(WO) Kwaliteit /excellentie: Deelname aan excellentie trajecten of een van de twee
onderstaande alternatieven
|
Aandeel studenten in excellentie trajecten (waaronder honoursprogramma's) van totaal
aantal studenten. Daartoe moet een dergelijk te ontwikkelen excellentietraject ter
beoordeling worden voorgelegd aan de commissie van leading experts van het Sirius
Programma.
|
Deze indicator heeft betrekking op bachelor voltijd studenten. De instelling geeft
op een passend aggregatieniveau gevalideerde informatie, bijvoorbeeld om welke excellentieprogramma's
het gaat en om hoeveel studenten.
|
(WO) Kwaliteit /excellentie: Studentenoordeel over de opleiding in het algemeen, of
boven of onderstaand alternatief
|
Studentenoordeel over de opleiding in het algemeen (bron NSE).
|
Het betreft het aandeel van de respondenten (voltijd studenten) in de NSE van februari
2011 of het laatst beschikbare jaar dat tevreden (score in categorie 4) of zeer tevreden
(score in categorie 5) is over de opleiding in het algemeen, in het totaal aantal
respondenten (voltijd studenten) aan de instelling.
|
(WO) Kwaliteit /excellentie: Studenten aan opleidingen met goed/excellent NVAO score
of een van de twee bovenstaande alternatieven
|
Aandeel studenten aan bachelor- en masteropleidingen met een goed/excellent score
(bron NVAO)
|
Het betreft de accreditatieoordelen van de NVAO
|
(WO) Studiesucces: Uitval
|
Het aandeel van het totaal aantal voltijd bachelorstudenten (eerstejaars HO) dat na
één jaar niet meer bij dezelfde instelling in het hoger onderwijs staat ingeschreven
(bron 1 cijfer HO).
|
De gebruikte methode (querie) dient te worden vermeld.
|
(WO) Studiesucces: Switch
|
Het aandeel van het totaal aantal voltijds bachelorstudenten (eerstejaars HO) dat
na 1 jaar studie overstapt naar een andere studie bij dezelfde instelling (bron 1
cijfer HO).
|
De gebruikte methode (querie) dient te worden vermeld.
|
(WO) Studiesucces: Bachelorrendement
|
Het aandeel van de voltijd bachelorstudenten die zich na het eerste studiejaar opnieuw
bij dezelfde instelling inschrijven (herinschrijvers) dat in de nominale studietijd
+ één jaar (C+1) bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt (bron 1 cijfer
HO).
|
De gebruikte methode (querie) dient te worden vermeld.
|
(WO) Maatregelen: Docentkwaliteit
|
Het aandeel docenten (WP) met een basiskwalificatie onderwijs in het totaal aantal
docenten (WP)
|
Bij docenten gaat het om personen (niet formatieplaatsen), ongeacht de aard van hun
dienstverband (voltijd/deeltijd, tijdelijk/vast). Docenten zijn als wetenschappelijk
personeel in de administratie opgenomen. Studentassistenten en tutoren worden bij
deze indicator niet als docent meegeteld. Het aantal docenten met een basiskwalificatie
onderwijs (BKO) wordt geteld zoals geregistreerd in WOPI, conform de voor een BKO
geldende procedurele vereisten zoals die tussen de universiteiten zijn afgesproken.
|
(WO) Maatregelen: Onderwijsintensiteit
|
Het aandeel van de voltijd bachelor opleidingen met minder dan 12 geprogrammeerde
contacturen en overige gestructureerde uren (klokuren per week) in het eerste jaar
van voltijd bachelor opleidingen. Indien de instelling op een andere wijze een equivalente
intensivering van het onderwijs realiseert, dient dit zichtbaar, meetbaar en afrekenbaar
te zijn
|
Een contactuur is een onderwijsuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent
is een persoon die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling (inclusief
studentassistenten en tutoren). Onder contacttijd vallen onder meer hoor- en werkcolleges,
studiebegeleiding, stagebegeleiding, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding
voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd. Bij de berekening
van klokuren per week wordt het totaal aantal contacturen dat per jaar wordt geprogrammeerd
door een opleiding gebruikt als grondslag, uitgaande van het aantal weken dat de opleiding
besteedt aan onderwijsactiviteiten. Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en
(onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek en scriptie behoort niet tot de contacttijd,
ook al is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt. Overige gestructureerde
uren betreft uren die door de instelling zijn geprogrammeerd en die worden gekenmerkt
door contact tussen studenten onderling, virtueel of reëel en/of virtueel contact
met docenten. Het kan bij gestructureerde uren dus niet gaan om een solistische activiteit
zoals zelfstudie of het alleen bekijken van (virtueel) beeldmateriaal. Als referentie
voor de opgave van de instelling kan de Opleidingsexamenregeling (OER) worden gebruikt.
|
(WO) Maatregelen: Indirecte kosten
|
Universiteiten kunnen zelf een keuze maken uit de drie volgende door Berenschot gehanteerde
invalshoeken.
A. Overheadformatie als percentage van de totale formatie (fte indirecte kosten /
fte totaal). Dit percentage is exclusief de Onderwijs- en onderzoeksondersteuning.
B. Overhead per fte van de gehele organisatie, inclusief de onderwijs- en onderzoeksondersteuning
en inclusief de uitbestedingskosten en het indirecte kostendeel van de automatiseringskosten
(dit betreft de kantoorautomatisering en de bedrijfsvoeringsystemen, niet de onderwijs-ICT).
C. Overhead / omzet. De overhead als percentage van de totale omzet. Dit omvat de
volgende drie onderdelen:
|
|
|
• Salarislasten overheadfuncties (eigen personeel) / totale omzet
• (Kosten inhuur / uitbesteding overhead – opbrengst derden overhead)/ totale omzet.
• Indirecte kosten informatisering en automatisering (excl. eigen personeelskosten)
/ totale omzet
|
|
(HBO) Studiesucces: Uitval
|
Het aandeel van het totaal aantal voltijd bachelorstudenten (eerstejaars HO) dat na
één jaar niet meer bij dezelfde instelling in het hoger onderwijs staat ingeschreven
(bron 1 cijfer HO) of een door de instelling beargumenteerde en te valideren alternatieve
definitie.
|
De gebruikte methode (querie) dient te worden vermeld.
|
(HBO) Studiesucces: Switch
|
Het aandeel van het totaal aantal voltijds bachelorstudenten (eerstejaars HO) dat
na 1 jaar studie staat ingeschreven bij een andere studie bij dezelfde instelling
(bron 1 cijfer HO) of een door de instelling beargumenteerde en te valideren alternatieve
definitie.
|
De gebruikte methode (querie) dient te worden vermeld.
|
(HBO) Studiesucces: Bachelorrendement
|
Het aandeel van de voltijd bachelorstudenten die zich na het eerste studiejaar opnieuw
bij dezelfde instelling inschrijven (herinschrijvers) dat in de nominale studietijd
+ één jaar (C+1) bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt (bron 1 cijfer
HO) of een door de instelling beargumenteerde en te valideren alternatieve definitie.
|
De gebruikte methode (querie) dient te worden vermeld.
|
(HBO) Kwaliteit /excellentie: Studentenoordeel over de opleiding in het algemeen of
een van de twee onderstaande alternatieven
|
Studentenoordeel over de opleiding in het algemeen (bron NSE).
|
Het betreft het aandeel van de respondenten (voltijd studenten) in de NSE van februari
2011 of het laatst beschikbare jaar dat tevreden (score in categorie 4) of zeer tevreden
(score in categorie 5) is over de opleiding in het algemeen, in het totaal aantal
respondenten (voltijd studenten) aan de instelling.
|
(HBO) Kwaliteit /excellentie: Studenten aan opleidingen met goed/excellent NVAO score
of boven of onderstaand alternatief
|
Aandeel studenten aan bachelor- en masteropleidingen met een goed/excellent score
(bron NVAO).
|
Het betreft de accreditatieoordelen van de NVAO
|
(HBO) Kwaliteit /excellentie: Kwaliteit/excellentie of een van de twee bovenstaande
alternatieven
|
Deelnamepercentage van studenten in excellentie trajecten. Daartoe moet een dergelijk
te ontwikkelen excellentietraject ter beoordeling worden voorgelegd aan de commissie
van leading experts van het Sirius Programma.
|
Deze indicator heeft betrekking op bachelor voltijd studenten.
|
(HBO) Maatregelen: Docentkwaliteit
|
Het aandeel van de docenten (OP) met een master/ PhD in het totaal aantal docenten
(OP)
|
Bij docenten gaat het om personen (niet formatieplaatsen), ongeacht de aard van hun
dienstverband (voltijd/deeltijd, tijdelijk/vast). Docenten zijn als docerend/onderwijzend
personeel in de administratie opgenomen. Studentassistenten en tutoren worden bij
deze indicator niet als docent meegeteld. Voor master en PhD graden geldt dat ze erkend
moeten zijn, dwz. Door de NVAO geaccrediteerd of door een vergelijkbare instantie
in het buitenland erkend/gecertificeerd.
|
(HBO) Maatregelen: Onderwijsintensiteit
|
Het aandeel van de voltijd bacheloropleidingen met minder dan 12 geprogrammeerde contacturen
(klokuur/week) in het eerste jaar. Indien de instelling het aantal contacturen -gezien
het onderwijsconcept- een minder relevante indicator vindt, kan de instelling aangeven
op welke alternatieve wijze zij vorm geeft aan de gewenste intensivering van het onderwijs.
|
Een contactuur is een onderwijsuur waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent
is een persoon die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling (inclusief
studentassistenten en tutoren). Onder contacttijd vallen onder meer hoor- en werkcolleges,
studiebegeleiding, stagebegeleiding, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding
voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd. Bij de berekening
van klokuren per week wordt het totaal aantal contacturen dat per jaar wordt geprogrammeerd
door een opleiding gebruikt als grondslag, uitgaande van het aantal weken dat de opleiding
besteedt aan onderwijsactiviteiten.
Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd voor afstudeeronderzoek
en scriptie behoort niet tot de contacttijd, ook al is dit wel tijd die de student
aan zijn opleiding besteedt
|
(HBO) Maatregelen: Indirecte kosten
|
De ratio OP/OOP (fte) eventueel aangevuld met de score op de Berenschot methode
|
OP omvat onderwijzend personeel of docerend en onderzoekend personeel. Studentassistenten
en tutoren worden bij deze indicator niet als OP meegeteld. OOP omvat ondersteunend
en beheerspersoneel.
De drie invalshoeken zoals in de Berenschot methode worden uiteengezet zijn:
A. Overheadformatie als percentage van de totale formatie (fte indirecte kosten /
fte totaal). Dit percentage is exclusief de Onderwijs- en onderzoeksondersteuning.
B. Overhead per fte van de gehele organisatie inclusief de Onderwijs- en onderzoeksondersteuning
en inclusief de uitbestedingskosten en het indirecte kostendeel van de automatiseringskosten
(dit betreft de kantoorautomatisering en de bedrijfsvoeringsystemen, niet de onderwijs-ICT).
|
|
|
C. Overhead / omzet. De overhead als percentage van de totale omzet. Dit omvat de
volgende drie onderdelen:
|
|
|
• Salarislasten overheadfuncties (eigen personeel) / totale omzet
• (Kosten inhuur / uitbesteding overhead – opbrengst derden overhead)/ totale omzet
• Indirecte kosten informatisering en automatisering (excl. eigen personeelskosten)
/ totale omzet
|