Stb. 2014, 235, datum inwerkingtreding 28-06-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.
3 Een bezoldiging voor de leden van de hoogste toezichthoudende organen van een rechtspersoon
of instelling die afwijkt van artikel 2.2, onderscheidenlijk artikel 3.2, is, indien
de bezoldiging is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet,
dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlagen bij artikel
1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor deze wet van
toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, toegestaan voor
ten hoogste vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet of de inwerkingtreding van
de wijziging van de bijlage. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts
verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand
aan de inwerkingtreding van deze wet, onderscheidenlijk de wijziging van de bijlage,
tussen partijen zijn overeengekomen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.
4 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid,
artikel 2.8, artikel 3.4, tweede lid, of artikel 3.5, is een tussen partijen overeengekomen
bezoldiging die meer bedraagt dan het van toepassing zijnde bedrag, toegestaan, indien
de overeenkomst is gesloten voorafgaand aan de inwerkingtreding van de ministeriële
regeling, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage
bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor
deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling,
voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van de ministeriële regeling dan wel
de wijziging van de bijlage. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts
verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand
aan de inwerkingtreding van de ministeriële regeling, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding
van de wijziging van de betreffende bijlage, tussen partijen zijn overeengekomen.
De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.
5 Indien een in een klasse als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of 3.4, eerste lid,
ingedeelde rechtspersoon of instelling op enig moment op grond van ongewijzigde criteria
is ingedeeld in een klasse waarvoor een lager bedrag is vastgesteld, gaat die indeling
in met ingang van 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar, tenzij een tussen
partijen overeengekomen bezoldiging meer bedraagt dan het voor de toepasselijke klasse
geldende bedrag en deze bezoldiging is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding
van deze wet dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage
bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor
deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling.
In dat geval is de overeengekomen bezoldiging toegestaan, voor ten hoogste vier jaar
na inwerkingtreding van deze wet dan wel de wijziging van de bijlage. De bezoldiging,
bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts verhoogd, indien deze verhoging en de wijze
waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, dan wel
voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de betreffende bijlage, tussen
partijen zijn overeengekomen. De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.
6 Een beding in afwijking van artikel 2.10, eerste of derde lid, onderscheidenlijk artikel
3.7, eerste of derde lid, is, indien het beding is overeengekomen voorafgaand aan
de inwerkingtreding van deze wet, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van
de wijziging van de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel
1.4, eerste lid, waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon
of instelling, dan wel voorafgaand aan de aanvraag van de subsidiebeschikking waardoor
deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling,
toegestaan voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van deze wet dan wel de
wijziging van de bijlage dan wel de bekendmaking van de subsidiebeschikking.
7 In afwijking van artikel 2.11 of artikel 3.8 is een winstdeling of bonusbetaling die
tussen partijen is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet,
dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage bij artikel
1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor deze wet van
toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, toegestaan voor
ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van deze wet.
8 Indien door de verlening van een subsidie, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel
c, deze wet van toepassing wordt op een rechtspersoon, is in afwijking van artikel
2.1 onderscheidenlijk artikel 3.1, een voorafgaand aan de aanvraag van die beschikking
tussen partijen overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan de maximale bezoldiging,
bedoeld in artikel 2.3, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na de bekendmaking van
de subsidiebeschikking. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts
verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand
aan de aanvraag van die beschikking tussen partijen zijn overeengekomen. De artikelen
5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.
9 Indien een in het eerste tot en met het vijfde lid bedoelde periode van vier jaar
is verstreken, wordt de overeengekomen bezoldiging in een periode van drie jaar teruggebracht
tot het voor de rechtspersoon of instelling geldende maximum. In het eerste jaar bedraagt
de verlaging een vierde deel van het verschil tussen de bezoldiging die op grond van
het eerste tot en met het vierde lid werd genoten en het geldende maximum. In het
tweede jaar bedraagt de verlaging een derde deel van het verschil tussen de bezoldiging
uit het eerste jaar en het geldende maximum. In het derde jaar bedraagt de verlaging
een tweede deel van het verschil tussen de bezoldiging uit het tweede jaar en het
geldende maximum. Een eventuele overeengekomen verhoging als bedoeld in het eerste
tot en met vierde lid, blijft buiten toepassing.
10 Indien een dienstverband waarop dit artikel van toepassing is, wordt verlengd, blijft
dit artikel na de verlenging buiten verdere toepassing.
11 Voor de toepassing van dit artikel blijft buiten beschouwing iedere wijziging in de
bezoldiging, de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband of de duur van
het dienstverband die wordt overeengekomen tussen 6 december 2011 en 1 januari 2013.