bedoeld in lid 1 en lid 2.

Artikel 4.2. Verantwoording

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 juni een verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar teneinde het Fonds voor Cultuurparticipatie in staat te stellen om te beoordelen of de toegekende middelen rechtmatig zijn besteed.

  • 2 De verantwoording omvat een inhoudelijk en een financieel deel. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een overzicht van verrichte activiteiten per onderdeel van het ingediende plan. Wanneer de uitvoering afwijkt van het plan, dient dat te worden toegelicht.

  • 4 Het bestuur kan nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording stellen.

  • 5 De subsidieontvanger werkt mee dan wel draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden door een door het bestuur aan te wijzen partij. De daaraan voor de subsidieontvanger verbonden kosten komen voor zijn rekening.

  • 6 De centrale aanvrager is eindverantwoordelijk voor het in de voorgaande artikelleden bepaalde over de subsidieverantwoording. Zulks met inbegrip van de projectonderdelen die niet door de organisatie van de centrale aanvrager zelf zijn uitgevoerd.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 4943, datum inwerkingtreding 28-02-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-08-2012.

4 Uit de financiële verantwoording blijkt het bedrag waarvoor de subsidieontvanger door provincie of gemeente wordt gematcht. In geval van indirecte matching dient tevens een verklaring te worden bijgevoegd van de betrokken gemeente of provincie over op welke wijze aan de matching is voldaan en welke activiteiten in het kader van deze regeling met de indirecte matchingsgelden worden uitgevoerd.

5 Het bestuur kan nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording stellen.

6 De subsidieontvanger werkt mee dan wel draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden door een door het bestuur aan te wijzen partij. De daaraan voor de subsidieontvanger verbonden kosten komen voor zijn rekening.

7 De centrale aanvrager is eindverantwoordelijk voor het in de voorgaande artikelleden bepaalde over de subsidieverantwoording. Zulks met inbegrip van de projectonderdelen die niet door de organisatie van de centrale aanvrager zelf zijn uitgevoerd.

Artikel 4.3. Vaststelling subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Het bestuur stelt de subsidie vast na ontvangst van de complete verantwoording over de subsidieperiode.

  • 2 Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en is voldaan aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen stelt het bestuur de subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Paragraaf 5. : Monitoring en Evaluatie

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Artikel 5.1. Monitoring en evaluatie

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 De monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling worden ontwikkeld en uitgevoerd geschiedt enerzijds via een individueel traject waarbij de centrale aanvrager uitvoering geeft aan het bepaalde in artikel 4.1 lid 2 en anderzijds via een landelijk traject dat door het Fonds voor Cultuurparticipatie wordt geïnitieerd in overleg met de betrokken gemeenten, provincies en het Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst.

  • 2 De centrale aanvrager reserveert op de begroting minimaal 2% van de totale activiteitslasten voor monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling verricht worden.

  • 3 De centrale aanvrager zet in het plan uiteen op welke wijze hij uitvoering geeft aan het individuele monitoring en evaluatietraject.

  • 4 Binnen het individuele monitoring en evaluatietraject geeft de centrale aanvrager tevens uitvoering aan een tussentijdse evaluatie van de uitgevoerde activiteiten door deze ultimo 2014, in overleg met de betrokken gemeente of provincie, te verrichten. De inzichten die hiermee verkregen worden zullen, waar nodig, benut worden voor het tussentijds aanscherpen van de activiteiten zoals die voor de periode 2015–2016 gepland staan.

Paragraaf 6. : Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Artikel 6.1. Begrotingsvoorbehoud

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6.3. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,

namens dit:

J.J.K. Knol

directeur / voorzitter van het bestuur.

Bijlage 1a. : Deelnemende gemeenten en provincies, bedragen in euro’s per jaar

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
 

Matchingsbedragen 2013–2016

Noord-Brabant

€ 897.410

Breda

€ 97.079

Eindhoven

€ 171.610

Helmond

€ 48.839

‘s Hertogenbosch

€ 78.021

Tilburg

€ 114.131

Drenthe

€ 210.013

Emmen

€ 59.871

Flevoland

€ 111.273

Almere

€ 152.589

Friesland

€ 303.577

Leeuwarden

€ 52.427

Gelderland

€ 786.416

Apeldoorn

€ 86.307

Arnhem

€ 117.889

Ede

€ 59.799

Nijmegen

€ 90.849

Groningen

€ 213.269

Groningen

€ 152.458

Limburg

€ 395.166

Heerlen

€ 48.946

Maastricht

€ 95.630

Sittard-Geleen

€ 51.974

Noord-Holland

€ 759.562

Alkmaar

€ 51.822

Amsterdam

€ 623.535

Haarlem

€ 83.519

Haarlemmermeer

€ 79.136

Zaanstad

€ 81.510

Overijssel

€ 373.130

Deventer

€ 54.267

Enschede

€ 124.892

Hengelo

€ 44.504

Zwolle

€ 66.817

Utrecht

€ 424.922

Amersfoort

€ 81.527

Utrecht

€ 249.766

Zuid-Holland (totaal RAS-regio's)

€ 769.953

Delft

€ 54.273

Dordrecht

€ 65.384

Leiden

€ 65.310

Rotterdam

€ 486.590

‘s Gravenhage

€ 395.828

Westland

€ 56.085

Zoetermeer

€ 67.272

Zeeland

€ 209.750

TOTAAL

€ 9.664.897

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 4943, datum inwerkingtreding 28-02-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-08-2012.

Bijlage 1b. : Deelnemende ras-gemeenten, bedragen in euro’s per jaar

[Regeling vervallen per 01-01-2018]

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

RAS-regio's Zuid-Holland

Matchingsbedragen 2013–2016

Alblasserwaard-Vijfheerenlanden

€ 71.748

Graafstroom

€ 5.387

Giessenlanden

€ 7.979

Hardinxveld-Giessendam

€ 9.708

Gorinchem

€ 19.300

Leerdam

€ 11.365

Zederik

€ 7.389

Liesveld

€ 5.385

Nieuw-Lekkerland

€ 5.235

Midden-Holland

€ 122.939

Gouda

€ 39.177

Bodegraven-Reeuwijk

€ 18.057

Vlist

€ 5.376

Schoonhoven

€ 6.500

Bergambacht

€ 5.447

Nederlek

€ 7.696

Ouderkerk

€ 4.425

Zuidplas

€ 22.360

Waddinxveen

€ 13.901

Holland-Rijnland

€ 247.340

Boskoop1

€ 8.300

Voorschoten

€ 13.369

Zoeterwoude

€ 4.490

Leiderdorp

€ 14.688

Kaag en Braassem

€ 14.161

Teylingen

€ 19.623

Oegstgeest

€ 12.539

Katwijk

€ 34.370

Noordwijk

€ 14.037

Noordwijkerhout

€ 8.608

Alphen aan den Rijn

€ 40.064

Rijnwoude

€ 10.243

Nieuwkoop

€ 14.828

Lisse

€ 12.409

Hillegom

€ 11.459

Wassenaar2

€ 14.152

1 Overgestapt van Midden-Holland naar Holland-Rijnland.

2Overgestapt van Haaglanden naar Holland-Rijnland.

RAS-regio's Zuid-Holland

Matchingsbedragen 2013–2016

Haaglanden

€ 67.380

Leidschendam-Voorburg

€ 39.821

Pijnacker-Nootdorp

€ 27.559

Stadregio Rotterdam

€ 110.576

Barendrecht

€ 25.880

Brielle

€ 8.839

Hellevoetsluis

€ 21.689

Westvoorne

€ 7.642

Spijkenisse

€ 39.694

Bernisse

€ 6.832

Goeree-Overflakkee

€ 26.567

Goedereede

€ 6.256

Dirksland

€ 4.663

Middelharnis

€ 9.927

Oostflakkee

€ 5.721

Hoeksche Waard

€ 41.761

Korendijk

€ 5.939

Oud-Beijerland

€ 12.879

Binnenmaas

€ 15.914

Cromstrijen

€ 7.029

Drechtsteden

€ 81.644

Sliedrecht

€ 13.320

Papendrecht

€ 17.616

Alblasserdam

€ 10.693

Hendrik-Ido-Ambacht

€ 15.537

Zwijndrecht

€ 24.477

Totaal

€ 769.953

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2013, 4943, datum inwerkingtreding 28-02-2013, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-08-2012.