2. Doelstelling functie
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
2.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
De functie Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren
van zelfredzaamheid van de verzekerde. De Begeleiding is bedoeld voor verzekerden
die zonder deze Begeleiding zouden moeten verblijven in een instelling of zouden verwaarlozen.
De verzekerde kan zijn aangewezen op Begeleiding in de vorm van individuele begeleiding
(BG-individueel) of begeleiding in groepsverband (BG-groep).
De functie Begeleiding kan (deels) zijn aangewezen als is vastgesteld dat behandeling
geen adequate oplossing biedt om de zelfredzaamheid van de verzekerde te bevorderen
of te handhaven. Als verbetering van de beperkingen door behandeling mogelijk is,
is de verzekerde daarop in eerste instantie aangewezen. Tijdens die behandeling kan,
in overleg met de behandelaar, zo nodig tijdelijk Begeleiding worden geïndiceerd.
2.2. Het bevorderen, behouden of compenseren van zelfredzaamheid
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
Bij zelfredzaamheid in relatie tot de functie begeleiding gaat het om de lichamelijke,
cognitieve en psychische mogelijkheden die verzekerde in staat stellen om binnen de
persoonlijke levenssfeer te functioneren.
In de eerste plaats kan het gaan om het compenseren en actief herstellen van het beperkte
of afwezige regelvermogen van verzekerde, waardoor hij onvoldoende of geen regie over
het eigen leven kan voeren. Het gaat dan om zaken als het helpen plannen van activiteiten,
regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag.
Omdat de grens tussen de persoonsgebonden sociale omgeving en participatie niet altijd
scherp te trekken is, zal voor verzekerden met matige en zware beperkingen binnen
de functie Begeleiding ook ondersteuning mogelijk zijn in de vorm van het stimuleren tot en het voorbereiden van gesprekken met instanties op het terrein van wonen, school, werk, etc.
Ten tweede kan Begeleiding de vorm aannemen van praktische hulp en ondersteuning bij
het uitvoeren dan wel het eventueel ondersteunen bij/oefenen van handelingen/vaardigheden
die zelfredzaamheid tot doel hebben.
In de derde plaats kan het gaan om het overnemen van toezicht.
2.3. Directe omgeving
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
Begeleiding kan zich (in tijdelijke vorm) ook richten op mantelzorg in de directe
omgeving van verzekerde, zoals zijn ouders, als dit ten goede komt aan een verzekerde.
De Begeleiding is dan gericht op het oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger
hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de verzekerde.
De indicatie is echter gesteld op naam van verzekerde en niet op naam van degene op
wie de oefening zich direct richt.
2.4. Het bieden van een dagprogramma ter vervanging van onderwijs, arbeid of andersoortige
dagstructurering
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
De functie Begeleiding in de vorm van een dagprogramma kan aangewezen zijn omdat verzekerde
vanwege de aard, omvang en duur van zijn beperkingen niet in staat is om tot een vorm
van dagstructurering te komen, ook niet door gebruik te maken van reguliere of speciale
vormen van onderwijs of arbeid.
2.5. Activiteiten
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
Overzicht van te adviseren activiteiten als onderdeel van de functie Begeleiding
|
Overzicht van handelingen die deel uit kunnen maken van de activiteit
|
1.1
|
Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie
|
• Hulp bij initiëren of compenseren van eenvoudige of complexe taken, besluiten nemen
en gevolgen daarvan wegen.
• Hulp bij het regelen van randvoorwaarden op het gebied van wonen, onderwijs, werk,inkomen,
iets kopen/betalen, het stimuleren tot en voorbereiden van een gesprek met dit type
instanties2 (dit betreft niet het meegaan naar- aanwezig zijn bij het gesprek).
• Hulp bij plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten.
• Hulp bij het initiëren of compenseren van op/bijstellen van dag/weekplanning; dagelijkse
routine.
• Inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten.
• Hulp bij zich aan regels, afspraken houden, corrigeren van besluiten of gedrag.
|
Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen en stoornissen in de sociale
redzaamheid en het psychisch functioneren, op oriëntatiestoornissen en op probleemgedrag.
|
2.3
|
Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid
|
• Hulp bij uitvoeren of overnemen van eenvoudige of complexe taken/activiteiten, of
bij oplossen van praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen.
• Hulp bij uitvoeren van vaardigheden die geleerd zijn tijdens AWBZ- of GGZ-behandeling.
• Hulp bij het beheren van (huishoud)geld.
• Hulp bij de administratie (alleen in de zin van oefenen).
• Hulp bij openbaar vervoer gebruik (alleen in de zin van oefenen).
• Hulp bij of overnemen van post openmaken, voorlezen en regelen afhandeling praktische
zaken.
• Hulp bij of overnemen van oppakken, aanreiken, verplaatsen van dagelijks noodzakelijke
dingen zoals het oppakken van dingen die op de grond zijn gevallen als een leesbril,
het aanreiken van dingen die buiten bereik zijn geraakt zoals een kussen, het verplaatsen
van een boek, telefoon e.d.
• Hulp bij plannen en stimuleren van contact in persoonsgebonden sociale omgeving.
• Hulp bij communicatie in de persoonsgebonden omgeving bij bijvoorbeeld afasie.
|
Deze activiteit richt zich met name op de beperkingen in de sociale redzaamheid en
het zich bewegen en verplaatsen.
|
3.4
|
Het bieden van toezicht.
|
• Toezicht op en het aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders
(bijvoorbeeld tijdens onderwijs).
• Toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig in kan worden gegrepen
bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte.
|
4.5
|
Oefenen met het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren
van handelingen die zelfredzaamheid tot doel hebben.
|
• Oefenen door de verzekerde zelf: oefenen met vaardigheden (al dan niet aangeleerd
tijdens AWBZ- of GGZ-behandeling) zoals gebruik geleidestok en gebruik hulpmiddelen
voor communicatie6, stimuleren van wenselijk gedrag, inslijpen van gedrag.
• Oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen
van de aandoening, stoornis of beperking van de verzekerde.
|
1 Deze activiteit staat gelijk aan activiteit b in het wettelijk kader: het ondersteunen
bij of oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie.
2 Van instanties als gemeenten, woningbouwverenigingen, UWV, onderwijsinstellingen
maar ook bijvoorbeeld banken mag deskundigheid in het contact met diverse doelgroepen
worden verwacht. Hulp bij het meegaan naar winkels e.d. behoort tot de eigen verantwoordelijkheid
of kan worden ingevuld door vrijwilligers.
3 Deze activiteit staat gelijk aan activiteit a in het wettelijk kader: het ondersteunen
bij of oefenen met vaardigheden of handelingen.
4 Deze activiteit staat gelijk aan activiteit c in het wettelijk kader: het overnemen
van toezicht op de verzekerde.
5 Deze activiteit staat gelijk aan activiteiten a en b in het wettelijk kader.
6 Het gaat hier om het oefenen in het het gebruik van de apparatuur (telefoon/computer)
zelf.
3. Indicatiecriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
De verzekerde kan toegang verkrijgen tot de functie Begeleiding als sprake is van
een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking of van
een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
Om in aanmerking te komen voor de functie Begeleiding dient te zijn vastgesteld dat
de onderzochte beperkingen van verzekerde betekenen dat verzekerde matige tot zware
beperkingen heeft op één of meer van de volgende vijf terreinen:
-
1. sociale redzaamheid,
-
2. bewegen en verplaatsen,
-
3. probleemgedrag,
-
4. psychisch functioneren of
-
5. geheugen- en oriëntatiestoornissen.
Bij een kind in de leeftijd van 0 tot 12 maanden, dat als gevolg van een somatische
aandoening of beperking aanspraak heeft op Persoonlijke Verzorging of Verpleging in
combinatie met het leefklimaat permanent toezicht zoals beschreven in bijlage 8 Verblijf en bij wie deze zorgbehoefte leidt tot (dreigende) overbelasting van de
ouder(s), is er tevens toegang tot de functie Begeleiding.
Bij verzekerden met een grondslag zintuiglijke handicap geldt dat zij op basis van
de voorwaarden die gesteld zijn aan deze grondslag toegang hebben tot de functie Begeleiding.
Het onderscheid tussen enerzijds lichte beperkingen en anderzijds matige tot zware
beperkingen wordt op elk van deze vijf terreinen onderzocht aan de hand van een aantal
aspecten.
Bij sociale redzaamheid gaat het om de volgende aspecten:
-
1. Begrijpen wat anderen zeggen.
-
2. Een gesprek voeren.
-
3. Zich begrijpelijk maken.
-
4. Initiëren en uitvoeren eenvoudige taken.
-
5. Kunnen lezen, schrijven en rekenen.
-
6. Communicatiehulpmiddel gebruiken.
-
7. Dagelijkse bezigheden.
-
8. Problemen oplossen en besluiten nemen.
-
9. Dagelijkse routine regelen.
-
10. Zelf geld beheren.
-
11. Initiëren en uitvoeren complexere taken.
-
12. Zelf administratie zaken bijhouden.
Lichte beperkingen houden in:
Verzekerde heeft lichte problemen met de dagelijkse routine en met het uitvoeren van
met name complexere activiteiten. Met enige stimulans en/of toezicht is hij/zij in
staat zijn sociale leven zelfstandig vorm te geven, aankopen te doen en zijn geld
te beheren. Wat betreft het aangaan en onderhouden van sociale relaties, op school,
op het werk, met het sociale netwerk, is er met praten bij te sturen: vanuit gezin,
het sociale netwerk en/of school. Verzekerde kan zelf om hulp vragen en er is geen
noodzaak tot het daadwerkelijk overnemen van taken.
Matige beperkingen houden in:
Het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse
bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme) zijn voor verzekerde
niet vanzelfsprekend en leveren af en toe zodanige problemen op dat de verzekerde
afhankelijk is van hulp. De communicatie gaat niet altijd vanzelf doordat verzekerde
soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf soms niet voldoende begrijpelijk
kan maken. Het niet inzetten van begeleiding kan leiden tot verwaarlozing/opname.
Zware beperkingen houden in:
Complexe taken moeten voor verzekerde worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige
taken en communiceren gaan moeizaam. Verzekerde kan niet zelfstandig problemen oplossen
en/of besluiten nemen, hij kan steeds minder activiteiten zelfstandig uitvoeren. De
zelfredzaamheid wordt problematisch, Voor de dagstructuur en het voeren van de regie
is verzekerde afhankelijk van de hulp van anderen.
Bij zich bewegen en verplaatsen gaat het om de volgende aspecten:
-
1. Lichaamspositie handhaven.
-
2. Grove hand- en armbewegingen maken.
-
3. Fijne handbewegingen maken.
-
4. Lichtere voorwerpen tillen.
-
5. Gecoördineerd bewegingen maken met benen en voeten.
-
6. Lichaampositie veranderen.
-
7. Trap op en af gaan zonder hulp(middelen).
-
8. Zich verplaatsen met hulp(middelen).
-
9. Voortbewegen binnenshuis, zonder hulp(middelen).
-
10. Gebruik maken van openbaar vervoer.
-
11. Eigen vervoermiddel gebruiken.
-
12. Voortbewegen buitenshuis zonder hulp(middelen).
-
13. Korte afstanden lopen.
-
14. Zwaardere voorwerpen tillen.
Lichte beperkingen houden dan in:
Verzekerde kan niet meer zelf fietsen of autorijden en kan zich buitenshuis niet meer
zonder hulpmiddel (bv een rollator) voortbewegen. Met het gebruik van hulpmiddelen
kan er nog veel, maar niet alles. Daarnaast kan verzekerde geen zware voorwerpen tillen.
Het optillen van lichte voorwerpen levert soms problemen op, maar met wat hulp en
eenvoudige aanpassingen lukt dit nog wel. Verzekerde kan de genoemde beperkingen in
voldoende mate compenseren door hulp uit de omgeving en zo nodig door de inzet van
hulp bij het huishouden en/of voorzieningen uit de Wmo.
Matige beperkingen houden dan in:
Het zelfstandig opstaan uit een stoel en gaan zitten levert soms problemen op. Fijne
handbewegingen worden minder vanzelfsprekend maar ook de grove hand- en armbewegingen
beginnen problemen te geven. Verzekerde kan zich, ook met behulp van een rollator
of rolstoel, moeilijker zelfstandig verplaatsen. Openbaar vervoer is eigenlijk ontoegankelijk
voor verzekerde geworden, maar vanuit eigen middelen of de Wmo zijn hiervoor alternatieven
mogelijk.
Zware beperkingen houden dan in:
Bij het opstaan uit een stoel, het gaan zitten en het in- en uit bed komen moet verzekerde
volledig worden geholpen. Binnenshuis is verzekerde voor zijn verplaatsingen zowel
naar een andere verdieping of gelijkvloers volledig afhankelijk van hulpmiddelen.
Voor het oppakken of vasthouden van lichte voorwerpen is hulp nodig. Ondanks het gebruik
van hulpmiddelen kan verzekerde de beperkingen onvoldoende compenseren in het dagelijks
leven.
Bij gedragsproblemengaat het om de volgende aspecten:
-
1. Destructief gedrag (gericht op zichzelf en/of de ander, zowel letterlijk als figuurlijk).
-
2. Dwangmatig gedrag.
-
3. Lichamelijk agressief gedrag.
-
4. Manipulatief gedrag.
-
5. Verbaal agressief gedrag.
-
6. Zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag.
-
7. Grensoverschrijdend seksueel gedrag.
Lichte beperkingen houden dan in:
Verzekerde vertoont lichte gedragsproblemen die bijsturing vereisen maar geen directe
of acute belemmering vormen voor de zelfredzaamheid. Het vertoonde gedrag kan relatief
eenvoudig worden bijgestuurd door de omgeving van verzekerde, het gezin en/of de school.
Bijsturing is voldoende zonder dat de overname noodzakelijk is.
Matige beperkingen houden dan in:
Verzekerde vertoont gedrag dat bijsturing en soms (gedeeltelijke) overname van taken
vereist. Het cliëntsysteem kan slechts gedeeltelijk in de bijsturing van verzekerde
voorzien. Het vertoonde gedrag vereist bijsturing door een deskundige professional.
Als er geen deskundige bijsturing wordt geboden, verslechtert de situatie van verzekerde.
Zware beperkingen houden dan in:
Verzekerde vertoont ernstig probleemgedrag en hierdoor ontstaan zelfredzaamheidproblemen.
Er is deskundige professionele sturing nodig om het gedrag in goede banen te leiden.
Omdat er risico’s zijn voor veiligheid van verzekerde of zijn omgeving is er continu
hulp of begeleiding nodig.
Bij psychisch functioneren gaat het om de volgende aspecten
Lichte beperkingen houden dan in:
Verzekerde heeft lichte problemen met concentreren, geheugen en denken. De oorzaak
kan in verschillende problemen liggen, zoals lichte sociaal-emotionele instabiliteit,
stemmingsproblemen, dan wel prikkelgevoeligheid. De concentratie en/of capaciteit
tot informatieverwerking laat af en toe te wensen over. Met hulpmiddelen en enige
aansturing is de zelfredzaamheid van verzekerde voldoende te ondersteunen. Er is geen
noodzaak tot het overnemen van taken.
Matige beperkingen houden dan in:
Verzekerde heeft vaak zodanige problemen met de concentratie en informatieverwerking
dat hiervoor hulp noodzakelijk is. Als er niet met regelmaat deskundige hulp wordt
geboden, ervaart verzekerde in het dagelijks leven problemen bij de zelfredzaamheid.
Zware beperkingen houden dan in:
Verzekerde heeft ernstige problemen met de concentratie, het geheugen en denken en
ook de waarneming van de omgeving. Hierdoor is volledige overname van taken door een
deskundige professional noodzakelijk.
Bij oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten
Lichte beperkingen houden dan in:
Verzekerde heeft lichte problemen met het besef van tijd en/of plaats. Het herkennen
van personen en de omgeving levert geen problemen op. De problemen doen zich af en
toe voor en verzekerde kan zich met hulp vanuit zijn netwerk, zelfstandig redden.
De beperkingen vormen geen bedreiging voor zijn zelfredzaamheid, want verzekerde kan
veel taken op basis van ‘gewoonte’ zelfstandig uitvoeren.
Matige beperkingen houden dan in:
Verzekerde heeft problemen met het herkennen van personen en zijn omgeving. De zelfredzaamheid
van verzekerde staat onder druk. Verzekerde heeft vaak hulp nodig van anderen bij
het uitvoeren van taken en het vasthouden van een normaal dagritme. Als er geen deskundige
begeleiding wordt geboden, verslechtert de situatie van verzekerde.
Zware beperkingen houden dan in:
Verzekerde vertoont ernstige problemen in het herkennen van personen en van zijn omgeving.
Hij is gedesoriënteerd en zijn zelfredzaam is aangetast. Ondersteuning bij dagstructurering
en bij het uitvoeren van taken is noodzakelijk, ook is het overnemen van taken aan
de orde. Als er geen deskundige begeleiding geboden wordt, is opname het enige alternatief.
Oefenen
In geval van het oefenen (zie § 2.5 het schema, bij punt 4) dient bovendien te zijn vastgesteld:
-
1. dat verzekerde gemotiveerd en leerbaar is om te oefenen en trainbaar is;
-
2. dat het oefenen programmatisch en doelmatig plaatsvindt;
-
3. en/of dat mantelzorg in de directe omgeving en/of gebruikelijke zorger van de verzekerde
gemotiveerd en leerbaar is om te oefenen en trainbaar is.
3.1. Afbakening Onderwijs en AWBZ
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
Als een kind een grondslag heeft voor AWBZ-zorg, kan het binnen het onderwijs in aanmerking
komen voor de functie begeleiding indien er sprake is van matige of zware beperkingen
op het terrein van
-
a. de sociale redzaamheid,
-
b. het bewegen en verplaatsen,
-
c. het psychisch functioneren,
-
d. het geheugen of de oriëntatie, of
-
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertoont.
In algemene zin geldt daarbij het volgende.
Als een kind, vanwege een aandoening, stoornis en beperkingen, gedrag heeft dat het
leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Een concentratieprobleem
of wegloopgedrag van een kind leidt op zich dus niet tot een indicatie voor de functie
Begeleiding individueel tijdens onderwijs.
Als het gedrag de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt kan Begeleiding individueel
in de vorm van toezicht zijn aangewezen. Te denken valt hierbij aan begeleiding bij
‘vrije’ of praktijklessen als schoolzwemmen of schoolgym, bij de omgang met andere
kinderen en/of bij spel.
Een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voorziet in begeleiding van leerlingen
tijdens het onderwijs. In relatie tot de functie Begeleiding betreft het de activiteiten
(1) ondersteunen en aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en (2) ondersteuning
bij praktische vaardigheden en handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid en (4)
oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren
van handeling die de zelfredzaamheid tot doel hebben.
Er kan, ten laste van de AWBZ-functie Begeleiding, wel Begeleiding gericht op (3)
toezicht aangewezen zijn voor de tijd dat het kind deelneemt aan onderwijs.
De omvang van Begeleiding, gericht op toezicht tijdens het onderwijs, is afhankelijk
van de mate van de gedragsproblemen die de omgang met andere kinderen bemoeilijkt.
De omvang per week is maximaal klasse 2. In geval van zeer ernstige gedragsproblemen
(zie definitie zeer ernstige gedragsproblemen onder paragraaf 4.1 ‘omvang’) kan de
totale omvang van de functie Begeleiding met één klasse worden verhoogd (zie in paragraaf
4.1 de tabel)
Overblijven
Er is op scholen voor basisonderwijs tijdens het overblijven geen aanspraak op de
functie Begeleiding omdat de opvang van kinderen tussen de middag als een vorm van
kinderopvang wordt beschouwd. De afwezigheid van ouders door werk of studie kan niet
leiden tot een aanspraak op de functie Begeleiding in de middagpauzes (zie bijlage 3 Gebruikelijke Zorg).
Indien een ouder van een kind met een indicatie voor (voortgezet) speciaal onderwijs
kiest voor regulier onderwijs, is de ouder verantwoordelijk voor passende opvang tijdens
de middagpauze. Voor deze kinderen, die met een Rugzak naar het regulier onderwijs
gaan, geldt dat zij door het CIZ als leerlingen van het speciaal onderwijs worden
beoordeeld. Het (voortgezet) speciaal onderwijs biedt verplicht een continue rooster
en daardoor is voor deze kinderen geen AWBZ-aanspraak op Begeleiding mogelijk tijdens
de middagpauze.
Buitenschoolse opvang
Met ingang van 1 augustus 2007 zijn basisscholen verantwoordelijk voor het organiseren
van buitenschoolse opvang.
Scholen voor speciaal onderwijs hebben niet de verplichting om buiten-schoolse opvang
te organiseren. Voor de buitenschoolse opvang van leerlingen van scholen voor speciaal
onderwijs is een AWBZ-indicatie voor de functie Begeleiding groep mogelijk, voor zover
Begeleiding groep een ander doel dient dan kinderopvang.
4. Omvang en geldigheidsduur van de indicatie
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
4.1. Omvang
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
Of de verzekerde is aangewezen op Begeleiding individueel of Begeleiding in groepsverband
wordt bepaald door de afweging wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is. Begeleiding
in groepsverband is voorliggend op Begeleiding individueel als hetzelfde doel wordt
beoogd, behalve als er medische contra-indicaties zijn voor Begeleiding in groepsverband.
Op basis van het zorgdoel voor de verzekerde kunnen Begeleiding individueel en Begeleiding
in groepsverband gecombineerd zijn aangewezen. Bij de indicatiestelling wordt rekening
gehouden met het feit, dat deze vormen van zorg niet op hetzelfde moment van de dag
plaats kunnen vinden.
Er is een maximale omvang vastgesteld voor de functie Begeleiding individueel (zie
tabel hieronder). De bepaling van de omvang van een individuele aanspraak is de optelsom
van de duur van de betreffende activiteiten die vervolgens leiden tot een aanspraak
op Begeleiding in een bepaalde klasse; deze omvang kan per combinatie van activiteiten
niet meer bedragen dan de in de onderstaande tabel genoemde maxima. Als in uitzonderingsgevallen
de zorgbehoefte van de verzekerde uitgaat boven de genoemde maxima in de tabel, wordt
additionele zorg gemotiveerd geïndiceerd.
Begeleiding individueel
De omvang van de functie Begeleiding wordt vastgesteld in klassen, met daarin een
bandbreedte in uren. De klassen zijn als volgt bepaald:
klasse 1:
|
0 – 1,9 uur per week
|
klasse 2:
|
2 – 3,9 uur per week
|
klasse 3:
|
4 – 6,9 uur per week
|
klasse 4:
|
7 – 9,9 uur per week
|
klasse 5:
|
10 – 12,9 uur per week
|
klasse 6:
|
13 – 15,9 uur per week
|
klasse 7:
|
16 – 19,9 uur per week
|
Klasse 8:
|
20 – 24,9 uur per week
|
N.B.:
Bij Palliatief Terminale Zorg kan sprake zijn van additionele zorg. De eventueel benodigde
additionele zorg wordt berekend vanaf klasse 8.
De omvang waarmee de Begeleiding wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde
zorg te bieden.
Overzicht van te adviseren activiteiten als onderdeel van de functie Begeleiding
|
Maximale omvang per week1
|
(4.) Oefenen
|
3 uur2
|
1. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie
en/of
2. Het ondersteunen bij vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid
|
Klasse 4
|
1. en/of 2. + oefenen
|
Klasse 5
|
3. Het bieden van toezicht
|
Klasse 2
|
3.1 Het bieden van toezicht tijdens onderwijs
|
Klasse 2
|
3.1 + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen
|
Klasse 3
|
1. en/of 2. + 33
|
Klasse 5
|
1. en/of 2. + 3. + oefenen4
|
Klasse 6
|
1. en/of 2. + 3. + 3.1 + oefenen5
|
Klasse 7
|
1. en/of 2. +3. + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen (wel of
niet incl. oefenen)
|
Klasse 7
|
1. en/of 2. +3. + 3.1 + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen (wel
of niet incl. oefenen)
|
Klasse 8
|
Voor Palliatief Terminale Zorg (PTZ) blijft de standaardnorm gehandhaafd
|
56 uur (7 x 8 uur, inclusief klasse 8)
|
1 Normering volgens brief staatssecretaris ministerie van VWS ‘Uitwerking AWBZ pakketmaatregel
d.d. 16 september 2008 (kenmerk DLZ/ZI-U-2877632).
2 Oefenen gaat samen met activiteiten 1 en 2. De van toepassing zijnde tijd wordt bij
deze activiteiten opgeteld. De combinatie van deze tijden leidt tot de te indiceren
klasse.
3 In verband met samenvallende activiteiten wordt de maximale omvang naar beneden afgerond.
4 Zie vorige voetnoot.
5 Zie vorige voetnoot.
Zeer ernstige gedragsproblematiek
Er is sprake van zeer ernstige gedragsproblematiek als op tenminste drie van de volgende
vijf terreinen een 3 wordt gescoord: oriëntatiestoornissen, stoornissen in psychisch functioneren, stoornissen
op gebied van probleemgedrag/veiligheid, stoornissen in het psychisch (on-)welbevinden
en beperkingen in de sociale redzaamheid.
In geval Begeleiding gericht op toezicht tijdens onderwijs aan de orde is wordt dit
meegenomen als onderdeel van de aanspraak Begeleiding individueel. Indien er sprake
is van een combinatie van toezicht tijdens onderwijs en zeer ernstige gedragsproblematiek
kan in voorkomende gevallen klasse 8 (20 – 24,9 uur per week) als maximale omvang
per week zijn aangewezen.
Begeleiding in groepsverband
Voor Begeleiding in groepsverband zijn de klassen vastgesteld in termen van dagdelen
(één dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren). De klassen zijn als
volgt bepaald:
klasse 1:
|
1 dagdeel per week
|
klasse 2:
|
2 dagdelen per week
|
klasse 3:
|
3 dagdelen per week
|
klasse 4:
|
4 dagdelen per week
|
klasse 5:
|
5 dagdelen per week
|
klasse 6:
|
6 dagdelen per week
|
klasse 7:
|
7 dagdelen per week
|
klasse 8:
|
8 dagdelen per week
|
klasse 9:
|
9 dagdelen per week
|
De omvang van de indicatie voor Begeleiding in groepsverband wordt bepaald door het
doel van de zorg. Daarbij kan het gaan om:
-
1. het bieden van een dagprogramma met als doel al dan niet aangepaste vormen van arbeid
of school te vervangen gedurende maximaal 9 dagdelen per week of:
-
2. het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige vorm van dagstructurering
dan arbeid of school en tevens zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden
zoveel mogelijk te handhaven en/of gedragsproblematiek te reguleren gedurende maximaal
9 dagdelen per week;
-
3. toezicht in een instelling:
Maximale omvang
Wanneer Kortdurend Verblijf, Begeleiding groep, Behandeling Groep en/of Verpleging
in de vorm van Verpleegkundig toezicht i.v.m. thuisbeademing wordt geïndiceerd, dan
kan dit voor maximaal 3 etmalen (=18 dagdelen) per week. In deze 3 etmalen per week
moeten ook de dagdelen (dagbesteding ter vervanging van) school, arbeid en (medisch)
kinderdagverblijf worden meegerekend. Wanneer een kind 40 weken per jaar 9 dagdelen
per week naar school gaat, staat dit gelijk aan 7 dagdelen per week per 52 weken.
Indien de verzekerde is aangewezen op Begeleiding in groepsverband gedurende een dagdeel
in een instelling, omvat de zorg tevens Vervoer naar en van de instelling indien medisch
noodzakelijk. Uitgangspunt bij het beoordelen van ‘medisch noodzakelijk’ is het gebrek
aan zelfredzaamheid van de verzekerde. Uitzondering: voor kinderen tot twaalf jaar
die zijn aangewezen op Begeleiding in groepsverband wordt aangenomen dat er een medische
noodzaak is voor vervoer naar Begeleiding in groepsverband. Daarom wordt altijd een
indicatie gesteld voor vervoer.
Begeleiding in groepsverband is een integraal pakket. Begeleiding in groepsverband
bevat ook alle Persoonlijke Verzorging, Verpleging, Begeleiding individueel en Behandeling
(op de achtergrond) die tijdens de Begeleiding in groepsverband moet worden gegeven.
Hierbij geldt het volgende:
-
– Indien de verzekerde op basis van zijn grondslag wettelijk gezien geen toegang heeft
tot de functie Verpleging kan, op basis van een bijkomende grondslag die wel toegang
geeft tot de functie Verpleging, deze indien noodzakelijk aanvullend op dit integrale
pakket worden geïndiceerd.
-
– Als de verzekerde is aangewezen op (individuele) aanvullende functionele diagnostiek
kan hiervoor naast Begeleiding in groepsverband ook individuele Behandeling geïndiceerd
worden. Dit alleen voor zover deze Behandeling (op de achtergrond) al geen onderdeel
uitmaakt van de Begeleiding groep.
4.2. Geldigheidsduur
[Regeling vervallen per 01-01-2014]
Voor het vaststellen van de geldigheidsduur van de indicatie voor Begeleiding gelden
de algemene criteria (zie de bijlage Algemeen paragraaf 2.5). Daarnaast geldt een maximum van 1 jaar in geval van ‘oefenen’.