Besluit van 4 september 2012, houdende regels ter uitvoering van de Wet wederzijdse
erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (Uitvoeringsbesluit
wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 27 april 2012, directie
Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 254194;
Gelet op de artikelen 2:7, eerste lid, 2:9, 2:28, eerste lid en achtste lid, 3:2, tweede lid, 3:7, eerste lid, 3:15, tweede lid, en 3:20, eerste lid van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende
en voorwaardelijke sancties;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 mei 2012, nr.
W03.12.0149/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 augustus
2012, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 294806;
Hebben goedgevonden en verstaan: